17
Het geluid van oplaaiende vuren
en de smaak van geroosterde kastanjes
Hartington House, 2005
David leek helemaal niet nieuwsgierig naar Jean-Paul te zijn. De tuin was Miranda’s afdeling, net als het interieur en het huishouden; hij vertrouwde op haar oordeel. Mevrouw Underwood was een juweel en haar man, hoewel dat een rare snuiter was, hield de haarden in het huis brandende en de paden bladervrij. Over Fatima, die twee ochtenden per week kwam werken, had hij geen mening. Hij zat er niet op te wachten om met de werkster kennis te maken.
Het eerste weekend nadat Jean-Paul de cottage had betrokken merkte David niet veel verschil, behalve dan de boomhut waar de kinderen in speelden totdat het tijd was om in bad te gaan. Gus had hem die trots laten zien en had gewild dat hij de ladder op klom om een kijkje te nemen binnen in de hut, waar een speelgoedfornuisje, een tafel en twee stoelen stonden. Storm liet hem het boomhol zien, hoewel hij veel te groot was om zich de stam in te wurmen. Hij vroeg zich af wat voor soort tuinman je moest zijn om de moeite te nemen zo’n prachtig speelhuis te bouwen. Ze taalden niet naar dvd’s en Gus liet zijn PlayStation in zijn slaapkamer staan. Hij merkte ook op dat de kinderen met elkaar speelden zonder ruzie te maken. Dat op zich mocht al een wonder heten. Zijn nieuwsgierigheid werd erdoor geprikkeld, maar aangezien Jean-Paul niet in het huis zelf kwam, zag David geen noodzaak om zich voor te gaan stellen. Trouwens, het gaf geen pas om hem in zijn vrije weekend te storen.
Maar eind november begon hem een duidelijke verandering op te vallen. De borders zagen er goed onderhouden uit, de grond had een diepbruine kleur en was vrij van onkruid, de dode clematis tegen de voorgevel van het huis was neergehaald en afgevoerd. Grote hopen dood blad waren hoog opgestapeld in de moestuin om verbrand te worden. De stenen van het tijmpad waren vrijgemaakt, de uitgegroeide struiken waren weer in een keurige bolvorm gesnoeid. De tuinen waren een lust voor het oog, zelfs in de winter. Meestal nam hij niet de moeite om een wandelingetje te maken over zijn landgoed – daar was hij te lui voor en het interesseerde hem te weinig – maar nu werd hij weggelokt van het golfen op tv om te genieten van de wonderen die op zijn eigen terrein waren verricht.
Hoe meer David zag, hoe groter zijn bewondering werd. Miranda leidde hem enthousiast rond, wijzend naar wat Jean-Paul allemaal had gedaan en genietend van deze zeldzame momenten met z’n tweetjes. Ze keek haar verbaasde man enthousiast aan, alsof ze een enorme prestatie had geleverd, en haar gevoelens namen een hoge vlucht – tot in de helderblauwe lucht waar op dat moment een buizerd rondwiekte op zoek naar een prooi. Ze wilde zijn hand pakken, zoals ze hand in hand hadden gelopen toen ze net getrouwd waren, wanneer ze op zondagmorgen een wandelingetje rond de Serpentine maakten voordat ze bij Jakobs binnenstapten voor de lunch, maar iets weerhield haar daarvan.
‘De kinderen helpen mee. Na school weten ze niet hoe snel ze thuis moeten komen om onkruid uit te graven en de kruiwagen vol te laden. Hij heeft hun laten zien hoe ze marsmallows moeten roosteren op het bladervuur. Zelfs meneer Underwood danste er als een indiaan omheen. Het was heel grappig.’ Ze besefte dat ze met David al heel lang niet meer zo gelachen had. Misschien was dat zelfs wel helemaal nooit gebeurd.
David begon zich ongemakkelijk te voelen. ‘Ik moest maar eens met die Jean-Paul kennismaken. Zo te horen is hij een soort Mary Poppins!’ zei hij wrevelig.
