37
Niets blijft hetzelfde. Uiteindelijk gaat alles
verder.
Zelfs wij. De dood is niets meer dan de
zoveelste verandering
Miranda trof Jean-Paul in de keuken, waar hij eten voor zichzelf stond klaar te maken. ‘Dat ziet er lekker uit,’ zei ze terwijl ze een blik wierp op het piepkuiken met uien en tomaten.
‘De volgende keer maak ik genoeg voor twee.’ Hij keek haar nieuwsgierig aan. Toen viel zijn blik op het album. Plotseling kreeg zijn gezicht een ernstige uitdrukking, alsof hij kon ruiken dat de bladzijden de as van Ava bevatten.
‘We moeten praten,’ zei ze met omfloerste stem, niet zeker wetend hoe ze moest beginnen. ‘Mag ik gaan zitten?’
‘Natuurlijk.’ Hij keek toe hoe ze het album op de tafel legde.
‘Wat is dat?’ vroeg hij. Maar hij wist het al. Hij had het handschrift onmiddellijk herkend.
‘Volgens mij was dit voor jou bedoeld,’ legde ze uit. ‘Het lag hier toen we het huis kochten. Deze cottage was als een schrijn in stand gehouden. Deze tafel hier was nog steeds gedekt voor twee, alsof degenen die thee hadden gedronken alleen maar even een wandelingetje waren gaan maken. Ik moet bekennen dat ik het album heb gelezen. Het greep me ontzettend aan. Nu begrijp ik dat jij de man bent van wie Ava Lightly zo veel hield maar die ze niet kon krijgen. Jij bent haar onmogelijke liefde, de man die ze M.F. noemde.’
‘Meneer de Fransman,’ zei hij, amper verstaanbaar.
‘Ik heb het nog maar net ontdekt. Nu geneer ik me dat ik het heb weggenomen en heb gelezen, en dat ik haar nagedachtenis heb uitgewist door deze cottage op te knappen. Volgens mij wilde zij graag dat je hem in zijn oude staat zou aantreffen, alsof je er nooit weg was geweest. Ze wilde natuurlijk dat jij zou zien dat ze je nooit was vergeten of had opgegeven.’ Hij pakte het album op en streek met zijn hand over het omslag, alsof het papier de zachte huid was van haar gezicht. Miranda kon het niet aanzien, dus staarde ze maar uit het raam; het begon donker te worden. ‘Ik heb naar haar huis gebeld, maar daar was ze niet.’ Ze worstelde met de brok in haar keel. ‘Ze is afgelopen jaar overleden.’ Het kwam er fluisterend uit. Ze keek naar hem toen hij zich op een stoel liet zakken. Miranda stond op. Ze moest zo snel mogelijk hier weg. Het deugde niet dat zij hier was om inbreuk te maken op hun liefde. ‘Het spijt me,’ bracht ze naar adem happend uit. ‘Het spijt me dat ik degene ben die je dat komt vertellen.’ Terwijl de tranen over haar wangen biggelden, haastte ze zich naar buiten en deed de deur achter zich dicht.
Ze bleef staan op de stenen brug, haar hart hamerend in haar borstkas. Ze had hem over Peach willen vertellen, maar dat was niet aan haar. Hij zou het album lezen en er zelf wel achter komen dat hij een dochter had. Het was al erg genoeg dat zij degene was geweest die hem moest komen vertellen dat Ava overleden was. Niets ter wereld was zo belangrijk als de liefde. Ze rende het pad op naar het huis, vol verlangen om haar kinderen tegen zich aan te drukken en een liefde in te ademen die warm en levend was.
Toen ze naar binnen struikelde, ging net de telefoon. Ze vloog naar haar werkkamer om hem op te nemen, maar het rinkelen stopte nog voordat ze bij het toestel was. ‘Verdorie!’ vloekte ze.
Mevrouw Underwood verscheen in de deuropening. ‘Ik heb je eten op de Aga gezet,’ zei ze.
‘Hebt u de telefoon opgenomen?’ vroeg Miranda.
‘Nee. Ik neem niet graag je privételefoon aan. Trouwens, er bestaat toch voicemail?’ Miranda knikte en toetste 1571 in. Er was geen bericht achtergelaten. ‘Is alles goed met je, Miranda?’ Mevrouw Underwood keek bezorgd.
