31
Witte bloesem van de meidoorn
en sleedoorn in de heggen
Die avond kon Miranda de slaap niet vatten. Ze was ervan overtuigd dat David inderdaad een verhouding met Blythe had. Ze was misselijk van gekwetstheid en woede, maar had geen concreet bewijs van haar verdenkingen. Ze vroeg zich af hoe hij met haar kon vrijen, zo natuurlijk met de kinderen kon spelen, haar met zo veel tederheid aan kon kijken, als hij hen al die tijd had verraden.
David sliep de vredige slaap der onschuldigen. Miranda lag in het donker stilletjes bij zichzelf te overleggen. Moest ze hem erop aanspreken? Moest ze Blythe erop aanspreken? Moest ze Theo Fennell zelf bellen en uitzoeken om welk mysterieus sieraad het ging en wat daarop stond gegraveerd? Ze zag het al voor zich. De knallende ruzie. De afschuwelijke dingen die ze tegen elkaar zouden zeggen. De onherstelbare schade die hun gezin voorgoed uit elkaar zou slaan.
Na het ontbijt de volgende ochtend renden de kinderen naar buiten naar de holle boom en lieten Miranda met de afwas in de keuken achter. Blythe stak haar arm door die van David. ‘Zo, meneertje, leid me nou maar eens rond over je landgoed.’
‘Schat, ik ga Blythe een rondleiding geven door de tuin. Wij letten wel een poosje op de kinderen. Misschien vinden ze het leuk om met ons mee te lopen. Wil jij ook mee?’
‘Nee, dank je. Ik maak de afwas even af en dan wil ik graag mijn haar wassen.’ Ze gruwde van de achterbakse manier waarop ze haar manipuleerden om samen te kunnen zijn. Haar intuïtie zei haar dat ze met hen mee moest gaan, maar ze bleef bij het aanrecht achter. Dit kon wel eens de enige gelegenheid worden om hen te betrappen.
Blythe en David liepen naar de holle boom, waar de kinderen hun spel van twee dagen geleden hadden hervat. Jean-Paul was nergens te bekennen. Ze zouden het zonder krokodil moeten stellen. Blythe en David stonden een tijdje toe te kijken hoe ze als eekhoorntjes rond de boom in de weer waren en zetten toen koers naar de moestuin.
‘Ik ben dol op kassen.’ Blythe snoof met kracht de lucht op. ‘Ze zijn warm en vochtig. Daar word ik geil van.’
‘Dit is geen goed idee,’ zei David zwakjes.
‘Natuurlijk wel. We zijn helemaal alleen. Ik heb je gemist.’
‘Er moet een eind aan komen,’ voegde hij eraan toe, denkend aan zijn kinderen en verlangend om bij hen te zijn. ‘Deze verhouding moest maar eens afgelopen zijn. Het was leuk, maar jij verdient beter,’ zei hij tactvol.
‘Beter dan jij is er niet, David. Elke keer dat we afscheid nemen denk ik dat het de laatste keer is geweest. Ik hou van Miranda, ik hou van je kinderen. Ik wil niet dat je dat allemaal in gevaar brengt, zo’n soort vrouw ben ik niet. Maar als ik je dan weer zie, wordt mijn besluit aan het wankelen gebracht. Ik kan geen weerstand aan je bieden, vrees ik. Ik ben niet hiernaartoe gekomen om Miranda te verraden. Ze is nota bene mijn oudste vriendin. Als jij niet thuis was geweest, had ik dat helemaal niet erg gevonden. Geloof me alsjeblieft. Ik ben er helemaal niet op uit je te verleiden in je eigen huis, maar ik kan er niets aan doen.’
‘We hebben dit weekend niets verkeerds gedaan.’
‘En dat zuilen we ook niet doen,’ stemde Blythe toe. ‘Alleen maar een beetje onschuldig flirten.’
‘Dus je bent het ermee eens dat er een einde aan moet komen?’
‘Helemaal.’
‘Niet dat ik niet naar je verlang, maar ik respecteer mijn vrouw.’
‘Dat is prima. Ik respecteer haar ook. We hadden helemaal nooit een verhouding met elkaar moeten beginnen.’
Ze kwamen bij de kas en glipten naar binnen. ‘Wauw!’ riep Blythe uit toen ze de ordelijke rijen orchideeën en tuberozen zag. De geur was bedwelmend. ‘Ongelofelijk, zeg! Die tuinman van jullie is wel een wonder!’
‘Hij is behoorlijk goed, hè?’