‘Zo kun je het wel stellen, ja! De kinderen kunnen niet genoeg van hem krijgen. Storm heeft vriendschap gesloten met de koeien van Jeremy en Gus heeft interesse gekregen voor bollen planten. Hij vindt het leuk om met de wormen te spelen die hij opgraaft.’
‘Nou, laten we dan naar de cottage gaan en kijken of hij thuis is.’
‘Ik denk dat we hem op een zaterdag maar beter niet kunnen storen.’
‘Ik ben hier de baas. Ik kan hem storen wanneer ik maar wil.’ Het klonk strenger dan hij had bedoeld. Miranda liep achter hem aan het veld over. De kinderen zwaaiden vanuit hun boom en verdwenen vervolgens in het inwendige daarvan.
‘Die boom is een godsgeschenk. Ze zijn er uren mee zoet en blijven het maar leuk vinden.’
‘Beter dan televisie, lijkt me,’ bromde hij. Miranda fronste haar wenkbrauwen. Daarnet was hij nog zo opgetogen geweest. In gedachten liet ze hun gesprek de revue passeren, zich afvragend of ze iets verkeerds had gezegd.
Bij de cottage kwam rook uit de schoorsteen, wat deed vermoeden dat Jean-Paul thuis was. David klopte op de deur en stak zijn handen in zijn zak; het was fris als je uit de zon was. Jean-Paul had in de logeerkamer zitten schilderen. Toen hij de klop hoorde, legde hij zijn penseel neer en ging naar beneden om open te doen. David stak hem zijn hand toe en stelde zich officieel voor. Er kon geen glimlachje af. Jean-Paul was niet zoals hij had verwacht, hoewel hij opgelucht was door zijn gevorderde leeftijd.
‘Kom binnen,’ zei Jean-Paul, die achteruitstapte om hen de hal binnen te laten. ‘Het is koud buiten.’
‘Maar mooi,’ voegde Miranda eraan toe, en ze liet haar schapenvachtjas van haar schouders glijden. ‘De kinderen zitten in je boom. We krijgen ze er niet uit!’ David viel het enthousiasme in haar stem op en zijn ergernis groeide.
‘Ik zie dat je druk bezig bent geweest in de tuin,’ zei hij, doorlopend naar de zitkamer. De haard brandde, Crystal Gale klonk uit de cd-speler. ‘Hou je echt van die muziek?’ vroeg hij.
‘Natuurlijk,’ antwoordde Jean-Paul met een minzaam schouderophalen.
‘Dat zal wel komen doordat je van een andere generatie bent,’ vervolgde David. Miranda begon zich ongemakkelijk te voelen; ze wilde zó graag dat haar man hem aardig vond.
‘Ga toch zitten. Zal ik koffie of thee voor jullie zetten?’
‘Nee, dank je, we blijven niet. Ik wilde alleen maar even met je kennismaken. Ik ga af op het oordeel van mijn vrouw, maar ik wil wel graag weten wie ik in dienst neem.’
‘Vanzelf.’ Jean-Paul keek zoals een vader naar zijn zoon zou kunnen kijken. Hij begreep wel waarom de jongere man zich zorgen maakte. David was zo doorzichtig als het water in de rivier de Hart. ‘Ik hoop dat mijn werk tot nog toe je goedkeuring kan wegdragen. Jullie hebben een schitterend huis. Je zou nergens anders in Engeland een charmanter onderkomen kunnen vinden.’
David rechtte zijn rug, gevleid door de woorden van de Fransman. ‘Ik ben onder de indruk van de boomhut,’ zei hij, om hem op zijn beurt te complimenteren. Hij vond het gemak waarmee Jean-Paul hem voor zich had ingenomen bijna even irritant als zijn eigen jaloezie. ‘Het is fijn om te zien dat ze het naar hun zin hebben.’
‘Je had het grootste gelijk om uit de stad weg te gaan. Kinderen moeten buiten kunnen zijn, waar ze de ruimte hebben om rond te rennen. Ze barstten van de energie. Je zult wel apetrots op ze zijn.’