‘Jawel, hoor. Ik had alleen gehoopt dat het David was.’
Mevrouw Underwood knikte veelbetekenend. ‘Jij kunt ook hém bellen.’
‘Ja.’ Ze klonk afwezig. ‘Het is heel lief van u dat u dit weekend voor hen hebt willen koken. Ik kan u niet genoeg bedanken.’
‘Ze hebben vorstelijk gegeten. David zou trouwens best wat dikker mogen zijn. Hij is de laatste tijd erg afgevallen. Volgens mij werkt hij te hard.’
‘Ja.’ Miranda voelde zich uitgeput en leeggezogen. Ze kon amper de energie opbrengen om een gesprek met mevrouw Underwood te voeren. ‘Ik denk dat ik als ik heb gegeten maar meteen naar bed ga,’ zei ze.
‘Dan ga ik maar,’ zei mevrouw Underwood, en ze maakte haar schort los.
‘Nogmaals bedankt, mevrouw Underwood. Ik zou niet weten wat ik zonder u zou moeten.’
‘Dat zal vast wel loslopen.’ Ze glimlachte vriendelijk en liet Miranda alleen.
Toen mevrouw Underwood was weggegaan, vloog Miranda naar boven om de kinderen welterusten te kussen. Ze lagen tevreden te slapen in hun knusse kamers, met hun hoofd in het kussen gedrukt. Ze ademde hun slaperige geur in en stak haar neus in hun haar, terwijl ze in stilte God op haar blote knieën dankte voor het geschenk dat kinderen waren en de zegen vari de liefde.
Ze at in haar slaapkamer, nadat ze eerst had liggen weken in een heet bad met dennengeur. Mevrouw Underwood had een heerlijke groentesoep voor haar gemaakt met pompoenpuree en zoete aardappel. Ze lag in bed televisie te kijken, naar een herhaling van een aflevering van Seinfeld die ze al eerder had gezien. Ze moest het album en Jean-Paul uit haar hoofd zetten en weer aan andere dingen denken. Ze at haar soep op, keek Seinfeld af en deed toen het licht uit om te gaan slapen. Op dat moment ging de telefoon.
‘Ik hou van je, Miranda.’ Het was David. Miranda voelde een golf van opluchting door zich heen slaan.
‘Ik ook van jou,’ antwoordde ze fluisterend. David kon zijn oren niet geloven. Hij had verwacht dat het moeilijker zou zijn.
‘Echt waar? Dat verdien ik niet.’
‘Laten we opnieuw beginnen,’ zei ze. ‘Vergeten wat er is gebeurd en met een schone lei beginnen.’
‘Ik zal het mezelf nooit vergeven dat ik je pijn heb gedaan.’
‘Maar ik kan jou wel vergeven, en dat zal ik doen ook. Ik wil verder met mijn leven.’
‘Ik ben gaan beseffen dat alleen jij en de kinderen ertoe doen. Niets zou ons gezin in gevaar mogen brengen. Het is alles wat we hebben.’
‘We moeten vaker bij elkaar zijn, David.’
‘Nou, ik heb zitten denken… Ik wil weg uit de City.’
‘Echt waar?’ Miranda was hogelijk verbaasd. Ze ging rechtop zitten, plotsklaps klaarwakker. ‘Wat wil je dan gaan doen?’
‘Ik weet niet. Een boek schrijven over de levenscyclus van de vlo? De City is een goudmijn, maar het is geen leven. Ik heb er gedaan wat ik moest doen. Ik heb hard gewerkt. Nu wordt het tijd om te oogsten, en daarmee doel ik op jou, Gus en Storm. Ik heb de afgelopen weken ruimschoots de tijd gehad om na te denken. We zouden eens lekker lang met z’n allen op vakantie moeten. Ik wil de kinderen niet naar kostschool sturen. Ik wil dat ze thuis zijn, waar ik van ze kan genieten. Wat heb je eraan om kinderen te hebben als je ze toch alleen maar wegstuurt?’
‘Je hebt écht goed nagedacht.’ Miranda was onder de indruk. ‘Dat zal Gus fijn vinden.’
