19

 

 

 

 

 

 

 

Kitty bewees inderdaad haar nut. Als Deverill werd ze door de Royal Irish Constabulary nooit staande gehouden in de stad en hoefde ze nooit haar tas open te maken. Niemand vroeg waar ze naartoe ging of wat ze ging doen. Ze kon met haar mand vol wapens door Ballinakelly lopen zonder dat er ook maar iemand extra aandacht aan haar besteedde. Behalve de verrukkelijke spanning van het verbodene, was er ook het opwindende gevoel dat ze op haar manier een bescheiden bijdrage leverde aan het afschudden van het Britse juk.

Nadat de mannen, dankzij de tussenkomst van pastoor Quinn, waren vrijgelaten moesten ze nog voorzichtiger zijn. De pastoor zou hen geen tweede keer kunnen helpen. Omdat ze onder verdenking bleven, werden ze voortdurend staande gehouden en gefouilleerd – op de maandelijkse veemarkt, op weg naar de kerk, of wanneer ze aan het eind van de dag naar O’Donovan’s gingen voor een glas bier. Ze werden overal lastiggevallen. En dus waren Kitty en Grace waardevoller dan ooit. Zelfs Michael moest toegeven dat ze hen nodig hadden, ook al bleef hij hen als Engelsen zien.

Kitty wantrouwde hem. Ze kende hem als Bridies broer. De ondoorgrondelijke, ernstige zoon van Tomas Doyle was een stuk ouder dan zij en had haar altijd een lichte angst ingeboezemd. Net als alle mannen in de familie was hij gespierd en robuust, maar hij miste het tedere van zijn vader en de gevoeligheid van zijn broer Sean. Michael was langer en knapper en hij bezat een grimmig charisma dat vrouwen blijkbaar onweerstaanbaar vonden. Volgens Bridie waren de meisjes in Ballinakelly voor haar broer tot alles bereid. Maar in plaats van onweerstaanbaar vond Kitty hem dreigend, gevaarlijk. De dikke bos zwarte krullen die over zijn voorhoofd viel, gaf hem de sluwe, steelse aanblik van een stroper, zijn ogen waren hard en zo zwart als steenkool, zijn kaak onwrikbaar als graniet, zijn blik dwingend als de loop van een pistool. Michael Doyle liet niet met zich spotten. Alleen Grace leek bij hem respect en bewondering af te dwingen, ook al vertegenwoordigde ze alles waartegen hij in opstand kwam.

Terwijl Kitty zich onmisbaar maakte voor de strijd, werd Michael verteerd door wrok. Het was alsof alles aan haar hem tegenstond, van haar mooie kleren en het beschermde, veilige leven dat ze leidde, tot haar scherpe geest. Hij liet geen gelegenheid voorbijgaan om een hatelijke opmerking te maken en slaagde er nauwelijks in zijn afkeer te verbergen onder het dunne laagje vernis van zijn stekelige humor. Voor hem bleef ze voorgoed deel uitmaken van de onderdrukker tegen wie ze hun strijd voerden. ‘Ze heeft misschien een romantisch idee van een vrij Ierland, maar wat ze niet beseft, is dat er in een vrij Ierland voor haar geen plaats meer is,’ zei hij wanneer de mannen bij elkaar zaten met een glas donker bier. ‘Of ze nou meevecht of niet, ze zal nooit een van ons worden.’ Jack nam het altijd hartstochtelijk voor haar op, met als gevolg dat Michael ook hem begon te minachten, omdat Jack het hart van Kitty en haar loyaliteit had veroverd. Hij sloeg hen gade als een jakhals die loerde op een stel schapen, met een duivelse schittering in zijn ogen. Maar Kitty kon goed voor zichzelf opkomen en genoot ervan hem de wind van voren te geven.