‘Dat ben ik ook,’ antwoordde hij. ‘Dat zijn we allebei.’ Hij wendde zich naar Miranda toe en pakte haar hand. Bij het gevoel van zijn huid tegen de hare kromp ze in elkaar. ‘Je doet prima werk.’
‘Dank je.’ Jean-Paul glimlachte. Miranda’s hart maakte een sprongetje en zelfs David voelde zich geroepen om zijn glimlach te beantwoorden. ‘Als je iets nodig hebt, moet je het maar zeggen. Voordat jij hier kwam had ik me nog niet met de tuin beziggehouden, dus misschien hebben we gereedschap of andere spullen nodig.’
‘Je hebt alles. De vorige eigenaren hebben alles achtergelaten.’ Jean-Paul zette opeens een ernstig gezicht.
‘Mooi zo. Nou, dan zullen we je verder met rust laten. Misschien moesten we maar eens een stukje gaan lopen met de kinderen.’ Miranda keek hem verbaasd aan. Hij was zover zij zich kon heugen nog nooit met de kinderen gaan wandelen; hij had zélf nog nooit gewandeld.
Toen ze weer buiten waren liet David haar hand los. ‘Hij is erg aardig,’ zei hij, naar de brug lopend. ‘Ik kan wel merken dat hij de kinderen leuk vindt.’
‘Zij vinden hem ook leuk,’ antwoordde ze.
‘Hij is helemaal niet zoals ik had gedacht.’
‘O? Hoe had je dan verwacht dat hij zou zijn?’
‘Een soort tweede meneer Underwood.’
‘Hou op zeg!’ Miranda moest lachen. ‘Hij is heel beschaafd.’
‘Als hij zo beschaafd is, waarom werkt hij dan als tuinman?’
‘Misschien doet hij dat wel graag.’
‘Veel verdient hij er niet mee.’
‘Ik geloof niet dat geld hem veel kan schelen.’
‘Heeft hij in Frankrijk een vrouw achtergelaten?’
‘Niet dat ik weet.’
Hij grinnikte honend. ‘Het zal niet lang duren of hij ontdekt de vrouwtjes in Hartington. Ik zou hem voor geen cent vertrouwen. Hij ziet er veel te goed uit.’
‘O, schat toch! Zo zit hij helemaal niet in elkaar.’
‘Dat zeg je alleen maar omdat hij niet met jou flirt.’ Ze sloeg haar blik neer en stak haar handen in haar zakken. Zijn woorden hadden een scherpe ondertoon, die haar pijn deed.
‘Nee, dat doet hij niet.’
‘Ik mag het hopen. Hij kent zijn plaats.’
Toen ze bij de holle boom kwamen, kondigde David aan dat ze met z’n allen gingen wandelen. ‘Je moest me je koeien maar eens laten zien, Storm,’ zei hij terwijl hij haar opgewonden naar buiten zag kruipen door het gat in de stam. Haar haar zat onder de takjes en plukjes mos, en haar wangen gloeiden. Gus sprong vanaf halverwege de ladder omlaag en had ook wel gewild dat hij zijn vader iets kon laten zien.
Met Storm voorop gingen ze de brug over en de oever langs naar de wei met koeien. Jean-Paul hoorde hun stemmen en keek naar hen door het raam. Hij bleef een poosje staan genieten van de aanblik van het meisje dat door het lange gras huppelde. Poppy liep ook altijd met iets dansends in haar tred, waarbij haar donkere haar om haar schouders zwierde in de wind, terwijl ze deed of ze een vlinder of een rendier was. Storm begon te ontdekken wat de toverkracht van de tuin was, die Poppy instinctief had aangevoeld. Het was een betoverde wereld die openlag om door haar verkend te worden. Hij keek ernaar uit om haar met de lente te laten kennismaken, als de aarde tot leven kwam en al het werk dat ze erin hadden gestoken zou belonen met bloemen. Dan zou de magie pas goed beginnen.