‘Dat was hij zeker. Ik heb het hem al verteld. We hebben een gesprek gehad van man tot man, weet je.’
‘O ja?’ Miranda voelde een licht gefladder in haar buik. David klonk nu weer precies zoals de oude David op wie ze verliefd geworden was.
‘We begrijpen elkaar nu.’
‘Kom naar huis, lieverd. Ik heb je gemist.’
Hij slaakte een diepe zucht. Er viel een lange stilte terwijl hij zich vermande. ‘Dat zijn de heerlijkste woorden die ik ooit heb gehoord.’
De volgende ochtend werd Miranda wakker met een rare knoop in haar maag. Ze keek uit het raam. De lucht zag grijs, de wolken waren dik en zwaar, en er hing een melancholiek licht over de tuin. Er stond geen wind. Er ontbrak iets; er was iets niet in de haak. Haastig schoot ze een spijkerbroek en een katoenen sweater aan. De kinderen waren in de keuken, waar ze zich van de muesli bedienden en opgewekt plannen maakten voor wat ze die dag zouden gaan doen. ‘Ik ben zo terug,’ riep ze terwijl ze de hal door rende. Gus keek zijn zusje fronsend aan, maar zij haalde berustend haar schouders op. Hun ouders waren nu eenmaal gekke mensen.
Miranda sprintte over het grind en door de wildebloemenwei. Het begon net te miezeren: druppels die licht als veertjes zachtjes op haar gezicht neervielen. Tot haar opluchting was Jean-Paul niet weggeggaan, maar stond hij op de brug naar het water te staren. Toen hij haar zag glimlachte hij niet, maar keek haar met vermoeide rode ogen aan; zijn huid zag grauw.
‘Is alles goed met je?’ vroeg ze terwijl ze hijgend naast hem kwam staan.
‘Ik heb het album gelezen,’ antwoordde hij.
‘Helemaal?’ Miranda was verbaasd. Haar had dat maanden gekost.
‘Ik heb niet geslapen.’ Hij schudde zijn hoofd en streek met een ruwe hand door zijn lange haar. Miranda vielen de zilveren stoppels op zijn gezicht op. ‘Ik moest het uitlezen. Volgens mij heb ik diep in mijn hart altijd wel geweten dat ze dood was. Daarom ging ik ook niet naar haar op zoek. Ik was bang.’
‘Wat ga je nu doen?’ Ze hield haar hart vast voor zijn antwoord, maar wist al hoe dat zou luiden nog voordat hij iets had gezegd.
‘Terug naar Frankrijk.’
‘En Peach dan?’ vroeg ze zachtjes.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ik weet niet.’ Hij leek in de war. ‘Ava stelde haar kinderen altijd op de eerste plaats. Ik moet dat ook doen.’
‘Bedoel je dat je geen contact met haar wilt opnemen?’
‘Dat kan ik niet doen. Misschien weet ze nergens van.’
‘Maar jij bent haar vader. Je hebt zelf gezegd “een deel van jou en een deel van mij”.’ Voor het eerst sinds ze Jean-Paul kende leek hij niet helemaal zeker van zichzelf.
Ze werden zich er allebei van bewust dat er iemand op de rivieroever stond. De vrouwengestalte kwam dichterbij, gekleed in een lichtblauwe werkbroek en een wit t-shirt, met lang krulhaar dat de kleur had van zomers hooi. Jean-Paul hield zijn adem in. ‘Ava,’ fluisterde hij. ‘Dat kan niet waar wezen.’ De jonge vrouw glimlachte hem toe en zwaaide aarzelend.
‘Jean-Paul,’ mompelde Miranda, terwijl ze zich erover verbaasde hoe fraai zijn glimlach was overgebracht op het gezicht van een vrouw. ‘Dat is Peach.’
Ze kwam naar hen toe en haar glimlach loste op in een schroomvallige uitdrukking. ‘Jean-Paul,’ zei ze. ‘Je kent me niet, maar.
‘Ik ken je wel,’ zei hij. ‘Ik herken je moeder in je.’
‘En jezelf ook,’ zei ze met een ongemakkelijk lachje.
‘Je bent al net zo direct als je moeder,’ constateerde hij, terwijl hij zijn blik over haar trekken liet gaan, alsof hij niet wist hoe snel hij die in zich op moest nemen.
