20
Het melancholieke licht van
de schemering dat
de duiventil heel even roze kleurt, als de zachte
uitademing van de hemel
Jean-Paul ging met kerst terug naar het Château les Lucioles. Hij reed door de grote ijzeren hekken de oprijlaan op, die een prachtige kromming beschreef rondom een oude ceder, en parkeerde de auto op het grind voor de indrukwekkende gevel. De lichtblauwe luiken stonden open en op de vensterbanken lag nog een dun laagje rijp. Hij keek omhoog naar het hoge dak, waar kleine dakkapelletjes slaperig naar buiten gluurden en de schoorstenen hoog optorenden in de frisblauwe lucht. Françoise deed met veel sleutelgerammel de deur open en begon al over de bittere kou te klagen nog voordat ze hem zag. ‘Monsieur, kom gauw binnen, voordat u een longontsteking oploopt. Gerard heeft de haarden in de hal en zitkamer aangestoken. Hebt u honger? Armandine heeft een daube in de oven gezet en er is vers brood. Ze wist niet precies of u al gegeten zou hebben. Later op de avond komt ze terug om het avondeten klaar te maken. Blijf niet langer buiten staan dan nodig is. Kom, kom, het is koud.’ De huishoudster wenkte hem naar binnen en deed de deur met een luide klap achter hem dicht. ‘Die grote huizen zijn moeilijk warm te stoken,’ mompelde ze, de hal in schuifelend.
‘Is Hubert er?’ vroeg hij, met zijn gedachten alleen maar bij de tuin.
‘Ja. Maar moet u eerst niet iets eten voordat u naar hem toe gaat? Hij is buiten.’
‘Heeft het erg hard gevroren?’
‘Alleen de afgelopen week. Na een zachte herfst is het ineens erg koud geworden.’
Hij keek om zich heen in de hal, naar het knapperende vuur in de haard, de glanzende flagstonevloer en verschoten Perzische tapijten, en slaakte een zucht van welbehagen. Het was fijn om thuis te zijn. Hij trok zijn jas uit en gaf die aan Françoise. ‘Ik spreek hem wel in de zitkamer,’ zei hij. ‘De daube kun je binnenbrengen op een dienblad. Dan eet ik daar wel.’
‘Zal ik de honden binnenlaten?’ vroeg ze. ‘Ze zijn de hele ochtend al onrustig geweest. Ze voelden dat u thuis zou komen.’
‘Ja, goed. Ik heb ze gemist.’
‘Blijft u lang?’
‘Nee. Over tien dagen ga ik weer weg.’
Ze stak haar onderlip naar voren. ‘Zo’n kort bezoek?’
‘Ja.’
‘Als uw moeder nog leefde…’
‘Maar die leeft niet meer,’ sneed hij haar bruusk de pas af.
‘Waarom blijft u zo lang weg? De dieren missen u.’ Ze sloeg haar ogen neer. ‘En wij ook.’
Hij keek haar teder aan. ‘Ah, Françoise, onder die efficiënte buitenkant ben je een sentimentele vrouw!’
‘En u, monsieur? Waarom zoekt u niet een leuke jonge vrouw en settelt u zich niet om een gezin te stichten? Dit is een groot chateau; het is niet goed dat het het hele jaar aan zijn lot wordt overgelaten. Er galmen spookstemmen door de kamers omdat het niet wordt bewoond.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Dingen gaan niet altijd zoals je had gepland.’
‘Wat had u dan gepland?’ Het ontging hem niet dat ze hem met moederlijke bezorgdheid aankeek.
‘Daar kan ik niet met anderen over praten,’ antwoordde hij bars. ‘Breng me nu mijn eten maar. Ik rammel van de honger. En zeg tegen Hubert dat ik hem wil spreken.’
Twee grote Deense doggen kwamen de zitkamer binnen dartelen en sprongen opgewonden op hem af. Hij liet zich op zijn knieën zakken en omhelsde ze allebei en liet ze zijn gezicht likken. ‘Ja, ik heb jullie ook gemist!’ zei hij tegen ze, en hij trok zachtjes aan hun oren en klopte ze op de rug. Er waren altijd Deense doggen geweest op Les Lucioles. Een huis van een dergelijk formaat vergde grote dieren om het te vullen. Hij ging op de haardbank zitten om zijn rug te laten warmen door het vuur, en keek door de openslaande deuren naar de tuin, die nu schuilging onder de rijp. Hij had gehoopt met Ava te kunnen terugkeren. Om haar de tuinen te laten zien die hij voor haar had aangelegd. Om hier de rest van hun leven samen door te brengen. Dat had ze beloofd. Hij had het ook beloofd. Beloften verzegeld met liefde. Hij had zich aan zijn deel van de afspraak gehouden, maar zij?
