2
Onstuimige winden die ’s nachts als
speelse spoken rond
het huis fluiten
Miranda reed over het smalle, kronkelige weggetje naar de stad. Hartington was een charmant, ouderwets plaatsje aan de rivier de Hart dat dateerde uit de zestiende eeuw. De brug aan de stadsrand zou speciaal voor koningin Elizabeth 1 zijn gebouwd, zodat haar rijtuig niet vast zou komen te zitten in de modder als ze naar het kasteel reisde, dat nu een ruïne was op vijf minuten lopen vanaf de andere kant van de stad. De inwoners van Hartington waren trots op hun erfgoed en elk jaar werd er in juni feestgevierd ter ere van het koninklijk bezoek.
De hoofdstraat was amper breed genoeg voor een auto. De winkeltjes wekten de indruk dat ze naar voren leunden als tussen hagen geplante bomen, zodat de weg nog smaller leek. Je had de kapsalon van Troy, Cate’s Cake Shop, een cadeau-winkel, een antiquair, een delicatessenzaak en een boekwinkel. Daarna kwam de straat uit op een groot plantsoen, met een eendenvijver en een cricketveldje. Aan de ene kant daarvan stond het stadhuis, een klassiek zandstenen gebouw met imposante pilaren en grote groene deuren, en de Duck and Dapple-herberg met donkere zolderbalken en kleine raampjes uit de tijd van de Tudors. Aan de andere kant bevond zich de basisschool van Hartington, waar de jonge Adam Hudson nog steeds pijn had op de plek waar hij gebeten was en meneer Marlow nog steeds verschrikkelijk kwaad was dat Gus Claybourne het lef had gehad er zomaar vandoor te gaan. De kerk van St.-Hilda en de pastorie domineerden het plantsoen; daar hield dominese Freda Beeley diensten en gebedsbijeenkomsten, al klaagde kolonel Pike er elke week over dat de dominee een vrouw was.
Sinds ze naar Hartington House was verhuisd, was Miranda alleen naar de stad gegaan als ze een enkele keer iets nodig had, zoals een cadeautje voor de verjaardag van haar schoonmoeder, of een blik gebakken bonen. Ze had niet de moeite genomen een praatje te maken met de plaatselijke bewoners, al was door de manier waarop ze naar haar keken wel duidelijk dat die allemaal wisten wie ze was. Ze had tenslotte Hartington House betrokken, het grote landhuis aan de overkant van de rivier. Het huis, omgeven door kronkelende weggetjes en heuvels, lag weggestopt als een geheim, afgescheiden van het stadje waar de tijd leek te hebben stilgestaan. In Londen bleven mensen niet op straat staan voor een praatje en buren die jarenlang in hetzelfde pand hadden gewoond kenden elkaar niet. Miranda moest er niet aan denken dat iedereen van alles van haar zou weten en een oordeel over haar zou vellen. Dat ze uitgenodigd zou worden voor koffie-ochtendjes in het dorpshuis, of naar de kerk zou moeten en mensen die ze helemaal niet wilde ontmoeten de hand zou moeten schudden. Het was al erg genoeg dat de kinderen in de stad op school zaten en op een gegeven moment hun nieuwe vriendjes mee naar huis zouden nemen, hoewel ze gezien Gus’ recente pogingen om vriendschap te sluiten betwijfelde of hij erin zou slagen iemand te vinden om uit te nodigen. Toen ze haar jeep aan het begin van de straat parkeerde, op het parkeerterrein achter de cadeau-winkel, huiverde ze bij de gedachte om de vrouw die de patisserie runde stroop om de mond te moeten smeren. Het laatste waar ze op zat te wachten was wel om opgenomen te worden in het Hartingtonse reilen en zeilen. Bij het woord ‘leefgemeenschap’ alleen al werd ze niet goed en kreeg ze beelden voor ogen van vrouwen uit de provincie met hoofddoekjes om die met kopjes thee in de hand zaten te kletsen over geld inzamelen voor het nieuwe kerkdak. Oké, nam ze zich voor, ik hang mijn briefje op, glimlach vriendelijk en ga er weer van tussen.
