36
De genezende kracht van mijn tuin kan
het grootste gebroken hart weer helen
Een paar uur nadat Miranda met Henrietta naar het station was vertrokken, die haar Fiat op de oprijlaan had gezet totdat ze hem weer op zou komen halen, arriveerde David op Hartington House. Mevrouw Underwood hield in de keuken een oogje op de kinderen en maakte avondeten voor drie personen klaar. Het had geen zin om de kinderen naar bed te brengen zolang hun vader er nog niet was, en het was trouwens weekend, zodat ze de volgende ochtend allemaal zouden kunnen uitslapen.
Mevrouw Underwood hoorde de voordeur opengaan. Gus en Storm sprongen van de bank waarop ze tuinbonen hadden zitten doppen voor het middageten voor de volgende dag, en renden de gang in om hem te begroeten. Ze hoorde Storm ‘Papa!’ kraaien, en Davids gelach toen hij haar zeker had opgepakt en door de lucht zwierde. Het was een blije hereniging. Ze had geruchten opgevangen over een verhouding en dat Miranda David en een vrouw vrijend in de kas zou hebben aangetroffen, maar ze was niet iemand die haar neus in andermans zaken stak. Zo te horen was David zo blij als een kind.
‘Hoe gaat het met mijn zoon?’ vroeg hij aan Gus, terwijl hij zich bukte om door zijn haar te woelen. ‘Wat ben je gegroeid!’
‘Niet waar,’ zei Gus. ‘Je hebt een bril nodig.’
‘Daar heb je gelijk in. Maar die heb ik al, figuurlijk gesproken, en ik heb je nog nooit zo goed kunnen zien als nu.’ Gus trok zijn neus op. Zijn vader klonk anders. ‘Laten we maar eens gaan kijken of we een hapje te eten kunnen krijgen.’ Met z’n drieën liepen ze door de gang terug naar de keuken, waar mevrouw Underwood net haar handen stond af te drogen aan haar schort.
‘Goedenavond, meneer Claybourne,’ zei ze met een glimlach. Ze had meneer Claybourne altijd een knappe man gevonden. Hij was afgevallen, viel haar op, en kon wel wat stevige kost gebruiken. ‘Ik heb gebraden kip met aardappelen,’ deelde ze hem mede, wensend dat ze nog wat extra aardappelen op het bakblik had gelegd.
‘Het ruikt verrukkelijk! Wanneer verwacht u ons aan tafel?’
Ze wierp een blik op het horloge dat strak om haar vlezige pols gegespt zat. ‘Over een uurtje. Zo rond halfnegen.’
‘Mooi zo. Kom, kinderen, laten we voor het eten nog even naar buiten gaan. Het is zonde van de mooie avond om daar niet van te genieten.’ Gus keek zijn zusje aan en haalde zijn schouders op. Hij klonk helemaal niet als hun oude papa.
Ze liepen het tijmpad af naar de bossen. ‘Wat gaan we doen, papa?’ vroeg Storm.
‘Ik weet niet. Laten we maar kijken wat er op ons pad komt.’
‘We hebben een hut in de duiventil gemaakt met Jean-Paul,’ zei Gus, die alvast vooruitrende om hem te laten zien. David kromp inwendig in elkaar toen die naam viel.
‘Dat zal best,’ zei hij droogjes, met een blik op Storm, die haar broertje achternaliep. Hij keek om zich heen door de tuinen, die geurden in het avondlicht, en merkte op hoe mooi het er allemaal uitzag. Er was nu nog maar weinig kleur, alleen verschillende tinten groen en wit. De afwezigheid van uitbundige tinten had echter iets vertroostends, en hij voelde de spanning die zich had opgebouwd sinds het moment dat hij met Blythe was betrapt langzaam wegebben, als een mild getij dat met elke golf brokstukken met zich meevoerde.
