28
Londen, Engeland, voorjaar 1923
Dat Celia Deverill de benen had genomen met Lachlan Kirkpatrick – nota bene tijdens haar trouwreceptie – zorgde voor een schandaal dat de hoogste kringen van Londen diep schokte en dat in alle salons met ongeloof en verontwaardiging werd besproken. Digby en Beatrice waren emotioneel geruïneerd door het verbijsterende besluit van hun dochter om haar kersverse echtgenoot in de steek te laten en met diens getuige te vluchten naar het landgoed van Lachlans vader in Schotland. Vivien en Leona waren razend vanwege de schande die hun zuster over de familie had afgeroepen. En Kitty begreep niet dat haar nichtje er niet eerder vandoor was gegaan; dat ze had gewacht tot na het afleggen van de huwelijksgeloften. In de exclusieve clubs verzamelden de aristocraten zich met een sigaar en een glas port rond Digby. Ze sloegen hem bemoedigend op de rug. Zijn dochter zou spoedig tot inkeer komen en als een op hol geslagen paard naar Londen terugkeren zodra bleek dat haar geliefde minder uitzonderlijk was dan ze had gedacht, stelden ze hem gerust. Want als Lachlan ook maar enigszins op zijn vader leek – de onbetrouwbare, pompeuze Porky Kirkpatrick – zou ze spijt hebben als haren op haar hoofd en Archie Mayberry smeken haar terug te nemen.
En de vrouwen, die Beatrice benijdden om haar rijkdom en haar gevarieerde vriendenkring, genoten van de onverwachte zondeval van haar dochter en roddelden kwaadaardig in de tearooms van Fortnum & Mason en het Ritz Hotel, waar de onzalige trouwreceptie had plaatsgevonden.
Er was echter niemand die zo van het schandaal genoot als Maud Deverill. ‘Arme Beatrice,’ verzuchtte ze onoprecht terwijl ze het sierlijke theekopje naar haar lippen bracht. ‘Mensen zijn zo grillig. Ik betwijfel of haar salons na dit rampzalige incident nog wel zo goed bezocht zullen worden.’
‘Ik kan niet zeggen dat het me verrast,’ zei Victoria. Ze zat tegenover haar moeder in haar groen gestoffeerde en gemeubileerde Londense zitkamer met uitzicht op de roze camelia’s en wit bloeiende viburnum in haar tuin. ‘Celia had altijd al iets ongezeglijks. Weet u nog hoe ze er vroeger in de zomer met Kitty opuit trok als een stel zwerfhonden? En hoe ze voortdurend kattenkwaad uithaalden?’
‘Kitty en zij deden niet voor elkaar onder, maar Beatrice was veel te toegeeflijk. Ze vond alles wat Celia deed amusant. Terwijl ik haar het liefst een pak rammel had gegeven.’
‘En denk maar niet dat de salons van Beatrice nu minder gasten trekken. Mensen vinden niets zo heerlijk als een schandaal en iedereen wil natuurlijk het naadje van de kous weten. Dus volgens mij komen ze massaal opdraven, om niets van het drama te missen.’
‘Denk je dat echt?’ Maud was zichtbaar teleurgesteld.
‘Hoe dan ook, niemand heeft het nog over Kitty en haar kind. Daar zou u Celia dankbaar voor moeten zijn.’
Maud zuchtte. ‘Ik wil het er niet over hebben. Je zuster is zo onverantwoordelijk, zo egoïstisch. Ze heeft er geen moment bij stilgestaan wat het voor mij betekende. Of voor jou. Trouwens, wat vindt Eric ervan?’
‘O, die kan het geen fluit schelen. Hij houdt niet van geroddel en zoals de meeste mannen vindt hij Kitty onweerstaanbaar.’
‘Het wordt tijd dat ze trouwt,’ zei Maud ferm. ‘Met een krachtige man die zorgt dat ze haar plaats kent.’
Victoria was niet overtuigd. ‘Dat zou dan wel een erg krachtige man moeten zijn.’
Zodra Harry wist waar Celia zat, namen Boysie en hij de Flying Scotsman naar Edinburgh. ‘Wie wil er in ’s hemelsnaam in Schotland wonen?’ verzuchtte Boysie terwijl hij zich installeerde in de restauratiewagon van de eersteklas. ‘Het stikt er van de Schotten.’