Cate Sharpe zat aan een ronde tafel te praten met Henrietta Moon, de eigenaresse van de cadeau-winkel. Haar bruine haar was in een strakke bob geknipt, die een smal, bleek gezicht omlijstte met ogen met de kleur van bittere chocola en een kleine mond boven een weke kin. ‘Weet je, Henrietta,’ zei ze, waarbij ze haar klinkers loom rekte, ‘je zou geen warme chocola moeten drinken als je probeert af te vallen. Als ik zo veel moeite moest doen om op gewicht te blijven als jij, zou ik koffie drinken. Die stimuleert de stofwisseling.’ Henrietta glimlachte, een afweermechanisme dat ze zich al in haar jeugd eigen had gemaakt. Ze schudde haar lange kastanjebruine haar voor haar gezicht en haalde diep adem.
‘Ik ben gestopt met lijnen,’ legde ze uit. Dat was niet waar, maar het was makkelijker om te doen alsof ze er niet mee zat. ‘Daar is het leven te kort voor.’
Cate legde met een moederlijk gebaar haar hand op die van Henrietta, hoewel Henrietta achtendertig was, slechts zeven jaar jonger dan Cate. ‘Hoor eens, je weet dat ik je hoog heb zitten, maar als je er niets aan doet, wordt je leven wel erg kort. Je bent een knappe vrouw Als je wat pondjes kwijt zou raken, zou je meer kans hebben om een man te krijgen. Ik zeg het niet graag,’ voegde ze er op zelfvoldane toon aan toe, ‘maar mannen moeten niets hebben van dikke vrouwen. Al dat vlees is gewoon niet aantrekkelijk. Dat mag ik wel tegen je zeggen, toch? Ik ben immers je vriendin en je weet dat ik het beste met je voorheb.’ Henrietta knikte alleen maar en slikte haar chocolademelk door. ‘Stil dagje vandaag, hè?’ Henrietta knikte nogmaals. ‘Maar het is vast niet makkelijk, als je tegenover een patisserie werkt!’ Cate lachte. Cate die een taartwinkel runde en nooit een grammetje aankwam. Cate die altijd onberispelijk gekleed ging in kleine rokjes met een aansluitende taille en keurige vestjes, wier witte schort waarop in fraai roze de naam van de winkel was geborduurd nooit een vlekje vertoonde. Cate op wie niemand gesteld was, zelfs haar eigen man niet. Henrietta’s ogen werden wazig toen Cate doorratelde over zichzelf.
Henrietta liep het water in de mond toen ze haar blik over de taarten op de toonbank liet dwalen. Het was koud buiten; een taart zou je daartegen wapenen. Maar Cate zat als een Cerberus tussen haar en de toonbank in, zodat elke hoop op stiekeme verwennerij de bodem in werd geslagen.
Op dat moment ging de deur open en kwam Miranda Claybourne binnen. Zowel Cate als Henrietta herkende haar onmiddellijk: de hooghartige Londense die Hartington House had betrokken.
‘Goedemorgen,’ zei Miranda met een gracieuze glimlach. Ze schoof haar Chanel-zonnebril tot boven op haar hoofd en beende over de zwart-witte tegelvloer. Het interieur was erg roze. Roze muren, roze rolgordijnen, roze mandjes met verrukkelijk uitziende baksels, allemaal keurig in rijen gerangschikt. Aangezien er niemand achter de toonbank stond, wendde ze zich tot de twee vrouwen. ‘Weten jullie waar ze heen is?’
‘U bedoelt mij,’ zei Cate, en ze stond op. ‘Ik ben Cate.’
‘Miranda Claybourne,’ antwoordde Miranda, haar hand uitstekend. ‘Ik ben hier net komen wonen en ben op zoek naar hulp. Jeremy Fitzherbert, onze buurman, zei dat ik maar eens met u zou moeten praten. Kennelijk is dit het kloppende hart van Hartington.’ Ze grinnikte om haar eigen woordgrapje.
Cate voelde zich gevleid. Ze stak een hand naar Miranda uit die slap en vochtig was als deeg.
‘Tja, ik ken iedereen en meestal is het hier vrij druk. Ik heb daar een mededelingenbord hangen.’ Ze wees naar de muur naast de deur, waar op een plaat kurk allerlei papiertjes waren geprikt. ‘Kan ik je een kop koffie aanbieden?’ Cate was niet van plan om de nieuwaangekomene zomaar weer te laten vertrekken. Miranda had er niet veel zin in, maar Cate straalde iets uit wat deed vermoeden dat ze het niet leuk zou vinden als ze zou weigeren.