‘Ik heb dan misschien niet zo’n zwaar leven gehad als jij, en mijn wortels mogen dan in Engeland liggen, maar mijn hart is net zo Iers als het jouwe. Ik ben Iers tot in het diepst van mijn ziel. Ik waag mijn leven als koerier met berichten en munitie, en zelfs door hier, in jouw huis te zijn. En dat doe ik niet omdat ik het leuk of romantisch vind. Dat doe ik voor Ierland. En dat weet je donders goed. Dus stap over je vooroordelen heen, want daar koop je niks voor. We voeren deze strijd samen, maar als we elkaar niet steunen wordt het niets.’ Dan keek Michael haar met zijn fonkelende zwarte ogen woedend aan en voelde ze zijn weerzin, bijna tastbaar, alsof zijn afkeer dwars door haar huid kon dringen. Hij zocht naar woorden om haar onderuit te halen, maar ze was verbaal sterker dan hij, mede dankzij het feit dat ze een betere opleiding had genoten, en dat maakte hem zo mogelijk nog woedender. Er was niemand die hem zo’n gevoel van minderwaardigheid bezorgde als Kitty Deverill.

 

In de lente van 1921 trouwde Elspeth met Peter MacCartain, in de kerk van St. Patrick in Ballinakelly. De familie en enkele dappere vrienden kwamen uit Londen over voor de feestelijkheden die vier dagen zouden duren, ondanks de overvloedige, negatieve aandacht in de kranten. Het bruidspaar, de familie en hun gasten werden gerustgesteld door de aanwezigheid van een zware politie-eenheid op het terrein en door de stevige muren van het kasteel. Maud was vastbesloten Ierland op zijn meest imposant en allermooist aan haar vrienden uit Londen te laten zien. Kosten noch moeite werden gespaard. Die extravagantie was ook bedoeld om de tekortkomingen van de bruidegom te camoufleren, zodat niemand zou beseffen dat hij niet alleen geen titel, maar ook amper geld had.

Het kasteel was gevuld met de gasten uit Engeland. Neef Stoke en Augusta hadden hun gebruikelijke vertrekken boven de hal, maar na de eerste nacht klaagden ze over geluidsoverlast vanuit de salon en werden ze overgeplaatst naar het verste gedeelte van het kasteel. Na de tweede nacht mopperde Augusta echter over de vochtige lakens en het vreemde geluid van voetstappen in het holst van de nacht, met als gevolg dat ze terugverhuisden naar de vertrekken boven de hal. Verder verspilde ze de tijd van de bedienden door ze te laten zoeken naar oordoppen. Het huwelijk werd haar dood, klaagde ze, vooropgesteld dat de opstandelingen haar niet eerst bruut zouden vermoorden. Het geduld van Adeline werd zwaar op de proef gesteld.

Maud had ervoor gezorgd dat Hubert bij het huwelijk in het nieuw zou verschijnen want ze weigerde zich door hem te laten blameren met zijn sjofele garderobe. En dus had ze Huberts maten naar Berties kleermaker aan Savile Row in Londen gestuurd en diverse kledingstukken laten maken. Een schitterend avondkostuum voor het bal, een groenfluwelen smokingjasje voor het diner en een jacquet voor de kerkdienst. Hubert snoof van ongenoegen en beklaagde zich luidkeels tegenover Adeline. ‘Dat dwaze vrouwmens! Ze probeert me te veranderen. Begrijpt ze dan niet dat je een oude hond geen nieuwe kunstjes meer kunt leren?’ Hij liet de nieuwe kleren in de kast hangen en hees zich opstandig brommend in zijn oude vertrouwde haveloze plunje. Maud was hevig verontwaardigd. Niet alleen had de nieuwe garderobe een fortuin gekost, maar bovendien deed Hubert in zijn oude kleren ernstig afbreuk aan het cachet van de bruiloft. Het was ronduit ongepast dat Lord Deverill van kasteel Deverill zich vertoonde met gaten in de ellebogen van zijn truien en met lappen op zijn jasjes op de plekken waar ze door motten waren aangevreten. In tegenstelling tot Hubert zag Sir Digby Deverill van Deverill Rising er altijd smaakvol en voornaam uit, van zijn keurig verzorgde kleding tot zijn diamanten overhemdknopen.