De kinderen wachtten hem op bij de duiventil en lieten hun vader het vuur zien waarop ze eten hadden klaargemaakt en het gat in de grond waar ze hun schat zouden gaan begraven. David zag dat er paarse schaduwen overheen vielen, dat het wit veranderde in roze, en tot zijn verrassing ontwaarde hij een paar duiven die door een van de kleine openingen onder het dak naar binnen vlogen. Er sloeg een golf van optimisme door hem heen, en opeens raakte hij zo enthousiast alsof er iets magisch te gebeuren stond.
‘Kom mee! Laten we verder lopen,’ zei hij, wegbenend naar het veld. De kinderen renden achter hem aan. David voelde een handje zijn hand in glippen en verwachtte Storm te zien die naast hem voorthuppelde. Maar tot zijn verrassing was het Gus. Glimlachend keek hij naar zijn zoon omlaag. Gus grijnsde hem schuchter toe en sloeg vervolgens zijn ogen neer. David had niet het gevoel dat hij Gus’ vertrouwen verdiende. Hij had de weg om zo veel geloof in hem te verdienen nog lang niet afgelegd.
Ze kwamen bij het veld waar Jeremy Fitzherbert zijn koeien liet weiden en klommen over het hek. Charlie de ezel hief zijn kop op en hield op met gras kauwen zodra hij de kleine jongen zag. ‘We hadden een wortel voor Charlie moeten meenemen,’ zei David. Gus voelde een steek van schaamte. Storm stak haar hand uit.
‘Kom maar, Charlie,’ riep ze, maar de ezel verroerde zich niet. Hij keek hen op zijn hoede aan, al zijn spieren gespannen om ervandoor te gaan zodra dat nodig was. ‘Wees maar niet bang,’ ging ze verder. ‘Papa, waarom wil hij niet komen? Anders komt hij altijd wel.’
‘Hij is niet aan mij gewend,’ zei David. ‘Kom maar, Charlie.’ David stak zijn hand uit en glimlachte bemoedigend. Langzaam liepen ze naar het dier toe. Charlie wist niet wat hij kon verwachten. Ze leken best aardig. Gus trok zijn hand los uit die van zijn vader en groef in zijn zak naar een pepermuntje. Hij had die middag een rolletje aangebroken. Hij legde er eentje op de palm van zijn hand en stak die de ezel toe.
‘Hier, Charlie. Ik doe je geen kwaad.’ Hij keek de ezel strak aan in de hoop zijn vreedzame en oprechte bedoelingen op hem over te brengen. Hij wist dat het dier bang van hem was en kon dat hem niet kwalijk nemen. Hij was niet lief voor Charlie geweest en had hem met een stok het veld rond gejaagd. Nu schaamde hij zich voor wat hij had gedaan. Toen was hij een kleine jongen geweest, bedacht hij, jong en onwetend. Nu hij meer een grote jongen was, wist hij dat hij levende wezens geen kwaad mocht doen, hoe groot of klein ze ook waren. Ze verdienden het allemaal om met respect te worden behandeld. Dat had hij van Jean-Paul geleerd. Wees maar niet bang, Charlie. Ik zal je nóóit meer kwaad doen,’ voegde hij er binnensmonds aan toe, hopend dat zijn vader het niet had verstaan.
Aarzelend stak de ezel zijn nek uit en snuffelde met zijn grote fluwelen neusgaten aan Gus’ hand. Aan de geur kon hij geen weerstand bieden. Hij stak zijn lippen uit en lebberde het pepermuntje naar binnen. Storm kronkelde van blijdschap. David zette zijn handen in zijn zij en bleef toekijken hoe Gus nog meer pepermuntjes uit zijn zak haalde en er eentje aan zijn zusje gaf, zodat zij Charlie ook kon voeren. Beetje bij beetje sloot Gus vriendschap met zijn vroegere slachtoffer. Charlie stond toe dat de jongen hem over zijn snuit aaide en zijn groezelige vingers over zijn brede neus liet gaan. Storm klopte hem op de hals en plukte aan de verwarde haren die als dreadlocks van zijn rug af hingen. ‘Hij zou eens goed geborsteld moeten worden,’ zei ze. ‘Ik ga Jeremy vragen of we hem mee mogen nemen om hem eens lekker te verwennen.’
