11
De melancholieke kreet van
een eenzame meeuw die zich
voort laat drijven op de wind
Hartington, 2005
Op dat moment drong tot me door dat M.F. niet zo heel anders in elkaar zat dan ik. We waren allebei artistiekelingen die ernaar snakten om iets moois tot stand te brengen.
De tranen prikten Miranda in de ogen. Dubbelgevouwen en op de bladzijde vastgeplakt zat de aquarel van de cottagetuin. De kleuren waren nog even levendig als op de dag dat ze op het papier waren aangebracht. Ze streek er met haar vinger overheen, over de roze rozen en witte lelies, en stelde zich een ontluikende liefde voor. Heel even voelde ze een golf van melancholie door zich heen slaan vanwege de leegte in haar eigen hart, maar die was alweer voorbij voordat ze zichzelf toestond daar een nadere gedachte aan te wijden. Als ze haar dagen vulde met werk en huishoudelijke bezigheden, hoefde ze de pijn niet te voelen, alsof ze een gat opvulde met karton. Ze richtte al haar aandacht op het schilderijtje. Die bank stond nog steeds om de lijsterbes. Ze vroeg zich af of ze daar hadden gezeten, samen bezig met de inrichting van de tuinen, terwijl hun genegenheid groeide met elke plant die ze zaaiden. Opeens raakte ze enthousiast. Misschien kon Jean-Paul de tuin in zijn oude glorie herstellen, hem weer tot leven brengen, en zou zij een poosje plaatsvervangend dat leven kunnen voelen.
Hoewel er geen namen in het album stonden, ging ze ervan uit dat het toebehoorde aan mevrouw Lightly. Er stond weinig in te lezen over de uiterlijke kenmerken van M.F. Er werd wel uitgeweid over zijn manier van doen: het ene moment glimlachte hij vrolijk, het volgende moment was hij gemelijk en veeleisend. Een creatieve jonge man, één brok frustratie. Ze vroeg zich af waarom mevrouw Lightly het album in de cottage had laten liggen. Aangezien het kennelijk grote betekenis had, leek het niet waarschijnlijk dat ze het was vergeten. Of misschien had ze gevonden dat de verhouding maar het best in het verleden kon blijven rusten. Miranda stelde zich voor hoe de oude vrouw zou moeten grinniken om de dwaasheid van haar meisjesachtige verliefdheid en het album met opzet had achtergelaten.
Het verhaal was niet opgetekend als een liefdesverhaal, met een begin, een midden en een einde, maar als een reeks herinneringen. Miranda wilde zich erin onderdompelen en er alle tijd voor nemen. Ze bladerde de pagina’s door, waarbij ze af en toe even stopte om gedroogde bladeren en bloemen te bekijken en de zinnetjes te lezen die er in het fraaie schoonschrift van mevrouw Lightly naast waren geschreven. Ze herinnerde zich ineens weer dat ze hiernaartoe was gegaan om de cottage in gereedheid te brengen voor Jean-Paul. Ze had nu geen tijd om stil te staan bij de liefdesrelatie van een ander. Maar het album trok aan haar, alsof er in honderd bladzijden een hele wereld was samengeperst. Het liefdesverhaal was heel verlokkelijk. Ze besefte dat als ze zichzelf zou toestaan verder te lezen, ze zich er helemaal in zou verliezen. Met tegenzin sloeg ze het album dicht. Er was werk te doen in het huis. Mevrouw Underwood kwam die middag om de details van haar aanstelling te bespreken. Meneer Underwood moest verteld worden wat hij moest doen. Ze moest uit zien te zoeken wie de plaatselijke aannemers waren, om nog maar te zwijgen over het huishoudelijke werk dat ze moest doen totdat ze een werkster had die dat van haar over kon nemen. Met het album onder haar arm verliet ze de cottage, haar tred veerkrachtig.
Toen ze over het veld naar het huis toe liep, zag ze de auto van mevrouw Underwood op het grind staan. Ranger tilde een poot op tegen een van de wielen, terwijl mevrouw Underwood op het bordes stond te wachten, haar armen over elkaar geslagen over de steunbeer van haar ampele boezem, haar gezicht in de ruststand.
‘Hallo!’ riep Miranda, haar pas versnellend. ‘Sorry dat ik zo laat ben. Ik moest de cottage op orde brengen voor de tuinman.’ Ze corrigeerde zichzelf toen haar de echtgenoot van de vrouw te binnen schoot. ‘De landschapsarchitect.’ Mevrouw Underwood knikte. ‘Ik heb meneer Underwood nog niet gezien. Die is vast in de tuin.’
