32
Bevend van woede haastte Kitty zich door het hoge gras naar de boom waaraan ze haar paard had vastgebonden. Ze propte de cannabis in haar jaszak, samen met het briefje van Jack, en sprong in het zadel. De hemel was donker geworden, dikke wolken kwamen aanrollen, zwaar van de regen. De wind wakkerde aan en beet in haar gezicht terwijl ze door de heuvels naar Ballinakelly galoppeerde.
Ze was razend! Op Grace, omdat ze tegen Jack had gezegd geen contact met haar te zoeken. En op Jack, omdat hij naar haar had geluisterd. Met haar hoofd gebogen drukte ze haar hielen in de flanken van het paard. Als Jack in Ballinakelly was moest ze hem kunnen vinden. Maar wat ze zou doen als ze eenmaal oog in oog met hem stond, dat wist ze niet.
Het stadje zag er nog net zo uit als in haar herinnering. De huizen leken grauw in het schemerige middaglicht, de straat glom van de regen, de zee was net zo somber loodgrijs als de hemel erboven. Met haar ogen neergeslagen, haar kin op haar borst draafde Kitty over de bemodderde keien, in de hoop geen bekende tegen te komen. Haar hart bonsde in haar keel bij de gedachte dat ze Michael Doyle tegen het lijf zou kunnen lopen, ook al zei haar gezond verstand dat ze niets meer van hem te vrezen had.
Bij het huis van Jacks ouders gekomen steeg ze af. Ze liep naar de voordeur en klopte aan. Het duurde niet lang of er werd opengedaan. ‘Wat kan ik voor u doen?’ Jacks moeder gluurde met een wantrouwend gezicht om het hoekje van de deur.
‘Ik ben op zoek naar Jack. Is hij thuis?’
‘Hebt u soms weer problemen met uw paard?’
Kitty negeerde het sarcasme in haar stem. ‘Ik moet hem dringend spreken.’
‘Jack is er niet. Hij is naar de boerderij van John Whiting geroepen, even buiten Bandon.’
De moed zonk Kitty in de schoenen. Het had geen zin om helemaal naar Bandon te rijden. ‘Wilt u zeggen dat ik aan de deur ben geweest?’
‘Jack woont hier niet meer. Hij is op zichzelf gaan wonen. En dat werd tijd ook.’
‘O, dat wist ik niet.’
‘Prettige dag verder, miss Deverill.’
‘Mrs. Trench,’ verbeterde Kitty haar hooghartig. Ze sprong weer in het zadel en draafde weg terwijl Mrs. O’Leary haar verwonderd nakeek, boordevol vragen, maar te trots om ze te stellen.
Zonder haast reed Kitty naar de Elfenkring. Eenmaal daar steeg ze af, ze leunde met haar rug tegen een van de enorme stenen en sloot haar ogen. Kon ze de klok maar terugdraaien. Kon ze haar ogen maar opendoen en weer zestien zijn. Voordat ze bij de Onafhankelijkheidsoorlog betrokken was geraakt. Voordat ze Michael Doyle ter verantwoording had geroepen. Voordat het allemaal afschuwelijk mis was gelopen. In haar herinnering ging ze terug naar de tijd toen ze hier altijd met Jack had afgesproken, op deze magische plek waar de stenen bij zonsondergang tot leven kwamen en waar in de zomer de natuurgeesten dansten. Ze verlangde terug naar die jaren vol onschuld en vertrouwen, toen ze had gedacht dat de liefde eenvoudig was. Toen ze had geloofd dat er een toekomst voor Jack en haar was weggelegd.
Terwijl ze haar blik over de zee liet gaan, voelde ze dat ze niet langer alleen was. Ze draaide zich om. En keek recht in de ogen van Jack. Hij had zijn paard bij het hare achtergelaten en stond buiten de ring van stenen naar haar te kijken. De adem stokte in haar keel, alle woede kwam weer naar boven. Hij deed een stap in haar richting. Kitty zag de aanslag niet die de gevangenis had gepleegd op zijn jeugd, noch de grimmige trek van spijt en verbittering om zijn mond. Ze zag alleen de man van wie ze hield, de man die haar in de steek had gelaten.