‘Graag,’ zei ze, terwijl de gedachte aan Gus die alleen thuis zat haar even door het hoofd schoot. Maar toen liet ze haar Prada-jas van haar schouders glijden en nam plaats aan de ronde tafel. Cate kwam aanlopen met een roze petitfourtje in een papiertje en een kop koffie, en zette die voor de bezoekster neer. Henrietta keek vol verlangen naar het gebak.
‘Wat een mooie jas!’ merkte Cate op terwijl ze ging zitten. ‘O, dit is Henrietta,’ voegde ze eraan toe alsof ze daar nu pas aan dacht. ‘De eigenaresse van de cadeau-winkel.’
‘We hebben elkaar al ontmoet,’ zei Henrietta, die nooit zou verwachten dat een vrouw als Miranda Claybourne nog zou weten wie zij was. ‘Je bent bij me in de winkel geweest.’
‘O, ja,’ antwoordde Miranda, die zich weer herinnerde dat ze laatst nog even snel een geurkaars en wat schrijfpapier had gekocht. ‘Inderdaad, ja.’
Henrietta sloeg haar ogen neer; ze had haar hele leven nog nooit iemand met zo veel glamour gezien.
‘En?’ drong Cate aan. ‘Hoe staan de zaken?’
‘Heel goed,’ antwoordde Miranda, die weinig zin had om over zichzelf te praten. Er viel niet veel positiefs te melden en ze wilde hen niet beledigen.
‘Naar wat voor soort hulp ben je op zoek?’ vroeg Henrietta. Het viel Miranda op dat ze een heel mooie huid had: glad als toffee. Ze moest toch wel achter in de dertig zijn, maar had nog geen enkele rimpel. Ze wilde vragen wat voor producten ze voor haar gezicht gebruikte, maar wilde niet al te amicaal worden. Miranda nam een slokje koffie. Die was heerlijk; ze had zich helemaal niet druk hoeven maken dat er geen Caffé Nero in de buurt was.
‘Nou, ik heb iemand nodig die kan koken en schoonmaken, en een tuinman. De tuin is een puinhoop.’
‘Wist je dat die tuin vroeger altijd een pronkstuk was?’ zei Henrietta.
‘O ja? Dat zou je anders niet zeggen.’
‘Nou en of,’ stemde Cate in. ‘De Lightly’s legden de mooiste tuinen aan. Maar als Londense heb je vast niet veel met tuinieren op.’
‘Ava Lightly had echt groene vingers,’ voegde Henrietta er haastig aan toe, bang dat Cate Miranda beledigd had. Ze kon nogal onaangenaam zijn tegenover vreemden, als een dier dat op zijn hoede is en haar territorium bewaakt met een mengeling van vriendelijkheid en wrevel. ‘Maar een paar jaar geleden is ze vertrokken. En het duurt niet lang voordat een tuin verwildert als hij niet wordt bijgehouden.’
‘Nou, ik heb helemaal geen groene vingers,’ zei Miranda, met een blik op haar fraai gelakte nagels, terwijl ze inwendig een grimas trok bij de gedachte dat ze ze zelf zou moeten manicuren. ‘Ik word er alleen wel somber van om op een rotzooitje te moeten uitkijken.’ Henrietta liep het water in de mond toen Miranda haar tanden in haar petitfourtje zette. ‘Maak je deze zelf?’
Cate knikte en stak haar lippen naar voren, zodat haar kin helemaal verdween. ‘Nergens in Dorset vind je koffie of gebak die lekkerder is. Ik hoop dat je vaste klant wordt. Na één hapje is er geen weg terug meer.’
‘Ik begrijp wel waarom,’ zei Miranda, die zich afvroeg hoe zo’n broodmager mens in staat was zulke smakelijke taarten te bakken zonder er zelf van te eten.
‘Ik zal ook eens rondvragen,’ bood Henrietta behulpzaam aan. ‘Er komen allerlei soorten mensen bij mij in de winkel. Hartington trekt klanten uit de wijde omgeving aan, en je weet maar nooit.’ Ze glimlachte en Miranda merkte dat ze haar aardig begon te vinden. Ze glimlachte de lieve, verontschuldigende glimlach van een vrouw die zelf niet weet hoe leuk ze eruitziet.