‘O, aye, ik denk dat hij druk bezig is. Die man is niet te stuiten.’ Miranda maakte de deur open. Mevrouw Underwood slaakte een zucht. ‘Het is me wat tegenwoordig. In mijn tijd deed niemand zijn deur op slot. We liepen de hele dag bij elkaar in en uit. Het is niet meer zoals vroeger.’
‘Nou, jullie hadden anders geen magnetrons, e-mail, mobiele telefoons en satelliettelevisie, wel? Dus zo slecht is het nou ook weer niet.’
Mevrouw Underwood trok een verbaasd gezicht. ‘Waar heb je al die rommel voor nodig? Die apparaten besparen geen tijd, maar geven je alleen maar meer tijd om te vullen. Iedereen rent maar rond als een kip zonder kop. Vroeger hadden we allemaal nog tijd om een praatje met elkaar te maken.’ Miranda ging er wijselijk maar niet tegen in. Mensen zoals mevrouw Underwood bleven steken in het verleden en konden alleen maar klagen over hoe slecht de moderne wereld was.
Miranda verstopte het album in haar werkkamer, waarna ze met mevrouw Underwood naar de keuken ging om te praten over haar loon en werktijden. Ze zag dat meneer Underwood in haar afwezigheid de houtmanden had gevuld en de haarden had aangestoken. Mevrouw Underwood maakte er trots een opmerking over. ‘Mevrouw Lightly had altijd de haarden branden. Niet dat ze ooit last had van de kou. O nee, mevrouw Lightly droeg zelfs als het sneeuwde nog korte mouwen, en ik heb haar nog nooit zien huiveren.’ Nu Miranda’s nieuwsgierigheid was gewekt, wilde ze meer over de vrouw uit het album te weten komen.
‘Laten we een kopje thee drinken, mevrouw Underwood,’ stelde ze voor, een kruk bijtrekkend. ‘Waar hebt u trek in – Earl Grey?’
‘Laat mij maar, Miranda.’
‘U gaat zitten, mevrouw Underwood.’
‘Toe, ik kan niet als een pudding op een kruk blijven zitten en me door mijn werkgeefster laten bedienen. Dat deugt niet.’ Ze pakte de waterkoker van Miranda over en hield hem onder de kraan. ‘Trouwens, ik moet de keuken leren kennen. Die is veranderd sinds mevrouw Lightly hier de scepter zwaaide.’
Miranda ging op de kruk zitten. ‘Wat was mevrouw Lightly voor iemand?’ vroeg ze. ‘Ik heb een heleboel verhalen over haar prachtige tuinen gehoord, maar niks over haarzelf.’
Mevrouw Underwood bleef even zwijgen. ‘Ze was uniek. Nadat God haar had geschapen, vernietigde Hij de gietvorm. Meneer Lightly was heel Engels. Boomlang, met een brede, vriendelijke glimlach. Iedereen was op meneer Lightly gesteld. Hij was het soort man dat altijd een praatje met je maakte. Mevrouw Lightly was een excentrieke tante. Ze kon als een vuur opeens tot leven komen, grappige verhalen vertellen en iedereen amuseren, maar dan was plotseling de brandstof op, excuseerde ze zich en trok ze zich terug. Je kon het altijd goed aan haar merken als ze er genoeg van had. Mensen die dat niet in de gaten hadden, praatten tegen dovemansoren. Dan ging ze de tuin in om in haar eentje op die bank te zitten genieten van de stilte. Ze vond het het fijnst om alleen te zijn, maar dat betekende nog niet dat ze niet van haar kinderen en meneer Lightly hield. Afgezien van hen zou ik zeggen dat ze andere mensen “wel aardig” vond en dat ze hen “tolereerde”, maar ze was niet zo’n gezelligheidsmens als meneer Lightly. Meneer Lightly vond het leuk om gasten te ontvangen. Je zou geen moment zeggen dat zij daar niet van hield, maar het was niet echt iets voor haar. Ze voelde zich veel prettiger als ze het huis voor zichzelf had.’
‘Hoe zag ze eruit?’
