7

Elke regenboog die ik zie
herinnert me aan jou

Hartington House, oktober 1979

Diep vanuit de border met kruiden klonk de stem van Ava Lightly op. Hoewel ze aan het zicht werd onttrokken door afgestorven lupines en de grote viburnum die ze druk aan het terugsnoeien was, bracht haar opgewekte lied de frisse ochtendlucht in beweging en zette de honden ertoe aan enthousiast over het gras te ravotten. Ava was gekleed in een paarse werkbroek en een t-shirt met korte mouwen, en ze had haar streperige blonde haar boven op haar hoofd provisorisch vastgezet met een potlood. Haar handen waren ruw van het werken in de tuin, haar nagels kort en kartelig, maar haar wangen blaakten van gezondheid en haar lichtgroene ogen schitterden als een lentewei in de regen. Ze voelde zich het lekkerst als ze buiten was, weer of geen weer, en de kou d rong zelden tot haar door, al was ze een slanke vrouw zonder isolerend vetlaagje. Vaak liep ze midden in de winter met blote armen, als verder iedereen handschoenen, hoeden en dikke jassen droeg. Met haar zevenendertig jaar was ze nog altijd jeugdig, dankzij een innerlijke tevredenheid die door haar huid heen naar buiten straalde, alsof haar hart uit zonneschijn bestond. Haar gezicht was eerder innemend dan knap, met onregelmatige trekken: haar neus was iets te lang en heel recht, haar mond was breed en zinnelijk, en leek niet bij zo’n klein gezichtje te passen. Maar ook al waren haar trekken op zichzelf gezien dan niet echt mooi, dat werden ze wel door de gevoelige, opgewekte uitdrukking die ze met elkaar verbond. Haar excentrieke natuur maakte haar uiterst boeiend. Niemand was zo dol op haar als haar echtgenoot, Phillip Lightly, en hun kleine kinderen Archie, Angus en Poppy.

‘Hé, Struikje!’ riep haar man, die over het grasveld kwam aangelopen. Bernie, de pluizige sint-bernhard, en Tarquin, de jonge labrador, staakten hun geravot over het gras en renden in volle vaart naar hem toe; ze vlogen tegen zijn benen op en gooiden hem bijna omver. Vol genegenheid beklopte hij hen, en met een handgebaar hield hij ze van zich af. Hij was vijftien jaar ouder dan zijn vrouw, een meter negentig lang, met een rechte rug en brede schouders. Zijn gezicht was vriendelijk en knap, met een lange neus, hoge jukbeenderen en een krachtige kaaklijn. Het grootste deel van de tijd bracht hij door in zijn werkkamer, waar hij een boek schreef over de geschiedenis van wijn dat alle andere boeken over dat onderwerp overbodig moest maken, of hij was in het buitenland, om wijngaarden te bezoeken. Maar hij leidde geen teruggetrokken leven, zoals zo veel schrijvers. Hij genoot van jachtpartijen en etentjes die tot in de kleine uurtjes duurden, waarbij de gasten bij een glas port en een sigaar over geschiedenis en politiek converseerden. Hij maakte graag een praatje met de inwoners van Hartington na de kerkdienst op zondag, en nodigde de stadsbewoners ’s zomers uit voor een jaarlijkse wijn- en kaasproeverij bij hem thuis. Hij was innemend en iedereen mocht hem graag vanwege zijn droge Engelse gevoel voor humor, ook al maakte hij vaker wel dan niet ingewikkelde woordgrapjes die aan het publiek dat hij op dat moment wilde vermaken niet waren besteed. Ava moest er altijd om lachen, ook al had ze ze allemaal al eerder gehoord. Met zijn ronde brilletje op zijn aristocratische neus, zijn fijne botstructuur en hoge voorhoofd, bood Phillip Lightly een voorname aanblik zoals hij zelfverzekerd op de kruidenborder af stapte.

Hij wachtte even, genietend van het melodieuze gezang van zijn vrouw, waarna hij haar nogmaals riep met het koosnaampje dat hij haar had gegeven toen ze net verkering met elkaar hadden. ‘Struikje, lieverd!’