Gus liep achter zijn vader en sloeg met een stok in het gras alsof hij het gewicht van de wereld op zijn smalle schouders torste. Hij had iets bozigs over zich, dat in zijn binnenste ziedde als lava. Zijn ogen waren koud alsof hij zichzelf wilde beschermen tegen teleurstellingen, en hij keek altijd vanonder zijn pony op met een mengeling van verwachting en wantrouwen. Nu Jean-Paul zijn beide ouders had ontmoet, begreep hij wel waarom de jongen zo gefrustreerd was. Hij wist dat kinderen er behoefte aan hadden dat er naar hen geluisterd werd, dat er liefde en tijd aan hen werden besteed. Hij twijfelde er geen moment aan dat Miranda en David van hun kinderen hielden, maar veel tijd hadden ze hun niet te geven. Hij dacht terug aan de kleine gebaren waarmee Ava elke dag blijk had gegeven van haar liefde voor haar kinderen. Zo’n basis was een kostbaar geschenk voor een kind: een solide basiskamp van waaruit je het leven tegemoet trad.
Hij keerde terug naar zijn schildering. Met elke penseelstreek op het doek voelde hij zich sterker met haar verbonden.
Storm praatte tegen de koeien alsof ze vrienden van haar waren en aaide over de korte haren tussen hun ogen. ‘Zie je, ze kennen me nog,’ zei ze trots. ‘Jean-Paul zegt dat ze vijf magen hebben.’
‘Wat een geluksvogels,’ zei David. ‘Ik wou dat ik vijf magen had. Dan zou ik vijf keer zo veel kunnen eten van de kruimeltaart met custard van mevrouw Underwood.’ Storm giechelde. Miranda sloeg haar tevreden gade. Het was een hele tijd geleden dat ze iets met z’n allen hadden gedaan. Gus zat aan de oever van de rivier afwezig grassprieten te plukken. Miranda ging bij hem zitten.
‘Zijn er vissen te zien?’ vroeg ze.
‘Nee.’
‘Ik moest maar eens een hengel voor je kopen. Jean-Paul weet vast wel hoe je moet vissen.’
‘Hij wil een net voor me kopen, zodat ik ze kan vangen.’ De ogen van de jongen lichtten op. ‘We gaan een schuilhut bouwen in het bos om naar de herten te kijken. Hij zegt dat we dan in de lente kleintjes te zien krijgen. Misschien zien we zelfs wel een das. Ik ga een speer maken zodat ik ze dood kan maken.’
‘Dat is vast niet Jean-Pauls idee!’
‘Krijg ik een zakmes voor kerst?’
‘Dat moet ik aan je vader vragen.’
‘Alsjeblieft!’
‘We zullen zien.’ Het leek haar echt geen goed idee als Gus met een zakmes zou rondlopen.
Na de lunch trok David zich niet zoals zijn gewoonte was terug, maar stelde in plaats daarvan voor de stapel bladeren in de moestuin in brand te steken. Gus liet hem weten dat het Jean-Pauls afval was, dat hij de week daarop wilde verbranden. ‘Dan gaan we weer indiaantje spelen,’ zei hij, en hij liet alvast een gehuil horen door met zijn hand voor zijn mond heen en weer te gaan.
‘Het is mijn huis en dus ook mijn hoop afval,’ zei David, die wegbeende om zijn laarzen te gaan aantrekken. Miranda besefte dat hij jaloers was op Jean-Paul. Daarom had hij ook haar hand gepakt en had hij met de kinderen willen gaan wandelen. Jean-Paul was een betere vader voor de kinderen dan hij. In plaats van genoegen te scheppen in Davids jaloezie geneerde ze zich ervoor; ze geneerde zich dat haar man met de tuinman moest concurreren om te bewijzen dat hij een goede vader was.
Die avond bedreven ze de liefde. Na weken zonder contact wist Miranda dat ze daar dankbaar voor had moeten zijn, maar ze voelde alleen maar wrok. Ze besefte dat Davids gedrag werd ingegeven door de aanwezigheid van Jean-Paul. Hij markeerde zijn territorium zoals een hond doet door tegen bomen aan te piesen. Ze sloot haar ogen en probeerde de gedachte aan Jean-Paul van zich af te zetten. Maar opeens was het Jean-Pauls mond die de hare kuste en waren het zijn handen die haar streelden, en op dat verrukkelijke moment drong het tot haar door dat de Fransman haar opwond. Met onverwachte driestheid drukte ze haar man tegen zich aan, sloeg haar armen en benen om hem heen en probeerde zich te focussen op het vertrouwde gevoel van zijn huid, alsof ze bang was dat ze hem met haar ontrouwe gedachten verder van zich af zou stoten.