‘Goed idee,’ vond Gus. ‘Dan kunnen we met hem gaan wandelen aan een touw.’
‘Ja, en dan geef ik hem te eten. Dan wordt hij ons huisdier.’
‘Dat zal hij vast fijn vinden,’ zei David. ‘Die pepermuntjes vond hij in elk geval erg lekker.’
Gus drukte zijn voorhoofd tegen dat van Charlie aan en fluisterde dat het hem speet. Charlie leek hem te begrijpen. Hij pufte en snoof, en spitste zijn lange oren. Toen ze verder liepen over de wei naar het bos, liep Charlie helemaal tot het hek met hen mee en bleef daar staan staren terwijl zij tussen de bomen verdwenen. Dat was een pak van Gus’ hart. Nu waren de fouten die hij in het verleden had gemaakt helemaal uitgewist. Met hernieuwde energie rende hij weg het pad door de bomen over, hordelopend over gevallen takken en braamstruiken. Storm liep naast zijn vader en keek of ze de elfjes zag die tussen de bladeren woonden. David vroeg zich af waarom hij het altijd te druk had gehad voor deze eenvoudige genoegens. Hij keek om zich heen in het afnemende licht dat de kruinen van de bomen in een gloed zette en ze vervolgens in schaduw hulde, en besefte dat hij op de plek was waar hij thuishoorde: hier bij zijn gezin. Wat er ook gebeurde, hij zou er alles aan doen om dat te redden.
Miranda en Henrietta installeerden zich in hun suite in het Berkeley Hotel, een lichte en ruime kamer met uitzicht op de drukke straten van Londen. Harvey Nichols was maar een straat verderop en Harrods nog een klein stukje verder. Miranda had door het dolle heen moeten zijn; ze kon de geur van parfum bijna door het raam heen ruiken. Toch was ze er niet helemaal met haar hoofd bij. Ze kon alleen maar denken aan Ava Lightly en Jean-Paul, en de hopeloosheid van het hele gebeuren. Ze had zich zo bij hun liefdesverhaal betrokken gevoeld alsof het haarzelf betrof.
Henrietta was diep onder de indruk door de grandeur van het hotel.
Ze rende door de suite rond en geloofde haar ogen niet toen ze de flesjes badolie van Molton Brown keurig op een rijtje zag staan naast kleine zeepjes en een miniatuur-naaietui. Ze drukte de pluizige witte badjas tegen zich aan en draaide ermee rond alsof het een chique baljurk was. ‘Ze hebben zelfs voor slofjes gezorgd!’ riep ze opgetogen uit.
‘Boven is een zwembad als je zin krijgt om te zwemmen, en een kuurcentrum. Je moet een massage nemen.’
‘Ik heb me nog nooit laten masseren,’ bekende ze blozend. ‘Ik geloof niet dat ik het zo leuk vind om ten overstaan van een vreemde uit de kleren te gaan. Trouwens, bij mij valt er zo véél te masseren!’
‘Doe niet zo gek, Etta. Ze masseren hier mensen die tien keer jouw omvang hebben. Ga nou maar, ik sta erop. Morgen om zes uur, als we bekaf zijn. Ik neem er in elk geval wel een.’ Henrietta sloeg haar vriendin gade. Hoewel ze glimlachte, kon ze niet verhullen dat ze zich niet happy voelde. Zelfs haar prachtige huid zag grauw. Ze was niet graag nieuwsgierig. Ze zou willen dat Miranda vertrouwen in haar stelde, zodat ze een echte vriendin voor haar kon zijn – net als Troy, die er zowel in goede als in slechte tijden altijd voor haar was. Zo zag Henrietta vriendschap: een vriend of vriendin was iemand van wie ze erop aankon dat die van haar zou houden, wat er ook gebeurde. Ze zou graag zien dat Miranda haar die kans gaf.