Mevrouw Underwood stak de stekker van de waterkoker in het stopcontact en pakte twee kopjes uit de servieskast. ‘Ze was niet knap, zoals jij, Miranda. Maar ze zag er goed uit. Haar gezicht was heel levendig, dusdanig vriendelijk en gevoelig dat je haar steeds mooier ging vinden naarmate je haar beter leerde kennen. Zo gaat dat met sommige mensen, nietwaar? Mevrouw Lightly was niet ijdel. Ze smeerde haar gezicht niet vol met make-up en maakte niet veel werk van haar haar. Ze had lange krullen. Die draaide ze boven op haar hoofd in een knot en die zette ze vast met een potlood, waarna ze de hele middag naar haar potlood kon lopen zoeken.’ Ze moest weer grinniken. ‘Ze was een rommelkont. Het huis lag vol met allerlei spullen, omdat ze nooit iets opruimde. Ze had een geweldig gevoel voor humor. Aan alles viel een grappige kant te ontdekken, ook aan nare dingen. Hoewel ik niet denk dat ze in de ziekte van meneer Lightly ook maar iets grappigs zag. Sindsdien heb ik ze niet veel meer gezien. Ze ontvingen geen gasten meer en trokken zich terug. Zij ging zelf voor hem zorgen.’ Ze schudde haar hoofd en hing twee theezakjes in de pot. ‘Dat is pas liefde, hè? Als mijn kerel ziek zou worden, zou ik hetzelfde voor hem doen. Zo’n man maakt je hoorndol, maar je houdt nu eenmaal van hem en zou niet zonder hem willen.’
Miranda voelde wel aan dat ze het album maar beter niet ter sprake kon brengen. Van de geheime liefde van mevrouw Lightly waren waarschijnlijk alleen de twee betrokkenen op de hoogte geweest. ‘De cottage,’ begon ze voorzichtig, ‘wie heeft daar gewoond?’
‘O, ik weet niet.’ Mevrouw Underwood wist zo te zien op die vraag zo gauw geen antwoord. ‘Volgens mij staat die al jaren te verkrotten.’
‘Het is een schattig huisje.’
‘De broer van meneer Lightly heeft hem gebruikt als weekendhuis, maar dat was voordat ik hen leerde kennen. Ik geloof dat meneer Lightly geprobeerd heeft hem te verhuren toen zijn broer eruit was getrokken. Maar het is niet erg praktisch om midden in een veld te wonen.’
‘Hebt u altijd voor hen gekookt?’
‘In het begin niet. Toen hadden ze nog een oude kokkin, mevrouw Marley. Zij was beroemd om haar chocolade-walnoottaart, maar alleen daarop kun je niet leven, toch? Toen mevrouw Marley met pensioen ging, kwam ik af en toe in het weekend. Er kwamen hier toen een heleboel literaire figuren uit Londen op bezoek. Dan deden ze na het eten hints en hoorde ik ze in de keuken gieren van de lach. Meneer Lightly was een bekende schrijver, moet je weten. Ik heb zijn naam ooit eens in de krant zien staan. Hij heeft allerlei prijzen gewonnen. Maar hij bleef een bescheiden man.’
‘Wat voor soort dingen schreef hij?’
‘Over wijn. Hij zat vaak in Frankrijk om onderzoek te doen. Dan liet hij Ava wekenlang alleen thuiszitten, terwijl hij wijngaarden afreisde. Hun wijnkelder was behoorlijk uitgebreid, dat kan ik je wel zeggen. Vol met stoffige flessen die even oud waren als ik!’
‘Ah, nou snap ik waar al die Franse boeken in de cottage vandaan komen.’
‘Meneer Lightly was dol op boeken. Zijn werkkamer stond er vol mee. Stapels op de grond en op de tafels, helemaal tot in de hal. Zijn werkkamer was op dezelfde plek als nu de jouwe. Het doet me goed te zien dat je ze netjes hebt neergezet.’
‘Je wordt nergens zo somber van als van lege boekenkasten.’
‘Meneer Lightly had er niet genoeg ruimte voor. Misschien dat hij daarom uitweek naar de cottage. Ikzelf heb in mijn hele leven maar één boek gelezen.’
‘O ja? Welk boek dan?’
‘De geheime tuin. Dat had ik van mevrouw Lightly gekregen. Ik lees nogal langzaam. Ik borduur liever. Als ik niet aan het koken ben, of aan het werk in de moestuin, ben ik bezig met mijn tapisserie. Dan zit ik met mijn voeten op een bankje bij de haard te borduren terwijl meneer Underwood tv-kijkt. Zo heb ik het graag: meneer Underwood in zijn luie stoel, ik in de mijne, voeten omhoog, voor de tv. O, wat daarop tegenwoordig niet allemaal te zien valt. Het mag wel een wonder heten dat mensen hun huis nog uit komen!’
