27
Lathyrus planten onder het toeziend
oog van zacht koerende duiven op de muur.
Hoe zalig het is om alleen te zijn
in het vroege-avondlicht
Toen David dat weekend naar huis kwam, was hij moe en prikkelbaar. Miranda was in een uitstekend humeur. Nu ze haar liefde voor Jean-Paul voor zichzelf had erkend, had ze de kinderen voordat ze ze in bed stopte eerst met theatrale stem voorgelezen uit De drie kleine wolfjes, waarna ze weer aan haar computer was gaan zitten om tot vier uur ’s nachts door te schrijven, met alleen een pauze voor een kop koffie. De woorden waren van diep uit haar binnenste opgeweld. Geïnspireerd door liefde, en door Ava’s geheime album, had ze zulk lyrisch proza geproduceerd dat het wel leek alsof iemand anders het had geschreven, met haar als voertuig.
David kwam met de stoom uit zijn oren de hal binnen benen. Voor het eerst was Miranda niet gevoelig voor zijn stemming. Ze gaf hem vrolijk een kus, ruikend naar limoen, basilicum en mandarijn, en kondigde aan dat ze voor het avondeten een nieuw recept had uitgeprobeerd. ‘Zalmpannenkoeken. Schenk lekker een glas wijn voor jezelf in, schat. Je ziet er uitgeput uit.’ David wist niet wat hij meemaakte, zo was zijn vrouw veranderd. Ze leek in haar eigen gelukkige wereldje te verkeren, onaangedaan door hem. Hij liep achter haar aan de keuken in. Hij voelde de verandering aan, maar had geen idee waardoor die was ingegeven. Haar ogen schitterden, haar huid gloeide en ze liep met veerkrachtige tred. Vergeleken bij haar uitbundigheid voelde hij zich des te chagrijniger.
‘Hoe is het met de kinderen?’ vroeg hij, het glas wijn aanpakkend dat ze hem aanreikte.
‘Prima. Gus heeft gevraagd of hij een paar vriendjes van school mee naar huis mag nemen. Ze komen morgen in de namiddag. Voor hem is dat een hele stap. Hij heeft nog nooit eerder vriendjes gehad. Storm heeft Madeleine uitgenodigd. Ze gaan allemaal vissen met Jean-Paul. Hij heeft voor hen allemaal een net gemaakt. Ze vangen vast niks, maar ik ga een picknick voor ze klaarmaken. Je kunt met ons mee als je het leuk vindt.’
‘Misschien doe ik dat wel,’ antwoordde hij, niet bijster enthousiast.
‘Lekkere wijn, hè?’ zei ze, een slokje nemend. ‘De zoon van Fatima, de eigenaar van de gemakswinkel, heeft hem me aangeraden. Hij beweert dat hij net zo goed is als een Château Latour.’
‘Hopelijk is hij niet net zo duur.’
‘Twaalf pond per fles.’
Hij nam een slok en trok zijn wenkbrauwen op. ‘Niet slecht.’
‘We eten om halfnegen. Ik heb nog een paar dingetjes te doen in mijn werkkamer. Waarom neem je niet een lekker bad? O, trouwens, ik heb voor komend weekend Blythe uitgenodigd.’
Zijn blik werd nog feller. ‘Hoe dat zo?’
‘Omdat ik haar sinds kerst niet meer heb gezien en ik al een hele tijd van plan was haar te vragen. Ik wil haar het huis laten zien. Hoezo, zie je het soms niet zitten?’
‘Nee, het is goed,’ antwoordde hij haastig.
‘Mooi zo.’ Ze liep de gang op. David bleef alleen in de keuken achter en vroeg zich af waarom alles zo verschrikkelijk verkeerd voelde.
Miranda printte de roman voor zover ze hem af had. Het verhaal begon op de dag dat Jean-Paul met Storm op de stoep had gestaan, hoewel ze de namen van alle personages veranderd had en er het een en ander bij had verzonnen om het niet te veel op haar eigen leven te laten lijken. Ze was vooral te spreken over de hoofpersoon, die ze Angelica noemde. In gedachten kon ze haar duidelijk voor zich zien: klein, slank, met een lange, rechte neus, warrig haar dat de kleur had van zongedroogd hooi, boven op haar hoofd in een knot gedraaid die ze had vastgezet met een potlood. Haar ogen waren lichtgroen, de kleur van jong blad, en haar glimlach was breed en aanstekelijk. Ze maakte haar excentriek, iemand die heel onderhoudend was, maar een duister, solitair kantje had. Angelica kwam op het papier tot leven alsof ze ooit had bestaan en opeens een kanaal had gevonden waardoor ze zich uit kon drukken.
