10
De smaak van warme wijn,
de geur van brandende velden,
de laatste zonneschijn van de zomer
De dag daarop ging Ava met de kinderen naar de kerk. Jean-Paul betrok de cottage. Ze zag hem de hele dag niet. Verscholen aan de andere kant van de rivier bleef hij op zichzelf, hoewel hij wel haar Morris Minor leende om naar de stad te rijden. Hij zei dat hij wat wilde rondkijken, de omgeving verkennen. Ava dacht niet dat hij bijster onder de indruk zou zijn. Het was hier bepaald geen Parijs.
Ze kreeg de tijd niet om Phillip te missen. Trouwens, ze was eraan gewend dat hij vaak lang achtereen weg was. In een oude spijkerbroek en een shirt, haar haar boven op haar hoofd vastgezet met een potlood, scharrelde ze rond door de tuin terwijl de kinderen op het grasveld speelden. Het was een warme oktoberdag. Ongewoon warm. De zon scheen helder alsof het juni was en de temperatuur liep op tot twintig graden. Poppy trok haar kleren uit en rende rond in haar broekje. De jongens sleepten alle terraskussens de schuur uit en bouwden een kasteel op het gras, dat ze afbraken door erop te springen, waarna ze het herbouwden, om weer van voren af aan hetzelfde te doen. Met haar snoeischaar en kruiwagen was Ava zo tevreden als een bij in de zomer en tussen de struiken neuriede ze zachtjes voor zich uit.
Bernie lag onder een appelboom en sliep dwars door de lachbuien die over het gazon schalden heen. Een paar minuten voordat Phillips auto op de oprijlaan te horen was werd hij wakker. Met gespitste oren kwam hij overeind, waarna hij het grasveld over draafde naar de boogdoorgang in de heg en naar de voorkant van het huis schoot. De kinderen liepen opgewonden achter hem aan, met achter hen Ava, die met een plantenschepje door de lucht zwaaide.
Tegen de tijd dat Ava bij hem was, hield Phillip Poppy al in zijn armen; hij beklopte Bernie en luisterde naar het ademloze gebabbel van zijn zoons. Hij zag haar in de boogdoorgang staan lachen en zei: ‘Hallo, Struikje!’
‘Hallo daar!’ antwoordde ze met een kokette blik.
‘Ik heb een koppel fazanten meegebracht.’
‘Mooi zo. Jean-Paul is in de cottage getrokken.’
‘Nou, vraag maar of hij bij ons komt eten. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd.’ Ava was teleurgesteld. Ze had gehoopt dat ze rustig samen konden dineren.
‘Ik heb hem de hele dag nog niet gezien. Ik denk dat we hem beter met rust kunnen laten,’ antwoordde ze. Ze had het nog niet gezegd, of Jean-Paul kwam in een paar spiksplinternieuwe kaplaarzen het veld op gelopen.
‘Jean-Paul!’ begroette Phillip hem hartelijk. ‘Ik zie dat je het chateau hebt betrokken!’
Jean-Paul grijnsde. ‘Ik moest eerst laarzen kopen om er te komen. In dat winkeltje bij de kerk is alles te krijgen,’ antwoordde hij. Ava zonk de moed in de schoenen. Ze wist dat Phillip hem zou gaan vragen of hij wilde komen eten en dat hij ja zou zeggen.
‘Heb je zin om vanavond bij ons te komen eten?’ vroeg hij. ‘Ik heb een koppel fazanten meegebracht. Ava is een geweldige kok.’
Poppy wurmde zich los en liep achter haar broertjes aan terug het grasveld op. ‘We kunnen bijna buiten eten.’
‘Dat zou ik leuk vinden, graag,’ luidde Jean-Pauls antwoord.
Ava beet op haar tong. Kwaad om de ongevoeligheid van haar man draaide ze zich op haar hakken om en ging de kinderen achterna, zodat Jean-Paul en Phillip als twee oude vrienden met elkaar konden blijven praten.
Die avond in hun slaapkamer sprak Phillip haar erop aan. ‘Wat is er, Struikje? Je hebt de hele avond zo sip zitten kijken.’