Victoria verbleef met haar kinloze echtgenoot, de graaf van Elmrod, in het jachthuis. Bridie was aangewezen als haar kamenier. Bovendien moest ze zich ook om Kitty en de bruid bekommeren. Haar hoofd liep om, al was het maar vanwege de eisen van de gravin. Victoria belde voor het minste of geringste, zonder ook maar enigszins rekening te houden met Bridies zware taak. Ze eiste dat haar lakens overdag werden gelucht en dat ze werden verwarmd voor het slapen gaan. Ze liet kleding wassen die amper gedragen was, of persen wanneer er nauwelijks een kreukel in zat. Ze haalde haar neus op voor het beperkte sanitair en klaagde dat Ierland vergeleken bij Engeland, waar elektriciteit en warm en koud stromend water tot het normale comfort behoorden, was blijven steken in de middeleeuwen.

Bridie had Victoria nooit gemogen, maar nu kreeg ze ronduit een hekel aan haar. Elspeth was daarentegen met het klimmen der jaren steeds aardiger geworden. Ze behandelde Bridie beleefd, toonde zich dankbaar en was net zo bescheiden als haar oudere zus veeleisend. Maud besteedde nauwelijks aandacht aan haar, ook al was zij de bruid. In plaats daarvan keek ze Victoria naar de ogen alsof ze koningin Mary was. Ze vond het verrukkelijk dat haar dochter met een graaf getrouwd was en ze gebruikte Victoria’s titel dan ook te pas en te onpas. ‘Lady Elmrod wil graag warme melk in haar thee. Gravin Elmrod is voornemens om elf uur een wandeling te maken, dus misschien zijn er gasten van Lord Deverill die haar willen vergezellen?’

 

Dankzij haar dubbelleven genoot Kitty des te meer van de festiviteiten rond het huwelijk. Haar nieuwe rol als opstandeling gaf haar nog meer zelfvertrouwen. Aan de veelbetekenende, steelse blikken die Grace en zij uitwisselden, ontleende ze een gevoel van trots en plezier. Haar afkeer van Lady Rowan-Hampton had plaatsgemaakt voor respect vanwege de verrassende moed die Grace had getoond en vanwege de manier waarop ze in het verborgene de opstand wist te steunen. Sinds de moord op Manley werkten ze samen. Ze hadden een gemeenschappelijk doel, een gedeeld belang. En dankzij alles wat ze van elkaar wisten, hadden ze geen andere keus dan loyaal te zijn aan de ander. Nadat Kitty twaalf jaar lang slechts minachting voor Grace had gekoesterd, ontdekte ze nu dat de grens tussen liefde en haat zo dun en broos was als de schaal van een ei. Haar genegenheid voor de vrouw die ze als klein meisje had bewonderd, bloeide op dankzij de geheimen die ze deelden.

Beatrice had de diepe depressie waarin ze was beland nadat haar dierbare George was gesneuveld, achter zich gelaten door moeizaam, tree voor tree vanuit de duisternis weer naar het licht te klimmen. In een poging haar gebroken moederhart te vergeten, concentreerde ze zich op de aaneenschakeling van feestjes, lunches en bals in Londen. Dan tooide ze zich met Digby’s diamanten en koesterde zich in de aandacht die haar weelde en rijkdom haar opleverden. Hoe oppervlakkiger, hoe beter. Want zodra ze ook maar enigszins dieper groef, kwam ze gevaarlijk dicht bij de stille pijn en het duistere verdriet diep vanbinnen die ze uit alle macht probeerde te verdringen. Ze stortte zich dan ook vol overgave in de feestelijkheden rond het huwelijk, danste tot haar voeten pijn deden, dronk tot het haar duizelde, koketteerde tot haar man haar discreet mee naar buiten nam om een frisse neus te halen en lachte zo hard dat ze er zelf door werd verrast. In haar korte en zeldzame momenten van reflectie ontdekte ze dat haar hart uitging naar Harry. Hij deed een beroep op haar moederlijke kwaliteiten die sinds de dood van George onaangesproken waren gebleven. Harry maakte zo’n verloren indruk. Ze zou hem onder haar vleugels willen nemen om hem een heerlijke tijd te bezorgen in Londen. En wanneer ze hem zag praten met andere jonge mannen, rokend, lachend, een en al charme en elegantie, bedacht ze dat hij een aanwinst zou zijn voor haar dinsdagavondsalon.