Françoise kwam binnen met zijn lunch op een dienblad. ‘Gaat u de kerst alleen doorbrengen?’ vroeg ze.
‘Ik heb geen keus.’
‘Wat jammer nou. Zo’n knappe jonge man als u.’
‘Je hoeft geen medelijden met me te hebben, wijfie…’ bromde hij.
‘Als uw moeder nog leefde…’
‘Maar die leeft niet meer,’ herhaalde hij. ‘Als zij nog zou leven, zou ze de kerst bij mij zijn. Maar nu ben ik alleen.’
‘Als er iemand liefde verdient, dan bent u het wel, monsieur. Ik ken u al van kleins af aan. Het doet me pijn om u zo alleen door het leven te zien gaan. Het is allemaal goed en wel om er minnaressen op na te houden, maar voor u wil ik meer. Ik wens u een bovenstebeste, eerlijke vrouw toe, en gezonde kinderen.’
‘Daar ben ik nu te oud voor.’
‘Niet als u een vruchtbare jonge vrouw trouwt.’
‘Françoise, je loopt te dromen.’ Hij grinnikte spottend. Hubert kwam binnen, met zijn pet in de hand.
‘Bonjour, monsieur. Ik ben blij dat u veilig en wel terug bent.’ Hij maakte een formele buiging.
‘Ik word aan een kruisverhoor onderworpen, Hubert. Françoise, schenk eens een glas cognac voor Hubert in. Kom, vertel: hoe staat het met de tuinen?’
Françoise trok zich terug naar de hal. Ze had stijve gewrichten en had voortdurend pijn in haar rug. Ze had al jaren geleden met pensioen moeten gaan, maar uit loyaliteit aan wijlen Jean-Pauls moeder en aan Jean-Paul zelf, van wie ze hield als van een zoon, was ze gebleven. Zesentwintig jaar geleden had ze hem als een gedesillusioneerde jonge man terug zien keren uit Engeland, vastbesloten trouw te blijven aan de vrouw van wie hij hield maar die hij niet kon krijgen. Françoise had zelf kort kennis mogen maken met de liefde, dus ze begreep zijn verdriet. Dat soort leed heelt meestal wel in de loop der tijd; het hare was nu nog maar een dun litteken op haar hart. Maar Jean-Paul was nog niet genezen. Zijn hart lag nog open, rauw en bloedend. Als een hond die naast zijn overleden baasje zit, liet Jean-Paul zich langzaam doodhongeren door zijn liefde. Zijn moeder had nooit de vreugden van kleinkinderen mogen smaken. De dromen die zijn vader voor hem had gekoesterd waren nooit in vervulling gegaan. Geen van beiden wisten ze waarom. Maar Françoise kende alle geheimen, want als een schaduw hield ze zich op in alle hoekjes van het chateau, onzichtbaar maar alwetend. Alleen zij had de schilderijen in rijen tegen de muur zien staan, had de brieven zien liggen die waren geschreven maar nooit waren verstuurd, en de bloemen die waren geplant in de hoop dat hij haar op een dag mee terug zou brengen en haar kon laten zien hoe hij zijn leven aan haar had gewijd met evenveel aandacht alsof ze aan zijn zijde had verkeerd.
Ze klakte met haar tong en drentelde over de stenen vloer naar de keukenvleugel en haar knusse zitkamertje. Sommige dingen kon je maar beter uit je hoofd zetten. Het leven was kort. Wat had je eraan om te hunkeren naar wat je niet kon krijgen? Had zij niet ook dat hoofdstuk afgesloten en het boek weggelegd, en was ze niet opnieuw begonnen? Makkelijk was het niet, maar het kon wel. Ze liet zich voorzichtig in een fauteuil zakken en pakte haar borduurwerk op. Jean-Paul was tenminste thuis, en daar was ze blij om.