‘En ook nog eens knap,’ zei ze, in de hoop hem jaloers te maken. ‘Maar jij ziet er beter uit. Om te beginnen ben je jonger.’ Ze legde haar hand op zijn gulp. ‘Nou, dit is nogal teleurstellend. Zal ik hem wakker maken?’
‘Geen sprake van!’ antwoordde David, en hij stapte achteruit. Ze liet zich op haar knieën zakken en maakte zijn rits open. Hij trok haar omhoog. ‘Blythe! Ik zei nee.’ Maar toen verzachtte zijn gezicht van verlangen en voegde hij eraan toe: ‘Niet hier.’
Een plotselinge beweging in de kas trok Jean-Pauls aandacht toen hij op weg was naar de moestuin. Hij had er niet lang voor nodig om erachter te komen waardoor die werd veroorzaakt. Hij had dit eerder meegemaakt, jaren geleden. Hij bleef stokstijf staan naast een kweekbak die onlangs was beplant met kruiden. Hij wist meteen dat het Blythe en David waren. Zijn hart sloeg een slag over toen hij dacht aan Miranda en de kinderen. De parallellen waren onmogelijk te negeren. Hij was een bondgenoot van Miranda en daardoor stond hij in Phillips schoenen. Dat was geen comfortabele positie.
Het geluid van de poort maakte hem erop attent dat Miranda er aankwam. Aan zijn asgrauwe gezicht kon ze wel zien dat er iets helemaal mis was. Hij beende naar haar toe. ‘Kom met me mee,’ zei hij, haar bij de hand nemend. Zijn toon was resoluut en bazig toen hij haar weg probeerde te leiden van de kas.
‘Wat is er aan de hand?’
‘Kom nou maar mee.’
‘Nee. Als het om Blythe en David gaat, moet ik het weten.’
Hij bleef staan en keek haar strak aan. ‘Weet je het al?’
Ze begon te huilen. ‘Ik vermoedde het… maar ik kon niet geloven…’ Ze liet zich tegen hem aan vallen.
‘Het spijt me.’ Miranda was te zeer van slag om iets te zeggen. Hij hield haar dicht tegen zich aan en probeerde haar te troosten. ‘Laten we hier weggaan.’
Miranda schudde haar hoofd. ‘Nee.’ Haar gezicht zag rood van woede. ‘Ik wil ze betrappen. En dan wil ik ze de deur uit zetten. Ik hoef ze geen van tweeën ooit nog te zien.’
‘Het is niet zo’n goed idee om met hem te praten als je boos bent. Dan zeg je alleen maar dingen waar je spijt van krijgt.’
‘Dit is niet het moment om verstandig te zijn, Jean-Paul. Ik wil ze niet in mijn leven hebben. Ik kan hem nooit meer vertrouwen.’ Ze maakte zich los en liep het pad naar de kas op. Jean-Paul liet haar gaan. Hij had geen andere keus dan toe te kijken hoe het drama zich zou ontvouwen.
Ze bonsde op de deur. ‘Kom eruit!’ riep ze. ‘Kom eruit!’ Het bleef even stil, terwijl Blythe met haar handen door haar haar woelde. David voelde zijn ordelijke wereld boven op zijn hoofd neerstorten als de scherven van een schitterend mozaïek. Hij was de eerste die naar buiten kwam.
‘Het is niet wat je denkt…’ begon hij.
Miranda keek hem vol verachting aan. ‘O nee? Jullie waren zeker de bloemen aan het bewonderen, hè? Waarom staat je gulp dan open?’ Hij keek omlaag, sloeg zijn ogen ten hemel om zijn eigen stommiteit en trok zijn rits dicht.
‘Ik kan het uitleggen.’
‘Graag!’ Blythe stapte naar buiten. Ze had tenminste het fatsoen beschaamd te kijken. ‘Jij hebt dat horloge voor haar gekocht! Wist je dat de winkel me gebeld heeft om het telefoonnummer te vragen van je kantoor? Ik dacht dat je iets voor mij gekocht had en het wilde laten graveren. Maar Big Pussycat is nooit mijn bijnaam geweest, wel?’
‘Schat…’
‘O, hou maar op. Heeft die slet van je niets te zeggen, of heb jij haar tong ingeslikt?’
‘Je kunt een man niet de hele week aan zijn lot overlaten en van hem verwachten dat hij zijn heil niet elders gaat zoeken,’ zei Blythe.