Haar dochters Vivien en Leona hadden allebei een uitstekende partij gevonden, hetgeen de woede van Maud om Elspeths teleurstellende keuze zo mogelijk nog bitterder maakte.

Terwijl ze Kitty met haar broer zag dansen, vroeg Maud zich af of ze met de juiste aandrang en overtuigingskracht niet alsnog een geschikte partij voor haar in Londen zou weten te vinden. Tenslotte was Kitty veruit de mooiste en de intelligentste van haar dochters, moest ze met tegenzin toegeven. En dan Harry! Wat was hij knap en geestig! Het werd de hoogste tijd dat hij naar Londen ging. Een jonge man als hij, erfgenaam van een titel en een kasteel, zou beslist aantrekkelijk zijn voor gefortuneerde huwelijkskandidates. Desnoods een Amerikaanse, dacht Maud. Waarschijnlijk waren alleen Amerikanen nog zo dwaas om Ierland romantisch te vinden.

De Struikjes genoten van de bruiloft en alles eromheen als kinderen tijdens het kerstfeest. Het kasteel had er nog nooit zo prachtig uitgezien. ’s Avonds werd het verlicht door fakkels en het was uitbundig versierd met bloemen, alsof ook de oude familiezetel een bruid was. De Struikjes hadden maar één keer eerder zo veel bloemen bij elkaar gezien: toen hun vader hen als kleine meisjes had meegenomen naar Covent Garden in Londen. Als opgewonden vogeltjes fladderden ze van de ene bloemdecoratie naar de andere, luid kwetterend over Mauds uitstekende smaak en extravagantie. ‘Ze heeft kosten noch moeite gespaard!’ verklaarden ze nadrukkelijk, zodat iedereen het kon horen. Maud wenste dat ze zich niet zo provinciaals zouden gedragen want ze wilde dat haar Engelse vrienden dachten dat het kasteel er altijd zo uitzag.

De Anglo-Ierse vrouwen tooiden zich in hun volle pracht, als krokussen na een strenge winter. Erop gebrand niet te worden overschaduwd door de Engelse gasten, droegen ze hun prachtigste juwelen en zijden japonnen, onder aanvoering van de mooiste vrouwen in het graafschap Cork: Maud Deverill en Grace Rowan-Hampton. In schoonheid overtroffen ze alle andere vrouwen, op het gebied van de mode moesten ze hun meerderen erkennen in hun Engelse rivales, dankzij de laatste ontwerpen van de couturiers uit Parijs. Maar met hun perfecte huid versloegen de Anglo-Ierse vrouwen de concurrentie uit Engeland glansrijk. Dankzij de zachte regen en de vochtige lucht was zowel het gezicht van Maud als van Grace nog rimpelloos. En ook Adeline en de Struikjes zagen er veel jonger uit dan ze waren. De Engelse vrouwen moesten jaloers toegeven dat ze in dat opzicht het nakijken hadden, want zelfs de duurste crèmes en balsems konden niets uitrichten tegen de verouderende effecten van de smog en de luchtvervuiling in Londen.

Bertie ervoer de feestelijkheden als een beproeving, want Grace was mooier dan ooit. Met elke nieuwe jurk leek ze nog stralender. Ze droeg flonkerende saffieren, ze zag er oogverblindend uit in haar zijden japonnen, en ze glansde in het kaarslicht alsof ze vanbinnen uit werd verlicht, als een Chinese lantaarn. Bertie hunkerde naar haar en de afstand die was ontstaan, het ravijn dat zich tussen hen had geopend, maakte zijn verwarring en gekweldheid alleen maar erger. Tijdens de vier dagen dat de festiviteiten duurden, week Grace amper van de zijde van haar echtgenoot. Het was maar al te duidelijk dat ze ongemakkelijke situaties met haar ex-minnaar wilde vermijden.