In Hartington miste Miranda Jean-Paul. Haar ouders arriveerden samen met de zus van haar vader, Constance, in een zilverkleurige Rover die vol was gestouwd met pakjes en bagage. Dit was de eerste keer dat ze kwamen logeren. Diana Stanley-Kline had een heleboel commentaar terwijl ze in haar ivoorkleurige pantalon, een bijpassende kasjmieren truitje, suède schoenen en parels formaat druif van kamer naar kamer dwaalde. ‘O lieverd,’ snoof ze toen ze de keuken krukken van haar dochter zag, ‘die sleetse chic mag dan misschien een trend zijn, maar met je beste paar kousen aan zou je er niet op gaan zitten.’ Ze trok haar wenkbrauwen op bij de grote glazen siervazen in de hal. ‘Wat een onhandige dingen in een huis met kleine kinderen!’ En toen Miranda haar over de tuinen vertelde, dat die ooit de mooiste van heel Dorset waren geweest, trok ze haar neus op en merkte op: ‘Tja, alles is betrekkelijk.’ Zoals gebruikelijk kon niets genade vinden in haar moeders ogen. Miranda keek nu al uit naar het einde van de logeerpartij, als iedereen weer naar huis zou zijn.
Constance had de irritante gewoonte anderen steeds in de rede te vallen. Dan stelde ze een vraag, maar luisterde ze niet naar het antwoord en gaf in plaats daarvan als jij halverwege je zin was liever haar eigen mening. Na een poosje gaf Miranda het op en ging achterovergeleund met een half oor zitten luisteren, terwijl ze op de juiste momenten de juiste geluiden maakte om de indruk te wekken dat ze haar aandacht erbij had. David was erg gesteld op haar vader Robert. Ze zaten al sigaren rokend over politiek te discussiëren. Ze hadden dezelfde overtuigingen, allebei rechts georiënteerd en even pretentieus.
De kinderen speelden buiten met hun laarzen en jassen aan, en hun gelach steeg op in de vochtige lucht. Maar Gus leek verloren zonder Jean-Paul. Hij deed zijn best om zijn vader over te halen met hen te komen spelen, maar David werd in beslag genomen door hun opa. De jongen hing rond op de stenen brug en staarde mistroostig naar de verlaten en koude cottage. Storm kwam terug naar binnen om met haar Hama-kralen aan de keukentafel te spelen terwijl mevrouw Underwood de lunch klaarmaakte. Gus werd aan zijn lot overgelaten en dwaalde in zijn eentje rond op zoek naar amusement. Nu Jean-Paul er niet was om hem bezig te houden, nam hij zijn toevlucht tot wat hij het best kon: kleine weerloze beestjes pesten.
Hij vond een slachtoffer bij het tijmpad. Het was een grote spin met harige zwarte poten en een rond, sappig lijfje. Toen Gus er met een stok tegen porde was hij onder een blad weggekropen, maar Gus kon hem nog goed zien zitten. Verstijfd van angst wachtte de spin af, maar ondanks zijn ervaring met vogels en slangen kon hij zich geen voorstelling maken van het soort roofdier dat nu op hem aasde.
Gus rolde op zijn buik op de stenen van het plaveisel die nog vochtig waren van de motregen die die nacht was gevallen. Het regende nu niet meer, maar de lucht was betrokken en de wind had een ijzige ondertoon. Langzaam, om de spin niet weg te jagen, bracht Gus zijn hand dichterbij. De spin bleef roerloos zitten, misschien in de hoop dat het roofdier hem niet zou zien als hij zich stil hield. Maar Gus was een kenner als het op spinnen aankwam. Hij was er niet bang voor, zoals zijn zusje en haar vriendinnen. Met een snelheid die getuigde van jaren van oefening stak Gus zijn vingers naar voren en greep het beestje vast bij één lange, tere poot. ‘Hebbes!’ fluisterde hij triomfantelijk. De spin probeerde vergeefs te ontsnappen. Gus hield hem in het licht, en heel langzaam, terwijl hij nog steeds de ene poot vasthield, trok hij een andere van het lijfje los. Hij kon de spin niet horen jammeren en de pijn in zijn oogjes niet zien. Misschien voelde hij wel helemaal geen pijn. Het deed er niet toe. Een voor een trok hij de pootjes los, totdat alleen het zachte ronde lijfje nog over was, dat hij op het steen neerlegde zodat een vogel het op kon eten. De pootjes werden als piepkleine takjes verstrooid door de wind.