‘Waarom heb je me niet eerder geschreven dat je vrij was?’ Ze liep driftig naar hem toe. ‘Waarom ben je niet naar me toe gekomen? Ik heb zo lang op je gewacht! Ik heb zo naar je verlangd. Ik heb je niet losgelaten, ook niet toen jij schreef dat ik dat wel moest doen. Want ik wilde alleen jou en niemand anders. Ik zou desnoods mijn hele leven op je hebben gewacht.’
‘Maar dat heb je niet gedaan.’
Blinde woede maakte zich van haar meester. ‘Hoe durf je het te zeggen? Wat had ik dan moeten doen?’ Verslagen liet ze haar armen langs haar lichaam vallen. ‘Ik heb een kind.’
‘Dat weet ik,’ zei hij zacht. ‘Dat heeft Grace me verteld.’
‘Dan had ze je ook moeten vertellen dat ik mijn kind een vader moest geven. Dat ik mijn eigen gevoelens opzij moest zetten voor hém. Je had me alle hoop ontnomen. Dus uiteindelijk ben ik met Robert Trench getrouwd. Hij is altijd goed voor me geweest en hij is een geweldige vader voor Jack.’ Bij het noemen van zijn naam keken ze elkaar aan. Kitty hijgde, alsof ze zich had gebrand.
‘Jack?’ herhaalde hij.
Kitty knikte. ‘Ik heb hem naar jou vernoemd.’
‘O, Kitty.’ Hij deed nog een stap in haar richting en Kitty kromp ineen bij het zien van de bezeerde blik in zijn ogen. ‘Hou je van Robert?’ Terwijl hij op haar neerkeek, zag ze de hoop in zijn gezicht.
‘Nee.’ Ze wilde zeggen dat ze erg op Robert gesteld was. Dat ze hem respecteerde en hem dankbaar was. Maar er was iets wat haar tegenhield.
‘Wees niet boos, Kitty. Ik deed het voor jou, omdat ik dacht dat het voor jou het beste was. Maar het was het ergste wat ik had kunnen doen. En daar zal ik de rest van mijn leven spijt van hebben.’
‘Maar je hebt een briefje in de muur gelegd!’ Ze tastte in haar zak, want hij was ineens zo dichtbij dat ze haar blik moest afwenden. Maar hij pakte haar hand en het gevoel van zijn warme huid op de hare ondermijnde haar vastberadenheid. Toen ze hem weer in de ogen keek was er van haar woede niets meer over.
‘Ik móést je vertellen dat ik van je hou. Daarom heb ik dat briefje geschreven.’
‘Je wist dat ik getrouwd zou zijn als ik terugkwam.’
‘Ja, maar ik dacht oprecht dat je het nooit zou lezen. Ik dacht dat de tijd van geheime briefjes en ontmoetingen voorbij was. Ik dacht dat je Ierland voorgoed achter je had gelaten.’ Zijn stem brak, zijn lippen beefden, en Kitty’s hart haperde toen ze besefte dat alles wat haar met Ierland verbond, werd belichaamd in deze man van wie ze altijd had gehouden.
‘O, Jack,’ zei ze kreunend. ‘Waarom moest het zo lopen?’
Toen hij haar in zijn armen nam leunde ze gewillig tegen hem aan. Het begon te regenen, de wind wakkerde aan tot storm, maar ze hielden elkaar stijf vast alsof niets ooit nog tussen hen zou kunnen komen. En toen ze elkaar kusten, vielen de jaren weg en waren ze weer jong, nog niet beschadigd door de wreedheid van de wereld, nog niet getekend door de tijd.
Toen Kitty eindelijk terugkwam op kasteel Dunderry, vierden Robert en Peter de succesvolle afloop van hun gesprek met Lord Deverill in het jachthuis. ‘Hij vindt het goed dat we in het huis van je oom Rupert gaan wonen,’ vertelde Robert opgewekt, zonder te beseffen hoe bleek zijn vrouw was.
‘De man is een tandeloze leeuw,’ voegde Peter eraan toe. ‘Het ging veel gemakkelijker dan ik had verwacht.’