Op de laatste avond van de viering keerde hij, ziek van frustratie en hevig aangeschoten, het bal de rug toe en ging hij naar het jachthuis, op zoek naar Bridie. Hij vond haar in de kamer van Victoria waar ze bezig was met opruimen. Zonder een woord te zeggen nam hij haar mee naar zijn eigen vertrekken. Daar legde hij haar op het bed, hij maakte haar bloes los, tilde haar rokken op en trok haar onderbroek naar beneden. Terwijl hij zijn gezicht tussen haar borsten drukte stelde hij zich voor dat ze Grace was. Bridie op haar beurt bloosde van plezier dat Mr. Deverill het feest had gelaten voor wat het was, om bij haar te kunnen zijn. Ze koesterde zich in zijn aandacht en liet zich door zijn strelingen meevoeren om haar pijn en verdriet te vergeten.

 

Aan het eind van de vierde dag vertrokken Elspeth en Peter op huwelijksreis naar Rome. De Daimler bracht hen naar het station. Kitty had de auto versierd met linten en bloemen, Harry had er lege blikjes aan gehangen die zorgden voor een heksenketel van lawaai. De gasten vertrokken met de indruk dat Ierland weliswaar in brand stond, maar dat het kasteel zich binnen zijn muren handhaafde als een laatste bolwerk van beschaving, pracht en rijkdom. En dat was precies de indruk waarmee Maud had gewild dat ze zouden vertrekken.

Niet lang na het huwelijk verraste Harry zijn moeder met de mededeling dat hij naar Londen wilde. ‘Nicht Beatrice heeft me uitgenodigd om tijdens het uitgaansseizoen bij haar te komen logeren en ik vind dat ik van die uitnodiging gebruik zou moeten maken.’

Mauds welgevormde lippen weken verbaasd uiteen. ‘Nee maar, Harry! Wat een heerlijk nieuws! Ik ga natuurlijk met je mee. Als jij naar Londen gaat is er voor mij geen reden om hier te blijven. Bovendien wordt de situatie wel erg dreigend. We zitten zo goed als gevangen in ons eigen huis.’ Maud fleurde helemaal op bij het vooruitzicht van feestjes, lunches in het Ritz, de Chelsea Flower Show, de regatta van Henley, en Royal Ascot. Stuk voor stuk gelegenheden waarbij ze haar fraaie garderobe weer eens kon tonen en waarbij ze de bewondering kon oogsten van erudiete mannen en vrouwen uit de hoogste kringen. In Ballinakelly hoefde ze niet op bewondering te rekenen en Bertie liep te mokken en te pruilen omdat Grace hem blijkbaar zijn congé had gegeven. Maud stak haar kin naar voren. Van haar hoefde hij geen greintje medeleven te verwachten! ‘We vertrekken meteen.’ Ze stond op van haar stoel en streek haar jurk glad. ‘Elspeth zit in Italië, Victoria is terug naar Kent, dus ik heb dringend behoefte aan een verzetje. Een logeerpartij in het prachtige huis van nicht Beatrice in Kensington is precies wat ik nodig heb.’

Kitty vond het jammer dat haar broer vertrok. Ze had van zijn gezelschap genoten. Bovendien vormde hij de perfecte buffer tussen haar en haar moeder. Zolang Maud zich om Harry kon bekommeren, was ze blind en doof voor alle anderen in haar omgeving. Kitty omhelsde hem hartstochtelijk en terwijl hij haar omhelzing beantwoordde, was ze zich bewust van de geheimen die hun verbondenheid nog intenser maakte. Uiteindelijk liet ze hem met tegenzin los. ‘Je schrijft toch wel, hè?’ vroeg ze. Hij knikte en terwijl hij dat deed gleed zijn blik over haar schouder, alsof het afscheid van zijn thuis hem zwaar viel. Kitty zwaaide de auto na, de oprijlaan af, op weg naar de boot die haar moeder en haar broer naar Wales zou brengen. Haar moeder keek strak voor zich uit, haar profiel was hard en onbewogen. Er was niets wat haar nog aan Ierland bond. Even later waren ze uit het zicht verdwenen.