‘Voor míjn man gaat dat kennelijk niet op, nee. Ik had je hoger ingeschat, David. Ik had je op een voetstuk staan. Jij was mijn held. Nu weet ik dat je precies hetzelfde bent als de eerste de beste overspelige echtgenoot. Hou je van haar?’
‘Natuurlijk niet!’ riep hij uit. Blythe kreeg een kleur van kwaadheid.
‘Dan heb ik met je te doen: je gezin op het spel zetten voor een wip. Als je van haar zou houden, was het misschien de moeite waard geweest. Ik wil dat jullie hier over tien minuten vertrokken zijn en ik hoef jullie geen van tweeën ooit nog te zien. Mocht je denken dat jij het zwaar hebt gehad, Blythe, dan krijgt David het nog veel zwaarder. Ik hoop dat je bij hem blijft!’
Jean-Paul liep achter haar aan naar de poort, waar ze in tranen uitbarstte. ‘Kom,’ zei hij. ‘Kom mee naar mijn cottage, tot ze weg zijn. Ik zorg wel voor de kinderen. Je moet sterk voor ze zijn. Zij mogen niet weten wat er is gebeurd.’
Hij keek haar na toen ze met gebogen schouders wegliep, haar armen over elkaar geslagen. Heel even deed ze hem denken aan Ava, en zijn hart ging naar haar uit.
David rende haar naam roepend de tuinen en het huis door, maar ze liet zich niet zien. Blythe pakte haar spullen, riep Rafael weg bij de boom en wachtte ongeduldig op een taxi. David kon niet anders dan vertrekken. Hij kuste de kinderen, terwijl het besef dat hij alles op het spel had gezet en het kwijt was geraakt in volle omvang tot hem doordrong. Nu hij zijn armen om hen heen sloeg, besefte hij pas goed wat ze voor hem betekenden.
‘Waarom heb je zo’n haast?’ vroeg Gus.
‘Omdat ik dringend ben weggeroepen. Papa’s werk.’
‘Je hebt nog niet eens middageten gehad,’ zei Storm.
‘Weet ik. Ik eet wel een broodje in de trein.’
‘Waar is mama?’
‘Binnen,’ loog hij.
‘Heb je haar aan het huilen gemaakt?’ vroeg Gus met een frons. Hij had zijn moeder haastig het pad naar de rivier af zien lopen.
‘Alles is in orde met haar.’ De kinderen keken hem verward aan.
Jean-Paul stond een stukje verderop toen Blythe en Rafael met al hun spullen in de taxi stapten. Storm en Gus keken stilletjes toe bij de boom. Toen kwam David het gras over om iets tegen Jean-Paul te zeggen. ‘Luister eens, ik weet dat ze op jou gesteld is. Praat alsjeblieft met haar. Dit is allemaal een verschrikkelijke vergissing. Ik hou niet van Blythe. Ik hou van mijn vrouw. Ik dacht gewoon dat ik wel van twee walletjes kon eten.’ Hij wreef geagiteerd over zijn voorhoofd. ‘Ik wil hen niet kwijt.’
Jean-Paul haalde op veelbetekenende Franse wijze zijn schouders op. ‘Natuurlijk niet.’
‘Ik ben een dwaas. Ik ben een stomme, achterlijke dwaas.’
‘Hou dan op een dwaas te zijn en wees een vent.’
‘Het was niet wat je denkt! Ik heb een verhouding met haar gehad, maar die was voorbij. Ik was haar net aan het vertellen dat het afgelopen moest zijn!’ Jean-Paul wist niet wat hij moest zeggen. David draaide zich op zijn hakken om en keerde terug naar de taxi. Even later waren ze weg. De kinderen bleven staan staren naar de lege plek die hij had achtergelaten.
Jean-Paul stapte in de leegte die Miranda en David hadden achtergelaten. ‘Ik heb een nest vol kleine konijntjes in het bos gezien,’ zei hij tegen de kinderen. ‘Zullen we eens gaan kijken en ze wat worteltjes brengen?’ Gus beet op zijn wang. Storm legde haar kleine handje in Jean-Pauls grote hand.
‘Mama heeft sla in de koelkast liggen. Houden ze van sla?’ vroeg ze.
‘Daar zijn ze dol op, maar misschien heeft mama die sla nog voor jullie nodig.’
‘Papa heeft mama aan het huilen gemaakt,’ zei Gus bedaard, terwijl hij zijn handen in zijn broekzakken stak.