‘Ik heb een poosje de tijd gehad om te wennen aan het idee.’ Ze wendde zich tot Miranda. ‘Jij moet Miranda zijn.’
‘Ja. Je hebt geen idee hoe fijn het is om je te zien.’ Ze omhelsden elkaar als oude vrienden.
‘Ik heb je dit weekend geprobeerd te bellen, maar er nam niemand op. Ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik ineens voor je neus sta.’ Ze keek om zich heen. ‘Er is niets veranderd. Het ziet er prachtig uit.’
‘Kom mee naar binnen,’ stelde Jean-Paul voor. ‘Zo meteen gaat het hozen.’
‘Ik kan maar beter teruggaan naar mijn kinderen,’ zei Miranda.
‘Je bent anders van harte welkom,’ zei Jean-Paul. Het viel Miranda op dat hij weer wat kleur op zijn wangen had gekregen. Hij zag er weer knap uit en er lag weer een onweerstaanbare twinkeling in zijn ogen.
‘Ik zou dolgraag even meegaan, want ik ben ontzettend nieuwsgierig, maar het lijkt me beter jullie even alleen te laten. Jullie hebben een hoop in te halen. Misschien als jullie uitgepraat zijn dat ik een rondleiding kan geven door de tuin. Dat die er zo schitterend uitziet is louter en alleen aan Jean-Paul te danken.’
‘Nou, graag,’ zei Peach. ‘Dat zou ik leuk vinden. Mijn moeder zou er dolblij mee zijn dat alles zo mooi is hersteld. Het was haar levenswerk. Ik wil je bedanken, Miranda.’
‘Waarvoor in vredesnaam?’
‘Dat je dit mogelijk hebt gemaakt.’
Miranda leefde ineens op. ‘Heb ik dat dan?’
‘Natuurlijk. Ik had nooit gedacht dat ik meneer de Fransman nog eens zou vinden. Maar dankzij jou is dat gelukt.’ Ze keek naar Jean-Paul en grijnsde. Hij zocht naar woorden. Ze leek ontzettend op haar moeder; ze was zo direct, zo open. Voor haar was het helemaal niet alsof ze met een vreemde stond te praten, maar alsof ze haar vader al haar hele leven had gekend. ‘Schrik maar niet,’ zei ze, omdat ze zijn verbazing aanvoelde. ‘Ik heb een jaar de tijd gekregen om eraan te wennen.’
Door de tuin liep Miranda naar het huis. Om haar heen straalden de tuinen niets dan toverkracht uit, en vanbinnen voelde ze zich compleet. Hier hoorde ze thuis. Ze keek ernaar uit te gaan spelen met de kinderen. Misschien zouden ze wel bij het oude kasteel gaan picknicken. Ze kon een paar van hun vriendjes te eten vragen. Toen ze bij het huis was aangekomen, kwamen Storm en Gus de deur uit rennen zodra er een taxi stopte op het grind. Ze draaide zich om en zag David uitstappen met een koffer. Hij droeg geen pak, maar een spijkerbroek en een groen shirt, waarin hij er mager, maar knap uitzag. Miranda glimlachte terug, maar ze moest op haar beurt wachten, want eerst spreidde hij zijn armen om de kinderen op te vangen. Zij hoorden hier ook thuis, bedacht ze tevreden – eindelijk dan toch.
In de cottage zette Jean-Paul de ketel op het vuur. Ze gingen met z’n tweeën aan de keukentafel zitten zoals hij dat zesentwintig jaar geleden ook met Ava had gedaan. Maar dit keer was het niet om afscheid te nemen, maar om samen een nieuw leven te beginnen. ‘Ik heb je zo veel te vertellen,’ zei Peach, en haar groene ogen glinsterden van emotie. ‘Ik weet niet waar ik moet beginnen.’
‘Vertel me eens over je moeder. Hoe is ze gestorven?’