‘Niets hoor,’ antwoordde ze, en ze liep de badkamer in om het bad te laten vollopen. Phillip kwam achter haar aan.
‘Je hebt aan tafel amper een woord gezegd.’
‘Ik ben gewoon moe. Ik heb het hele weekend bezoek moeten bezighouden.’ Ze goot wat olie in het water, zodat de badkamer gevuld werd met de geur van gardenia’s.
‘Jean-Paul?’
‘Toddy was er gisteren met de jongens. Het had me leuk geleken om vanavond samen te eten. Ik wilde verder helemaal niemand meer zien. Ik ben het beu om steeds te moeten presteren. Ik wil niets liever dan me ontspannen en geen moeite hoeven doen.’
Hij sloeg zijn armen om haar heen. ‘Het spijt me,’ zei hij, in haar hals ademend. Hij kuste de tere huid onder haar haargrens. ‘Daar heb ik niet bij stilgestaan.’
“Volgende keer dan maar,’ antwoordde ze met een zucht.
Hij zwierde haar rond en streek een verdwaalde haarlok achter haar oor. ‘Moet je erg je best doen met hem?’
‘Met Jean-Paul? Nee hoor, hij is heel aardig. Hij is zelfs nog aardiger als hij in de cottage zit en bij mij uit de buurt blijft.’
‘Ik vind het heel fijn dat je hem hier laat logeren. Dat waardeer ik echt. Henri zal je er heel dankbaar voor zijn.’
‘Dat weet ik. Maar een beloning van jou zou niet gek zijn.’
‘Ik beloon je met planten.’
‘Ik heb Jean-Paul laten zien waar ik een cottagetuin wil aanleggen. Hij toonde interesse.’
‘Echt waar?’ Phillip wist niet zo goed of ze dat nou wel of niet spottend bedoelde.
‘Nou en of. Hij hoorde het hele verhaal aan. Als hij pen en papier had gehad, zou hij vast aantekeningen hebben gemaakt.’
‘Mooi zo.’
Ze keek hem schuins aan. ‘Hij heeft geen flauw idee, Phillip. Ik zal hem achter me aan moeten zeulen als een zak die ik kwijt wil.’
‘Dat is nogal cru uitgedrukt. Laat hem al het vuile werk maar voor je opknappen. Spitten en opruimen en zo.’
‘Dat zal ik zeker doen. Dat zal hij niet leuk vinden en dan gaat hij vast met slaande deuren meteen weer terug naar Frankrijk.’
‘Zo zie ik je liever! Je zat net ontzettend te bokken.’
‘Dan moet je me waar wat beter behandelen, of anders zet ik permanent een gezicht als een oorwurm.’
‘Dat zal ik doen. Ik háát oorwurmgezichten.’ Hij liep terug de slaapkamer in. ‘Je moet trouwens van iedereen de groeten hebben. Ze hebben je allemaal gemist.’ Ava reageerde niet en liet zich in het bad zakken, terwijl ze haar ergernis voelde wegebben.
De dag daarop stelde Ava Jean-Paul voor aan Hector. Ze was opgelucht dat hij zich passend had gekleed in een verwassen spijkerbroek en een boerenhemd in gedempte kleuren. Hij had de mouwen opgestroopt en zijn bruine armen, licht begroeid met haartjes, staken eronderuit. Aan zijn voeten droeg hij zijn nieuwe kaplaarzen.
Hector was in de zestig en droeg dezelfde tweedpet en hetzelfde jasje die hij al droeg zo lang Ava hem kende. Zijn gezicht was verweerd als de stam van een oude boom, zijn ogen glansden als pasgevallen kastanjes. Hij sprak met een sterk Dorsets accent en liet zijn r’s zo strak opkrullen als varkensstaartjes. ‘Ik zou wel wat hulp in de tuin kunnen gebruiken,’ zei hij zonder te glimlachen. Hector glimlachte zelden. ‘Zeker als de bladeren sneller vallen dan ik ze aan kan harken.’ Jean-Paul vond het niet zo leuk dat hij een hark in zijn handen kreeg gedrukt en moest gaan harken. Aan zijn gezicht te zien had hij iets interessanters verwacht, meende Ava te mogen concluderen. Zijn overduidelijke teleurstelling gaf haar een naar gevoel, hoewel ze blij was dat ze nu in haar eentje in de kruidenborder aan de slag kon gaan. Geamuseerd probeerde ze zich voor te stellen waar de twee mannen het over zouden hebben. Ze kon niets bedenken wat ze gemeen hadden. Als Jean-Paul erin slaagde ook maar de helft van wat Hector zei te begrijpen, zou dat een godswonder zijn.