Harry schoot in de lach. ‘Daar heeft Celia vast niet aan gedacht.’
‘Het noorden is leuk en aardig om te vissen en te jagen, maar na een week natte voeten en koude tenen wil je toch desnoods kruipend weer terug naar het zuiden! En dan die verschrikkelijke kilts! De meeste mannen die ze dragen, hebben ballonkuiten en knokige knieën. Ik vind de knie hoe dan ook het minst aantrekkelijke deel van het menselijk lichaam. Die zou onder alle omstandigheden bedekt moeten blijven.’
‘Lieve hemel, ik durf me nauwelijks af te vragen welk lichaamsdeel je graag onbedekt zou zien. Lachlan draagt ook een kilt, neem ik aan?’
‘Ongetwijfeld. En daar is hij vast reuze trots op. Terwijl alleen de koning een kilt zou mogen dragen. Daar ben je tenslotte koning voor. Toeristen zijn dol op dat soort pracht en praal. Maar aristocraten die de mond vol hebben van hun clan, hun eigen Schotse ruit, en dan heb ik het nog niet eens over die idiote Schotse reels… dat vind ik echt niet om aan te horen.’ Hij trok een lelijk gezicht. ‘Waarom gingen we ook alweer naar Schotland, ouwe reus?’
De stationschef blies op zijn fluit, het perron verdween in een wolk van stoom die snel weer oploste en de trein zette zich langzaam, met krijsende wielen in beweging. ‘We moeten Celia tot inkeer brengen,’ antwoordde Harry. ‘Misschien moet ze op haar knieën, maar ik weet zeker dat Archie haar terugneemt. Ze zijn tenslotte getrouwd. In voor- en tegenspoed, en wat ze allemaal nog meer hebben beloofd.’
‘Lachlan mag dan deksels knap zijn en alle conventies aan zijn laars lappen, maar om daar nou je leven mee te delen… Bovendien is hij een verschrikkelijke egoïst. Arme Celia!’
‘Als hij ook maar een moment aan haar had gedacht, zou hij het nooit zover hebben laten komen. Want haar reputatie is aan flarden.’
‘Integendeel, ouwe reus. Door dit hele drama is ze alleen maar interessanter geworden. Als ze bij Archie terugkomt, is ze op elk feest het gevierde middelpunt. Iedere gastvrouw in Londen zal haar en Archie gretig verwelkomen. Op een paar stoffige oude douairières na, maar die heb je altijd.’ Boysie haalde een zilveren koker uit zijn binnenzak. ‘Sigaret?’ Harry pakte er een. Boysie gaf hem een vuurtje. ‘Ik hoop echt dat ze tot inkeer komt,’ verzuchtte hij nadat hij zelf ook een sigaret had opgestoken. ‘Ik ga niet voor niets dat hele eind naar Schotland.’
‘Dan zul je al je overredingskunsten in de strijd moeten gooien.’
‘Ik hoop eigenlijk dat ze haar vergissing zelf al heeft ingezien. Hoewel… ze is niet wat je noemt een groot denker. Ik ben dol op haar. Celia is echt een schat. Maar volgens mij zijn de hersens in de familie Deverill bij Kitty terechtgekomen. Dat bedoel ik niet kwetsend, ouwe reus, maar het is niet je briljante brein waarom ik van je houd.’
‘Vooruit, dan zal ik het maar niet als kwetsend opvatten.’ Harry grijnsde. ‘Maar om het goed te maken, verwacht ik nu wel een lijstje van alle redenen waarom je dan wel van me houdt.’
Bij aankomst de volgende ochtend, na een nacht in een hotelletje in Edinburgh, troffen ze Celia in een van de koude salons, waar ze met een beker warme chocolademelk dicht bij het vuur was gekropen. De butler had hen binnengelaten en was hun voorgegaan door een grimmige hal met een rijke collectie geweien aan de muren en een reusachtig berenvel op de plavuizen vloer, waarvan de kop geluidloos grommend zijn tanden liet zien. Vanuit de deuropening had de butler hen aangekondigd, terwijl twee jonge livreiknechten hun bagage uit de auto haalden. ‘O, schatten! Wat lief dat jullie me komen redden!’ Celia schoot overeind en viel hen uitbundig om de hals.