Zijn voldoening was echter van korte duur. Hij moest denken aan Jean-Paul en dat die van al Gods schepselen hield, en werd plotseling overvallen door schaamte. Haastig vertrapte hij het lijfje onder zijn voet, in de hoop zo zijn daad uit te wissen en te doen alsof die nooit had plaatsgevonden. Hij rende weg naar de moestuin, deed de poort achter zich dicht, en vond een warm plekje in een van de kassen. Tot zijn verrassing stond het daar vol met potten. Elke pot was gevuld met aarde, en ze stonden allemaal in keurige rijen. In totaal waren het er ongeveer vijftig. Gus liet zijn blik er vol ontzag overheen gaan. Hij kon wel op zijn vingers natellen dat Jean-Paul iets speciaals in al die potten had gezaaid dat in de lente zou gaan groeien. Hij voelde gewoon dat de zaadjes onder de aarde in winterslaap lagen. Dus dit is tuintovenarij, dacht hij opgewonden, en hij zou willen dat Jean-Paul er was om hem uit te leggen hoe die werkte. Hij merkte op dat er een torretje op zijn rug lag op de betonnen vloer en verwoed met zijn pootjes maaide om weer rechtop te komen. Voorzichtig, om het diertje geen pijn te doen, zette Gus het met behulp van een blad overeind en keek toe hoe het zich weghaastte onder een terracotta pot. Zijn stemming klaarde op nu hij een goede daad had verricht.
Miranda leidde haar moeder en Constance rond door de tuin. Ze vond haar moeders stekelige commentaar buiten makkelijker te verdragen, waar Jean-Paul zijn magie had gezaaid. Ze voelde zich dicht bij hem, alsof zijn aanwezigheid de lucht om haar heen verwarmde en haar geest vervulde met een serene rust. Constance ratelde enthousiast aan één stuk door, terwijl Diana snuivend haar misprijzen te kennen gaf. ‘Goeie help, heb je zo veel grond echt nodig? Wat een klus om dat allemaal bij te houden.’
‘We hebben twee tuinmannen,’ antwoordde Miranda gewichtig, en ze glimlachte bij zichzelf toen ze dacht aan Jean-Paul.
‘Op jouw leeftijd deed ik alles zelf. Het is wel heel buitensporig om zo veel mensen in dienst te nemen…’
‘Wat een onzin, Diana,’ kwam Constance tussenbeide. ‘Je zei net zelf dat het moeilijk is om alles bij te houden. Ik zou zo zeggen dat je er wel meer dan twee nodig hebt. Ik hoop maar dat ze goed zijn!’
‘Zoals je kunt zien…’
‘Dat kan ik zeker, Miranda,’ onderbrak Constance haar nogmaals. ‘Nergens valt een onkruidje te bespeuren. Ik zou het graag in het voorjaar nog eens bekijken; dan staat alles vast schitterend in bloei.’
‘O, in de lente wordt het vast heel mooi,’ beaamde Diana, ‘maar in de zomer loopt het natuurlijk helemaal uit de hand en dan zul je moeten toegeven dat je te veel hooi op je vork hebt genomen.’ Miranda was opgelucht toen mevrouw Underwood aankondigde dat het middageten klaar was en dat ze terug konden naar binnen.
‘Ik moet zeggen, Miranda, je hebt fantastisch werk gedaan, echt waar,’ zei Constance toen Diana buiten gehoorsafstand was. ‘Je moet wel een enorme ouwe zuurpruim zijn om daar iets op aan te merken te hebben. Besteed er maar geen aandacht aan, lieverd. Het probleem ligt niet bij jou, maar bij je moeder en dat afschuwelijke groene monster dat haar in zijn greep heeft.’ De oudere vrouw schonk haar een knipoog. Miranda glimlachte en liep achter haar aan de garderobe in om haar jas op te hangen.
Diana nam haar plaats in aan de tafel in de eetkamer. ‘Grappig dat je zulke lichte tinten voor de muren hebt gebruikt,’ zei ze tegen haar dochter. ‘Heel Londens. Maar ik vind warme kleuren beter passen bij het platteland.’