De deur ging nogmaals open en liet een vlaag koude wind binnen. ‘Kijk nou eens!’ riep een man met een brede grijns en een glad, knap gezicht. ‘Hou je haar helemaal voor jezelf? Etta, wat maak je me nou? Cate, jouw stiekemigheid verbaast me niks; van jou verwacht ik het ergste.’
‘Dit is Troy,’ zei Henrietta, en haar gezicht bloeide op in een stralende glimlach. ‘Hij zit hiertegenover, voor het geval je je haar wilt laten doen. Niet dat dat nodig is, overigens. Het zit prima.’
Troy wendde zich tot Miranda, met zijn handen op de band van zijn laaggesneden jeans. ‘Je woont hier al ik weet niet hoe lang en hebt niet eens de moeite genomen om even gedag te komen zeggen? We zijn allemaal diep beledigd, hoor!’ Hij trok een pruilmondje. Miranda leefde op toen ze Troys aanstekelijke grijns zag. ‘Cate, schat van mijn hart, ik móét taart hebben. Het is verrekte koud buiten en de oude mevrouw Rammelzak komt om twaalf uur voor haar blauwspoeling.’
‘Wat ben je toch grof, Troy,’ giechelde Henrietta. ‘Zo heet ze helemaal niet – en Troy heet eigenlijk Peter,’ voegde ze er tegen Miranda aan toe.
‘Mag ik?’ zei Troy, zonder op antwoord te wachten. ‘Doe mij ook maar een koffie!’ Hij liet zijn heldere hazelnoot-bruine ogen op Miranda rusten en nam haar schaamteloos de maat. ‘Jij bent wel de vrouw met de meeste glamour die zich in jaren in Hartington heeft vertoond. De laatste keer dat ik zo veel chic heb gezien was in de bossen boven Hartington – een vos, als ik me goed herinner, met een prachtige bontjas, helemaal van haarzelf. Ik zie trouwens dat er in de jouwe een Prada-label zit, en die leren laarzen van je vind ik schitterend, helemaal van nu.’ Hij snoof vol bewondering, waarbij hij de zoetgeurende lucht met wijd opengesperde neusgaten naar binnen zoog, en voegde er toen samenzweerderig aan toe: ‘En knap ben je ook. Wat is je man voor type?’ Miranda sproeide haar koffie bijna over zijn suède jasje. ‘Is dat ook zo’n spetter?’
‘God, ik zou het niet weten. Het ligt er maar aan wat je knap vindt,’ antwoordde Miranda, terwijl ze verbaasd lachte. ‘Ikzelf vind hem in elk geval knap.’
‘Je bent ook nog eens chic. Ik hou wel van chic. Als je een adellijke titel hebt, knip ik je een keer gratis!’
‘Die heb ik niet, vrees ik. Ik ben maar gewoon mevrouw Claybourne.’
‘Maar wel mevrouw Claybourne van Hartington House. Dat is ontzettend voornaam. Knap en voornaam – een bedwelmende combinatie. Genoeg om een homo tot hetero te maken!’
‘Ze is op zoek naar hulp,’ liet Henrietta hem weten. ‘Een kok…’
‘Ik kan goed koken,’bood hij zichzelf aan zonder zijn blik van haar af te wenden.
‘En een tuinman.’
Speels liet hij zijn schouders zakken. ‘Op dat punt kan ik je niet van dienst zijn. Alles wat groen is gaat dood als ik het aanraak. Het is maar goed dat mijn kat niet groen is, want anders zou ze niet lang leven! Het zou jammer zijn om wat ooit de mooiste tuinen van Dorset waren om zeep te helpen.’ Het viel Miranda op dat Cate heel stil was geworden. Ze was koffie gaan zetten en stond met haar rug naar hen toe. Ze wierp een bezorgde blik op Troy, die zijn aandacht naar de toonbank verlegde. ‘Hoe gaat het met m’n koffie, schat?’
‘Die komt eraan,’ antwoordde Cate. De sfeer was plotseling bekoeld, zoals Cate die met haar buien kon sturen. Het was onattent van hen geweest om haar te negeren.