‘Is dat nodig dan? Moet je gered worden, lieverd?’ vroeg Boysie.
‘Natuurlijk.’ Ze schonk hun een stralende glimlach. ‘Jullie zijn mijn redders in nood!’
‘Wat een verrukkelijk landhuis! Tenminste, dat zou het zijn met wat opsmuk. En met de kachel aan.’ Boysie wreef zijn handen warm. ‘Waar is hij? Onze bruidsdief?’
‘Sst. We kunnen niet vrijuit praten!’ fluisterde Celia, die heimelijk genoot van de spanning en het drama. ‘Jullie zullen wel moe zijn. Wat een afschuwelijke reis, hè?’
‘Ik vind vooral Schotland afschuwelijk.’ Boysie liet zijn blik over het afgeleefde, verschoten meubilair gaan.
‘Wat bezielde je?’ vroeg Harry.
Celia trok een schaapachtig gezicht. ‘Wat het ook was, ik ben ervan genezen. Denk je dat Archie me terugneemt? Ook al ben ik niet langer ongerept?’ Dat laatste fluisterde ze.
‘Je zult misschien op je knieën moeten,’ antwoordde Harry.
‘O, dat kan ik als de beste. Kunnen we Lachlan niet de schuld geven? En doen alsof hij me heeft ontvoerd?’ stelde ze voor.
‘Dat zou niet eerlijk zijn,’ vroeg Harry.
‘Niets is eerlijk in de oorlog en de liefde.’ Boysie liet zich op de bank ploffen.
‘Neem een kop thee,’ zei Celia. ‘Patterson, een verse pot thee graag.’ Ze keerde zich weer naar de twee jonge mannen. ‘Harry, ga ook lekker dicht bij het vuur zitten. Het is hier verschrikkelijk koud. Vergeleken daarmee lijkt kasteel Deverill wel een tropische kas.’
Ze ging bij de haard staan om haar rug te warmen. ‘Wat moeten we doen? Lachlan vindt het allemaal prachtig. Een geweldige grap dat wij in heel Londen het gesprek van de dag zijn. En hij wil met me trouwen.’
‘Dan had hij je moeten ontvoeren voordat je ja zei,’ merkte Harry op.
‘Ja, erg slim is hij niet.’ Celia trok haar fraaie neus op. ‘Ik ben bang dat ik een afschuwelijke vergissing hebt gemaakt.’
Boysie stak een sigaret op. ‘Er zijn twee mogelijkheden. Of je laat het huwelijk ontbinden en je trouwt met Lachlan. Maar als je het mij vraagt, hou je het hier niet lang vol. Ik zou hier tenminste gek worden.’
‘En wat is de tweede mogelijkheid?’ vroeg Celia angstig.
‘Dat je met ons mee teruggaat naar Londen. Je legt Archie uit dat je ineens een gruwelijke aanval van bruidszenuwen kreeg en je smeekt hem je te vergeven.’
‘Je zult het natuurlijk wel aan Lachlan moeten uitleggen,’ hielp Harry haar herinneren.
Celia reageerde geschokt. ‘Nee, dat kan ik niet! Ik leg wel een briefje neer. Want ik kan het hem onmogelijk recht in zijn gezicht zeggen.’
Het duurde niet lang of Patterson verscheen met de thee. Nadat hij het blad op tafel had gezet trok hij zich discreet weer terug. ‘Waarom ben je er uitgerekend tijdens de trouwreceptie vandoor gegaan?’ vroeg Boysie toen de deur achter de butler was dichtgevallen. ‘Waarom heb je niet even gewacht? Waarom moest je die arme Archie zo vernederen? Om nog maar te zwijgen over je arme moeder?’
‘Ik was ineens bang voor de eerste huwelijksnacht. Ik kon het niet. Want Archie laat me in dat opzicht koud. Met Lachlan lag het anders. Hij is zo onweerstaanbaar, zo aantrekkelijk.’