‘Hallo daar!’ antwoordde ze, tevoorschijn klauterend. Er zaten bladeren in haar haar en ze had een veeg modder op één wang. Met de rug van haar hand veegde ze haar neus af.

‘Je was Jean-Paul toch niet vergeten?’ Haar verraste gezicht maakte duidelijk dat dat wel het geval was. Hij glimlachte toegeeflijk. Ava stond erom bekend dat ze haar gedachten er vaak niet bij had, omdat ze in beslag genomen werd door de bomen en bloemen van haar dierbare tuin. ‘Nou,’ verzuchtte hij, met een blik op zijn horloge, ‘over een halfuur staat hij op het station.’

‘O god! Dat was ik helemaal vergeten. Ik heb niets aan de cottage gedaan.’

‘Hij is nog jong, hij vindt het vast niet erg om in een slaapzak te slapen,’ zei Phillip, die zijn armen over elkaar sloeg tegen de kou. Ondanks zijn kasjmieren trui en sjaal rilde hij. ‘Hoor eens, ik wil hem wel gaan ophalen, maar daarna moet jij je om hem bekommeren, Struikje.’

‘Dank je wel.’ Ze sloeg haar armen om zijn nek. Hij zette een stap naar achteren, omdat ze onder de modder en dode bladeren zat, maar haar gebaar van genegenheid won het van zijn omzichtigheid en hij klemde zijn armen om haar heen, tilde haar op en ademde de geur van vochtig gras in die in haar haar hing. ‘Je bent een schat,’ lachte ze in zijn hals.

‘Je voelt ijskoud aan,’ antwoordde hij. ‘Ik zou je wel in een deken willen wikkelen en een kop warme chocola voor je willen zetten.’

‘Is dat alles?’

‘Voorlopig wel, ja. Maar nu moet ik je leerling gaan halen.’

‘Is het eigenlijk wel zo’n goed idee?’ vroeg ze, zich losmakend. ‘Je weet dat ik de tuinen graag zelf verzorg, en Hector helpt als het nodig is met wieden en maaien. Ik hou er niet van om iemand om me heen te hebben. Ik ben een einzelgänger. Hector en ik hebben verder echt niemand nodig.’

‘Daar hebben we het al over gehad. Trouwens, het is te laat om er nu nog iets aan te veranderen. We doen zijn vader er een groot plezier mee, en zo doen oud-Etonners dat nu eenmaal: wij helpen elkaar uit de brand. Na alles wat hij voor mij heeft gedaan ben ik blij dat ik iets terug kan doen. Dankzij Henri zijn er overal in Frankrijk deuren voor me opengegaan.’

‘Goed dan,’ gaf ze zich met een zucht gewonnen. ‘Maar ik weet niet wat hij precies verwacht…’

‘Jij hebt talent, Struikje. Van jou kan hij een heleboel leren. Als hij het chateau wil erven, moet hij wel weten hoe hij een landgoed draaiende houdt.’

‘Kan hij niet gewoon mensen inhuren om dat voor hem te doen?’

‘Dat is het punt niet. Henri wil dat hij de stad uit gaat en een poosje naar het Engelse platteland trekt. In Parijs heeft hij mogen doen waar hij zin in had.’

‘Dus hij is een playboy?’

‘Henri kent verder niemand aan wie hij het kan vragen. Hij maakt zich zorgen dat Jean-Paul maar wat blijft dobberen. Hij wil hem inspireren, dat hij verantwoordelijkheid neemt. Er komt een dag dat hij het chateau en de wijngaard erft; dat is een hele verantwoordelijkheid.’

‘Het verbaast me dat hij doet wat zijn vader zegt. Hij is immers geen kind meer.’

‘Nee, maar zijn vader gaat wel over de financiën.’

‘Is dat dan zo belangrijk? Waarom neemt hij de benen niet om zijn eigen ding te doen?’

‘Les Lucioles is niet zomaar een chateau. Het is iets schitterends. Elke knul die bij zijn verstand is zou er alles voor overhebben om het te behouden.’