Terwijl Miranda aan het schrijven was, deed nog maar weinig ertoe. Ze was helemaal gegrepen door de behoefte het verhaal op papier te zetten; haar vingers leken vanzelf te bewegen en het verhaal leek zichzelf te schrijven. Ze herlas de eerste paar hoofdstukken en was onder de indruk. Ze had nooit geweten dat ze het in zich had om zo te schrijven.
Terwijl David die avond de liefde met haar bedreef, was ze in gedachten in de tuinen met Angelica en Jean-Paul, met Ava en de raadselachtige jongeman die centraal stond in haar geheime album. Ze sloot haar ogen en stelde zich voor dat David Jean-Paul was. Meegesleept door haar verbeelding, die nu vruchtbaarder was dan ooit, liet ze zich zijn attenties genietend welgevallen. Na afloop leek het hem tevreden te stemmen dat ze nog steeds de zijne was. Dat zijn wereld nog steeds zo was als hij moest zijn. Hij liet zich van haar af rollen en viel in slaap, maar Miranda bleef wakker naar het plafond liggen staren, terwijl haar gedachten alle kanten uit schoten als krekels die geen rust kenden.
’s Ochtends stond ze vroeg op en liet David slapend achter in bed. Gus en Storm keken er vol verwachting naar uit de middag met hun vriendjes door te brengen. Miranda trok een spijkerbroek en shirt aan, en nam niet de moeite zich op te maken. Ze bond haar haar in een paardenstaart en ging neuriënd in de keuken aan het redderen om het ontbijt voor haar kinderen klaar te maken.
Ze had net een kop koffie voor zichzelf ingeschonken toen Jean-Paul voor het raam verscheen. De kinderen zwaaiden opgetogen. ‘Wil je binnenkomen voor een kop koffie?’ vroeg ze, haar kopje omhooghoudend voor het geval hij haar door het glas heen niet kon verstaan. Hij grijnsde en knikte. Sinds hun gesprek in de moestuin had Miranda het gevoel alsof er uit de muur die tussen hen in stond in het midden een paar stenen waren weggehaald. Door de opening heen kon ze hem zien en hij leek hun nieuwverworven intimiteit prettig te vinden. Een paar minuten later kwam hij op zijn sokken de keuken binnen; zijn laarzen had hij bij de deur laten staan.
‘Bonjour’ zei hij. De kinderen antwoordden in het Frans, met stralende gezichtjes.
‘Fred en Joe komen vandaag spelen,’ bracht Gus hem in herinnering.
‘En Madeleine,’ voegde Storm eraan toe.
‘En we gaan vissen, toch?’ zei Jean-Paul. Hij pakte zijn koffie aan en ging op het puntje van een kruk zitten. ‘Daarna maken we een vuur en roosteren we onze vangst.’
‘Denk je dat jullie iets zullen vangen?’ vroeg Miranda.
Jean-Paul haalde zijn schouders op. ‘Zo niet, dan heb ik verse zalm in de koelkast liggen.’
‘Aha,’ antwoordde ze, en ze wierp hem een samenzweerderige grijns toe. Jean-Paul keek haar even aan. Ze had iets ongewoons over zich. Ze gloeide helemaal, alsof haar hart een brandend kooltje was. Ze zag er niet langer droog en pezig uit. Hij wist onmiddellijk dat het met liefde te maken had. Ava had ook zo gegloeid, voordat de zon was verschenen en de regenboog was opgelost. Het liep zeker lekkerder tussen haar en David. Daar was hij blij om.
Na het ontbijt nam Jean-Paul de kinderen mee naar de moestuin. Miranda belde Henrietta, haar nieuwe vriendin, en vroeg haar of ze langs wilde komen. Ze hadden elkaar veel gezien en hun vriendschap bloeide op tegelijk met de appelbomen. Cate had geprobeerd zich ertussen te wurmen, maar Miranda was niet te spreken over de betuttelende manier waarop ze Henrietta behandelde, en de laatste tijd dronken ze dus maar koffie bij Troy of bij Miranda thuis.