Miranda, die de verandering aanvoelde, keek op haar horloge. ‘Goeie help, ik moet gaan. Het was leuk jullie allemaal te zien.’
‘Insgelijks,’ zei Henrietta naar waarheid. ‘We vinden wel een tuinman voor je, maak je maar geen zorgen.’
‘Ga je al?’ vroeg Troy verbaasd. ‘We kennen elkaar nog maar net. Ik heb krap tien minuten van je gezelschap mogen genieten. Vind je mijn aftershave soms niet lekker ruiken?’
‘Jawel,’ zei Miranda, geamuseerd haar hoofd schuddend. ‘Die past wel bij je.’
‘Je bedoelt dat hij zoet ruikt.’
‘Ja, maar lékker zoet.’
‘Wat een opluchting!’ Hij schonk haar een schalkse glimlach. ‘Stuur meneer Claybourne maar eens langs om zich bij te laten knippen. Ik zou hem dolgraag ontmoeten.’ Hij trok suggestief met zijn wenkbrauwen.
‘Ik weet niet,’ antwoordde ze. ‘Misschien krijg ik hem dan niet meer terug.’ Ze stond op en trok haar jas aan. De dames sloegen haar jaloers gade. De jas was zwart en op maat gemaakt, met brede met bont gevoerde revers en schouders met zo’n scherpe belijning dat ze de lucht waar ze doorheen liep aan stukken reten. ‘Bedankt voor de koffie en het gebak,’ zei ze tegen Cate. ‘De lekkerste die ik ooit heb geproefd. Zelfs Londen haalt het daar niet bij.’ Cate monterde op. ‘Mag ik dit op het mededelingenbord hangen?’ Ze haalde een getypt vel papier uit haar tas.
‘Ik zorg wel dat iedereen het leest,’ zei Cate, maar die moeite had ze niet hoeven nemen: het papier was zo groot dat niemand het over het hoofd zou kunnen zien.
‘Nou,’ verzuchtte Troy toen Miranda naar buiten was gelopen, ‘die ziet er goed uit. “Bedankt voor de koffie en het gebak,” bootste hij haar accent na. ‘Helemaal te gek!’
‘Ze deed in het begin nogal koeltjes, maar dat trok aardig bij. Volgens mij weet ze niet wat ze van jou moet denken, Troy,’ plaagde Henrietta hem.
‘Er valt niets op haar aan te merken, maar ik vind haar een beetje uit de hoogte, vinden jullie niet? Echt iemand uit Londen; die denken altijd dat ze beter zijn dan de rest van de mensheid,’ merkte Cate met bedekte stekeligheid op terwijl ze Troys koffie en gebak neerzette. ‘Ze is zo iemand die gewend is een hele rits personeel om zich heen te hebben. Ze weet zich duidelijk geen raad zonder een werkster, een kokkin en een tuinman, en god mag weten wat nog meer. Ze kwam hier zonder plichtplegingen binnenzetten alsof het hier het postkantoor is. Ze heeft er – hoe lang? – twee maanden over gedaan om zich te komen voorstellen. Veel te chic voor Hartington. Ze vindt ons waarschijnlijk allemaal ontzettende provincialen. Maar knap is ze wel,’ voegde ze er met een snufje aan toe. ‘Op de gangbare manier.’
‘Volgens mij ben je te kritisch,’ zei Troy. Iedereen wist dat Cate zelden iets aardigs over anderen op te merken had. ‘Ze voelde zich anders niet te chic voor jouw koffie.’
‘Daar had ik haar even tuk, hè? Betere koffie zal ze in Londen niet krijgen.’
‘Ik moet terug naar de winkel. Ik heb Clare helemaal alleen laten staan,’ zei Henrietta, doelend op haar zuster.
‘Kalm aan maar, zó druk heb je het nou ook weer niet,’ zei Cate. ‘Wil je wat taart meenemen?’
‘Taart?’ herhaalde Henrietta verward. Had Cate haar niet vijf minuten geleden de les gelezen omdat ze te veel at?
‘Voor Clare, dommie,’ zei Cate, die wat gebak in een tasje pakte. Henrietta pakte het aan en vertrok, tot op het bot vernederd.