Die avond dineerden ze in hun suite, gekleed in hun badjassen. De ober bracht het eten binnen op een trolley, waarop de gerechten warm werden gehouden onder grote zilverkleurige cloches. Henrietta was zo opgetogen dat ze veel te veel wijn dronk en alles opat wat op haar bord lag, ook het rode pepertje waar ze zo’n hekel aan had.
‘Sorry dat ik als vriendin zo tekortschiet,’ zei Miranda, die zich moed indronk met een glas wijn. ‘Je hebt vast wel de geruchten opgevangen dat David en ik voorlopig uit elkaar zijn. Ik heb hem betrapt toen hij met een oude vriendin van me bezig was. Een vrouw die ik al vanaf de schoolbanken ken. Hij bleek al maanden een verhouding met haar te hebben.’
‘Ik heb zoiets gehoord, ja. Ik wilde er niet naar vragen…’
‘Ik had haar in geen jaren gezien en kwam haar in Londen ineens tegen. Haar zoon is ongeveer even oud als Gus.’
‘Om zo door een vriendin verraden te worden, dat verwacht je toch niet?’
‘Maar ze bleek dus geen echte vriendin te zijn, al waren we op school nog zo close met elkaar. Sinds die tijd is er een heleboel gebeurd. We zijn heel verschillende types. De school schiep een band, maar afgezien van Gus en Rafael hebben we niet veel gemeen – behalve David dan.’
‘Ik vind het heel vervelend allemaal.’
‘Dank je. Het leven is een grote afknapper. Ik had het je eerder willen vertellen, maar ik moest het eerst voor mezelf op een rijtje krijgen. Trouwens, hij heeft zijn excuses aangeboden.’
‘Hou je nog van hem?’
Miranda nam een slok wijn en kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Ik denk het wel.’
‘Dénk je van wel?’ Henrietta vroeg zich af hoe het kon dat je zoiets niet gewoon zeker wist.
‘Ik ben de laatste tijd nogal afgeleid.’ Zou ze het haar nu wel of niet vertellen? Ze moest het aan iemand kwijt, het geheim dat een gat brandde in haar hart.
‘Wat kan je nou afleiden van zorgen om je huwelijk?’
Miranda lachte. ‘Ik weet dat het dwaas is. Ik snap het zelf ook niet goed. Om eerlijk te zijn, ben ik blij dat er iets is wat meer mijn aandacht opeist dan David. Het is Jean-Paul.’
‘Je bent toch niet verliefd op hem?’
‘Nee. En dan zijn we met z’n tweeën,’ zei Miranda met een veelbetekenende grijns naar haar vriendin. ‘Want jij bent toch ook niet verliefd op Jean-Paul?’ Henrietta schudde haar hoofd. ‘Op wie dan wel? Je bent op iemand anders verliefd, dat zie ik aan je gezicht.’ Miranda wilde graag horen dat iemand anders gelukkig was, want dat zou een straaltje licht betekenen in het duister dat haar nu omhulde.
‘Ik wil eerst jouw verhaal horen,’ zei Henrietta.
‘Dat vertel ik je alleen als jij mij vertelt op wie je verliefd bent.’
‘Op Jeremy Fitzherbert. Ziezo, nu heb ik het gezegd.’
Daar keek Miranda van op. Ze leunde achterover in haar stoel en staarde Henrietta aan; ze zag haar opeens in een heel ander licht. ‘Jeremy Fitzherbert… Ik zou jullie nooit als stel hebben gezien. Maar nu je het zegt, kan ik dat gewoon niet geloven. Hoever is het al?’
‘O, niet erg ver,’ mompelde Henrietta, en ze sloeg haar ogen neer en kreeg net zo’n kleur als de peper die ze dom genoeg had opgegeten. ‘We hebben nog niet eens gezoend. Misschien wil hij dat wel helemaal niet.’
‘Doe niet zo gek. Als jullie niet zoenen, wat doen jullie dan wél?’
