23
De eerste bijen en insecten op de bloemen
van de klimop boven op de muur.
Lila krokussen te midden van het gras
Ava verwachtte dat Jean-Paul zou terugkomen. Het was in en om het huis zo leeg zonder hem dat het onvoorstelbaar leek dat hij niet zou terugkeren om die leemte te vullen. Hij hoorde er nu net zozeer bij als de duiventil en de holle boom, en zijn afwezigheid verbrak de harmonie van de tuin. Als een duif die naar huis vliegt ging ze op weg naar de cottage, in de hoop dat ze daar licht zou zien branden en de rook die uit de schoorsteen kwam zou ruiken, maar het was er koud, leeg en ongastvrij. Ze stond op de stenen brug en boog zich over de leuning om naar het hypnotiserende stromende water te kijken. Het windje was warm en zoet, en streelde haar huid als zachte vingers. In de struiken en bomen wemelde het van de zingende vogels. Hoog boven alles verheven zong de leeuwerik, zijn stem dapper, helder en onwankelbaar. Viooltjes openden hun paarse gezichtjes in de zon en witte maagdenpalm drapeerde zijn ranken over de oevers van de rivier.
Ze dwaalde als verdoofd door de tuinen en gaf zich over aan haar melancholie alsof het een ziekte was. Tussen de peperboompjes en viburnum bleef ze staan, de zoete geuren diep inhalerend, in de verwachting dat er een gelukzalig gevoel over haar zou komen, maar er gebeurde niets. Haar verdriet was zwaar als een steen.
Uiteindelijk stapte ze de auto in en reed naar Toddy’s huis, een oude boerderij met bijgebouwen in de vallei zevenenhalve kilometer verderop. Ze draaide de oprijlaan op zonder op te merken dat de roze kersenbloesem fladderde in de zon als groepjes kleine vlinders. Ze parkeerde voor het huis en liep naar achteren, waar Toddy bezig was in de stallen met haar paarden. Toen ze Ava zag, begon ze uitbundig te zwaaien. Met een geforceerde glimlach zwaaide Ava terug.
‘Wat een aangename verrassing zo vroeg op de ochtend!’ riep Toddy uit, en ze kwam op rijlaarzen en gekleed in een rijbroek die als een tweede huid om haar benen sloot een van de stallen uit. ‘Is alles goed met je? Je ziet schrikbarend bleek.’
‘Het is wel goed met me, maar ik ben alleen een beetje down,’ bekende Ava. Het had geen zin om te doen alsof dat niet zo was.
‘Is daar een speciale reden voor?’
Ava schokschouderde en haalde diep adem. ‘Ik ben alleen maar moe,’ antwoordde ze, en ze stak haar handen in de zakken van de lange gestreepte jas die ze over haar spijkerbroek heen droeg. ‘Phillip is naar Londen. Ik zie hem tegenwoordig amper nog. Hij is zo druk bezig met zijn boek.’
‘Mannen! Nou ja, hij heeft tenminste interessant werk. Dat kun je van Ben niet zeggen; als die over zijn werk begint val ik meteen in slaap. Dat ik nou van alle mannen die er op de wereld rondlopen uitgerekend met een accountant moest trouwen!’
‘Dat houdt je op het rechte pad!’
‘Ik heb in de loop der jaren anders wel zo mijn manieren gevonden om daarvan af te wijken, geloof mij maar. Kom mee naar binnen. Ik kan nog wel een kop koffie gebruiken. En jij ziet eruit of je behoefte hebt aan iets sterkers.’
Op een met bonen gevuld kussentje midden op de keukentafel lag Mr. Frisby. ‘Hij voelt zich niet lekker,’ vertelde Toddy haar, en ze streek met een hand over de rug van het slapende beestje. ‘Niets ernstigs, gewoon een koutje. Dat heeft hij zeker opgepikt van de tweeling. Earl Grey of bouwvakkersdrab?’
‘Earl Grey,’ antwoordde Ava, die zich neerliet in de armstoel. De keuken rook naar koffie en geroosterde broodjes met bessen. Met het nodige lawaai pakte Toddy kopjes uit de kast en viste twee lepeltjes uit de vaatwasser, die ze nog niet had uitgeruimd.
‘Hoe staat het met de bloedstollend knappe Jean-Paul?’ vroeg ze, achter in de kast reikend naar het doosje Earl Grey. Ava had er niet op gerekend dat zijn naam zou vallen en trok wit weg.