‘Ik heb altijd gedacht dat je het als meisje lijdzaam over je liet komen, denkend aan je plicht als echtgenote. En dat jullie na het baren van een erfgenaam en een reservestamhouder verliefd werden op een man die wel bevredigde tussen de lakens. Tenminste, dat lijkt mij het verstandigst. Het gaat bij het huwelijk niet om liefde, maar om plicht en loyaliteit.’ Boysie keerde zich naar Harry. ‘Ik trouw met “de pudding” omdat ik als enige zoon de plicht heb te zorgen voor een stamhouder. Niet omdat ik van haar hou. En als zij wel van mij houdt, dan wordt ze diep ongelukkig.’
‘Arme Deirdre,’ zei Celia zonder dat ze het meende. ‘Dodelijk saaie Deirde.’ Ze slaakte een diepe zucht alsof de beproevingen van het hele vrouwelijke geslacht op haar schouders drukten. ‘Ik neem aan dat ik terug moet naar Archie.’
‘Waar is Lachlan?’ vroeg Boysie.
‘Vissen. Tot vanavond.’ Ze zag er plotseling erg ongelukkig uit. ‘Hij blijft vaak uren weg.’
‘En wat word jij geacht al die tijd te doen?’ vroeg Harry.
Celia glimlachte meelijwekkend. ‘Dat weet ik niet. Wat doen vrouwen in Schotland eigenlijk de hele dag?’
‘De sporran van hun man borstelen.’ Boysie grinnikte.
‘O, Boysie!’ Celia schoot in de lach. ‘Ik begrijp niet hoe je het met hem uithoudt, Harry.’
Ze lunchten in de eetzaal, terwijl Lachlan in zalige onwetendheid op de oever van een riviertje zat en naar zijn hengel staarde, genietend van de picknick die de kok hem had meegegeven. Bij thuiskomst die avond zou hij een briefje op de tafel in de hal aantreffen en ontdekken dat Celia was verdwenen.
Beatrice was Harry en Boysie eeuwig dankbaar dat ze Celia weer thuisbrachten. Ze omhelsde haar dochter snikkend, alsof Celia niet het probleem was maar de oplossing. Digby toonde zich aanzienlijk minder vergevingsgezind. ‘Je hebt ons tot de risee van heel Londen gemaakt!’ zei hij beschuldigend. ‘Na alles wat we voor je hebben gedaan! Heb je enig idee hoeveel dat huwelijk ons heeft gekost, aan geld en aan inspanning? Ik hoop dat Archie je terugneemt, maar ik kan het hem niet kwalijk nemen als hij het vertikt en op zoek gaat naar een ander. Je zult op je knieën moeten, meisje. Want zonder Archie ziet je toekomst er somber uit, vrees ik.’
Celia was met stomheid geslagen. Haar vader was altijd zo toegeeflijk geweest. Doorgaans zag hij al snel de humor van een situatie en hij mopperde zelden op haar. Ze had verwacht dat hij het vermakelijk en moedig zou vinden wat ze had gedaan, dat hij zijn hoofd zou schudden – ‘Dat is weer echt iets voor jou, kindje’ – maar niet dat hij zo woedend zou reageren. Ze barstte in snikken uit. ‘Is het echt hopeloos, papa?’
Digby hief schouderophalend zijn handen, waarbij zijn grote gouden zegelring het licht weerkaatste. ‘Misschien kan ik nog iets voor je doen.’
Hij ontving Archie in de bibliotheek van Deverill House aan Kensington Palace Gardens, waar hij de jonge man een stevige borrel inschonk. ‘Mijn oprechte verontschuldigingen voor het betreurenswaardige gedrag van mijn dochter. Een aanval van bruidszenuwen zou haar dwaasheid kunnen verklaren, maar niet rechtvaardigen. Hoe dan ook, jullie zijn getrouwd en in de ogen van God is het huwelijk een band die de mens niet mag verbreken. Dus ik heb besloten haar bruidsschat met 100.000 pond te verhogen, als een kleine schadeloosstelling voor de beproevingen die mijn dochter je heeft laten doormaken. Ik hoop dat je het kunt opbrengen haar te vergeven, of haar althans terug te nemen, om ons nog meer schandalen te besparen. Celia heeft ingezien dat het verkeerd was wat ze heeft gedaan en ze wil niets liever dan dat je haar de kans geeft het goed te maken.’ Digby besefte hoe vernederend zijn aanbod was en dat alleen het dreigende bankroet van zijn familie Archie ertoe zou kunnen brengen het te accepteren. Dankzij zijn contacten in het financiële centrum had Digby ontdekt dat de Mayberry’s zuchtten onder een kolossale schuldenlast en dat het kaartenhuis op het punt van instorten stond. Met zijn handen gevouwen wachtte hij af.