Toen Henrietta aankwam, zag ze er verhit uit. Miranda schonk haar een kop koffie in en ze gingen aan tafel de roddels zitten doornemen. ‘Hoe is het met je dieet?’ vroeg ze, want ze zag dat dat tot nog toe geen enkel effect had gehad.
Henrietta’s oogjes begonnen te glimmen. ‘Ik krijg het niet voor elkaar,’ antwoordde ze, en ze kreeg een kleur. ‘Het zit me tot hier. Als ik nee moet zeggen tegen alles wat het leven leuk maakt, word ik daar alleen maar ongelukkig van. Elke keer dat ik een croissant ga halen, zie ik dat magere gezicht van Cate misprijzend kijken.’
‘O, Etta. Wat moeten we nou met jou? Je beseft zelf niet hoe leuk je eruitziet.’
‘Zo voel ik me niet. Ik hou van een man die nooit van mij zal houden.’ Opeens deed ze er het zwijgen toe, zich ervan bewust dat ze te veel had gezegd.
‘Ben je verliefd?’ vroeg Miranda. ‘Op wie dan?’
Henrietta beet op haar onderlip. ‘Dat kan ik niet zeggen. Ik geneer me dood. Het is dwaasheid.’
‘Jean-Paul?’ vroeg Miranda spontaan, en ze zette een meelevend gezicht. Maar Henrietta schudde haar hoofd.
‘Ik zou de lat nooit te hoog leggen. Ik moet toegeven dat ik hem heel leuk vind – wie niet? Maar dat zou net zoiets zijn als een oogje hebben op Robert Redford. Nee, ik hou van Troy.’
Miranda staarde haar even aan. Van alle mannen aan wie je je hart kon verpanden was Troy wel degene die het allerminste perspectief bood. ‘Troy…’ herhaalde ze.
‘Ik weet het: het kan niet. Maar ik hou echt van hem.’
‘Houdt hij ook van jou?’
‘Jawel. Maar hij wil geen seks met me. Hij wil seks met Tony de postbode.’
Miranda slaakte een zucht bij de enormiteit van deze hindernis. ‘Ik wou dat ik je goede raad kon geven, maar die is er niet. Hij is homo. Hij zal je nooit kinderen geven en ’s nachts lekker tegen je aan kruipen. Misschien wil hij wel niets van vrouwenlichamen weten. Je maakt geen enkele kans.’
‘Dat weet ik.’ Henrietta’s ogen werden vochtig.
Miranda fronste haar wenkbrauwen. ‘We moeten iets met je doen. Het is lente, de mooiste tijd van het jaar. Je zou je gelukkig moeten voelen.’
Henrietta haalde een vel papier tevoorschijn. ‘Dit hing op het mededelingenbord in Cate’s Cake Shop.’ Het was een advertentie voor een nieuwe Pilates-cursus die gegeven zou worden in een zaaltje achter de kerk. ‘Ik dacht, ik weet niet… Ik ben vast niet fit genoeg, maar…’
‘Wat een prima idee!’ riep Miranda uit. ‘Ik heb in Londen zo’n cursus gevolgd. Ze maken gebruik van die malle kussens met riemen die je om je handen en voeten heen slaat. Het is zwaar. Echt hard werken, maar je ziet snel en blijvend resultaat. Dit is echt iets voor jou, Etta.’
Henrietta keek bemoedigd. ‘Echt?’
‘Echt waar. Ik doe met je mee. We zouden het een paar ochtenden per week kunnen doen, als de kinderen op school zitten. We zouden volgende week kunnen beginnen.’
‘Wil je echt met me meedoen? Jij bent zo slank, je hebt het niet nodig.’
‘Het gaat er niet om of je dik of slank bent. De bedoeling is dat je een goed gevoel over jezelf krijgt en fit blijft. Trouwens,’ zei ze, terwijl ze haar ogen tot spleetjes kneep, ‘je zou ook iets moeten doen aan je kleding. Je kunt je niet langer verstoppen onder die grote shirts en truien. Je zou juist moeten laten zien wat je in huis hebt.’
‘Zoals Dawn French?’
‘Dat is helemaal niet zo’n verkeerd voorbeeld, maar jij hebt nog een lange weg te gaan voor je zo dik bent als zij. Heb je wel eens naar Trinny en Susannah gekeken?’