Toen Kitty zich omdraaide ontdekte ze achter een van de bovenramen het verdrietige gezicht van Joseph. Hij stond roerloos, achter het glas leek zijn huid doorzichtig, alsof hij een van de reeds lang gestorven Deverills was die uitkeek over wat hij eens had bezeten. Zou Harry’s geheim in het onmetelijk grote Londen minder zwaar op hem drukken, vroeg Kitty zich af. En zou hij daar anderen leren kennen die net zo waren als hij? Misschien waren er wel heel veel verloren zielen die troost en acceptatie zochten in de wereldstad. Kitty had medelijden met de vrouw wier hart hij zou veroveren, want het zijne zou haar nooit toebehoren.

 

Bertie wist dat Grace hem ontweek. Ze sloeg uitnodigingen af om in het jachthuis te komen dineren en verbleef steeds vaker, steeds langer in Dublin. Ronald maakte regelmatig de oversteek naar Londen, hetgeen Bertie zo mogelijk nog frustrerender vond, want toen Grace en hij nog geliefden waren geweest, hadden ze de weken van zijn afwezigheid in elkaars gezelschap doorgebracht. Hij miste haar verschrikkelijk. Hij miste de geur van haar haar, het zachte timbre van haar stem, haar warme, borrelende lach. Met het vertrek van zijn vrouw was ook de drukkende sfeer uit het jachthuis verdwenen. Het leek wel alsof het huis al die tijd zijn adem had ingehouden en zich eindelijk weer vrij voelde. Het werd zomer, met lange, zonnige dagen en milde nachten. Bertie sliep met de ramen wijd open, maar hij kon niet genieten van de zoete geuren die opstegen uit de tuin, want al wat mooi en heerlijk was herinnerde hem aan Grace.

Hij putte troost uit het gezelschap van Kitty. Ze ging met hem uit rijden, ze tenniste met hem en ze speelde regelmatig met hem en zijn ouders een partij whist of een robber bridge op het kasteel. Zijn jongste dochter hielp hem de pijn in zijn hart te vergeten. En wanneer de begeerte hem soms te machtig werd, hielp Bridie hem van het hunkerende gevoel in zijn lendenen af.

Maar op een dag, midden in de zomer, verscheen Bridie in de deuropening van de bibliotheek. Ze zag spierwit, zelfs uit haar lippen was alle kleur geweken. Haar tikje op de deur was zo bescheiden, dat hij haar aanvankelijk niet hoorde. Bij haar tweede poging draaide hij zich om en zag het ineengedoken figuurtje in de deuropening staan. Ze beefde en had haar ogen neergeslagen, alsof ze hem niet durfde aan te kijken.

‘Wat is er, Bridget?’ vroeg hij ongeduldig. Hij was er niet van gediend dat ze zomaar ongevraagd voor zijn neus stond.

‘Kan ik u even spreken, milord?’

Hij zuchtte. Het was buitengewoon ongepast om hem te storen bij zijn werk. ‘Kom maar binnen,’ zei hij nors, zonder te merken dat ze ineenkromp bij het horen van de onverschilligheid in zijn stem.

‘Het gaat om een privékwestie, milord.’

‘Doe de deur dan maar achter je dicht,’ commandeerde hij geërgerd. Hij vond het plezierig af en toe bezit van haar te nemen, maar dat gaf haar niet het recht ongevraagd zijn aandacht op te eisen, en zeker niet wanneer hij aan het werk was. ‘Wat is er aan de hand?’ Het ontging hem niet dat er vluchtig een blos op haar wangen verscheen, als een laatste opgloeien van sintels in een haard.

Ze peuterde nerveus aan een velletje op haar duim. ‘Ik ben…’

‘Je bent wat?’ drong hij aan.

‘Ik ben…’ Ze haperde, en toen wist hij het. Natuurlijk! Hij had het moeten weten op het moment dat ze in de deuropening verscheen. Hij stond op en liep naar de gedoofde haard. Met zijn handen op de schoorsteenmantel staarde hij niets ziend voor zich uit.