‘Wat er ook is gebeurd, Kitty blijft zijn dochter. En kasteel Deverill is haar ouderlijk huis. Ze heeft alle recht om er te wonen,’ zei Robert.
‘Lieve hemel, je bent doorweekt!’ zei Elspeth die op dat moment de kamer binnenkwam. ‘Je moet meteen in bad, anders krijg je nog longontsteking. Ik zal O’Malley vragen heet water naar boven te brengen.’ Ze pakte Kitty’s hand en trok haar mee, de ijskoude hal door. ‘Is alles goed met je?’ vroeg ze bezorgd toen ze de trap op liepen.
‘Ik ben bij grootmama geweest.’ Kitty’s stem klonk dof. ‘Ze is volslagen in de war.’
‘Dat is precies waar ik bang voor was. Dat je erg van streek zou raken. Want ik weet hoe hecht jullie altijd waren. Trouwens, wat is dat? Wat heb je daar?’ Ze keek naar de groene bladeren die uit Kitty’s zak staken.
‘Cannabis,’ antwoordde Kitty met een vermoeide grijns.
‘O, Kitty! Dat gebruik je toch niet?’
‘Grootmama vroeg erom, dus ik ben wat gaan plukken. Maar uiteindelijk heb ik het haar niet gegeven, want ik moest terug. Misschien kalmeert het mijn zenuwen ook.’
‘Het enige wat jij nodig hebt is een warm bad en een nacht lekker slapen. Dan ben je weer zo vief als een hoentje.’ Kitty volgde haar zus de trap op. Elspeth zou nooit weten hoe van streek ze was. En dat kon ze ook niet weten.
Die avond sloop Kitty naar Roberts kamer. Het licht was uit, ze dacht dat hij sliep. Maar toen ze haar kamerjas op de grond liet glijden en naar het bed liep, hoorde hij het gekraak van de vloer. Hij rolde op zijn zij. ‘Kitty?’ vroeg hij fluisterend.
‘Ja,’ fluisterde ze terug. ‘Ik heb het koud.’
‘Kom dan maar gauw onder de dekens.’ Hij sloeg het dek terug. ‘Dicht tegen me aan.’
Ze kroop onder het dek en ging in zijn armen liggen. ‘Ik wil helemaal je vrouw zijn.’ Ze liet haar hand over zijn borst glijden.
Robert trok haar nog dichter tegen zich aan. ‘O, Kitty. Mijn liefste Kitty!’ Zijn mond zocht de hare en hij kuste haar teder. Met haar ogen gesloten sloeg Kitty een arm om hem heen. Ze had hem meer dan ooit nodig. Jack was vrij en hij hield nog altijd van haar. Ze vertrouwde zichzelf niet met die wetenschap, noch met de vonk die diep in haar hart nog altijd voor hem smeulde. Ze moest zich aan Robert geven. Ze moest voelen dat ze bij hem hoorde. Ze moest zich zo volledig, zo vastberaden inzetten voor haar huwelijk dat ze niet het gevaar liep haar hoofd te verliezen, en daarmee de zekerheid die ze voor zichzelf en voor de kleine Jack had gevonden. En dus gaf ze zich aan haar echtgenoot, in de hoop dat ze door een daad waar ze zichzelf om verafschuwde, zwanger zou raken van een kind dat haar onherroepelijk aan Robert zou binden.
De volgende dag bracht Peter hen met de auto naar het witte huis van Rupert, lieflijk gelegen op de kliffen, met uitzicht op zee. Robert had bericht gestuurd naar Londen dat de rest van het personeel zich bij hen moest voegen, samen met hun spullen en de auto. Met de hulp van O’Malley en Bridgeman en het dienstmeisje van Elspeth gingen ze aan de slag. De stoflakens werden van het meubilair gehaald en de ramen werden opengezet om het huis te laten doorwaaien. Niemand had er meer een voet over de drempel gezet nadat Rupert aan het front was gesneuveld, dus alles zag er nog precies zo uit als hij het had achtergelaten. Kitty was dankbaar voor de afleiding. Ze stortte zich volledig op de schoonmaak, om te voorkomen dat haar gedachten afdwaalden naar Ballinakelly of naar de Elfenkring, waar Jack misschien wel op haar wachtte. Robert straalde omdat hun huwelijk eindelijk in alle opzichten volmaakt was, en hij keek nog liefhebbender naar zijn vrouw dan anders, zich niet bewust van de verwarrende gevoelens achter haar glimlach.