‘Laten we nog een beetje verder teruggaan, want anders raak ik de draad kwijt. Die lieve pappie – Phillip – kreeg een jaar of vier geleden een hartaanval, en een poosje bleven we hier allemaal wonen, hoewel hij maar langzaam herstelde. Mama zorgde voor hem als een verpleegster. Ze weigerde hulp te aanvaarden. Je weet hoe ze is. Het was een dagtaak, maar hij ging toch achteruit. De trappen waren een groot probleem. Iedereen zei tegen haar dat we moesten verhuizen. Uiteraard werd ze heen en weer geslingerd tussen wat ze wist dat goed was voor Phillip en wat goed was voor haarzelf. Ze was dol op dit huis en de tuinen, en ik weet nu dat jij de reden was dat ze daar zo vastberaden aan vast wilde houden. Ze moet erop hebben gehoopt dat je op een goede dag terug zou komen om haar te halen. We waren allemaal volwassen. Poppy woont in Londen; ze is getrouwd en heeft nu zelf kinderen. Archie is getrouwd met een Chileense en woont in Valparaiso. Angus is nogal een flierefluiter. Hij is niet getrouwd. Hij is een succesvol historicus geworden. Je zou het niet geloven.’
‘En jij?’
‘Ik ben nooit uitgevlogen. Ik ben tuinvrouw.’ Ze grijnsde trots.
‘Dat verbaast me niks,’ zei hij peinzend, en hij schudde zijn hoofd om het wonder dat ze was. Haar vingernagels waren kort en brokkelig, haar handpalmen ruw als boomschors. Hij wist zeker dat ze naar nat gras en hooi rook. ‘Ga verder met je verhaal,’ zei hij, vol verlangen om meer te horen.
‘Nou, ze bleef hier nog een hele poos, ook al had ze allang weg moeten gaan. Op het laatst had ze geen keus meer. Ze ontdekte een bultje in haar buik. Het bleek kwaadaardig te zijn. We verhuisden naar Cornwall, omdat mama altijd van de zee had gehouden. Ze zette het huis voor zo’n exorbitante prijs te koop dat niemand het wilde kopen. Het deed haar veel pijn om het los te moeten laten. Misschien hoopte ze wel dat het niet verkocht werd en dat we op een goed moment weer terug konden verhuizen. Terwijl het met papa beter ging, ging het met mama slechter. Het ging allemaal heel snel. Veel tijd had ze niet. Nu ik het album heb gelezen, was de tumor volgens mij een uiting van de hartenpijn die ze moest doorstaan nadat jij was vertrokken. Haar verdriet zat zo diep dat het onuitspreekbaar was. Al die jaren wist ze het geheim te houden. Mij heeft ze er nooit over verteld, en ik stond, omdat ik de jongste was, nog wel het dichtst bij haar.’ Peach aarzelde en voegde er toen verlegen aan toe: ‘En omdat ik jouw kind was.’ Ze keken elkaar aan terwijl de regen tegen de ruiten roffelde en beseften dat, ondanks het feit dat ze vreemden voor elkaar waren, de werkelijkheid van hetzelfde bloed en hun beider liefde voor Ava meteen een band tussen hen schiep.
‘Wanneer is ze overleden?’ vroeg hij.
‘Vorig voorjaar. Op 5 mei.’
‘Ik had zo gehoopt haar terug te zien.’
‘We hebben haar begraven in een kerkje met uitzicht op zee. Ze had hier begraven zullen worden, maar ze zei dat ze dat niet wilde. Volgens mij vond ze dat niet gepast. Tactloos misschien, met het oog op papa.’
‘Voor haar kwam haar gezin altijd op de eerste plaats.’
‘Zo veel is zeker. Maar mij heeft ze het album nagelaten, niet in haar testament, maar in een brief met haar laatste wensen. Ze had het in het huis verstopt, onder een losse vloerplank.’
‘Was jij dan degene die het album in de cottage heeft gelegd?’
‘Ja. Ik heb het eerst helemaal gelezen. Toen begreep ik wel waarom ze me nooit over jou had verteld. Wat zou daar voor goeds uit voort zijn gekomen? Ik hou van Phillip als van een vader, en hij zal altijd mijn vader zijn. Probeer je eens voor te stellen hoe gelukkig ik ben dat ik jullie allebei heb.’
‘Heeft ze het je nooit verteld?’