‘Die is vertrokken om zijn moeder op te zoeken,’ antwoordde ze.
‘Jammer,’ zei Toddy grinnikend. ‘De meisjes zullen wel teleurgesteld zijn.’
‘De meisjes?’
‘Samantha en Lizzie. Helaas valt er niets romantisch te melden. Ik geloof niet dat ze zijn type zijn. Waarschijnlijk vindt hij Engelse meisjes niet sexy genoeg.’
‘Dat zal dan wel niet, nee.’
‘Maar hij is wel aardig ingeburgerd geraakt, toch? Ik dacht dat hij zich hier in Hartington dood zou vervelen. Zeg als hij terugkomt maar tegen hem dat we weer eens moeten gaan rijden. Volgens mij vond hij dat echt leuk.’
‘O, dat vond hij zeker,’ zei Ava hees; ze durfde amper iets te zeggen voor het geval de trilling in haar stem haar zou verraden.
‘En jij dacht nog wel dat hij snel weer weg zou zijn.’ Toddy goot kokend water in een van de kopjes. ‘Herinner je je Daisy Hopeton nog?’
‘Natuurlijk. Mama raakt niet over haar uitgepraat.’ Ava was blij dat het gesprek nu over iets anders ging.
‘Nou, die is terug.’
‘Terug?’
‘Ja. Ze logeert bij haar moeder. Je zou haar eens moeten bellen. Je was toch ooit goed met haar bevriend?’
‘Ja, dat klopt.’
‘Nou, ze is hier voor haar kinderen. Ze wil ze meenemen naar Zuid-Afrika. Het is allemaal nogal een toestand.’
‘Wat akelig. Arme Michael.’
‘Eerst je vrouw kwijtraken en dan je kinderen. Hij mag dan een saaie piet zijn, maar hij is wel een goede vader.’ Ze reikte Ava de kop thee aan. ‘Weet je zeker dat je er geen scheutje brandy in wilt?’ Ava schudde haar hoofd. Brandy zou de pijn in haar hart niet kunnen verzachten.
‘Ik vind het eigenlijk wel goed nieuws,’ zei Ava, denkend aan zichzelf. ‘Ik geloof niet dat ik begrip kan opbrengen voor een vrouw die haar vier kinderen in de steek laat. Ze mag dan nog zo verliefd zijn, haar hart behoort toch voornamelijk hun toe.’
‘Liefde kan iets verschrikkelijks zijn. Van je oordeelsvermogen blijft weinig over. Met al die heftige hartstochten vergeet je je kinderen misschien wel heel snel.’ Nee, dat is niet zo, dacht Ava bij zichzelf. Zelfs de kussen van Jean-Paul konden haar niet afleiden van haar liefde voor Archie, Angus en Poppy. Maar ze sprak haar gedachten niet uit. ‘Maar ik neem het haar niet kwalijk dat ze er met een knappe Zuid-Afrikaan vandoor is gegaan. Michael is echt een ouwe doos. Best aardig, maar oersaai. Aan zijn gezicht zie je zo al dat hij nooit eens lekker heeft gelachen.’
‘Ze heeft voor hem gekozen,’ zei Ava.
‘Dan heeft ze een fout gemaakt.’
‘Maar het was haar eigen keus. Daar zou ze zich aan moeten houden.’
Toddy keek haar vriendin verbijsterd aan. ‘Dat meen je toch niet echt, hè?’
‘Jawel,’ zei Ava nadrukkelijk. ‘Het geeft geen pas dat ze haar gezin ontwricht en het leven van vijf mensen verwoest alleen maar omwille van haar eigen geluk. Dat is egoïstisch. Je moet nu eenmaal compromissen sluiten. Voor haar kinderen had ze moeten blijven.’
‘Je lijkt je moeder wel.’
‘Echt waar?’
‘Ja. Het is helemaal niets voor jou om iemand zo te veroordelen. Als die arme meid zich zo ellendig voelt, is het toch voor iedereen beter als ze vertrekt?’
‘Ze zou er het beste van moeten maken. Die kinderen zijn van haar afhankelijk.’
‘Ze komen er wel overheen.’
‘Dat zie je helemaal verkeerd. Ze komen er nooit overheen. Het is geen toeval dat het eerste wat elke therapeut vraagt is of je iets over je jeugd wilt vertellen. De basis die kinderen meekrijgen is ontzettend belangrijk. Als er een barst in de fundamenten zit, breng je hun hele toekomst in gevaar.’