‘Aha.’ Ze kon maar weinig enthousiasme voor de hele kwestie opbrengen.

‘Trouwens, het zal leuk zijn voor de jongens om hier een jonge vent rond te hebben lopen met wie ze wat kunnen ravotten. Ik ben maar een oude vader.’

‘Ik hou je anders heus wel jong,’ protesteerde ze.

‘Dat is waar,’ grinnikte hij. ‘Maar ravotten gaat me niet meer zo goed af en ik spreek geen Frans. De kinderen zouden best wat lessen aan huis kunnen gebruiken.’ Ava glimlachte hem schaapachtig toe. Zij sprak vloeiend Frans, omdat ze op haar zestiende naar een school voor jongedames in Zwitserland was gestuurd.

‘Je praat me nog een schuldgevoel aan dat ik niet al van jongs af aan Frans met ze gesproken heb.’

‘Dat heb ik helemaal nooit van je verwacht, Struikje. Ik verwacht dat je ’s ochtends opstaat. De rest is een verrassing!’

Speels gaf ze hem een klapje. ‘Wildebeest!’

‘Zo heb je me al een poos niet meer genoemd.’ Hij drukte een kus op haar voorhoofd.

‘Ik heb geen idee waar je het over hebt.’ Ze kuste hem terug, zodat er een brede, liefhebbende glimlach op zijn gezicht verscheen.

Ze keek hem na toen hij over het grasveld terugliep naar het huis, zijn schouders opgetrokken tegen de kou, zijn tred charmant slungelig. Toen viel haar blik op een paar duiven die op de goot zaten, vlak onder de helling van het dak. Ze zagen er welgedaan en tevreden uit. Zo voelde zij zich ook. Wat maakte het haar toch gelukkig dat ze alles had wat haar hartje begeerde: een man die van haar hield, drie schatten van kinderen, het mooiste huis van heel Engeland, en haar dierbare tuinen. De vogels zaten op het dak als de kers op een verrukkelijke taart.

Ze liet haar ogen over de tuin dwalen. Die begon net op zijn retour te raken. Zo zag ze het graag. Al dat groen gaf haar een sereen gevoel. De bomen stonden nog in blad, maar de blaadjes krulden al aan de randjes en sommige hadden een fraaie tint geel. Er schalde nog steeds vogelgezang over de gazons, af en toe onderbroken door de schorre roep van een fazant en het zachte gekoer van een duif. Ze hield van de mussen die in de lente een nestje bouwden onder de goot en had dicht bij het huis altijdgroene struiken geplant om andere vogels aan te moedigen daar ook te nestelen. Midden in de winter liet ze de klimop omhooggroeien langs de essen en esdoorns, zodat de vogels die niet wegtrokken beschutting konden vinden tegen de kou en roofdieren. Ze had de kinderen geleerd er goed voor te zorgen. Poppy gebruikte het vogelbadje midden in de zomer om erin te poedelen, maar in de winter strooide ze er voer in; langzaam maakte ze de kleine diertjes tam, zodat sommige uit haar hand aten wanneer Bernie en Tarquin niet in de buurt waren om ze te verschrikken.

Ze was nog steeds in de border bezig toen Phillip een uur later terugkwam met Jean-Paul. Bernie en Tarquin renden luid blaffend naar de voorkant van het huis. Ze klom het bloembed uit en veegde het zweet van haar voorhoofd toen het geknerp van wielen op grind abrupt verstomde. Ze hoorde portieren open- en dichtgaan, toen de stem van haar man die de honden begroette alsof het mensen waren. Ze haastte zich door het poortje in de taxushaag die de tuinen vanaf de voorkant van het huis aan het oog onttrok. Phillip maakte net de kofferbak van zijn oude Mercedes-stationwagon open. Hij had het slot nog niet los, of de honden sprongen erin. Jean-Paul keek verbaasd toe toen de honden met hun modderpoten over zijn leren koffer banjerden. Phillip maakte geen aanstalten om ze eruit te jagen. Hij moest alleen maar grinniken bij het vertrouwde tafereeltje en besteedde geen aandacht aan Jean-Pauls ongemak. Ava sloeg hem gade vanaf het hek. Zo’n knappe jongeman had ze nog nooit gezien.