‘Nee. Misschien voelde ze zich schuldig dat ze ons geen van tweeën iets vertelde. Of kon ze er met niemand over praten, zelfs niet met mij. Maar mensen die op sterven liggen willen altijd losse eindjes afwerken, en ik neem aan dat ik er recht op heb te weten van wie ik afstam. Ik besloot het album hier neer te leggen, zodat je het zou vinden als je terugkwam en zou weten dat ze altijd van je was blijven houden. Ik wist niet waar ik je kon vinden en ik wilde mijn vader er niet naar vragen. Destijds wist ik niet eens goed of ik je wel wílde vinden. Het is niet makkelijk om te horen te krijgen dat de man van wie jij denkt dat het je vader is dat niet is.’
‘Weet Phillip ervan?’
‘O, nee. En hij zal er ook nooit van weten. Het zou niet goed zijn als ik het hem vertelde. Trouwens, mijn moeder had haar leven geheel en al aan hem gewijd. Misschien zou ze wel vertrokken zijn als hij niet ziek geworden was. Hij had haar nodig. Wie zal het zeggen?’
‘Waarom ben je hiernaartoe gekomen?’
‘Omdat ik het gevoel had dat het juiste moment was aangebroken. Mama zou het zo gewild hebben. Jullie verlangden allebei zo naar een kind; dan is het niet meer dan eerlijk dat je van mijn bestaan op de hoogte bent.’ Ze glimlachte nogmaals, en Jean-Paul zag zijn eigen gezicht weerspiegeld in het hare. Terwijl hij ernaar keek, maakte zijn maag een sprongetje. Ze bloosde. ‘Ik werd ook meegesleept door het album en de romantiek van mijn moeders geheime liefdesrelatie. Ze bleef maar van je houden, of hopen dat jullie op een dag weer bij elkaar konden komen. Toen Miranda belde, zag ik mijn kans schoon.’
‘Waarom heeft ze mij niet verteld dat ze op sterven lag?’
‘Dat heb ik me ook afgevraagd. Mijn moeder kennende kan ik me alleen maar voorstellen dat ze niet wilde dat je haar zo zou zien. Haar haar viel uit. Ze was erg oud geworden. Ze was ontzettend ziek. Ik kan me zo voorstellen dat ze liever wilde dat je je haar herinnerde zoals ze vroeger was.’
‘Maar ze wist dat ik van haar hield.’
Peach’ ogen vulden zich met tranen. Weer rook ze een vleug oranjebloesem. Die wolkte om haar heen als een vertrouwde deken en drong haar zintuigen binnen met het dringende verzoek te worden opgemerkt. Ze keek naar Jean-Paul. Hij hief zijn kin op, omdat hij zich er ook bewust van was.
‘Ja, dat wist ze,’ zei ze, met een stem die amper meer was dan een fluistering. ‘Kun jij haar ook ruiken?’ Jean-Paul sloot zijn ogen. Hoe vaak had hij zichzelf niet voorgehouden dat hij de geur van haar parfum alleen maar rook omdat hij zo intens van haar droomde.
De kamer vulde zich met zonneschijn. Die was helder en deed de stofdeeltjes twinkelen en oplichten als vuurvliegjes. Toen vader en dochter hun ogen opendeden, zagen ze dat de lucht was opgeklaard en dat de zon tussen de wolken door piepte. Haastig stond Jean-Paul op. ‘Kom eens,’ zei hij, haar bij de hand pakkend. Peach liep achter hem aan naar buiten, de regen in. Daar, in een duizelingwekkende boog boven hun hoofd, spande zich een magnifieke regenboog.
‘Wat prachtig,’ zei ze vol bewondering. ‘Un arc-en-ciel.’
‘Un arc-en-ciel,’ herhaalde hij, wetend dat ergens daar hoven te midden van al die kleuren Ava zich bevond. Toen lachte hij, want tussen het groen en het blauw zat de mooiste kleur van allemaal.
‘Kun je het roze zien?’ Hij wees naar het vibrerende licht, de kleur van een volmaakte zomerse roos.
‘Ja, ik zie het!’ zei ze, met een gezicht dat nat was van tranen. ‘Ik zie het! Het onvatbare roze.’
‘Ze is daar,’ zei Jean-Paul, en hij gaf haar hand een kneepje. ‘Ze is daar. Dat weet ik zeker.’