Jean-Paul was de hele dag bezig de grond vrij te maken. Bladeren harken, gras maaien met de oude Dennis-maaier, een dode perenboom rooien, en alle andere rommel opruimen die de overvloedige zomer had achtergelaten. Hij had alleen pauze genomen om de boterhammen op te eten die hij zelf had klaargemaakt en om een blikje bier uit Ava’s koelkast te drinken. Hij zag er uitgeteld uit.
‘Het lijkt me een goed idee om deze week met Hector samen te werken. Dan leer je het hier een beetje kennen,’ stelde Ava voor.
Jean-Paul werd er niet blij van. Zijn gezicht betrok, maar er kwam geen klacht over zijn lippen. ‘Bon,’ zei hij kortweg. ‘Als je het zo wilt.’
‘Ja, zo wil ik het,’ antwoordde ze. ‘Het is niet een en al creativiteit.’
‘Aha.’
‘Je zult er wel conditie van krijgen.’
‘Die heb ik al.’ Hij spoog de woorden uit en wierp haar vanonder zijn wimpers een scherpe blik toe. ‘Ik ga het vuur aansteken. Ik vroeg me af of de kinderen thuis zijn; misschien willen ze me wel helpen.’
‘Ik ga ze nu halen. Ze helpen je vast graag.’
‘Goed, dan wacht ik even.’
‘Drink maar een kopje thee in de keuken. Je hebt de hele dag hard gewerkt. Neem even pauze.’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Ik moet nog een paar kruiwagens vol naar de brandstapel brengen.’
‘Ik geef de kinderen wel marshmallows mee.’
‘Marshmallows?’
‘Weet je niet wat dat zijn?’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Dan is het een verrassing. Ze zullen het je graag laten zien.’ Zijn trekken verzachtten. Ze glimlachte hem toe, maar hij beantwoordde haar glimlach niet.
Ze reed naar school, piekerend over wat ze had gedaan, zoekend naar rechtvaardiging voor de taken die ze Jean-Paul samen met Hector had opgedragen. Hij was hier niet om vakantie te vieren. Zijn verblijf hier was niet bedoeld om maar wat rond te lummelen. Wat verwachtte hij nou helemaal? Het was tenminste lekker weer. Als hij al liep te mokken als de zon scheen, wat voor gezicht zou hij dan wel niet zetten als het regende en sneeuwde? Ze troostte zichzelf met de gedachte dat hij niet lang zou blijven. De winter zou hij vast niet halen. Ze zou dus nooit weten wat hij zou doen als het sneeuwde en hij zou nooit het wonder van haar tuin in de zomer aanschouwen.
De kinderen verheugden zich erop Jean-Paul te laten zien hoe hij marshmallows moest roosteren. Poppy wapperde met een tekening van een zonnebloem voor Ava’s gezicht. ‘Lieverd, niet als ik aan het stuur zit. Het maakt me even niet uit of je een Gauguin of Matisse bent – laten we eerst maar eens zorgen dat we heelhuids thuiskomen, goed?’
De jongens zaten stickers te vergelijken die ze op het schoolplein hadden geruild. ‘Robert zei dat we Asterix een brief kunnen schrijven, en dat ze ons dan een hele doos stickers sturen,’ zei Angus.
‘Een hele doos?’ antwoordde Archie ademloos, met een blik omlaag op zijn handjevol Esso-tijgers.
Ava luisterde geamuseerd toe. Deze week waren het stickers, vorige week waren het kastanjes geweest, volgende week zou het iets anders zijn.
Eenmaal thuis renden ze naar de moestuin, waar Hector en Jean-Paul voor een enorme hoop bladeren en kartonnen dozen stonden. De lucht was betrokken en het werd fris. Ava kwam met de zak marshmallows achter hen aan.