‘Natuurlijk. Ik wou dat ze míj eens een make-over gaven.’
‘Hun boodschap is briljant. Het gaat er niet om jezelf af te beulen met diëten, maar dat je je kleedt op de manier die het best bij je lichaam past. Je ziet meteen resultaat en het werkt echt. Ik zal hun boek voor je kopen. En daarna gaan we eens flink tekeer in Londen!’
‘O, Miranda!’ Henrietta kon amper geloven dat iemand anders dan Troy bereid was om zo veel moeite voor haar te doen.
‘Ik ga je een make-over geven. Zie het maar als een cadeautje. Het gaat er niet om dat je een man zou moeten vinden, maar dat je lekker in je vel zit.’
‘Ik heb nog nooit een vriendin gehad zoals jij,’ snufte ze.
‘Nou, dan wordt het tijd. Cate heeft een slechte invloed op je. Door jou omlaag te trappen, werkt ze zichzelf omhoog. Ze is een ouwe zuurpruim! Je hebt een heel leuk gezicht, een prachtige zachte huid, dik haar en een lieve, innemende glimlach. Het verbaast me helemaal niks dat Troy van je houdt. Maar God heeft hem homo gemaakt. Er loopt vast wel iemand rond die geen homo is en die bereid is van je te houden en je een huwelijk en kinderen te geven. Ik wil dat je er voor hem op je best uitziet. Ik ga een oppas regelen voor de kinderen als we naar Londen gaan. Dan gaan we ’s ochtends naar Richard Ward, waar Shaun je de mooiste highlights zal geven die je ooit hebt gehad, en ’s middags naar Selfridges. Laat dat maar aan mij over. We drinken er een lekker glaasje champagne bij en gaan eens flink wat geld over de balk smijten.’
‘O, Miranda, ik weet niet wat ik moet zeggen.’
‘Zeg maar niks. We doen het niet met míjn geld!’ antwoordde ze met een knipoog.
Jeremy Fitzherbert zat alleen aan zijn keukentafel achter een bord met bacon en eieren en een kop thee. Mr. Ben lag op de grond naar hem te kijken in de hoop nog een stukje beboterd brood te scoren, terwijl Wolfgang in zijn slaap achter konijnen aan zat. Er was een heleboel te doen in de tuin: struiken en bomen terugsnoeien en groenten planten. Maar hij had even geen inspiratie. Sinds hij Henrietta Moon bij het grote huis had gezien, had hij aan weinig anders kunnen denken.
Jeremy was nog nooit verliefd geweest. Hij had als jongeman wel af en toe een vriendinnetje gehad, maar de meeste meisjes hadden, als de opwinding om verkering te hebben met een rijke boer die een schitterend groot huis bezat was geluwd, niets van de werkelijkheid van het boerenleven willen weten. De enkeling die wél graag op een boerderij had willen wonen, had hem gek gemaakt met allerlei ideeën die zijn budget te boven gingen. In Henrietta zag hij een vrouw met eenvoudige voorkeuren, net als de zijne, een weelderig en sappig lichaam als een verrukkelijk stuk fruit, en een glimlach die blijk gaf van een zacht karakter en een groot vermogen tot tederheid. Zij was geknipt voor hem, maar ze was geen spekkie voor zijn bekkie. Die dag bij het grote huis had hij zijn hart aan haar verpand, maar zij had overduidelijk alleen maar oog gehad voor de knappe Fransman.