‘Je hebt te veel met Verity opgetrokken.’
‘Ik ben het niet altijd met mijn moeder eens, maar in dit geval toch wel.’ Ze keek op naar Toddy en kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Zou jij je kinderen in de steek laten voor een man?’
‘Dan moet het wel een heel fantastische man zijn.’
‘Ik meen het serieus.’
‘Ik weet niet. Volgens mij kun je dat niet zomaar zeggen. Maar als ik merk dat ik me net zo dreig te gaan gedragen als Daisy, bel ik je op en kunnen we erover praten. Misschien dat je dan tegen mij wat milder bent.’
‘Vast niet. Ik zou aan de tweeling denken. Ikzelf zou het niet kunnen, dat kan ik je wel vertellen. Zelfs niet voor een fantastische man.’ Ze sloeg haar ogen neer en staarde in haar thee. ‘Ik zou het ook verschrikkelijk vinden om Phillip te kwetsen. Hij is zo goed voor me.’
‘Volgens mij ben je vandaag niet helemaal jezelf, Ava,’ zei Toddy, en ze trok haar stoel bij. ‘Heb je me misschien iets te vertellen?’
‘Nee,’ antwoordde ze haastig, terwijl ze haar hoofd schudde. ‘Ik voel me zomaar zonder reden een beetje huilerig. Het is de mooiste tijd van het jaar, en ik zit in een dip. Stom, wel. Helemaal niets voor mij.’
‘Hormonen,’ zei Toddy alsof ze er alles van wist.
‘Ja, dat zal het wel zijn.’
‘De maandelijkse blues.’
‘Die arme Daisy Hopeton en die lieve kinderen. Het breekt mijn hart. Ze zal nooit gelukkig worden. Hoe kan ze ook, nu ze er zo’n zootje van heeft gemaakt? Ik zou het niet op mijn geweten willen hebben.’
‘Laten we een ritje gaan maken,’ zei Toddy, die haar kopje leegdronk. ‘Dat zal ons allebei goeddoen. De wind in je haar, de geur van lente in de lucht, over de heuvels galopperen. Kom mee!’
Ava leende een paar laarzen en een cap en vertrok met Toddy naar de heuvels. Haar vriendin had gelijk: daar boven kon ze kilometers om zich heen kijken en het zware gevoel dat op haar hart drukte werd geleidelijk aan lichter. Hoe ze ook met Daisy Hopeton te doen had en haar gedrag afkeurde, ze kon er niets aan doen dat ze toch jaloers was omdat zij iets had gedaan waar Ava zelf nooit de moed toe zou hebben gehad. Daisy zou teruggaan naar haar minnaar in Zuid-Afrika en ongetwijfeld zou ze haar kinderen met zich meenemen. Daisy zou krijgen wat ze hebben wilde en er met volle teugen van genieten. Ava zou nooit weten hoe zulke geneugten smaakten.
Het weekend daarop sneeuwde het. De kou bracht de vogels bijna tot zwijgen. Ava strooide brood op het grasveld en hakte het ijs in het vogelbadje kapot. De spreeuwen en mannetjesvinken zagen er heel mooi uit in hun nieuwe lentekleed toen ze neerstreken bij de kruimels. Halverwege de ochtend had de zon de sneeuw grotendeels doen wegsmelten, behalve onder de struiken en in de schaduw van de bomen, waar het koud bleef. De honden wentelden zich erin en de kinderen probeerden een sneeuwpop te maken, maar tegen lunchtijd was daar niets meer van over dan een armzalige hoop stokjes en drab. In de loop van de daaropvolgende dagen werd het weer wat warmer. De tuin kwam snel in bloei, de bijen ontwaakten uit hun winterslaap en Ava belde Daisy Hopeton.
Tot Ava’s verrassing leek Daisy het heel leuk te vinden iets van haar te horen, en prompt nodigde ze haar uit om koffie te komen drinken. Ze leek erg vrolijk, helemaal niet terneergedrukt door haar ontstellende gedrag. Ava vroeg zich af hoe ze erin slaagde zichzelf in de spiegel recht aan te kijken nadat ze zo veel mensen had gekwetst. Een haren boetekleed zou haar beter passen. Het was niet eerlijk dat zij gelukkig was nadat ze haar man en kinderen zo ongelukkig had gemaakt – en de prijs in de wacht had gesleept van een toekomst samen met haar minnaar die Ava zichzelf onthield.