‘Ik laat hem wel zien hoe het moet!’ riep Poppy uit, en ze huppelde naar haar moeder toe. ‘Alsjeblieft, mag het?’
Ava maakte de zak open en gaf haar dochter een roze marshmallow en een stokje. ‘Goed dan, maar ik help je wel,’ zei ze, haar hand vastpakkend.
Jean-Paul had weer wat kleur gekregen. Hij zag er niet langer uit of hij kwaad was. Hij keek toe hoe de jongens ieder een handje marshmallows namen; ze gaven er eentje aan hem.
‘Je moet hem op een stokje prikken,’ zei Archie gewichtig. ‘Anders brand je je vingers.’
‘Dank je,’ zei Jean-Paul. ‘Ik wil mijn vingers liever niet branden.’
‘Ik heb de mijne een keer gebrand,’ begon Angus spontaan te vertellen, en hij stak zijn vinger op. ‘Maar mama heeft er een pleister op gedaan en toen werd hij weer beter.’
‘Die moeder van jou weet wel wat ze doet,’ zei Jean-Paul op serieuze toon.
‘Kijk eens!’ riep Poppy, en ze hield haar marshmallow in een heldergele vlam totdat hij zelf vlam vatte. ‘Zie je nou?’ fluisterde ze opgewonden, terwijl ze stokstijf bleef staan alsof ze een giftige slang aan haar stok had gespietst.
‘Goed zo, je kunt hem er nu uit halen,’ zei Ava.
‘Blazen, mama!’ Ava bracht de marshmallow naar haar mond en blies. Hij was gesmolten tot een plakkerig zoet balletje. ‘Mag ik hem nu opeten?’ vroeg ze. Ava voelde met haar lippen, blies nog eens en gaf de marshmallow vervolgens aan haar dochter. Poppy trok hem van het stokje en stak het snoepgoed in haar mond. Ze glimlachte verrukt. ‘Jammie!’ riep ze uit.
‘Probeer jij maar eens,’ zei Ava tegen Jean-Paul. ‘Beschouw dit maar als je inwijding in de tuin. Als je deze test doorstaat, mag je lid worden van onze club, hè, Hector?’
Hector knikte. Hij leunde op zijn riek en sloeg de kinderen met een tevreden blik gade.
Jean-Paul hield zijn marshmallow boven het vuur, terwijl de jongens hem aanwijzingen toeriepen. De Fransman liet hen hun gang gaan, deed wat hem werd gezegd, stelde vragen om hun het gevoel te geven dat ze belangrijk waren. Het viel Ava op hoe leuk hij met de kinderen omging en hoe ze ervan genoten dat hij er was, vooral de jongens. Hij was een nieuw iemand tegen wie ze gewichtig konden doen. Er school een jongensachtigheid in zijn binnenste waar ze zich toe aangetrokken voelden.
Het marshmallowfestijn bracht hen allemaal nader tot elkaar. De zon zakte achter de tuinmuur, zodat de kruinen van de bomen felgoud oplichtten. De lucht werd donkerder, het begon vochtig te worden, de wind werd kil. Maar zij zaten lekker warmpjes voor het vuur. De berg bladeren zakte in tot een laag hoopje as, die gloeide als gesmolten koper eiker keer dat er een windvlaag overheen streek. Ze aten alle marshmallows op.
Vervolgens stelde Jean-Paul voor een spelletje te spelen. ‘Als dit mijn inwijding is in júllie club, dan moeten jullie ook ingewijd worden in de mijne,’ bracht hij met een serieus gezicht te berde.
Ava keek verbaasd toe toen hij om het vuur heen begon te dansen, kreten slakend door met zijn hand op en neer te gaan voor zijn mond. Zijn opengeknoopte hemd wervelde om zijn lichaam, zodat zijn huid oplichtte in de vuurgloed. Hij tilde zijn voeten hoog op en hopste rond als een indiaan. De kinderen deden met hem mee en volgden Jean-Paul op de voet; ze bootsten al zijn grillige bewegingen na en hun kleine gestaltes wierpen spookachtige schaduwen op de tuinmuur. Ava kwam niet meer bij van het lachen, en zelfs Hector moest glimlachen, waarbij hij zijn kleine gele tanden ontblootte, en gapende zwarte gaten op de plaatsen waar die ontbraken. Aangestoken door het spektakel begon Ava in haar handen te klappen; als ze een trommel had gehad, zou ze daarop hebben geslagen.