‘Ik geloof niet…’ begon Miranda, maar Constance kwam er al tussen voordat ze haar zin kon afmaken.
‘Het ziet er erg leuk uit, Miranda. Je hebt het huis prachtig aangekleed, vind je niet, Robert?’
‘Ja, zeker,’ antwoordde haar broer, die nog geen enkele gedachte aan de aankleding had gewijd. ‘Heel smaakvol gedaan.’
‘Gus en Storm, kom eens bij jullie oma zitten. Ik zie jullie maar zo zelden. Miranda brengt jullie ook nooit eens naar me toe om te logeren. Ze zou jullie allebei een beetje meer moeten delen. Arme oma!’ Miranda sloeg haar ogen ten hemel en zag dat de kinderen gehoorzaamden, al ging het niet van harte. ‘Het is maar goed dat je een kokkin hebt, Miranda. Het zou de moeite niet zijn geweest om dat hele eind hiernaartoe te reizen als we jouw probeersels naar binnen zouden moeten werken.’ Ze lachte er even bij alsof het een grapje was, maar Miranda draaide zich gekwetst af. Geen wonder dat haar zus naar de andere kant van de wereld was verhuisd!
Mevrouw Underwood kwam binnen met het geroosterde lamsvlees. Onmiddellijk werd de kamer gevuld met de geur van rozemarijn en olijfolie. Diana ademde diep in, maar zei er niets van. Miranda vroeg zich af of ze commentaar op mevrouw Underwood zou durven te geven. Ze zou er heel wat voor overhebben om dat nog eens mee te mogen maken! Ze wachtte tot haar moeder een hap genomen had, terwijl mevrouw Underwood de tafel rondging met de schaal gepofte aardappelen. Diana kauwde in stilte en op haar wangen verscheen een blos van plezier.
‘Heel lekker,’ zei ze uiteindelijk kortweg, en ze nam nog een hap op haar vork.
‘Natuurlijk is het lekker,’ antwoordde mevrouw Underwood, toekijkend hoe David vier grote aardappels op zijn bord schepte. ‘Het is biologisch Dorsets lamsvlees. Beter dan dit vind je het nergens.’ Diana liet het wel uit haar hoofd om daartegenin te gaan.
Op kerstavond hingen Gus en Storm hun kerstkousen op, zodat de kerstman ze kon vullen, en gingen zonder moeilijk te doen zoet naar bed. Gus beweerde dat hij op de kerstman zou gaan liggen wachten, terwijl Storm volhield dat als hij dat deed de kerstman helemaal niet zou komen en dat ze dan geen van tweeën cadeautjes zouden krijgen. Miranda stopte hen in en ging terug naar de zitkamer om nog een paar houtblokken in de haard te leggen en de kerstboomlampjes aan te doen. Ze trok de gordijnen dicht, zette een cd op en bleef een poosje op de haardbank zitten. Ze miste Jean-Paul. Ze miste zijn geruststellende aanwezigheid op het landgoed. Ze vroeg zich af welk advies hij haar zou geven over de omgang met haar moeder. Hij had overal een antwoord op, net als Vadertje Tijd. Plotseling wilde ze niets liever dan weer in het album lezen; haar ouders en Constance konden maar beter naar huis gaan, zodat zij in alle rust op bed kon gaan liggen om zich te laten meeslepen door het geheime leven van Ava Lightly.
Op dat moment kwam David in een donkerrood huisjasje en bijpassende fluwelen pantoffels de kamer binnen. Hij zag zijn vrouw op de haardbank zitten en glimlachte haar toe. ‘Hoe gaat het met je, schat?’
‘Ik weet me nog net staande te houden,’ antwoordde ze.
‘Hangen de kousen al voor me klaar? Ik kijk er best naar uit om voor kerstman te spelen!’
‘Ik hoop maar dat Gus niet opblijft om naar je te kijken. Je zou hem ontzettend teleurstellen.’
‘Hij is de hele dag buiten geweest. Hij is doodop. Volgens mij gaat het hem niet lukken om zijn ogen langer dan vijf minuten open te houden.’
‘Mama doet wel een beetje vervelend,’ zei ze, overstappend op een ander onderwerp.
‘Alleen maar omdat je haar daar de kans voor geeft.’ Hij trok een fles champagne open.
‘Zo is het al mijn hele leven, en ik weet nog steeds niet hoe ik met haar om moet gaan.’