Terwijl werklieden uit Ballinakelly het lekkende dak repareerden en een deel van de kamers schilderden, bleven Robert en Kitty nog in kasteel Dunderry. De rest van het personeel arriveerde. De kok ging in de keuken aan de slag, ze maakte de potten en pannen schoon en bevoorraadde de provisiekamer. Bridgeman pakte alle kisten uit. Kitty’s kamenier maakte de kasten vanbinnen en vanbuiten schoon en hing de kleren erin. De bedden werden gelucht en opgemaakt. Er werd turf bezorgd en in het hele huis werden de haarden aangestoken om het vocht kwijt te raken. Ruperts papieren gingen naar de zolder. Zijn kleren werden verdeeld tussen de twee zwagers, omdat verder niemand ze wilde.
Kitty wist dat het niet verstandig was om Jack weer te zien. Ze had geaccepteerd dat ze hem als getrouwde vrouw niet meer onder vier ogen kon ontmoeten. Dat gold echter niet voor Grace. Ze miste haar, ook al was ze nog altijd boos om wat Grace tegen Jack had gezegd. Grace was de enige die ze in vertrouwen kon nemen en naarmate de dagen verstreken, maakte haar woede plaats voor het besef dat Grace het voor haar had gedaan toen ze Jack op het hart drukte haar los te laten. En Grace had gelijk gehad. Kitty zou zich geen betere echtgenoot kunnen wensen dan Robert Trench. Dat besefte ze maar al te goed, ook al zou ze nooit van hem houden zoals ze van Jack hield.
Zodra ze hoorde dat Grace terug was uit Dublin, reed Kitty naar haar toe. Ze koesterde een angstig ontzag voor Roberts auto, maar vastberaden als ze was, slaagde ze erin niet van de weg te raken en niet in botsing te komen met de schapen die met hun herder op weg waren naar een andere wei. Grace was dolgelukkig toen ze hoorde dat Kitty weer in Ballinakelly woonde. ‘Ik ben zo blij dat je vader het goedvindt dat jullie White House huren. Je oom Rupert had smaak. Ik weet zeker dat het huis een ware schatkamer is.’
‘Mijn grootmoeder zit in de toren en ze raakt hoe langer hoe meer in de war. Ik kon het bijna niet aanzien. Het is hartverscheurend.’
‘Ze is gelukkig in de wereld waarin ze leeft,’ stelde Grace haar gerust. ‘Ook al is dat dan niet onze wereld.’
‘Ik denk niet dat ze nog lang te leven heeft,’ zei Kitty, indachtig de woorden van haar grootvader.
‘Dat zal voor je vader een opluchting zijn, ben ik bang. Je grootmoeder is een zware last voor hem geworden. Omdat hij voor haar moet zorgen komt hij amper de deur uit.’
‘Hij zorgt helemaal niet voor haar! Mijn grootmoeder zit helemaal alleen in die toren.’
‘Maar je vader is er, voor als ze hem nodig heeft. Hij jaagt bijna nooit meer en vrienden heeft hij nauwelijks meer. Terwijl hij vroeger zo geliefd was! In het hele graafschap. Hij is nog maar een schim van de man die hij ooit was.’
‘Ik hoor dat hij drinkt.’
Grace schudde haar hoofd. ‘Ik heb zo vaak geprobeerd om hem van de drank af te krijgen,’ zei ze wanhopig. ‘Maar alcohol is een duivel die hem niet loslaat. Het verlies van het kasteel was een klap voor hem, maar de ontdekking dat hij een buitenechtelijk kind had, was de genadeslag. En toen jij je over het kind ontfermde is hij nog meer gaan drinken.’
‘Zie je hem nog?’
‘Zo vaak als ik kan. Hij heeft behoefte aan gezelschap, anders wordt hij gek en begint hij ook tegen zichzelf te praten, net als zijn moeder.’