‘We gaan met elkaar om. Hij komt naar de winkel.’
‘Dan kan hij onderhand zeker zelf wel een winkel beginnen?’
‘Hij is aardig.’
‘Hij is knap. Ik weet nog dat de eerste keer dat ik hem zag zijn ogen me zo opvielen. Die zijn heel blauw.’
‘Ja, nogal, hè?’
‘Nou, maak maar een beetje tempo. Waarom neem jij het initiatief niet?’
‘O, ik zou niet kunnen.’
‘Dan moet je hem meer aanmoedigen.’
‘Hij weet vast zelf ook wel dat hij meer actie zou kunnen ondernemen.’
‘Waarom doet hij dat dan niet?’
‘Omdat hij verlegen is.’
‘Nee, dat is hij niet. Hij weet alleen niet zeker of jij dezelfde gevoelens hebt voor hem.’
‘Misschien wil hij alleen maar met me bevriend zijn.’
Miranda verslikte zich bijna in haar wijn. ‘Geen enkele man doet zo veel moeite voor vriendschap – behalve als hij homo is.’
‘Net als Troy,’ zei Henrietta, en haar glimlach kreeg iets weemoedigs. ‘Nou, wat is jóúw geheim?’
Miranda dronk haar glas leeg en schonk zichzelf nog eens in. ‘Ik zal bij het begin beginnen.
‘Dat is altijd een goeie plek,’ giechelde Henrietta, die zich heerlijk licht in het hoofd voelde.
‘… bij een album dat ik heb gevonden in de cottage bij ons op het terrein…’
Henrietta luisterde toe terwijl Miranda haar vertelde over Ava Lightly, haar verhouding met een mysterieuze man die ze M.F. noemde en de tuinen die ze samen hadden beplant. ‘De man die Ava M.F. noemde is Jean-Paul,’ besloot ze.
‘O mijn god!’ Henrietta hapte naar adem. ‘Weet je het zeker?’
‘Meneer de Fransman – ik vond het al zo toevallig dat hij ineens op de stoep stond en me zijn diensten als tuinman aanbood. Weet je, nu ik erover nadenk… Toen ik vroeg wat hij deed zei hij: “Ik tuinier.” Hij heeft nooit gezegd dat hij een tuinman was. “Ik tuinier” – tja, waarom niet? Pas nu, achteraf, klinkt dat vreemd. Hij is eigenaar van een schitterende wijngaard in Frankrijk. Geen wonder dat hij nooit naar geld heeft gevraagd; hij is een rijk man. Alleen de liefde zou een man met zijn middelen en status ertoe kunnen verleiden om als tuinman te gaan werken en in een kleine cottage te gaan wonen! Hij zei dat hij de tuinen weer tot leven wilde brengen, en dat heeft hij ook gedaan. Maar hij kan Ava niet meer tot leven wekken; zij is overleden.’
Henrietta trok wit weg. ‘Overleden?’
‘Ik heb haar opgebeld en met haar dochter gesproken.’
‘Heb je dat tegen Jean-Paul gezegd?’
‘Nog niet. Ik durf niet goed.’
‘Je moet het hem zeggen! Je moet hem het album geven. Dat komt hem toe.’
‘Dan zou hij in elk geval wel weten hoeveel ze van hem heeft gehouden.’
‘Je moet tegen hem zeggen dat je de cottage aantrof als een schrijn voor hun liefde. Dat de tafel voor twee was gedekt, met de theepot en kopjes. Dat het huis was bijgehouden alsof ze alleen maar even uit wandelen waren, maar nooit meer terug waren gekomen. Zo’n romantisch verhaal heb ik nog nooit gehoord.’
‘Maar er is nog meer, Etta.’
“Vertel! Ik popel om het te horen!’