‘Hallo, ik ben Ava,’ zei ze, haar hand afvegend aan haar werkbroek voordat ze hem uitstak naar Jean-Paul. Tot haar verrassing bracht hij hem met een formele buiging naar zijn lippen.

‘Aangenaam kennis te maken,’ zei hij, haar recht aankijkend. Zijn ogen waren zacht als bruin suède, zijn blik was intens. Ze had hem in het Frans willen antwoorden, maar zijn Engels was vlekkeloos, hoewel hij met een sterk accent sprak, dat alles omvatte wat er aan zijn land romantisch en zinnelijk was. Ze voelde iets fladderen in haar buik.

‘Heb je een prettige vlucht gehad?’ vroeg ze, zich plotseling bewust van haar ontredderde verschijning.

‘Ik ben een paar dagen geleden in Londen aangekomen. Ik wilde eerst een beetje cultuur opsnuiven voor ik hiernaartoe zou gaan,’ antwoordde hij, en hij liet zijn blik over het huis dwalen. Hij stak zijn handen in zijn zakken en trok zijn schouders op. Phillip droeg zijn koffer naar binnen.

‘Kom eerst maar binnen iets drinken,’ zei Ava, die achter haar man aan de voordeur door stapte. ‘Je zult een week of wat in het huis moeten logeren, zodat ik de cottage in orde kan maken. Ik ben een beetje traag geweest met organiseren, vrees ik.’

‘Dat is anders helemaal niets voor jou, Ava,’ voegde Phillip er zonder een spoor van spot aan toe. ‘Mijn vrouw is normaal gesproken een toonbeeld van efficiency. Ze runt het huishouden hier als een scheepskapitein. Ik ben niet meer dan een lid van de bemanning, die alleen maar ontzag kan hebben voor haar zelfdiscipline.’ Ava sloeg haar ogen ten hemel.

Jean-Paul zag er helemaal niet uit zoals ze had verwacht. Om te beginnen had hij niets van een tuinman. Hij ging fraai gekleed in een zacht tweedjasje, een blauw overhemd en een gestreken spijkerbroek. Om zijn hals droeg hij een pastelkleurige kasjmieren sjaal. Zijn haar was dik, kastanjebruin en zorgvuldig zo in model gebracht dat het leek alsof hij er niks aan had gedaan. Zijn neus was lang en gebogen, zijn mond asymmetrisch en gevoelig. Zijn handen waren schoon, zijn nagels kort en keurig geknipt, niet de handen van een man die gewend is aan spitten. Aan zijn voeten droeg hij bruine Gucci-loafers. Ze hoopte maar dat hij werklaarzen had; het zou zonde zijn om zulke elegante schoenen af te raggen.

Ze zaten op krukken in de keuken terwijl Ava de lunch klaarmaakte. Ze had prei en spruitjes uit de moestuin gehaald en bij de visboer in de stad forel gekocht. In een oude watertrog tegen de tuinmuur kweekte ze kruiden, en ze had basilicumboter en humus van tuinbonen gemaakt voor op het zelfgebakken rozemarijnbrood. Ze was dol op het aroma van gezonde gerechten en putte er grote voldoening uit haar kinderen te zien opgroeien tot mensen die tegen een stootje konden door de producten die ze zelf kweekte.