‘Ik zal je eens iets vertellen over grote mensen, Gus,’ begon Jean-Paul. Hij paste zijn toon niet aan, maar praatte tegen hem zoals hij tegen een volwassene zou praten. ‘Die maken net zo veel ruzie en vechten net zo hard als kinderen. Maar dat betekent nog niet dat ze niet van elkaar houden. Je moeder en vader hebben ruzie gehad, net zoals Storm en jij soms ruziemaken over welk spelletje jullie gaan spelen. Maar ze maken het straks weer goed en zijn dan weer vrienden. Dat beloof ik je. En weet je waarom?’ De kinderen schudden hun hoofd. ‘Omdat er één heel belangrijk iets is wat hen bindt.’
‘De tuin?’ vroeg Gus onschuldig.
‘Nee,’ antwoordde Jean-Paul met een glimlach. ‘Hun liefde voor jou en Storm.’
Gus pakte Jean-Pauls andere hand en met z’n drieën zetten ze koers naar het bos.
In de cottage zat Miranda op de bank te huilen. Haar intuïtie was juist geweest. Ze vroeg zich af hoe lang David en Blythe al iets met elkaar hadden. Ze wenste dat Jean-Paul er was om haar te troosten. Hij zei altijd de goede dingen. Ze bleef een hele poos zitten, totdat het tot haar doordrong dat de kinderen op hun middageten zouden wachten. Het was midden op de dag. De ochtend was in een flits voorbijgegaan, verspild aan verraad en woede. Ze wist niet wat ze met zichzelf aan moest. Hoe ze moest reageren. Hoe ze nu verder moest.
Ze veegde haar tranen weg, stond op en dwaalde door de cottage. Ze was hier niet meer alleen geweest sinds Jean-Paul erin was getrokken en voelde opeens weer de nieuwsgierigheid die haar had bevangen toen ze hem net had leren kennen. Wat fijn voor hem dat de planken vol met Franse boeken staan, dacht ze toen ze met een vinger over de ruggen streek. Ze liep naar de keuken en trok de koelkast open. Die lag vol groenten en vis. Ze pikte een worteltje en keek het vertrek rond. De keuken was schoon, maar het lag er vol boeken, kranten, opbergdozen en ongeopende pakjes. Er hing een jasje over een stoelleuning, over een andere lag een trui. Hier werd geleefd. Maar de mappen deden vermoeden dat hij naast haar tuin nog een ander leven leidde. Ze tuurde naar buiten om te kijken of hij niet elk moment kon binnenkomen en haalde het deksel van de eerste doos. Er zaten officieel uitziende papieren in. Allemaal in het Frans. Haar Frans was niet bijster goed, maar goed genoeg om de veelvuldig herhaalde woorden ‘Château les Lucides’ te begrijpen.
Met bonzend hart keek ze de brieven door die waren gericht aan ‘Monsieur de la Grandière van Château les Lucioles’. Zou het kunnen zijn dat Jean-Paul in een chateau woonde? Ze herinnerde zich dat hij had gezegd dat hij op een wijnbedrijf was opgegroeid. Ze had niet gedacht dat hij daar de eigenaar van zou kunnen zijn. Nu haar nieuwsgierigheid was gewekt, bekeek ze de papieren nog wat beter. Er waren balansoverzichten vol cijfers die ze niet begreep, maar de vintages en wijnjaren en het Franse woord voor wijn begreep ze wel. Het duurde niet lang of het drong tot haar door dat Jean-Paul de la Grandière eigenaar was van een wijngaard in de Bordeaux. Dat hij, ook al was hij dan haar tuinman, ook zakenman was. Daar was niets mis mee, vond ze. Hij had nooit de indruk gewekt dat hij in Engeland woonde. Het feit dat hij haar er niets over verteld had, had niets te betekenen; zij had er ook nooit naar gevraagd. Ze had hem aangenomen als haar tuinman en hij had zich uitstekend van zijn taak gekweten.
Toen ze de cottage uit liep, rook ze opeens weer een vlaag oranjebloesem. Wat gek, dacht ze. Zover ik weet staan er geen sinaasappelbomen in de tuin. Ze liep naar de brug, zonder dat haar nieuwsgierigheid ook maar enigszins was afgenomen. Jean-Paul was niet wat hij leek. Als hij een wijngaard bezat en in een chateau woonde, verklaarde dat zijn gebrek aan belangstelling voor geld. Kennelijk had hij daar meer dan genoeg van. Ze begreep alleen niet waarom hij, als hij in Frankrijk zo’n succesvol bedrijf had, een eenvoudige tuinman in Hartington wilde zijn. Wat had hem naar haar hoekje van Dorset gebracht, en waarom wilde hij daar blijven?