‘Peach, de dochter die ik heb gesproken, is zijn kind.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Ja. Ava beschrijft het duidelijk in haar album. Toen Jean-Paul terug was gegaan naar Frankrijk, besefte ze dat ze zwanger was. Ze schrijft dat Phillip vond dat de baby erg op haar leek, maar dat zij Jean-Pauls glimlach bij haar zag. Ze noemde haar Peach, omdat Jean-Paul haar altijd ma pêche noemde.’ Miranda begon te huilen. ‘Weet je wat ze zei? Ze zei dat elke glimlach die haar dochter haar schonk een cadeautje was.’
Terwijl de twee vrouwen aan tafel bleven zitten, stroomden de tranen hun over de wangen. De ober kwam de trolley weghalen, wierp hun een blik toe, verontschuldigde zich en trok zich terug als een pinguïn die zich had gebrand.
‘We zien er vast niet uit,’ zei Henrietta, die door haar tranen heen moest lachen.
‘Maar er is één ding dat niet klopt. Als Ava wist dat ze zou gaan sterven en zo graag wilde dat hij het album kreeg, waarom heeft ze het hem dan niet gewoon toegestuurd?’
Daar leek Henrietta net zo weinig van te begrijpen als Miranda. ‘Misschien wilde ze het hem alleen geven als hij zich aan zijn deel van de afspraak hield. Ze kon het hem niet zomaar sturen, want hij zou best getrouwd kunnen zijn en haar helemaal kunnen zijn vergeten. Het was allemaal ruim twintig jaar geleden gebeurd. Maar als hij terugkwam om haar op te eisen, zoals hij had beloofd, zou hij het vinden. Dan had hij het verdiend. Snap je?’
‘Tja, dat zou kunnen. Ik sta ervan te kijken dat je nog zo helder kunt denken na al die wijn die je hebt gedronken.’
‘Daar word ik juist helderder van,’ lachte Henrietta. ‘Denk je dat hij beledigd is dat Ava hem nooit iets verteld heeft over Peach?’
‘Ja, maar de M.F. uit het album zou het wel begrijpen. Ze kon het hem niet vertellen. Kun je je voorstellen wat voor complicaties dat met zich mee zou brengen? De enige manier waarop ze haar gezin kon beschermen was door het geheim te houden.’
‘Denk je dat Phillip zich ooit iets heeft afgevraagd?’
‘Ik weet het niet. Ik betwijfel het. Zij dacht niet dat hij iets vermoedde.’
‘Het lijkt wel een roman.’
‘Weet ik,’ zei Miranda.
‘Jij zou die kunnen schrijven,’ stelde Henrietta voor.
‘Dat zou ik kunnen doen, maar zou dat wel eerlijk zijn?’ Ze durfde Henrietta niet te vertellen dat ze het boek al geschreven had. Opeens vond ze het verkeerd, alsof ze danste op Ava’s graf.
‘Artistieke vrijheid. Je zou het op de werkelijkheid kunnen baseren, maar er toch je eigen verhaal van kunnen maken.’
Miranda boog zich naar voren. ‘Weet je, volgens mij zou Ava graag willen dat ik haar verhaal optekende.’ Ze herinnerde zich de geur van oranjebloesem die de kamer vulde zodra ze ging zitten om te werken. ‘Vraag me niet hoe ik dat weet, maar ik denk dat ze dat graag zou willen.’
De volgende dag gingen Miranda en Henrietta uitgebreid winkelen. Ze brachten een bezoek aan Harvey Nichols, slenterden door Sloane Street, en zetten na de lunch bij Caprice koers naar Selfridges. De alom bejubelde Pandora wachtte hen op met champagneflütes en haar eigen, trefzekere gevoel voor stijl. Miranda nam plaats in een gemakkelijke stoel in de privékamer, terwijl Henrietta deed wat haar werd gezegd en alles aanpaste. ‘Ik weet dat een heleboel van deze kleding een model heeft dat je nooit had gedacht nog eens aan te trekken,’ zei Pandora, met haar volmaakte gebit parelwit afstekend tegen haar zomerse bruine kleurtje. ‘Maar Miranda zei dat ze je een complete make-over wilde geven – een make-over als van Trinny en Susannah.’ Pandora hield een beha omhoog en lachte. ‘Het geheim van hun succes is de foundation! En die wordt ook het geheim van jóuw succes.’
