Epiloog
Hoor je die vogel zingen
Boven in de kastanjeboom?
Ik ben zijn lied zo zoet,
Een melodie als in een droom.
Kun je de beek horen stromen,
Vrij en onvervaard naar zee?
In al die rimpelingen en gekabbel,
Schalt mijn lach met het water mee.
Kun je die zonnestralen voelen,
Warm en koesterend op je huid?
Dat zonneschijnsel ben ikzelf,
De liefde in je hart geuit.