Jeremy had zonder te klagen zijn nederlaag erkend. Hoe kon een eenvoudig man immers concurreren met de duizelingwekkend knappe trekken en charme van een buitenlander? Jean-Paul was exotisch. Zijn accent riep beelden op van wijngaarden en eucalyptusbomen, foie gras en zonneschijn. Jeremy had moeten buigen voor een macht die groter was dan hij en had waardig de aftocht geblazen. Maar hij was wel zonder dat hij er een speciale reden voor had de stad in gegaan en was Henrietta’s cadeau-winkel binnengestapt met de smoes dat hij een verjaardagskaart wilde kopen, of een flesje badolie voor zijn moeder. Hij had eerlijk gezegd de afgelopen maanden meer geld aan allerlei frutsels uitgegeven dan normaal in een heel jaar. Zijn badkamer stond vol met ongeopende doosjes zeep en fraaie glazen flessen, nog in hun verpakking. Ze glimlachte hem altijd toe, waardoor zijn hart begon te hoesten en te proesten als een oude motor die in jaren geen toeren had gemaakt. Ze maakten een praatje over het weer, en ze vroeg hem altijd naar zijn koeien. Hij zou haar graag een fles nog warme melk komen brengen uit de melkschuur, maar elke keer dat hij op het punt stond er een voor haar te vullen, moest hij weer denken aan Jean-Paul en begaf zijn zelfvertrouwen het. Hij prikte wat in zijn eieren met bacon en dacht na over zijn toekomst. Die zag er even somber uit als een januaridag. Hij werd er niet jonger op en werd steeds kaler. Binnenkort zou hij een oude, kale boer zijn en zou niemand hem meer willen hebben. Hij keek omlaag naar zijn honden. ‘Godzijdank heb ik jullie nog,’ zei hij tegen ze. Mr. Ben hield zijn kop scheef en fronste zijn voorhoofd. ‘Wil je nog een stukje brood?’ Mr. Ben sloeg met zijn staart op de grond. Jeremy stond op en beboterde een snee volkorenbrood. ‘Alsjeblieft,’ zei hij, terwijl hij Mr. Ben de ene helft toewierp en Wolfgang de andere; de laatste opende zijn ogen toen hij het brood vlak voor zijn snuit rook en slokte het in één hap naar binnen.
Jeremy had er genoeg van zich terughoudend op te stellen. Had Henrietta niet gezegd dat ze graag zijn boerderij wilde komen bekijken? Met hernieuwde moed at hij zijn ontbijt op. Hij zou haar tóch die melk gaan brengen, en er een uitnodiging aan vastplakken. In het ergste geval zou ze die afslaan.
David werd wakker en rekte zich uit. De plek naast hem was leeg en koud. Hij stond op en nam een douche. Het zinde hem helemaal niet dat Miranda Blythe voor het komende weekend had uitgenodigd. David probeerde juist afstand van Blythe te nemen. Het was een tijdje leuk geweest, maar nu begon ze hem te claimen en belde hem overdag om de haverklap omdat ze hem wilde zien. Hij had geprobeerd zich met zachte dwang van haar los te maken, maar toen was ze naar zijn kantoor gekomen in een bontjas, die ze een klein stukje open had geslagen, zodat hij kon zien dat ze daaronder niets anders aanhad dan kanten kousen en een hemdje dat nauwelijks tot aan haar navel reikte. Omdat hij daar geen weerstand aan had kunnen bieden, had hij zich op de damestoiletten aan haar vergrepen, en daar had hij nu spijt van. Het had haar de verkeerde boodschap gegeven. En nu had Miranda haar gevraagd of ze het weekend kwam logeren. Hij besloot een zakenreisje te organiseren en zich uit de voeten te maken.
In de keuken was niemand. Er stonden gebruikte kopjes in de gootsteen en een pannetje melk werd warm gehouden op de Aga. Hij slaakte een wrokkige zucht. Er was ooit een tijd geweest dat Miranda elke ochtend het ontbijt voor hem had klaargemaakt, omwille van hem redderend als een geisha. Nu nam ze niet eens de moeite meer op hem te blijven wachten. Hij schonk een kop koffie voor zichzelf in, besmeerde een paar geroosterde boterhammen met jam, en ging aan het hoofd van de tafel zitten om de kranten te lezen.
Na het ontbijt ging hij de tuin in. De vogels kwetterden luidkeels en vrolijk bij wijze van achtergrond voor de opgewonden kreten van zijn kinderen achter de muur van de moestuin. Nieuwsgierig naar wat ze aan het doen waren liep hij het pad op en deed de poort open. Daar trof hij Storm en Gus, die elkaar achternazaten over de grindpaden tussen de groentebedden, met lange wormen tussen hun vingers. Jean-Paul zat op zijn knieën iets te planten. Verrassender nog was dat Miranda ook op haar knieën zat, met een blozend gezicht, terwijl haar dikke vriendin Henrietta toekeek, met haar handen in haar zij en met heupen die zo omvangrijk waren als een klein continent, en met hen meelachte. David voelde zich buitengesloten. Ze zagen eruit als het eerste het beste gelukkige gezinnetje op zaterdagochtend, genietend van de zonneschijn. Hij voelde wrok knagen aan zijn ingewanden.