Als je Ava voor het eerst zag, zou je nooit denken dat ze verlegen was. Ze gedroeg zich zoals de situatie van haar vroeg, vertelde grappige anekdotes, maakte mensen aan het lachen, haalde amper adem tussen haar verhalen door, maar daarna ging ze weer naar de gelukzalige eenzaamheid van haar tuin, uitgeput doordat ze zo veel van zichzelf had gegeven. Phillip wist dat ze mensen juist onthaalde om haar verlegenheid te camoufleren, en daar was ze hem des te liever om. Het was een geheimpje waarvan alleen hij zich bewust was. Hij was geroerd door hoe ze haar best deed, waarna ze instortte als het doek eenmaal was gevallen. Hij was de enige die achter de coulissen werd toegelaten, een voorrecht waar hij van genoot. Nu begon ze een kletsverhaal tegen Jean-Paul, die haar aankeek met een hooghartige uitdrukking op zijn fraai gebeeldhouwde gezicht, alsof ze een excentriek familielid was om wie je niet heen kon. Hij glimlachte beleefd, maar zijn ogen deden niet mee. Hij luisterde terwijl zij met het eten bezig was, met een slaperige blik in zijn ogen, totdat ze allemaal aan tafel gingen voor de lunch en ze hongerig aanvielen op al het lekkere eten dat ze voor hem neerzette. Net als alle mannen leefde hij op bij de aanblik van een stevige maaltijd.

‘Ziezo, Jean-Paul,’ zei ze terwijl ze hem de schaal met dampende groenten aanreikte. ‘Heb ik het goed gehoord dat je familie in Frankrijk een mooie tuin bezit?’

‘Ja,’ antwoordde hij, en hij pakte de lepel en schepte zichzelf worteltjes op. ‘Mijn moeder is dol op tuinen. Vooral Engelse tuinen. We bezitten een chateau bij Bordeaux. Het is erg oud. Ik heb bewondering voor wat mijn moeder met de tuinen heeft gedaan. Ooit zal ik zelf een schitterende tuin aanleggen.’

‘En wat hoop je hier te leren?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Papa beweert dat jullie tuin de mooiste is die hij ooit heeft gezien.’

‘Had ik hem maar ontmoet. Hij is hier een keer langs geweest, een jaar of acht geleden, toen ik net bij mijn moeder op bezoek was. Ik had hem graag persoonlijk rondgeleid. Het verbaast me dat Phillip hem meer van het landgoed heeft laten zien dan alleen zijn wijnkelder.’

‘Lieverd, niets is leuker dan in de lente door je eigen tuinen lopen met een glas koele witte wijn in de hand,’ merkte Phillip grinnikend op.

‘Hij vindt dat je veel talent hebt,’ vervolgde Jean-Paul. Ava was gevleid, ondanks haar ongemakkelijke onderbuikgevoel dat een afschuwelijke botsing van persoonlijkheden voorspelde. Hoe aantrekkelijk hij ook was, ze zag gewoon nog niet voor zich hoe ze moesten samenwerken.

‘Heb je in Parijs een vriendin achter moeten laten?’ vroeg Phillip grijnzend.

Jean-Paul glimlachte zelfgenoegzaam en trok een wenkbrauw op. ‘Wel meer dan een,’ antwoordde hij.

‘Tsjonge,’ zei Ava, geprikkeld doordat hij zo uit de hoogte deed. ‘Dan hoop ik maar dat je geen last krijgt van een gebroken hart.’

‘In de liefde heb ik nog nooit geleden,’ zei hij.

‘Nog niet. Maar voor een gebroken hart is er tijd genoeg. Je bent nog jong.’

Hij knikte beamend. ‘Mijn hart breekt pas als mijn moeder komt te overlijden. Ooit zal dat gebeuren.’ Ze keek hem niet-begrijpend aan. Het was een vreemde opmerking voor een jongeman van zijn leeftijd.

‘Jullie hebben zeker een hechte band?’

‘Jazeker. Ik ben haar enige kind. Ik ben verwend en vertroeteld. Mijn moeder is een heel bijzondere vrouw. Ik heb grote bewondering voor haar.’

‘Ik hoop maar dat onze zoons er ook zo over denken als ze zo oud zijn als jij,’ zei ze, hoewel ze niet goed wist of ze dat wel meende.

‘Jullie hebben drie kinderen, hè?’

‘Twee jongens en een meisje. Je ziet ze straks wel, als ze uit school komen.’

‘Het lijkt me leuk om broertjes en zusjes te hebben.’

‘Volgens mij vinden zij dat ook. Maar ze kibbelen wel met elkaar. Niemand vindt het leuk dingen te delen.’

‘Dat is waar. Ik heb dat nooit gehoeven.’