Ze dronken hun thee op, maakten afspraken over de werktijden en het loon van mevrouw Underwood, en Miranda overhandigde haar een sleutel. ‘Prima geregeld zo,’ zei mevrouw Underwood, terwijl ze haar kopje op de wandtafel zette. ‘Als je nog steeds op zoek bent naar een werkster, weet ik wel iemand die daarvoor zou voelen. Fatima, ze is moslima. De moeder van Jemal, van de gemakswinkel in de stad. Die wil graag iets omhanden hebben nu haar kleindochter is gaan studeren. Het is een best mens, en ze kan hard werken volgens mij.’
‘Hoe kan ik contact met haar opnemen?’
‘Ik zie haar vanmiddag. Ik moet nog wat ketchup kopen. Mijn kleinkinderen komen zondag op bezoek en de kleine Kevin eet geen hap als er geen ketchup op zit. Doodzonde! Ik geef Fatima je nummer wel en zeg tegen haar dat ze jou moet bellen.’
‘Dank u. Ze klinkt ideaal. Trouwens, hoe heet de plaatselijke aannemer hier? Ik moet de cottage in orde maken en die is er niet best aan toe.’
‘Dan moet je bij Derek Heath en zijn zoons Nick en Steve zijn. Je kunt ze het best meteen maar bellen als je ze nog voor de kerst wilt laten komen. Ze zijn druk bezet. Moeilijk te krijgen.’
‘Zijn ze betrouwbaar?’
‘Betrouwbaar? Ze zijn goud, puur goud! Je kunt wel aankomen met fijne lui uit Londen, maar niets haalt het bij de mannen van hier. Die zijn ook de helft zo duur. Het zijn eerlijke knullen die hard werken, en ze doen wat je van ze vraagt.’ Ze glimlachte schalks en knipoogde. ‘En ook aangenaam om te zien. Als ik niet met meneer Underwood getrouwd was, zou ik best eens een poging willen wagen bij Derek. Ik zou het helemaal niet erg vinden om thee voor ze te zetten.’ Ze schreef het nummer voor Miranda op. ‘Zeg maar dat het dringend is, dan regelen ze wel wat. Ze kennen het huis goed. Ze deden wel eens het een en ander voor mevrouw Lightly.’
Toen mevrouw Underwood eenmaal de deur uit was, belde Miranda Derek Heath op zijn mobiele nummer. Tot haar verrassing zei hij dat hij over een week zou kunnen beginnen; de klus waar hij tijd voor had gereserveerd was afgezegd. ‘U hebt mazzel,’ zei hij met zijn plattelandsaccent. ‘Of misschien is het het lot. Ik ben zelf niet gelovig, maar mijn vrouw wel, en zij zou zeggen dat het zo heeft moeten zijn.’ Miranda legde de telefoon neer en dacht aan Jean-Paul. Had het lot hem ook op haar pad gebracht?
Om vijf uur liet Henrietta de winkel over aan Clare en wipte naar de overkant naar Troy om haar haar te laten knippen en föhnen. Zo langzamerhand begon ze flink genoeg te krijgen van Cates krengerige gedoe. Humor richtte niet veel uit tegen Cates zorgvuldig gerichte pijlen. ‘Ze voelt zich zelf beter als ze jou omlaag kan halen,’ zei Troy, terwijl hij haar in de stoel installeerde, ik ga lange lagen bij je maken, schat. Daar knap je van op. Jij leunt in meer dan één opzicht wel een oppepper gebruiken. Die Cate is een akelig oud wijf. Weet je wat ze zeggen? Gelukkige mensen zijn aardige mensen, ongelukkige mensen zijn vervelend. Kennelijk is Cate niet gelukkig. Ze mag dan de beste koffie van heel Dorset serveren, maar ze is zo bitter als de bitterste chocola.’
‘Ik zit niet lekker in mijn vel, Troy. Ik zou me een stuk beter voelen als ik daar minder van had!’ Ze lachte flauwtjes.
‘Vrouwen staan tegenwoordig te veel onder druk om slank te zijn. Maar dun is niet hetzelfde als gelukkig.’
‘Maar wel als getrouwd.’