De volgende ochtend gingen ze naar de kerk. Het was de eerste keer dat ze daar kwamen, en ze werden met dezelfde enthousiaste nieuwsgierigheid bekeken als nieuwe dieren in de dierentuin. Dominee Freda Beeley klemde Davids hand tussen haar eigen deegachtige handen. ‘Wat fijn om jullie te zien. Ik wist wel dat jullie op een gegeven moment zouden komen.’ Haar stem klonk dik en sappig. Storm en Gus giechelden bij de aanblik van haar ontzagwekkende boezem, die bij elk woord deinde onder haar ambtsgewaad, waardoor ze eruitzag als een grote drilpudding.
Toen ze het gangpad door liepen, ving Miranda de blik van Troy en Henrietta, en ze glimlachte verrast. Ze had gedacht dat alleen oude mensen naar de kerk gingen. Troy zette grote ogen op toen hij haar Dolce & Gabbana-jas met riem zag, haar leren laarzen en bontkraag, en Henrietta zwaaide discreet, terwijl ze Miranda benijdde om haar moeiteloze glamour en slanke silhouet. David liep naar de bank voorin, in de verwachting dat die permanent voor hen vrijgehouden zou worden, aangezien zij de meest vooraanstaande familie in Hartington waren, maar die werd bezet door de oude kolonel Pike, die niets moest hebben van al die moderne fratsen van tegenwoordig, zoals vrouwelijke dominees, en door Joan Halesham met haar vrijer van in de tachtig, die met een bril met dikke glazen op het gebedenboek bestudeerde. Knarsetandend nam hij plaats op de bank achter hen.
Storm en Gus zouden zich verveeld hebben als Dorothy Dipwood niet aan het orgel had gezeten, die tijdens de hymnen het tempo opschroefde en vertraagde zonder ook maar enige rekening te houden met de congregatie. Alleen bij de laatste regel vielen zang en orgelspel samen. Dominee Beeley stuiterde heen en weer door het schip; ze gebaarde wild om zich heen en sprak met een nadrukkelijkheid alsof ze het tegen kinderen had. David vond het wel amusant, terwijl Miranda, die nooit van kerkbezoek gehouden had omdat ze daar als kind zo vaak toe was gedwongen, het leuker vond om naar haar kinderen te kijken. Haar blik dwaalde rond door de fraaie kerk, naar de oeroude stenen muren en de gewelfde plafonds, en ze vroeg zich af hoe de mensen er in vredesnaam in waren geslaagd om dit alles eeuwen geleden zonder moderne technologie te bouwen – alles om gedachten aan Jean-Paul van zich af te zetten. De preek ging erover dat je de tijd moest nemen om in een steeds hectischer wereld van kleine dingen te genieten, maar Miranda noch David besteedde er veel aandacht aan.
Toen ze weer buiten stonden op het dorpsplein, nodigde kolonel Pike David uit om bij hem thuis naar zijn medailles te komen kijken die hij in de oorlog verdiend had. Miranda trof Troy en Henrietta, terwijl de kinderen de grafstenen ontdekten, waar ze op en af sprongen alsof het grote stapstenen waren in een rivier. De zon scheen helder op hen neer terwijl de kerkgangers nog even bleven staan praten. Miranda voelde de warmte op haar gezicht en ervoer de onbekende sensatie deel uit te maken van een gemeenschap. Ze vond het leuk om hier te staan met haar kinderen en man, en om een praatje met de plaatselijke bewoners te maken, in de wetenschap dat in de keuken thuis mevrouw Underwood vlees stond te braden en Yorkshire-pudding maakte. Het begon erop te lijken dat de dingen waren zoals ze moesten zijn.