‘Je spreekt uitstekend Engels. Waar heb je dat zo goed geleerd?’ vroeg Ava.

‘Ik heb vroeger een Engelse nanny gehad.’

‘Een Engelse nanny?’ herhaalde Ava. ‘Lieve help. Was ze erg tiranniek?’

‘Hoe heette ze?’ vroeg Phillip.

Jean-Paul schonk hun zijn meest charmante glimlach. ‘Nanny,’ antwoordde hij, en hij lachte er luidkeels bij.

‘Nanny?’ zei ze hem na, ontwapend door zijn plotselinge, onverwachte humor.

‘Ik heb nooit geweten hoe haar echte naam luidde. Ze was gewoon Nanny.’ Hij trok een gegeneerd gezicht. ‘Ze vertrok toen ik eenentwintig was!’

Terwijl Jean-Paul zijn spullen aan het uitpakken was in de slaapkamer op zolder, begaf Ava zich naar de werkkamer van haar man om eens een hartig woordje met hem te spreken. ‘Dit wordt niks,’ protesteerde ze. ‘Je ziet zo dat hij nog nooit een dag van zijn leven lichamelijk werk heeft gedaan. Hij droomt er dan misschien wel van om zelf een Engelse tuin aan te leggen, maar ik wil wedden dat hij nog nooit op zijn knieën in de modder heeft gezeten. Wat verwacht zijn vader wel niet, om hem hierheen te sturen? Als hij achttien was en net van school kwam, zou ik het nog kunnen begrijpen. Maar hij moet toch wel achter in de twintig zijn. Kan hij zelf niet bedenken hoe hij zijn leven wil invullen? Wat moet ik met hem aan, een heel jaar lang? Hij verveelt zich vast dood in Hartington. Ik zie hem nog geen meisjes versieren in de Duck and Dapple. Daar is niet bepaald veel te beleven. Hij zou in Londen moeten zijn met andere jonge mensen, niet bij mij en de kinderen. God, wat een ramp!’

Phillip legde zijn hand op haar schouder en glimlachte. ‘Maak je maar geen zorgen, Struikje, het komt wel goed. Een beetje beulen zal hem goeddoen. Jij hebt er een paar extra handen bij en je kunt al die prachtige tuinen aanleggen waar je al zo lang naar hunkert, maar die je in je eentje niet voor elkaar krijgt. De wildebloemenwei en de boomgaard, de cottagetuin waar je het maar steeds over hebt. Zet hem aan het werk. Plant wat je allemaal wilt planten. Maak je dromen waar.’

‘Hij hoort eerder thuis op een jacht in St.-Tropez dan achter een grasmaaier hier in Hartington.’

‘Geef hem de kans zich te bewijzen.’

‘Ik zie hem nog niet in de cottage wonen.’

‘Hij redt het heus wel, maak je nou maar niet druk.’

‘Hij is gewoon niet zoals ik had verwacht.’

‘Wat had je dan verwacht?’

Ze draaide zich om en liep naar het raam. Grijze wolken pakten zich samen. ‘Ik weet niet.’ Ze slaakte een zucht. ‘Iemand die minder gladjes is. Met ruwe handen en rouwrandjes onder zijn nagels, net als ik. Iemand met laarzen en een groezelige broek aan. In elk geval geen parmantig stadsfatje in kasjmier en op Gucci-loafers.’ Ze schudde haar hoofd omdat het allemaal zo absurd was. ‘Hij houdt het nog geen week uit!’

Phillip grinnikte. ‘Ik denk dat jij hem wel aansteekt met je enthousiasme, en dan gaat hij nooit meer weg.’

‘Ik mag hopen dat dat niet zo is. Ik geloof niet dat ík het dan langer dan een week zou verdragen!’

Ava haalde om halfvier de kinderen op. Toen ze haar gele auto op het dorpsplein parkeerde en uitstapte, begon het net te miezeren. Ze kwam Toddy Finton tegen met haar fret Mr. Frisby, die gehoorzaam op haar schouder zat. Ze had twee zoons, een tweeling, die in dezelfde klas zaten als Angus. ‘Ha, Ava,’ zei ze, met een blos op haar wangen omdat ze de hele ochtend op haar kastanjebruine merrie in de buitenlucht had gereden.