‘Je bent zwanger.’ Hij zei het bijna fluisterend, maar de woorden dreunden als beierende kerkklokken in haar oren.

Ze slikte, in een poging haar angst te verdringen. ‘Ja, milord.’

Bertie had het gevoel dat de kamer om hem heen begon te draaien. Hij omklemde de schoorsteenmantel, op zoek naar houvast. Met zijn kiezen op elkaar sloot hij zijn ogen. Waarom was hij niet voorzichtiger geweest? Ten slotte draaide hij zich naar haar om. Zijn blik ging naar haar buik, verborgen achter haar witte schort. ‘Is het al te zien?’

Ze schudde haar hoofd. ‘Nee, nog niet.’

‘Weet je zeker dat je zwanger bent?’

‘Ja, milord. Dat weet ik zeker.’

‘En hoe weet je dat het van mij is?’

Haar lippen weken uiteen, haar wangen begonnen te gloeien als een vuur dat weer werd opgepookt. ‘Omdat u de enige bent, milord.’ Ze klonk verbaasd. Dat wist hij toch wel?

Bertie snoof, niet overtuigd. ‘Met zulke dingen kun je niet voorzichtig genoeg zijn.’

Bridies ogen vulden zich met tranen. ‘U bent de enige, Mr. Deverill. En er zal nooit een ander zijn.’

‘Ja, ja. Dat moet ik dan maar van je aannemen.’ Bertie wist niet wat hij moest zeggen.

‘Wat moet ik doen?’ Ze begon te huilen.

Bertie begon zich erg ongemakkelijk te voelen. Hij wist zich geen raad met vrouwentranen, en al helemaal niet bij een vrouw als Bridie. Doorgaans bemoeide hij zich niet met het personeel. ‘Is er verder nog iemand die het weet?’

Ze schudde heftig, vervuld van afschuw, haar hoofd. ‘Nee, natuurlijk niet!’

Dat luchtte Bertie iets op. ‘Mooi zo. Dit moet ons geheimpje blijven, Bridget. Dat begrijp je toch wel?’

‘Ja, milord.’

Hij wenste vurig dat het probleem vanzelf weer zou verdwijnen. Toen kwam er een idee bij hem op. ‘Ik stuur je naar Dublin.’ Hij voelde zich meteen alweer wat beter. ‘Ja, ik zoek een betrekking voor je in Dublin. Dan kun je het kind daar krijgen. En dan komt hier niemand er iets van te weten. Je vertelt ze thuis dat ik een goede betrekking voor je heb gevonden in de stad. Dat je bij een nicht van me gaat werken die een kamenier nodig heeft. Dus je kunt zeggen dat je promotie hebt gemaakt. Ik zal regelen dat het kind naar de nonnen gaat. Dat doen ze toch met buitenechtelijke kinderen? En daarna kom je weer hier, alsof er niets is gebeurd.’

Bridie voelde haar knieën knikken. Ze was bang dat ze het zouden begeven. Vol afschuw en ongeloof keek ze hem aan. Hij wilde haar kind… hún kind weggeven? De woorden echoden door haar hoofd, galmend en alsof ze van heel ver kwamen, als de echo van een steen die in een diepe put was gegooid.

Bertie zag hoe ze naar hem keek, haar donkere ogen leken zwarte gaten. Had hij iets verkeerds gezegd? ‘Is dat alles?’ Hij liep terug naar zijn bureau.

Bridie voelde zich vermorzeld door zijn kille bejegening. Ze wilde iets zeggen, maar er kwam geen woord over haar lippen, alleen haar gejaagde, oppervlakkige ademhaling. Bertie zat inmiddels weer achter zijn bureau en pakte zijn pen. Plotseling sloeg Bridie de schrik om het hart. Ze draaide zich om en vluchtte de bibliotheek uit.

Toen Bertie opkeek was ze verdwenen. Hij pakte een schoon vel papier. In een dergelijke gevoelige situatie was er maar één die hij om raad kon vragen, maar één die hij kon vertrouwen. In zijn keurige, zwierige handschrift begon hij zijn brief. Liefste Grace…