Er verscheen een blos op Archies wangen en hij ademde krachtig door zijn neus. ‘U vraagt erg veel van me, Sir Digby,’ zei hij ten slotte. ‘Wanneer ze in een aanval van bruidszenuwen naar een vriendin was gevlucht, had ik het kunnen begrijpen. Maar ervandoor gaan met Lachlan, helemaal naar Schotland, dat is overspel. Ik kan het niet anders zien. Anderzijds, u hebt gelijk. We zijn getrouwd en wat God heeft verbonden, zal de mens niet scheiden. Dus ik ben bereid haar terug te nemen, ook al werpt het gebeurde een gruwelijke smet op ons geluk. Ik weet niet of ik haar ooit nog kan vertrouwen, laat staan van haar houden. Maar ik zal mijn best doen haar te vergeven.’ De twee mannen schudden elkaar de hand. Zoals zo vaak zou geld de pijn verzachten en had Digby zijn dochter een nog grotere schande weten te besparen door met zijn portemonnee te zwaaien. De stemming was er dusdanig door opgeklaard dat de twee mannen alweer geanimeerd over de opwindende start van het uitgaansseizoen stonden te praten toen Celia op het matje werd geroepen.
Ze toonde zich gepast berouwvol. Archie kon het echter niet opbrengen haar aan te kijken. Hij schudde Digby nogmaals de hand en liep naar buiten, naar de glimmende T-Ford met chauffeur die zijn vader – van geleend geld – voor het bruidspaar had gekocht. Celia volgde onzeker, angstig om de zekerheid van het ouderlijk huis en haar onbekommerde jeugd achter zich te laten. Maar ze besefte dat ze die laatste moedwillig en onherroepelijk had verspeeld in Lachlans bed. En wat haar ouderlijk huis betrof, bij haar vader was ze niet langer welkom. Trouwens, bij Archie waarschijnlijk ook niet. En zelfs Lachlan die haar zo vurig – en ongepast – het hof had gemaakt, had zich al minder geïnteresseerd getoond toen de eerste opwinding over hun spectaculaire vlucht eenmaal was gezakt. Het was allemaal erg spannend, erg dramatisch geweest, maar nu stond ze in de kou. Dus ze klom braaf in de auto en ging naast Archie zitten.
‘Kun je me vergeven?’ vroeg ze, en ze zocht naar de oude Archie achter zijn harde, meedogenloze masker.
‘Ik dacht dat ik je begreep, Celia.’ Hij keek hoofdschuddend uit het raampje terwijl de auto het plein rondde en koers zette naar Mayfair. ‘Maar zo ken ik je niet.’
‘Het spijt me,’ zei ze zacht. ‘Ik wilde je geen pijn doen. Ik dacht alleen aan mezelf. Het was dwaas wat ik heb gedaan. Daar zal ik mee moeten leven.’
‘Ik ook.’ Zijn gezicht bleef onbewogen. ‘Bovendien zul je alles moeten accepteren wat ik van je verlang.’
En zo begon hun nieuwe leven in het huis in Mayfair. Celia deed erg haar best een goede echtgenote te zijn. Ze hield toezicht op de bedienden, ze gaf etentjes en ze nam de vloedgolf van uitnodigingen in ontvangst, afkomstig van de chicste gastvrouwen in Londen. Precies zoals Boysie had voorspeld, waren ze door de dramatische gebeurtenissen alleen maar interessanter geworden. In het openbaar hielden Archie en zij overtuigend een schijn van verbondenheid op. Maar ’s nachts bleef Celia’s bed leeg en werd het huwelijk niet voltrokken. Tenzij ze in gezelschap waren, zei Archie geen woord tegen haar. Vandaar dat Celia zo veel en zo vaak mogelijk gasten uitnodigde. Haar voordeur stond altijd open, bezoekers waren van harte welkom. En ze kwamen in drommen, simpelweg om verslag te kunnen doen over de ‘weggelopen bruid’ en haar arme bedrogen echtgenoot. Maar zowel Celia als Archie deed er alles aan om een façade van geluk en eensgezindheid op te houden.