Daisy’s moeder Romie, woonde aan de andere kant van Blandford, ongeveer een half uurtje rijden verderop, in een leuk wit huis dat was getooid met roze clematis montana.
Ava liep achter Romie aan de betegelde hal in. De plafonds waren laag en voorzien van balken, de muren waren wit, de kamers klein en knus. Ava herinnerde zich de keren dat ze hier als tiener had gelogeerd voor dansfeestjes en etentjes. Voordat ze goed en wel stil kon staan bij de herinnering aan een bepaalde roze satijnen jurk, kwam Daisy al de keuken uit gebeend om haar te begroeten. ‘Wat verschrikkelijk leuk om je te zien, Ava! De meesten van mijn oude vrienden willen niets meer van me weten.’ De twee vrouwen kusten elkaar. Daisy rook naar Paris van Yves Saint Laurent. ‘Kom lekker koffiedrinken. Ik heb net een pakje koekjes opengemaakt.’
‘Je komt precies op tijd,’ voegde Romie er vanaf het slagersblok aan toe. ‘Ze gaat vrijdag weer naar Zuid-Afrika.’
‘Voorgoed?’ vroeg Ava.
‘Voor altijd,’ zei Daisy, terwijl ze koffie in de kopjes schonk.
‘O, Daisy. Je moet wel door een hel zijn gegaan.’
‘Het is heel zwaar geweest. Maar ik heb genoeg gejammerd en gehuild. Als je niet naar de zonnige kanten kijkt, word je helemaal gek.’
‘Hoe is het zo gekomen?’
Daisy glimlachte berustend en schudde haar hoofd. ‘Het verbaast me dat je me bent komen opzoeken, Ava. Want ik weet dat je moeder het allemaal sterk afkeurt.’
‘Plichtsgevoel en dat soort dingen,’ zei Ava, die zich erover verbaasde dat dat woord ineens weer opdook. ‘Zij is van een andere generatie.’
‘Hoor eens, zij is niet de enige die er zo over denkt, dat kan ik je wel vertellen. Wat ik heb gedaan is onvergeeflijk. Ik werd verliefd op een andere man. Maar ik was ontzettend ongelukkig, Ava. Ik was nog maar een schim van mijn oude zelf. Ik verspilde mijn leven aan een man van wie ik niet langer hield, terwijl ik hield van een man die ik niet kon krijgen. Ik werd verteerd door liefde. Ik was een verschrikkelijke moeder en een verschrikkelijke echtgenote; niemand had iets aan me.’ Ze schudde haar bruine krullen uit haar gezicht en Ava ving een glimp van matheid in haar ogen op. ‘Michael en ik waren niet zoals jij en Phillip. Als wij een bevredigend huwelijk hadden gehad, zou het nooit zijn gebeurd. Als je je ongelukkig voelt, is dat de ideale voedingsbodem voor ontrouw.’ Eenzaamheid ook, wilde Ava eraan toevoegen, maar ze sprak haar gedachten niet uit.
‘Hoe heb je hem leren kennen?’
‘We waren in Kaapstad voor een bruiloft. Het was liefde op het eerste gezicht. Ik heb lang en diep nagedacht, Ava, maar op het laatst leek het me beter voor de kinderen om op te groeien in een huis vol vreugde dan in een huis vol verdriet.’ Peinzend knabbelde ze aan een biscuitje. ‘Snap je, Ava, wij hebben nooit zo’n mooi huis gehad als jij. Mijn kinderen verhuizen van een doodgewoon huis in een buitenwijk naar een schitterend landhuis midden tussen de bergen. Het is er idyllisch. Ze vinden het vast prachtig. Zuid-Afrika is heel mooi.’
‘Maar Michael dan?’
Ze sloeg haar ogen neer. ‘Niet doen,’ gromde ze. ‘Hij ziet ze in de vakanties. Dan krijgen ze het beste van twee werelden.’ Maar het was duidelijk te zien dat ze besefte dat dat niet waar was. Niets zou hun vader kunnen vervangen. Opeens zag ze er oud en leeggelopen uit. Het was de eerste keer dat Ava haar ware gezicht zag achter haar glimlach.
‘Je doet je best,’ zei Ava vriendelijk. ‘Het is nu eenmaal zo gelopen. Je moet er maar het beste van zien te maken.’