‘Je bent een volwassen vrouw. Je moet gewoon tegen haar zeggen dat ze haar mond moet houden.’
‘Makkelijker gezegd dan gedaan.’
‘Sinds wanneer ben jij zo’n geknakte muurbloem?’
‘David!’
‘Nou, lieverd, mensen behandelen je zoals je ze je laat behandelen. Je hoeft alleen maar “nee” te zeggen.’
Ze keek hem fronsend aan. ‘Ik snap wel waarom Blythe zo weg van je is.’
‘Is ze dat dan?’
‘Nou en of. Ze beweert dat je goede adviezen geeft. Nu weet ik dat ze gelijk heeft.’ Hij schonk haar een glas champagne in.
‘Op jou, lieverd,’ zei hij, en hij drukte een kus op haar wang.
‘Waar heb ik dat aan te danken?’ vroeg ze.
‘Alleen maar om je te zeggen hoezeer ik je waardeer. Ik heb een schitterend cadeau voor je gekocht.’ Miranda glimlachte, denkend aan Theo Fennell.
‘O ja?’ vroeg ze zedig. ‘Wanneer dacht je me dat te gaan geven?’
‘Ik zou het nu kunnen doen,’ zei hij, haar nogmaals kussend. ‘Wat ruik je lekker. Waarom piepen we er niet even tien minuten tussenuit naar boven? Ik hoorde dat je moeder het bad liet vollopen, dus die zijn nog wel even bezig.’
‘Ik ben ook nog niet in bad geweest.’
‘Mooi zo, ik vind je veel lekkerder als je niet helemaal onder de olie zit. Kom mee!’
Hij pakte haar bij de hand en voerde haar mee naar boven; ze moesten allebei giechelen, als een stel kinderen dat niet betrapt wil worden. In de slaapkamer aangekomen duwde hij haar speels op het bed en ging naast haar zitten. Hij kuste haar nogmaals. Ze vergat het cadeautje toen hij haar shirt uit haar spijkerbroek trok en zijn hand over haar buik liet gaan. Hij haakte haar beha los, nam een borst in zijn hand en wreef met zijn duim over de tepel. Toen verborg hij zijn gezicht in haar hals, de tere huid kussend tot ze kronkelde van genot. In de wetenschap dat ze elk moment gestoord konden worden, bedreven ze in hoog tempo de liefde. Miranda dacht niet aan Jean-Paul. Het was zo lang geleden dat David op deze manier naar haar gekeken had, met slaapkamerogen vol lust, zijn mondhoeken vol bewondering gekruld, dat ze helemaal opging in dit moment met hem.
Naderhand lagen ze naast elkaar, verbonden door de intimiteit van hun liefdesspel. ‘Wat was je verrukkelijk, schat!’ riep hij uit. ‘Nu zal ik je je beloning geven.’ Hij stond op en liep naakt naar zijn kleedkamer. Miranda sloeg het laken over zich heen en zette zich in stelling om het cadeau in ontvangst te nemen.
‘Ik hoop dat je het niet te gek hebt gemaakt!’ zei ze. Het was onmogelijk om het níét te gek te maken bij Theo Fennell.
‘Vind je niet dat je het verdient, schat? Ik laat je immers hier de hele week in je eentje zitten. Dit is om je duidelijk te maken hoezeer ik je waardeer en hoeveel ik van je hou.’ Hij kwam terug met een rood doosje. Miranda begreep meteen dat het niet van Theo Fennell afkomstig kon zijn, want diens doosjes waren roze met zwart. Ze voelde een golf van teleurstelling, maar probeerde daar niets van te laten merken. ‘Gelukkig kerstfeest, lieverd.’
‘Dank je wel.’ Ze aarzelde even voor ze het doosje openmaakte. ‘Wat heb je voor me gekocht?’
‘Pak maar uit,’ spoorde hij haar met een afwachtende glimlach aan.
In het doosje zat een diamanten hangertje in de vorm van een hartje. Als ze het telefoontje van Theo Fennell niet had gehad, zou ze er dolblij mee zijn geweest. Welke vrouw werd nou niet blij van diamanten? Maar het enige waar ze aan kon denken was het juweel dat David had laten graveren. Als dat niet voor haar was geweest, voor wie dan wel?