Die avond vond Ava het jammer dat Jean-Paul niet bij hen kwam eten. Ze had een onvermoede kant van hem gezien. Hun wegen hadden zich gescheiden in de moestuin: zij met de kinderen, hij in zijn eentje. Ze dacht aan hem in de cottage, naast de haard, zoals hij eerst voor de televisie zou zitten te eten en daarna naar bed zou gaan, en ze vroeg zich af of hij zich eenzaam zou voelen. Ze besloot hem haar auto te lenen wanneer hij maar wilde, zodat hij naar de stad kon gaan, en ze zou Toddy eraan helpen herinneren dat ze hem aan haar nichtjes zou voorstellen. Gezelschap van jongedames van zijn eigen leeftijd zou hij leuk vinden.
‘Hoe ging het vandaag met Jean-Paul?’ vroeg Phillip onder het avondeten. Ava had speciale moeite gedaan om patrijs klaar te maken met broodkruim, broodsaus en jus. Ze had rode kool gestoomd waar ze wat gember aan had toegevoegd en had worteltjes gekookt met honing. Ze had een kaars op tafel gezet en het licht gedimd. Phillip trok een fles bordeaux open en schonk twee glazen vol. ‘Heb je iets aan hem gehad?’
Ava glimlachte tevreden. ‘Jazeker. Eerlijk gezegd was het fijn om hem erbij te hebben. We hebben marshmallows geroosterd op het bladervuur en ze hebben er allemaal omheen gedanst als indianen.’
‘Hector toch niet, mag ik hopen? Dat zou helemaal niet goed zijn voor zijn hart.’
‘Nee hoor! Alleen Jean-Paul en de kinderen. Het was ontzettend grappig. Poppy deed hem zo goed na als ze kon, en de jongens vonden zichzelf ontzettend slim en schopten met hun benen en draaiden als dollen rond. Geen wonder dat het boven zo stil is. Volgens mij zijn ze doodop!’
‘Heeft hij goed werk gedaan in de tuin?’
‘Hij heeft Hector geholpen. Ik heb hem een groot deel van de dag niet eens gezien. Ik geloof dat hij er flink van baalde dat hij bladeren moest harken, maar tuinwerk bestaat nou eenmaal niet uit louter rozen planten.’
‘Hij went er wel aan. In de lente kan hij de beloning voor zijn moeite oogsten.’
‘Als hij hier dan nog is.’
De daaropvolgende paar dagen zag Ava Jean-Paul maar weinig. Hij werkte samen met Hector, terwijl zij bezig was in de borders. Ze vroeg hem of hij wilde komen eten, maar dat aanbod sloeg hij af; hij had voor het eten afgesproken in de pub. Ze durfde niet te vragen met wie; dat ging haar niets aan. Ze dwaalde rond door de tuin en probeerde te bedenken hoe ze te werk zou gaan bij de aanleg van de cottagetuin; ze deed haar best die voor zich te zien, maar het lukte niet. Misschien was het project te ambitieus en kon ze zich in plaats daarvan beter concentreren op de wilde tuin rondom de holle boom. Op woensdag, toen hij voor de derde keer de uitnodiging om te komen eten had afgeslagen, begon ze te beseffen dat ze niet eerlijk was. Hij was haar komen helpen, ze kon hem niet de hele dag met Hector op pad sturen. Op die manier hield ze zich niet aan haar deel van de afspraak. Hij had immers bewezen dat hij bereid was de handen uit de mouwen te steken.
Het was al laat. De zon was ondergegaan, de lucht had een diepe donkerblauwe kleur, bezaaid met sterren, en er stond een nevelige maan. Ze liep het veld door naar de rivier. Ze wilde zich niet excuseren, maar was wel van plan zijn advies te vragen over de cottagetuin. Misschien had hij wel goede ideeën. Ze moest hem een kans geven.