‘Niet per se. Er lopen genoeg mannen rond die houden van volle vrouwen. Jou kun je niet dik noemen. Mevrouw Beeley, de dominee, die is pas dik.’
‘En ze is dan ook maar een meter vijftig.’
‘Een dwerg, schat. Daarom is ze ook niet getrouwd. Niemand wil met een dwerg trouwen. Maar jij hebt een prima lengte en een geweldig, voluptueus lijf. Je zou blij moeten zijn met je lichaam en het niet moeten verstoppen onder kleren die bedoeld zijn voor vrouwen die vier keer forser zijn. Ik ga je een kapsel geven waar je steil van achteroverslaat.’
‘Wat heeft dat voor zin? In Hartington zijn toch geen vrijgezelle mannen.’
‘Ik wil wedden van wel – vlak bij je.’
‘Jij?’ Ze staarde hem vol verlangen aan.
‘Kon het maar zo zijn,’ zei hij met een zucht. ‘Maar door mij zou je je alleen nog maar ellendiger gaan voelen. Jij hebt een man nodig die met je wil vrijen, niet eentje die je op een voetstuk zet om je te aanbidden terwijl hij flirt met de postbode.’
‘Je bedoelt toch niet onze Tony?’
‘Niet speciaal, nee. Er moet in Hartington toch íémand zijn? In romannetjes gebeurt dat toch om de haverklap? De heldin vindt op het laatst altijd iemand uit de buurt die ze eerder nooit had opgemerkt.’
‘Ik heb iedere man die over straat loopt goed bekeken. Misschien ben ik niet voor het huwelijk voorbestemd. Ik ben voorbestemd om jaloers te zijn op andere vrouwen met kinderwagens en wandelwagens, koelkasten vol schooltekeningen en roosters. Ik zou een goede echtgenote zijn. Ik zou lekker eten voor mijn man klaarmaken, zijn warme bad voor hem vol laten lopen, zijn voeten masseren na een drukke dag, zijn leven soepel laten verlopen als een secretaresse. Ik zou hem schatten van kinderen geven om lekker mee te ravotten, en zelf ook wat met hem ravotten. Ik zou hem gelukkig maken. Maar al het moois dat ik te geven heb dreigt in mijn binnenste te verzuren. Als ik niet gauw iemand krijg, begin ik nog te gisten tot azijn en heeft niemand meer iets aan me.’
‘Wat een onzin, Etta. Je hebt nog tijd zat.’
‘Maar ik wil geen oude moeder worden.’ Ze greep naar haar buik. ‘Ik wil kinderen krijgen terwijl ik nog jong genoeg ben om me met andere moeders te meten.’
‘Je bent altijd jong genoeg om een picknick in elkaar te draaien.’
‘Wat is nou de lol van een picknick als je zo rond bent als een ton?’ Ze keek toe hoe haar lokken als veren neerdwarrelden op de grond.
‘Het komt er vanzelf wel van, en als het zover is, zie ik natuurlijk groen van jaloezie.’ Hij keek naar haar glimlach. ‘God heeft me homo gemaakt om me te pesten.’
‘Hij heeft jou zo knap gemaakt om míj te pesten,’ giechelde ze.
‘We kunnen er tenminste nog om lachen. Dat houdt het draaglijk.’
‘Precies. Maar er komt een moment dat lachen niet meer genoeg is.’ In de spiegel keken ze elkaar aan, over de onoverbrugbare kloof heen die hen scheidde, plotseling serieus. Hij boog omlaag en drukte een kus op haar blote nek.
‘Maar ik hou wel van je,’ zei hij met een frons.
‘Weet ik. En ik hou ook van jou. Je bent mijn vriend. Als jij er niet was, zou het niet om uit te houden zijn.’