De tassen waren te groot en te talrijk om ze zelf mee terug te nemen naar het hotel, dus regelde Pandora dat ze die avond zouden worden bezorgd. Henrietta was diep geroerd door de gulheid die Miranda tentoonspreidde. ‘Ik heb hier meer plezier in dan jij,’ zei Miranda, terwijl ze Henrietta een arm gaf. ‘Vroeger deed ik niets liever dan shoppen, maar nu geef ik er niet meer zo veel om. Maar ik kijk wel uit naar mijn massage.’
‘Ik voel me vandaag vol vertrouwen,’ zei Henrietta, en ze haalde diep adem met het gevoel dat ze een nieuw mens was. ‘Ik doe met je mee.’
Toen Miranda en Henrietta terugkeerden naar Hartington, was David al vertrokken. Miranda voelde een steek van teleurstelling. Ze had genoten van haar weekendje weg met Henrietta. Het was goed geweest om wat afstand te nemen van het thuisfront, zodat ze voor zichzelf had kunnen bepalen wat belangrijk was en wat niet. Toch had ze hem graag willen zien. Ondanks zijn bedriegerijen miste ze hem. Zonder hem was het huishouden niet compleet. Maar voordat ze al te veel kon stilstaan bij zijn vertrek, werd ze afgeleid door Jeremy en de kinderen, die de wilde tuin in kwamen lopen met Charlie aan een leiband. Henrietta streek met haar hand door haar nieuwe highlights en zwaaide. Jeremy lichtte zijn hoed op en zwaaide terug. De kinderen renden voor hem uit in de armen van hun moeder.
‘Heb je een cadeautje voor me meegenomen?’ vroeg Storm.
‘Charlie is ons huisdier!’ zei Gus. ‘Hij eet uit onze hand. Hij is gek op pepermuntjes!’
Ze draaide zich om en zag mevrouw Underwood in de deuropening staan. ‘Henrietta, ik kan maar beter even met mevrouw Underwood gaan praten over hoe het is gegaan. Ik heb ontzettend genoten. Dank je wel dat je er zoiets leuks van hebt gemaakt.’ De twee vrouwen omhelsden elkaar.
‘Nee, jíj bedankt voor alles. Ik ben een andere vrouw geworden.’ Henrietta lachte, haar autosleutels zwaaiend aan haar vinger. ‘Zo zie ik er in elk geval wel uit!’
‘Je ziet er fantastisch uit! En nu maar hopen dat je hem krijgt!’
Henrietta kreeg een kleur van opwinding. ‘En jij moet doen wat goed is.’
‘Dat zal ik zeker doen. Ik ga er meteen werk van maken, nu mevrouw Underwood er nog is om op de kinderen te letten.’
Ze keek Henrietta na toen die het poortje door liep met Jeremy om Charlie terug te brengen naar zijn wei, en stapte toen op mevrouw Underwood af. ‘Hoe is het allemaal gegaan?’ vroeg ze. Mevrouw Underwood sloeg haar armen over elkaar.
‘Ze hebben zich goed geamuseerd met z’n drietjes. Meneer Claybourne heeft volgens mij in in geen jaren zo veel plezier gehad. Hij houdt van die koters. Ze zullen het je zelf wel vertellen. Ik weet dat het mijn zaken niet zijn, maar, Miranda, ik wil je toch een goede raad geven, voor wat die waard is. Christenmensen vergeven elkaar. Mannen doen domme dingen die niets te betekenen hebben. Je man moet op zijn vingers worden getikt, maar hij is een beste kerel en een prima vader. Ziezo, dat is eruit.’ Ze kneep haar lippen op elkaar.