De brug zag er zilverachtig uit in het maanlicht, zoals hij zich spande over de rivier die in de stilte zachtjes voortkabbelde. Ze was dol op de late avond; dan was het net of je door fluweel werd omhuld. Haar stemming klaarde op toen ze de cottage naderde en haar tred kreeg iets veerkrachtigs. Er brandde licht, de geur van rook gaf de vochtige lucht iets nostalgisch. Even bleef ze naar het huisje staan kijken, dat verlicht was alsof er een spot op stond gericht, genietend van het romantische plaatje. Toen klopte ze op de deur.
Jean-Paul trok wit weg van verrassing toen hij haar zag staan. Ze droeg een t-shirt en haar paarse werkbroek, en leek geen last te hebben van de kou. Hij rilde toen de wind de hal in blies. ‘Kom binnen,’ zei hij, opzijstappend. Ze trok haar laarzen uit en liep de zitkamer in. Er brandde een vuur in de haard, op de salontafel zag ze een verfdoos en een glas modderkleurig water. Op de cassetterecorder speelde Jean-Michel Jarre. Ze had niet gedacht dat hij kon schilderen.
Hij bood haar niets te drinken aan, maar bleef in de deuropening staan wachten wat ze te vertellen had. Ze liep naar de haard. ‘Ik kom je raad vragen,’ zei ze, terwijl haar zelfvertrouwen het ineens begaf. Hij was in bad geweest, zijn haar was nog nat. Zijn blauwe shirt, met opgestroopte mouwen, hing over zijn Levi’s.
‘Raad?’ Hij leek het niet goed te kunnen geloven. ‘Waarom zou je dat doen? Kennelijk ga je er niet van uit dat ik iets te bieden heb.’
‘Dat is niet waar,’ protesteerde ze.
‘O, kom op, Ava!’ riep hij uit, en hij beende de kamer door en liet zich neerploffen op de bank. Hij vouwde zijn handen achter zijn hoofd en strekte zijn benen voor zich uit. ‘Je hebt me aan het werd gezet met Hector. Hoe weet ie nou waar ik toe in staat ben en waartoe niet?’
‘Dat weet ik ook niet,’ gaf ze toe. ‘Laten we eerlijk tegen elkaar zijn, goed? Het was niet mijn idee dat jij hier zou komen. Dat wilde Phillip. Ik zat niet op jou te wachten. Ik hoefde geen hulp. Ik ben heel goed in staat om alles zelf te doen.’
‘Waarom kom je me dan om raad vragen?’
‘Omdat ik niet weet wat ik moet doen en jij me misschien kunt helpen. Je hebt zelf gezegd dat je niet vooringenomen moet zijn. Ik was vooringenomen wat jou betrof. Ik hoop dat ik me heb vergist.’
‘Waarmee kan ik je helpen?’
‘Met de cottagetuin.’
‘Aha.’ Hij schoof naar voren, plantte zijn ellebogen op zijn knieën en wreef peinzend over zijn kin. Ava voelde een golf van opluchting over zich heen spoelen. Haar witte vlag was geaccepteerd. ‘De cottagetuin,’ herhaalde hij.
‘Ja,’ zei ze. ‘Ik heb het geprobeerd, maar ik zie het niet voor me.’
‘Het toeval wil dat ik daar wat ideeën over heb.’
‘O ja?’ Hij reikte over de armleuning van de bank en pakte een groot schetsboek met spiraalrug.
‘Ik wist niet dat je schilderde.’
‘Ik heb iets voor je geschilderd,’ zei hij.
Hij legde het schetsboek op haar knieën. Ze staarde ernaar, sprakeloos van bewondering. Daar, in levendige kleuren en met krachtige, zelfverzekerde penseelstreken, zag ze een schilderij van haar cottagetuin. Een graspad kronkelde erdoorheen, aan weerskanten omzoomd door bloemen en struiken, die glinsterden op een prachtige zomerse dag. In het midden stond de lijsterbes, met daaromheen een fraaie ronde blauwgrijze bank. Het was volmaakt. Ze had zich geen mooiere tuin kunnen dromen.