‘Het is allemaal schijn,’ bekende Celia toen ze op een middag samen met Kitty in de tuin zat, op een ijzeren bank die Archie en zij als huwelijksgeschenk hadden gekregen. ‘We spelen het stralend gelukkige jonge stel, maar in werkelijkheid zijn we allebei diep ongelukkig. En dat is mijn schuld.’
‘Ach, het komt wel weer goed.’ Kitty pakte haar hand.
‘Nee, hij wil me niet vergeven, Kitty. Ik heb hem diep gekwetst en dat zal hij nooit kunnen vergeten.’
‘Dat komt wel als jullie eenmaal kinderen hebben.’
Celia gooide met een hese lach haar hoofd achterover, zodat het zonlicht op haar roomblanke, kwetsbare hals viel. ‘Ik slaap alleen. Hij is nog nooit bij me geweest. Nog niet een keer. Hij behandelt me als een paria.’
‘Je moet hem de tijd geven.’
Celia keek Kitty wanhopig aan. ‘Terwijl ik dolgraag zou willen dat hij kwam. Het is de ironie ten top!’
‘O, Celia.’
‘Ik verlang naar hem, Kitty. Ik wil hem in mijn armen houden. Kon ik de klok maar terugdraaien! Ik weet dat ik huiverde voor zijn aanraking toen we nog niet getrouwd waren. Maar nu verlang ik ernaar.’ Haar stem werd zachter, de emoties dreigden haar te machtig te worden. ‘Maar ik ben onrein, bezoedeld. Ik heb het bed gedeeld met een ander. Geen man wil me nog. En ik hoorde dat Lachlan die afschuwelijke Annabel Whitely het hof maakt. Hij heeft in elk geval niet lang om me getreurd.’
‘Je moet Lachlan uit je hoofd zetten en je concentreren op je huwelijk. En je moet geduld hebben. Je kunt niet verwachten dat de wond van de ene op de andere dag genezen is. Maar ik weet zeker dat Archie uiteindelijk bijdraait.’
‘Laten we het hopen, anders kwijn ik hier weg. De bruid zonder bruidsnacht.’ Ze schonk Kitty een verdrietige glimlach. ‘En jij? Vertel.’
‘Wat bedoel je?’
‘Jack heeft een vader nodig. Hij kan niet opgroeien zonder een man om tegenop te kijken.’
Kitty fronste haar wenkbrauwen. Zo had ze het nog nooit bekeken, maar Celia had gelijk. Het zou niet eerlijk zijn om Jack de liefde van een vader te ontzeggen. ‘Ik dacht altijd dat ik zou trouwen met de man van wie ik hield,’ zei ze ten slotte. ‘Misschien ben ik naïef geweest. Niet realistisch. Want zo gaat het nu eenmaal niet, hè?’ Ze staarde dromerig voor zich uit, met haar gedachten in Ierland, bij de herinneringen die ze daar had achtergelaten.
‘Je moet geluk hebben,’ zei Celia met een zucht. ‘En ik heb nooit beseft hoeveel geluk ik had.’
‘Er was een man van wie ik hield,’ bekende Kitty plotseling, met tranen in haar ogen. ‘Ik hield zielsveel van hem, Celia. Zoveel dat ik mijn leven voor hem had willen geven. Maar we hadden geen toekomst samen.’
Celia keek haar nichtje verbaasd aan. ‘Was hij Iers?’ Kitty knikte. ‘Wat is er gebeurd?’
‘Hij belandde in de gevangenis.’ Kitty wendde haar blik af. Niemand mocht de pijn in haar ogen zien, zelfs Celia niet.
‘Waarom?’
‘Hij behoorde tot de opstandelingen.’
‘O!’ Celia hield geschokt haar adem in. Hoewel ze de draagwijdte niet helemaal kon bevatten, wist ze wel dat het te maken moest hebben met de reden waarom er een eind was gekomen aan hun zomers op kasteel Deverill.