‘Dank u wel, mevrouw Underwood. Ik stel uw mening op prijs,’ antwoordde Miranda nederig. ‘Ik wil u om een gunst vragen. Ik moet Jean-Paul vanavond spreken. Het is nogal belangrijk. Zou u bij de kinderen willen blijven? Het duurt niet lang.’
Mevrouw Underwood trok haar wenkbrauwen op. ‘Als het zo belangrijk is, kan ik moeilijk nee zeggen. Maar ik moet meneer Underwood wel zijn avondeten geven. Dan wip ik nu even naar huis, terwijl jij de kinderen in bad doet, en kom dan terug om op te passen. Is dat goed?’
‘Dank u wel, mevrouw Underwood. Dat lijkt me een prima plan.’
Jeremy nam Henrietta waarderend van top tot teen op. ‘Je straalt helemaal,’ zei hij.
‘Dank je,’ zei ze blozend. ‘Ik heb het dan ook heerlijk gehad.’
‘Dat is te zien.’
Zijn ogen bleven iets langer dan nodig was op haar gezicht rusten. Ze wendde haar blik af. Ze liepen het gazon over naar de wei. De zon was aan het ondergaan en vulde de hemel met goudkleurige siroop. Op het gras vormde zich al dauw en de vogels kwetterden in de bomen voordat ze een plekje zochten voor de nacht. Het briesje was warm en zoet. Ze liet haar blik door de tuinen dwalen en voelde de toverkracht die Ava en Jean-Paul daar hadden geschapen, en opeens werd ze weemoedig. Deze tuinen waren begoten met hun tranen.
‘Jeremy,’ zei ze plots, en ze trok wit weg toen ze besefte hoe sterk haar gevoelens voor hem waren en hoe graag ze die uit wilde spreken. Hij bleef staan en keek naar haar omlaag. ‘Ik wil je iets zeggen.’
‘O ja?’ Zijn gezicht kreeg een ernstige uitdrukking.
‘Nou, ik wil het je al een poosje zeggen…’ Ze slikte moeizaam en haar plotseling terugkerende twijfels dreigden haar te verstikken. Ze schuifelde wat met haar voeten. ‘Heb jij thuis een winkel die zich kan meten met de mijne?’ stamelde ze, en ze voelde zich dwaas. Hij grijnsde. Ze voelde haar zelfvertrouwen terugkeren. ‘Want zie je, als dat zo is, heb ik geen andere keus dan die twee samen te voegen en er één grote winkel van te maken, omdat ik niet tegen zulke concurrentie opgewassen ben. Dit is immers maar een klein stadje.’
Jeremy zette zijn hoed af en legde zijn hand op haar schouder. ‘Daar heb ik me ook zorgen om zitten maken,’ zei hij. ‘Wat goed van je dat jij een oplossing hebt bedacht.’ Henrietta was met stomheid geslagen. Jeremy boog zich omlaag en gaf haar een zoen. Stomverbaasd sloeg ze haar armen om zijn middel en liet zich door hem tegen zich aan trekken. Toen het tot haar doordrong dat ze vergeten was adem te halen, zoog ze een teug lucht naar binnen en lachte vervolgens.
‘Volgens mij zou je zo snel mogelijk bij me in moeten trekken om optimaal van ons samenwerkingsverband te profiteren,’ zei hij, ‘maar daar zitten nog wel wat juridische haken en ogen aan.’
Met een niet-begrijpende frons keek ze hem aan. ‘Juridische haken en ogen?’
‘Een huwelijk, Henrietta. Als je eens wist hoe lang ik heb moeten zoeken om je te vinden, dan zou je begrijpen waarom ik geen tijd meer verloren wil laten gaan. Ik hou van je. Dat kan ik nu wel zeggen. Ik hou van je en ik wil mijn leven met je delen. Ik heb je een paar trouwe lobbesen van honden te bieden en een boerderij met vele bijgebouwen, een kudde melkkoeien en een grote rode tractor. Zeg alsjeblieft ja, of anders weet ik niet wat ik met al die zeepjes moet beginnen!’