‘Waarom kom je je haar niet eens laten knippen, schat?’ stelde Troy voor. ‘Je hebt prachtig glanzend haar, maar als je het in lagen zou knippen, zou het meer volume krijgen.’
‘O, ik weet niet. Ik heb het nog nooit in lagen gehad,’ antwoordde ze, eraan twijfelend of ook maar iemand anders dan Robert van Richard Ward iets van haar kapsel zou weten te maken.
‘Nou, kom dan alleen langs voor een kop thee in de salon. Gewoon met z’n drietjes.’
‘Dat zou ik leuk vinden. Morgenochtend?’
‘Kom maar zodra de kinderen naar school zijn, ik heb voor tienen geen afspraken.’
‘En ik ga pas om tien uur open,’ voegde Henrietta eraan toe.
‘Dan neem ik wel wat warme croissants mee van Cate, maar we moeten wel achterin gaan zitten. Als ze ons ziet, is ze des duivels.’
‘Is het niet eenvoudiger om bij haar in de zaak af te spreken?’ zei Miranda.
‘Nee!’ riepen ze in koor uit.
‘Nee,’ herhaalde Troy op wrange toon. ‘Ik heb de laatste tijd een overdosis Cate gehad.’
‘Waarom blijf je dan met haar omgaan, als je haar niet mag?’ vroeg Miranda.
‘Gewoonte,’ antwoordde Troy nonchalant. ‘Net als te veel alcohol drinken: je weet dat het niet goed voor je is en dat je je erna afschuwelijk voelt, maar het hoort bij het leven.’
David was na hun sociale ochtend in een opperbest humeur en beloofde de kinderen dat hij na de lunch met ze naar de boerderij van Jeremy zou gaan om op de tractors te spelen. Storm was een paar vriendinnetjes van school tegengekomen en Gus was erin geslaagd zich bij hen aan te sluiten zonder hen bang te maken. Miranda moest haar kroost aan hun haren meeslepen met de belofte dat de andere kinderen na school een keer mochten komen spelen. Ze voelde zich goed. Met dit mooie weer en het feestmaal dat mevrouw Underwood zou hebben klaargemaakt, zou er vast een idyllische middag volgen.
Maar toen kwam David ineens met zijn tas de hal in en kondigde aan dat hij wilde proberen de vroege middagtrein naar Londen te halen. Miranda was teleurgesteld. Alles was zo goed gegaan. Waarom wilde hij niet langer bij hen blijven? Vanwaar die haast? Waren de dingen die belangrijk waren in zijn leven dan soms niet hier in Hartington? Ze gaf hem een afscheidskus, maar de zijne was haastig en hij pakte haar niet vast. Ze dreigden vreemden voor elkaar te worden na al die weken van scheiding, maar ze wist dat ze hem kon vertrouwen. Ze had geen reden om dat niet te doen. Toch was er diep vanbinnen twijfel gaan knagen, als een steentje dat in haar schoen zat. Hield hij er dan toch misschien een ander op na?
Gus keek zijn vader na toen hij in een taxi de oprijlaan af reed en voelde een scherpe steek van teleurstelling. Hij had zich erop verheugd op de tractors van meneer Fitzherbert te gaan spelen. Toen de auto eenmaal uit zicht was, ging Storm met hun moeder naar binnen. Gus pakte een steentje op en gooide het naar een nietsvermoedende merel, waarna hij koers zette naar het bos. Toen hij bij de duiventil kwam, bleef hij staan. Daar, tussen het lange gras genesteld, zat een egel. Hij hurkte neer om hem beter te bekijken. De egel keek hem angstig aan. Met een vinger porde Gus tegen zijn snuitje. De egel rolde zich op tot een bal. Gus grijnsde. Wat een mooie voetbal zou dit zijn.
‘Wat heb je daar gevonden?’ klonk de stem van Jean-Paul achter hem. Gus stond schuldbewust op en er verscheen een blos op zijn wangen. ‘Een egel?’ Jean-Paul knielde neer. ‘Weet je waarom hij zich heeft opgerold?’