Daisy lachte. ‘Ik dacht wel dat je zoiets zou zeggen. Ik doe mijn best. God, ik heb alle mogelijke verwijten over me heen gekregen, van dat ik mijn kinderen glashard in de steek zou laten tot dat ik Michael financieel zou uitkleden. Maar ten eerste heb ik mijn kinderen nooit in de steek gelaten. Ik heb steeds terug gewild om ze te gaan halen. Michael wist dat. Ten tweede heeft die arme ouwe Michael geen geld, en van een kale kip kun je moeilijk plukken.’
‘En hoe is het nou in Zuid-Afrika?’
Ava en Daisy pakten hun koffiekopjes op en maakten een wandelingetje door de tuin. Het was een prachtige ochtend, onbewolkt en helder, en de pasontloken blaadjes glinsterden nog van de dauw. ‘Hoe heeft je moeder het allemaal verwerkt?’
‘Ze houdt zich goed, maar ze zit er natuurlijk erg mee omhoog. Maar wat kan ze eraan doen? Ze is mijn moeder, ze moet me wel steunen. Ik neem de benen naar Zuid-Afrika, maar zij moet hier blijven en al haar vrienden van repliek dienen. Je gelooft gewoon niet hoeveel mensen ons met de nek aankijken. Ook degenen van wie je dat het minst zou verwachten.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Maar nu weet ik tenminste wie mijn echte vrienden zijn.’ Ze wendde zich naar Ava. ‘Op jou kan ik rekenen, toch?’
Ava glimlachte. ‘Natuurlijk,’ zei ze ferm. ‘Ik snap het wel. De liefde zit nooit simpel in elkaar. Al ben je nog zo’n verstandig mens, die kan je helemaal gek maken van verlangen. Dan raakt alles verwrongen. Als het allemaal over is gewaaid, word je daar vast gelukkig met die Rupert van je. Jij hebt tenminste moed. Ik geloof niet dat ik ooit zo dapper zou kunnen zijn als jij. Ik denk dat je het allemaal tegen elkaar af moet wegen: leef ik voor mezelf, of voor anderen?’
‘En je weet nooit van tevoren wat je zult gaan doen, totdat het je overkomt.’
Toen Ava wegreed, benijdde ze Daisy. Die had wat zij wilde, maar tegen welke prijs voor Michael? Ava hield te veel van Phillip om hem ooit zo veel pijn te doen.
Net toen Ava aan het leven zonder Jean-Paul begon te wennen, kondigde Phillip aan dat hij een telefoontje had gekregen van Jean-Pauls vader Henri. Ava was in de moestuin zaden aan het planten met Hector. Toen ze het nieuws hoorde, stond ze op, met haar schepje in de hand, en een gezicht en handen die onder de modder zaten. ‘Heb je bericht gehad van Henri?’ herhaalde ze, nieuwsgierig om er meer over te horen. ‘Wat zei hij? Komt Jean-Paul terug?’
Er speelde een glimlach om Phillips lippen, want hij wist dat zijn vrouw dit leuk zou vinden. ‘Hij heeft gevraagd of we begin mei willen komen logeren.’
‘Logeren?’ bauwde ze hem ongelovig na.
‘Ja. Ik dacht dat je dat wel leuk zou vinden. Dan kunnen we onze vakantie daar doorbrengen. Je vindt Henri vast aardig; hij is een aparte man, en Antoinette, zijn vrouw, houdt net zo van tuinieren als jij.’
‘En Jean-Paul?’
‘Wat is er met hem?’
‘Wanneer komt hij terug?’
‘Ik weet niet. Heeft hij niet tegen je gezegd hoe lang hij weg zou blijven?’
‘Nee,’ antwoordde ze snel, en met de rug van haar hand veegde ze over haar voorhoofd. ‘Dus dan is hij daar nog?’
‘Vast wel. Ik heb tegen Henri gezegd dat we erg blij waren met Jean-Pauls werk, dat hij een heleboel leert. Ik heb hem laten weten dat we hem nu niet meer kunnen missen – een beetje overdrijven kon volgens mij geen kwaad.’
‘Vond hij het niet raar dat hij naar huis was gegaan?’
‘Kennelijk niet. Waarom zou dat raar zijn?’
‘Hij is nu drie weken weg.’
‘Je mist hem toch niet, hè, Struikje? Je zei nog wel dat je het geen week met hem uit zou houden, toch?’