‘Ik heb beloofd dat ik op hem zou wachten,’ vervolgde Kitty. ‘En dat zou ik de rest van mijn leven hebben gedaan. Maar hij schreef dat hij me mijn vrijheid teruggaf. Ik heb hem ontelbare brieven gestuurd. Maar die heeft hij nooit beantwoord.’ Ze liet haar schouders hangen. ‘Want hij weet dat het niets kan worden. Dat er te veel obstakels zijn. Die waren er van meet af aan al, maar ik dacht dat we daar wel overheen konden springen.’ Ze glimlachte verdrietig. ‘Tenslotte durfde ik op een paard overal overheen.’
Celia sloeg haar armen om haar nichtje. ‘Moet je ons nou zien zitten. Wat een treurig stel.’ Ze trok Kitty nog dichter tegen zich aan. ‘De nichtjes Deverill en hun gecompliceerde liefdesleven. Zou het in de familie zitten?’
‘Ik weet het niet. Onze zussen zijn allemaal getrouwd.’
‘Met de saaiste mannen van heel Engeland! Ik zou niet met ze willen ruilen. Dan nog liever Archie, ook al praat hij niet tegen me.’
‘Ik heb geen keus. Ik zal ook moeten trouwen. Met een man voor wie ik niets voel. Want zoveel als van Jack zal ik nooit meer van iemand houden.’
Celia deinsde achteruit. ‘Jack? Je bedoelt Jack O’Leary? De jongen die van kikkers hield?’
Kitty knikte. ‘Ik heb de kleine Jack Deverill naar hem vernoemd. Jack O’Leary is moedig, knap, grappig, intelligent en bovendien een goed mens. Dus ik kon geen betere man bedenken om de kleine Jack naar te vernoemen.’
‘Je moet inderdaad niet hopen op een tweede grote liefde. Want dan word je nooit gelukkig,’ zei Celia verrassend wijs. ‘Zoek een man voor wie je respect kunt hebben. En die jou respecteert. Een levensgezel. Die moet er zijn. Je kunt niet op de zak van je grootmoeder blijven teren. En Jack Deverill heeft recht op zekerheid.’
Dus het is echt voorbij, dacht Kitty, en diep in haar hart doofde ook het laatste sprankje hoop.
Het liep al tegen het eind van de zomer toen Archie op een nacht naar Celia’s kamer kwam. Zwijgend trok hij zijn kamerjas uit, knoopte zijn pyjamajasje los en stapte uit zijn pantoffels en zijn pyjamabroek. Celia sloeg hem vanuit het bed gade, nerveus, niet wetend wat ze moest zeggen. Zijn naakte lichaam glansde als goud in het schijnsel van de straatlantaarn dat door een kier in de gordijnen viel. Zijn gezicht bleef echter in de schaduw. Kwam hij uit liefde, vroeg Celia zich wanhopig af. Om haar in zijn armen te nemen zoals ze zo vaak had gedroomd? Of werd hij slechts gedreven door zijn plicht om te zorgen voor een erfgenaam?
Voorzichtig sloeg hij de dekens terug en kroop hij naast haar. Celia beet op haar onderlip, er ging een huivering van gespannen verwachting door haar heen. Toen zijn hand over haar nachtjapon gleed, legde ze aarzelend de hare erop en drukte hem tegen haar buik. Hij hield iets in zijn hand. Iets wat zijdezacht aanvoelde. In het donker zocht ze zijn ogen. Toen keek hij haar eindelijk aan. ‘Ik wil dat je deze aantrekt,’ zei hij.
Ze fronste haar wenkbrauwen. ‘Wat zijn het?’
‘Witte handschoenen.’ Toen ze wilde protesteren kapte hij haar af. ‘Dat was de afspraak, liefste. Je zou alles accepteren wat ik van je verlangde.’
Ze voelde dat haar wangen begonnen te gloeien. ‘Witte handschoenen… Is dat alles?’
‘Alleen witte handschoenen. Verder niets.’
Even was ze vervuld van afschuw, toen ontspande ze. ‘Als dat je enige zonde is,’ zei ze lachend, ‘dan worden we heel erg gelukkig samen.’
Toen kuste hij haar.