Maar hij moest toegeven dat de tuin er goed uitzag. De witte appelbloesem, de keurige randen van buxus die elk groentebed omsloten, de gebogen rekken die Jean-Paul had gemaakt voor de lathyrus en bonen. De oude muur ging schuil onder de witte wisteria, verstrengeld met blauwe ceanothus. Boven op de muur zaten duiven zachtjes te koeren, en een paar eekhoorns die van boom tot boom hipten speelden tikkertje.
Miranda wenkte hem naderbij. ‘Kom gezellig bij ons!’ Hij hief zijn kopje op en perste er een glimlachje uit. Maar hij had helemaal geen zin om mee te helpen; hij was jaloers, een balling in zijn eigen huis. Die indringer zat daar op zijn knieën in de modder en had zijn plek geannexeerd terwijl hij in Londen was. Hij draaide zich net om om met een bedrukt hart weg te gaan, toen een hoge stem hem nariep: ‘Papa!’ Storm kwam naar hem toe rennen. ‘Papa, kom eens kijken wat we in de tuin hebben gedaan.’ Hij keek omlaag naar haar enthousiaste gezichtje en kon niet anders dan achter haar aan gaan. Gus stond op zijn hoede toe te kijken vanonder zijn donkere pony. David wierp een blik op zijn zoon, die er opeens groot en knap uitzag, en vroeg zich af hoe de jongen zo had kunnen groeien zonder dat hij het in de gaten had gehad.
‘Wat heb jij gedaan, Gus?’ vroeg hij.
Trots stak Gus het potje met rondscharrelende beestjes naar voren. ‘Zeg onze vriendjes maar gedag,’ zei hij, en Jean-Paul onderbrak zijn plantwerkzaamheden even om toe te kijken.
Aarzelend bleef Jeremy voor de ingang van Henrietta’s cadeau-winkel staan. Hij schuifelde wat rond in de zonneschijn met een fles warme melk in zijn handen, die regelrecht uit de melkschuur kwam. Hij zette zijn zenuwachtigheid van zich af, haalde diep adem en deed de deur open. Het winkelbelletje kondigde zijn komst aan, maar uit de achterkamer kwam niet Henrietta, maar haar zus Clare tevoorschijn. ‘Goeiemorgen,’ zei ze monter. ‘Hoe maakt u het, meneer Fitzherbert?’ Clare was slank en zag er leuk uit, met haar muizige bruine haar en bril. Ze had een kralenketting om die haar dochtertje van zes op school had gemaakt en droeg een felrood topje met de tekst naff off – uit de mode – erop gedrukt.
‘Heel goed, dank je,’ antwoordde hij Zenuwachtig. De winkel rook naar wierook en zeep. ‘Is Henrietta er ook?’
‘Nee, die is bij Miranda,’ antwoordde ze. ‘Kan ik u ergens mee helpen?’ Ze was eraan gewend geraakt hem in de winkel te zien. Vandaag zag hij er dunnetjes en bleek uit. ‘Is alles wel in orde met u?’ vroeg ze meelevend. ‘Er heerst een akelig virusje; twee van mijn kinderen hebben het ook gehad.’
‘Jawel hoor, dank je,’ antwoordde hij. Haar blik bleef rusten op de fles melk die hij bij zich had.
‘Wat is dat?’
‘Dit? Melk.’
‘Melk?’
‘Ja, ik wilde… Ik had dorst,’ antwoordde hij, van gedachten veranderend. Hij dacht aan Henrietta, die bij Miranda was met Jean-Paul, en voelde zich opeens heel dwaas omdat hij gedacht had dat hij misschien een kansje zou maken.
Clare keek hem onderzoekend aan. ‘Zal ik haar zeggen dat u langs bent geweest?’
‘Nee. Ik kom een andere keer wel terug.’ Met het gevoel dat hij een puber was die hopeloos tekortschoot stapte hij de winkel uit. God, dacht hij somber, ik ben met mijn vierenvijftig jaar te oud voor dit soort dingen! Hij keerde terug naar zijn honden, zijn boerderij en het vooruitzicht van alweer een hele dag proberen niet aan Henrietta Moon te denken.