Ze wendde zich af en deed alsof ze Hector in de gaten hield. ‘Nou, we zouden zijn hulp anders best kunnen gebruiken. Er is hier ontzettend veel te doen.’
‘Wat zal ik tegen Henri zeggen?’
Ava’s blik dwaalde ongericht over de kassen; ze was zich ervan bewust dat ze op een kruising van wegen stond en dat haar lot, en misschien wel het lot van haar hele gezin, afhing van de keus die ze nu maakte. Ze dacht aan Daisy Hopeton. Wat had ze haar gedrag afgekeurd. Maar was zijzelf wel een haar beter? Toen voelde ze iets trekken; een onzichtbaar koord dat vastzat aan haar hart trok haar over een onzichtbare drempel. ‘Zeg maar tegen hem dat het goed is,’ zei ze langzaam, terwijl ze besefte dat ze het andere pad had moeten nemen. ‘Zeg maar tegen hem dat we dat heel leuk zouden vinden.’
‘Mooi. Ik wist wel dat het je zou aanspreken. Heb ik niet altijd goede ideeën?’ Hij grinnikte en slenterde door de poort in de muur terug naar het huis. Ava voelde de welbekende tinteling van opwinding en de mist van haar ongeluksgevoel trok op. Opeens was ze in staat te zien dat de zon scheen en voelde ze zijn warme stralen op haar gezicht. Ze keek om zich heen naar de uitbottende bomen en bosjes, en ademde diep de vruchtbare geuren van bloeiende struiken en vers gras in, terwijl ze zich zoals altijd liet opvrolijken door de lente.
Ze knielde neer en ging verder met courgettes planten voor Poppy. Haar maag borrelde van plezier. Toen voelde ze hoe een steek van schuldgevoel alle belletjes stuk voor stuk doorprikte, zodat haar vreugde haar werd ontnomen. Ze probeerde zichzelf wijs te maken dat haar verlangen om Jean-Paul terug te zien volkomen onschuldig was. Dat ze alleen maar in zijn gezelschap wilde zijn en hem wilde overhalen om terug te komen naar Hartington. Ze zouden goede vrienden zijn. Dat was alles.
Die avond bedreef Phillip de liefde met haar. Ze werd zo overspoeld door geluksgevoel dat ze hem enthousiast verwelkomde; ze nam hem in haar armen, kuste hem hartstochtelijk, genoot van zijn aandacht en zei hem hoeveel ze van hem hield. Alles om de gevoelens die ze voor Jean-Paul had geheim te houden.
‘Je bent weer helemaal de oude, Struikje,’ zei hij naderhand, met een hand woelend in haar verwarde haar. ‘Je was jezelf niet de laatste tijd.’
‘Dat spijt me dan.’
‘Je hoeft je niet te verontschuldigen, schat. Ik zie je alleen niet graag ongelukkig.’
‘Het is heel lief van je dat je niet boos wordt als ik rondloop met een gezicht als een donderwolk.’
‘Het was geen gezicht als een donderwolk, Struikje. Je had meer van een treurwilg. Ik zie graag dat je het hele jaar een zonnebloem bent.’
‘Ikzelf ook.’
Hij zweeg even. Ze begon in gedachten te plannen wat ze zou inpakken. ‘Je zat toch niet met Jean-Paul, hè?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Ik weet dat jij en hij niet de allerbeste vrienden zijn geworden. Is je vakantie bedorven als hij er ook is?’
‘Nee hoor. Helemaal niet.’
‘Misschien is hij dan trouwens alweer terug.’
‘Precies. Maar maak je geen zorgen; ik mag hem best wel. Echt waar. Het is prettig om hem om je heen te hebben en sinds hij hier is, is hij erg veranderd. Hij kan ons zelf door de tuinen van het chateau rondleiden.’
‘Mooi zo. Ik wil dat je lekker uitrust, Struikje. We hoeven niet de hele dag met ze op te trekken. We kunnen ook met z’n tweetjes op verkenning uit. Jij zei immers dat je meer tijd samen door wilde brengen.’
‘Dat is goed. Ik weet zeker dat ze heel charmant zijn.’
‘Ja, maar ik had je beloofd dat we tijd voor onszelf zouden hebben. En je weet dat ik mijn beloften altijd nakom.’
Dit keer zou ze er geen bezwaar tegen hebben als hij dat niet deed.