Derek Heath toog de week daarop samen met zijn zoons aan het werk aan de cottage. Ze zetten hun radio, een oud toestel dat schuilging onder lagen en lagen verf, op de vensterbank terwijl ze de keukenkastjes begonnen te slopen en begeleid door ‘We Will Rock You’ van Queen de vloer opnieuw betegelden. Dereks oudere broer Arthur, die eigenlijk met pensioen was, kwam helpen. Gekleed in een smetteloos witte overall repareerde hij het lek in de zitkamer en plakte nieuw behang op de muren. Mevrouw Underwood sleepte het ene na het andere dienblad met thee en koekjes aan, en bleef langer dan strikt noodzakelijk was met hen praten. Meneer Underwood kwam met haar mee en zocht klusjes bij de rivier om zijn aanwezigheid te rechtvaardigen. Zodra Storm en Gus uit school kwamen, gooiden ze hun fietsen neer op het grind en renden naar de cottage om toe te kijken. Derek gaf hun vol genegenheid klopjes op hun hoofd, terugdenkend aan hoe zijn eigen jongens als kinderen waren geweest en mijmerend over hoe snel de tijd toch voorbijging. Hij droeg Gus kleine karweitjes op, terwijl Storm meehielp met theeschenken en koekjes ronddelen. Miranda zag hoe ze alles wat aan mevrouw Lightly herinnerde verwijderden en had het daar even moeilijk mee. Dit was ‘hun’ cottage geweest, de plek waar ze het album had achtergelaten. Ze kon er niets aan doen dat ze er een ongemakkelijk gevoel van kreeg dat ze zo rücksichtslos het verleden van haar voorgangster uitbande.
Fatima kwam langs voor een sollicitatiegesprek. Ze was een grove vrouw met een bruine huid en kleine bruine ogen, en had een hoofddoek op. Haar lippen waren vol en als ze glimlachte, waren de ruimtes tussen haar tanden groot en zwart. Ze was klein en rond in de taille, als een honingpot, en droeg witte sokken en sandalen aan haar voeten. Voordat Miranda kon uitleggen wat ze van haar wilde, legde Fatima haar met een extravagant handgebaar het zwijgen op. ‘Ik weet heus wel hoe rijke mensen graag zien dat hun huis wordt schoongemaakt,’ verklaarde ze met een vet Marokkaans accent. ‘Ik zal u niet teleurstellen. Fatima maakt uw huis schoon tot alles blinkt.’ Ze schonk Miranda een brede glimlach, waarbij er een gouden kroon oplichtte. ‘Fatima weten.’ Ze was vastbesloten. Miranda kon niet anders dan haar aannemen. ‘U hebt de juiste beslissing genomen,’ riep Fatima gewichtig uit. ‘U zult er geen spijt van krijgen.’ Miranda keerde terug naar haar bureau om een artikel voor het blad Eve te schrijven over de vreugden van het zelfstandig ondernemerschap, en vroeg zich af hoe al die andere moeders die voor zichzelf werkten erin slaagden om iets voor elkaar te krijgen.
Op vrijdagavond kwam David thuis, uitgeput en in een slecht humeur. Maar bij de visquiche die mevrouw Underwood voor het avondeten had klaargezet sloeg zijn stemming om, zodat die tegen de tijd dat hij aanviel op de appel-bessenkruimeltaart bijna vrolijk te noemen was. ‘Lieverd,’ zei hij, haar hand pakkend. ‘Dit gaat de goede kant op!’
‘Dat geloof ik ook,’ stemde ze met hem in. ‘Ik voel me thuis.’
‘De haarden branden, het eten is verrukkelijk. Gus heeft de hele week geen kattenkwaad uitgehaald.’ Hij leunde achterover in zijn stoel. ‘Dit is het goede leven.’ Hij klopte op zijn buik. ‘Ik ga maar eens in bad en zet zo meteen de tv aan. Eens kijken of er nog iets is wat de moeite van het bekijken waard is.’ Hij liet Miranda achter in een mengeling van trots en wrok. Het huis was prima op orde, maar hij had helemaal niet naar haarzelf gevraagd, of naar de kinderen. Hij was er domweg van uitgegaan dat Gus zich goed had gedragen, omdat zij hem niets had gemeld over het tegendeel. Ze dronk haar wijnglas leeg en keek naar de schotels die David op tafel had laten staan. Voordat ze zich kon overgeven aan zelfmedelijden, herinnerde ze zich echter weer het album dat in haar werkkamer lag te broeien. Bij de gedachte alleen al voelde ze een huivering van opwinding over haar rug lopen. Ze zou er David niets over vertellen. Het zou haar geheimpje zijn. Het idee dat ze iets voor zichzelf zou houden gaf haar het gevoel boven haar echtgenoot te staan. Een klein beetje de touwtjes in handen te hebben. Ze zou de vaatwasser inruimen en aanzetten, samen met hem televisiekijken en zijn bed met hem delen, maar zondagavond, als hij weer wegging, zou ze eens op haar gemak gaan zitten met het album op schoot en met volle teugen genieten van andermans liefde.