‘Omdat hij bang is.’
‘Dat klopt. Kom, laten we hem eens beter bekijken. Volgens mij is hij gewond,’ zei Jean-Paul, die een gelegenheid zag om het kind een waardevolle les te leren. ‘Zie je hem bibberen?’ Gus knikte. ‘Weet je, het leuke van dieren is dat ze een heel goed ontwikkeld zesde zintuig hebben. Ze weten wie ze kunnen vertrouwen en voor wie ze bang moeten zijn.’
‘O ja?’ zei Gus, die blij was dat de egel zelf niet kon praten.
‘Moet je kijken.’ Jean-Paul legde zijn handen onder de egel en schepte hem op. Hij hield hem voorzichtig vast, dicht tegen zijn shirt. Na een poosje rolde het dier zich uit en begon met zijn natte neus aan Jean-Pauls huid te snuffelen. ‘Zullen we hem meenemen naar de cottage en een bedje voor hem maken? Ik denk dat hij zich niet zo lekker voelt, jij wel?’
Ze liepen terug over het tijmpad. Jean-Paul begon Gus te vertellen over dieren en dat je die met zorg en respect moest behandelen. Hij werd geïnspireerd door Ava’s stem zoals die hem over een kloof van jaren in de oren klonk, toen zij haar kinderen deze zelfde lessen had geleerd. Bij de cottage aangekomen wikkelde Jean-Paul de egel in een doek en gaf hem aan Gus. Eerst schrok Gus, want hij was bang dat de egel hem zou bijten omdat hij tegen zijn snuit had gepord. Maar Jean-Paul stelde hem gerust. ‘De egel kan gedachtelezen. Als je liefdevolle gedachten denkt, voelt hij dat en is hij niet meer bang.’ In elk geval hield de egel op met bibberen en begon aan zijn handpalmen te snuffelen.
Gus giechelde. ‘Hij wil me opeten.’
‘Nee hoor, hij gaat alleen maar op verkenning. Maar ik denk wel dat hij honger heeft. We zullen hem in zijn doos zetten en wat melk geven.’
‘Komt het wel goed met hem?’
‘O, jawel. We geven hem lekker eten, houden hem warm en zetten hem morgen weer terug in het wild. Misschien heeft hij iets gegeten wat hem niet goed is bekomen.’
‘Wat heeft hij een leuk neusje,’ zei Gus, die weer moest lachen toen de egel hem ermee kietelde.
‘Weet je, deze egel heeft waarschijnlijk een moeder en een vader die hem missen. Misschien heeft hij ook wel broertjes en zusjes. Als we hem terugzetten, moeten we eens kijken of we die kunnen vinden.’
‘Dat is een goed idee.’
‘Als iemand jou iets zou aandoen, zouden je ouders dat niet leuk vinden, toch?’ Gus knikte. ‘Als je deze egel iets aandoet, dan vinden zijn vader en moeder dat ook niet leuk, denk je niet?’ Gus haalde zijn schouders op en voelde zich niet prettig. ‘Hij zit niet zo veel anders in elkaar dan jij. Hij heeft net zo veel recht om op de wereld rond te lopen als jij. We leven allemaal samen en op een goeie dag gaan we allemaal dood. Je moet respect hebben voor Gods schepselen, zelfs voor de allerkleinste mieren. Wil je dat voor me doen?’
‘Ja,’ zei Gus, en met een vinger aaide hij de egel over zijn snoetje. Het beestje leek het fijn te vinden.
Jean-Paul schonk wat melk in een kommetje. ‘Wat is je zusje vanmiddag aan het doen?’
‘Ze is bij mama. Papa is naar Londen gegaan.’ Het gezicht van de jongen betrok.
‘Vind je dat jammer?’
‘Hij had gezegd dat hij met ons naar de boerderij van meneer Fitzherbert zou gaan, om op de tractors te spelen.’
‘Hij heeft het erg druk, hè?’