‘Ha, Toddy. Hoe gaat het met Mr. Frisby?’ Ze aaide hem onder zijn kinnetje en hij hief slaperig zijn kopje op.

‘Een beetje suffig. Dat komt door het weer.’

‘Tarquin gaat met zulk weer altijd lekker voor de Aga liggen. Bernie ligt gewoon buiten, die geniet van de kou. Net als ik, denk ik.’

‘Mag ik de jongens dit weekend naar je toe sturen? Ze hebben een hut gebouwd in een holle boom, vertelden ze.’

Ava glimlachte. ‘De eik, dat is dé plek voor een hut. Ik wil daar een wildebloemenwei aanleggen. Sleutelbloemen, viooltjes, paardenbloemen, rode en witte koekoeksbloemen. Ik heb iemand die me daarbij kan helpen. Een jonge man uit Frankrijk.’

Toddy trok haar wenkbrauwen op. ‘Ziet hij er een beetje smakelijk uit?’

‘Jawel, maar veel te jong en pedant naar mijn smaak. Ik denk eigenlijk dat hij het stomvervelend zal vinden en wel weer teruggaat naar huis. Maar zolang hij nog hier is zal ik mijn voordeel met hem doen.’

‘Je zat toch altijd al om een hulpje verlegen?’

‘Geen hulpje met gladde, gemanicuurde handen die hij nooit heeft laten wapperen.’

‘Leuk, een wilde tuin. In de lente ziet dat er vast schitterend uit en is het een mooi uitzicht vanuit je slaapkamerraam.’

‘Dat is het idee, ja.’

Toddy pakte Mr. Frisby van haar schouder en nam hem als een baby in de kromming van haar elleboog. Ze had meer kinderen gewild, maar Mr. Frisby was nu de baby die ze niet kon krijgen. Ze aaide hem liefdevol over zijn buikje en drukte een kus op zijn neusje. ‘Waarom breng je ze niet al morgen naar ons toe?’ stelde Ava voor, waarna ze peinzend haar ogen tot spleetjes kneep. ‘Dan zou je eerlijk gezegd meteen nog iets voor me kunnen doen.’

‘Wat dan?’

‘Jean-Paul mee uit rijden nemen.’

‘Kan hij een beetje met een paard overweg?’

‘Vast. Hij is wel een type dat er eer in stelt om alles goed te doen.’

‘Aha.’

‘Dan kan ik me met de cottage bezighouden. Ik was straal vergeten dat hij zou komen. Het is een puinhoop daar. Jullie kunnen allemaal komen lunchen. Ik zou het eerlijk gezegd wel fijn vinden als jullie erbij waren. Ik weet niet waar ik met Jean-Paul over moet praten en aan Phillip heb ik ook niet veel. Volgens mij snapt Jean-Paul zijn humor niet helemaal.’

‘Dan is hij niet de enige!’ zei Toddy met een grijns.

‘Nou, ik weet niet wat ik tegen hem moet zeggen.’

‘Jij?’ Toddy veinsde ongeloof.

‘Drijf er niet de spot mee, Toddy. Ik sta echt met mijn mond vol tanden en voel me een ontzettende stoethaspel.’

‘Je bent juist heel onderhoudend! Maar ik kom graag poolshoogte nemen. Misschien is hij wel een goede partij voor een van mijn nichtjes; die zijn allemaal voor in de twintig en bloedstollend knap.’

‘Mooi. Dat zou wat afleiding geven. Hij vindt zichzelf heel wat, als je het mij vraagt.’

‘Zoals alle Fransen.’

Ze herinnerde zich hoe Jean-Paul zich over haar hand heen had gebogen, zijn blik had opgeslagen en haar met die zachte bruine ogen had aangekeken. ‘Ja, die kunnen heel charmant zijn, nietwaar?’ voegde ze er droogjes aan toe. ‘Charmant, maar hooghartig. Let op mijn woorden: over een week is hij vertrokken!’