Kitty nam haar laatste slok sherry. ‘Ik heb Jack gezien.’ Ze keek Grace recht in de ogen. ‘Ik begrijp waarom je hebt gezegd dat hij geen contact met me moest zoeken. Maar ik wou dat je je er niet mee had bemoeid. Want ik hou nog steeds van hem.’
‘Natuurlijk begrijp je waarom ik dat heb gezegd.’ Grace ontmoette Kitty’s blik met dezelfde vrijmoedigheid. ‘Je bent veel te slim om niet te beseffen waar je belang ligt. We krijgen in het leven niet altijd wat we willen. En soms moeten we de belangen van anderen laten voorgaan. Jij en ik hebben aan den lijve ervaren wat het betekent om jezelf op te offeren.’
‘Jack houdt ook nog steeds van mij.’
‘Hij zal moeten leren met die gevoelens te leven. Net als jij. Je hebt een kind waaraan je moet denken. Je bent moeder. Je kind is een Deverill.’
‘Jíj bent Sir Ronald ontrouw geweest.’
‘Pas nadat ik hem zoons had gegeven om zijn naam voort te zetten.’ Grace zette haar glas neer en ging naast Kitty op de bank zitten. ‘Ik heb erg veel van je vader gehouden. We zijn samen heel gelukkig geweest. Ronald begreep dat. Hij vond het niet erg, zolang we er discreet mee omgingen. En trouwens, hij had zelf de ene na de andere maîtresse. Maar het is verre van ideaal om zo te leven.’
‘Heb je de verhouding beëindigd omdat je niet meer van mijn vader hield?’
‘Nee, dat heb ik om jou gedaan.’
‘Om mij?’
‘Ja, natuurlijk. Je had mijn leven gered. Daar moest ik iets tegenover stellen. Ik kon niet achter je rug met je vader blijven omgaan. Bovendien kwam het door onze verhouding dat je een hekel aan me kreeg. Waar of niet?’
‘Ja, dat klopt.’
‘Hoe ben je erachter gekomen?’
‘Ik heb jullie gezien. Op de avond van het zomerbal. In een van de slaapkamers.’
Grace bloosde gegeneerd. ‘Je hebt ons gezien?’ herhaalde ze.
‘Ja. Ik was samen met Celia op verkenning door het kasteel. En toen we bij een kamer kwamen waar licht naar buiten scheen, heb ik de deur op een kiertje opengedaan. En toen zag ik jou met mijn vader…’
‘O, Kitty.’ Grace sloeg kreunend een hand voor haar mond. ‘Wat afschuwelijk. Dat spijt me echt heel erg.’
‘Ach, het is al zo lang geleden.’
‘Misschien, maar je bent het nooit vergeten. Ik hoop dat je me inmiddels hebt vergeven.’
‘Er valt niets te vergeven. Ik bemoeide me met dingen die me niet aangingen.’ Kitty glimlachte grootmoedig. ‘Trouwens, na alles wat je voor me hebt gedaan, kan ik je moeilijk nog verwijten maken.’
‘Ik zal altijd van je vader blijven houden, ook al is hij niet meer de man op wie ik ooit verliefd ben geworden. Sterker nog, soms herken ik hem bijna niet meer. Jij zult altijd van Jack blijven houden en hij van jou. Maar je hebt er goed aan gedaan door met Robert te trouwen. Robert is een goed mens, met een warm hart, en hij zal jou en de kleine Jack de zekerheid geven die je zocht. En laten we hopen dat jullie samen ook kinderen krijgen. Dus doe geen domme dingen, Kitty. Hou je hoofd erbij, laat je niet meeslepen door je gevoelens. Want ik weet hoe vurig ze zijn. En hoe onbeheersbaar.’ Ze had gelijk, besefte Kitty. Want ondanks haar vastberadenheid om geen domme dingen te doen, joegen haar gevoelens ook háár angst aan.
Op de eerste vrijdag in maart reden Kitty en Robert naar Ballinakelly om een paard te kopen. Uit de stallen van kasteel Deverill had ze het tuig gehaald wat ze nodig had, maar ze kon geen paard meenemen zonder dat haar vader het merkte.