‘Hij heeft het altijd druk. Hij heeft nooit tijd om met ons te spelen.’ Volkomen onverwacht luchtte Gus tegenover Jean-Paul zijn hart. Gevoelens die hij nog nooit onder woorden had gebracht tuimelden naar buiten. ‘Ze willen me naar kostschool sturen… maar het is niet mijn schuld… ik was niet begonnen… ik heb hem alleen maar gebeten omdat hij me uitschold… papa belooft altijd dat hij met me gaat spelen… maar dat doet hij nooit… hij heeft het altijd te druk… andere papa’s spelen wel met hun kinderen… waarom kan hij niet met mij spelen?’ De kleine jongen begon te snikken. Jean-Paul sloeg zijn arm om hem heen en hoorde de amper te volgen opsomming van onrechtvaardigheden aan. Op het laatst kwam Gus tot bedaren; zijn lichaam schokte af en toe bij een scherpe inademing die hij niet in kon houden.
‘Grote mensen kun je soms moeilijk begrijpen. Het is niet eerlijk dat je vader belooft om met je te gaan spelen en het dan niet doet. Maar hij is het wel steeds van plan. Hij wilde met je spelen en meende dat ook echt. Misschien moest hij ineens dringend weg en is hij net zo teleurgesteld als jij.’ Gus snoof ongelovig. ‘Je moet tegen je vader en moeder zeggen dat je niet naar kostschool wilt.’
‘Ze luisteren toch niet. Ze luisteren nooit.’
‘Dan moet je ze vragen of ze willen luisteren en voet bij stuk houden. Maar je moet wel kalm en rustig blijven, en niet boos worden. Je moet ze het goede voorbeeld geven. Dan doen ze wel wat jij wilt.’ Gus leek niet overtuigd. ‘Heb je nog steeds zin om op de tractors te spelen?’ De ogen van de jongen lichtten op. ‘Kom mee dan, we hebben voor het avondeten nog tijd genoeg.’
Miranda was niet iemand om haar neus in andermans zaken te steken. Tussen haar en haar man waren geen geheimen. Maar toen de kinderen naar bed waren, doodmoe na het spelen op de boerderij, nam ze toch maar eens een kijkje op Davids bureau. Dat had hij altijd keurig opgeruimd. Er stonden ordners voor brieven, huishoudelijke administratie, facturen en verzekeringen, maar alles wat aanstoot zou kunnen geven bewaarde hij natuurlijk in Londen. Als hij al iets te verbergen had, was de kans klein dat hij het thuis opborg. Ze liet een warm bad vollopen en baadde zich met lavendelolie; ze sloot haar ogen en inhaleerde de damp. Ze verweet zichzelf haar achterdocht. Ze moesten alleen maar wat vaker dingen samen doen. Ze besloot daar het volgende weekend eens met hem over te praten.
Die avond stak ze een geurkaars aan, rolde zich op in bed en sloeg het album open. Daar ging een merkwaardige bekoring van uit, alsof het een deur opende naar een wereld die oneindig veel mooier was dan die waarin zij leefde. Het kreeg haar in zijn ban, de herinneringen wonden hun zilveren draden om haar hart en trokken haar mee naar binnen. Ze kon de liefde voelen als de warmte van de zon, en ervoer de pijn alsof het haar eigen pijn was. Al lezend ontsnapte ze van de toenemende kilte van haar huwelijk naar de warmte van andermans geheim.
Onze liefde was van het begin af aan gedoemd. Die was even vergankelijk als de zonsondergang. Jij hebt ooit gezegd dat de ondergaande zon een tragedie was die je melancholiek stemde terwijl je vergeefs probeerde hem vast te houden. Misschien dat de schoonheid juist wel in het vergankelijke schuilt. Misschien dat onze liefde zoeter wordt doordat hij zo hopeloos is. Als je de zonsondergang tot staan kon brengen en voorgoed in de schemering zou kunnen leven, zou dat dan wel net zo betoverend zijn? Zou onze liefde nog net zo teder zijn als er geen verlies in het verschiet zou liggen? We zullen het nooit weten, omdat verlies het enige is wat we hebben, samen met de herinnering aan vuurrood en goud.