Het was een frisse, koude dag. De zon scheen, de hemel was azuurblauw. Vanuit de hele omgeving waren de mensen naar de markt gekomen om hun dieren te verkopen of om vee aan te schaffen. Landlopers zwierven tussen de menigte en boden hei te koop aan. Wie niet geïnteresseerd was, kreeg een verwensing naar zijn hoofd. Net als vroeger, toen Kitty nog een klein meisje was, werden kinderen betaald om op de koeien te passen. En net als vroeger raakten ze uiteindelijk verveeld en gingen ze ervandoor met hun vriendjes, zodat de koeien aan het zwerven sloegen en soms zelfs in de woonkamer belandden van omwonenden bij wie de voordeur openstond. De pubs zaten vol. Kitty kon het bier ruiken. De geur vermengde zich met die van paardenmest en -zweet. Het geroezemoes van stemmen steeg op naar het gekrijs van de meeuwen op de daken, die met hun zwarte kraalogen naar het marktplein tuurden, op zoek naar voedsel.
‘Weet je nog, de vorige keer dat we hier samen naartoe gingen?’ Robert pakte Kitty’s hand.
‘Die keer dat ik een aardappel naar mijn hoofd kreeg,’ antwoordde Kitty.
‘Die misschien wel voor mij bedoeld was, zoals je in je jeugdige wijsheid opmerkte.’ Hij schonk haar een glimlach.
‘Dat was erg gemeen van me. Het spijt me.’
‘Je had gelijk.’
‘Nee, die aardappel was voor mij bedoeld. Ik stond symbool voor de Britten, ook al heb ik me in mijn hart altijd Ierse gevoeld.’
‘En daar gaat het om. Om je hart.’
Kitty voelde plotseling een overweldigende genegenheid voor deze man die zijn leven in Londen had opgegeven, om haar gelukkig te maken in Ierland. ‘Robert, ik vind het zo lief van je dat je met me mee terug bent gegaan. En daar heb ik je nog helemaal niet voor bedankt. Dat komt door alles wat er hier op me afkwam. Maar ik ben je echt heel erg dankbaar.’
Hij nam haar handen in de zijne. ‘Dat weet ik, liefste. En je hoeft me niet te bedanken. Trouwens, dat heb je al gedaan door zo stralend gelukkig te zijn.’
‘Ben jij ook gelukkig?’
‘Dankzij jou ben ik de gelukkigste man van de wereld. Hoe zou ik ook maar een moment niet gelukkig kunnen zijn als ik jou heb? Alle mannen in Londen waren jaloers op me, en dat is hier in Ballinakelly vast en zeker niet anders.’ Hij loodste haar door de menigte. ‘Kom, dan gaan we op zoek naar het beste paard dat we op de hele markt voor je kunnen vinden.’
Terwijl Kitty haar blik in het rond liet gaan, over de petten van kopers en verkopers, viel haar oog plotseling op een bekend gezicht. Michael Doyle! Ze hield geschokt haar adem in en keek naar de grond. Maar het was al te laat. Hij had haar ook gezien. Met haar hand in die van Robert liep ze haastig door. Het klamme zweet brak haar uit. Plotseling was ze de hand van Robert kwijt. Op slag voelde ze zich hulpeloos alleen, omringd door een zee van mensen. Ze probeerde met opgeheven hoofd verder te gaan, zonder de blik te vangen van de man die haar sinds die noodlottige ochtend had achtervolgd tot in haar nachtmerries.
Toen ze een hand op haar arm voelde, draaide ze zich verschrikt om. Michael Doyle keek op haar neer, net als toen, in de boerderij, voordat hij haar op de tafel had gegooid en verkracht. Hij bracht zijn kwaadaardige gezicht zo dicht voor het hare dat ze kon ruiken dat hij naar drank stonk. Vervuld van afschuw deinsde ze achteruit. Met een kreet ging ze onderuit. De menigte week uiteen. Toen ze opkeek was Michael verdwenen en stond Jack verward, niet-begrijpend op haar neer te kijken. Maar het was Robert die haar overeind hielp en haar met zijn arm om haar schouders wegleidde uit de drukte.