Toen Miranda thuiskwam, zat Gus voor de haard naar Lord of the Rings te kijken. Hij at een zakje chips en dronk een blikje Coca-Cola. ‘Heb je geen huiswerk?’ vroeg ze.
Gus haalde zijn schouders op. ‘Ik heb mijn tas op school laten liggen.’
Miranda slaakte een zucht.’Nou, als je niet weer in de problemen wilt komen, kun je die maandag maar beter mee naar huis nemen. Je vader komt vanavond thuis. Hij is niet te spreken over wat je vandaag hebt gedaan.’
‘Ik bedoelde het niet zo,’ zei Gus, die een handvol chips in zijn mond stak. ‘Ik was niet begonnen.’
‘Ik wil het niet horen. Ik moet aan het werk. Straks komt je zusje thuis en dan zet je dat uit. Ze is bang van die griezels.’
‘Orken,’ corrigeerde Gus haar.
‘Kan me niet schelen. Als je het maar uitzet.’
‘Maar, mam…’
‘Uit!’
Miranda ging terug naar haar bureau. Ze proefde die verrukkelijke taart nóg, en haar hoofd gonsde van de koffie. De mensen die ze zojuist had ontmoet zouden haar column op een welkome manier verlevendigen. Troy was lekker gek en Henrietta voluptueus en aardig, en zat volkomen onder de plak bij Cate, die ondanks haar fantastische recepten iets venijnigs had. Een maf stelletje, die drie. De truc was om aan personages te werken die elke maand terugkwamen; dan kon ze het boek schrijven, de filmrechten verkopen en de wereld zien veranderen in een reusachtige oester. Haar vingers begonnen in hoog tempo op het toetsenbord te hameren.
Na een poosje hoorde ze de voordeur open- en dichtgaan en de zachte voetstappen van Storm, haar dochtertje van vijf. ‘Lieverd,’ riep ze, een tikje gefrustreerd dat Storm uitgerekend thuis was gekomen op het moment dat zij net op dreef was met haar personages. Storm verscheen met een stuurs gezicht in de deuropening. Haar bruine haar was uit haar gezicht gestreken en haar wangen waren roze van de kou. ‘Heb je een leuke dag gehad op school?’
‘Nee. Gus is een pestkop,’ zei ze.
Miranda stopte met typen en keek haar dochter aan. ‘Een pestkop?’
‘Madeleine wil niet komen spelen omdat ze bang is voor Gus.’
‘Ja, ik weet het. Hij heeft vandaag een kleine jongen gebeten.’
‘Ik heb het gezien. Het bloedde.’
‘Hij zal er vast wel over op hebben lopen scheppen alsof het een oorlogswond was!’ zei Miranda geïrriteerd. Het duurde vast niet lang of de moeder van het joch zou aan de lijn hangen om haar beklag te doen.
‘Hij trekt spinnen hun poten uit.’
‘Dat is maar goed ook. Het zijn enge beesten.’
‘Het zijn schepselen van God.’ Storms ogen schitterden van de tranen.
‘Liefje, met wie heb jij in vredesnaam gepraat?’
‘Juffrouw Roberts zegt dat alle levende wezens bijzonder zijn. Gus maakt alles dood.’
‘Kom eens hier, schatje,’ zei ze, en ze trok haar dochter in haar armen.
‘Ik vind Gus niet lief.’
‘Dan ben je niet de enige,’ zei Miranda met een zucht. ‘Waarom ga je niet fijn wat spelen in je slaapkamer? Hij zit naar Lord of the Rings te kijken.’ Storm maakte zich los. ‘Heb je huiswerk?’
‘Ja.’
‘Dan kom ik je daar zo meteen helpen.’ Maar Storm wist dat dat ‘zo meteen’ zou uitgroeien tot een uur en dat ze het uiteindelijk allemaal zelf zou moeten doen. Haar moeder had het altijd veel te druk.
Storm zat in haar roze slaapkamer. Het behang paste bij de gordijnen; er stonden roze engeltjes op die tussen de bloemen dansten. Zelfs de gloeilampen waren roze, zodat de kamer gehuld was in een zachtroze gloed. De boekenplanken stonden vol met knuffelbeesten en boeken. Ze bezat mooie sieradenkistjes waarin ze kleine spulletjes en haarspelden bewaarde, vlinders met glitters en armbandjes. Ze bezat roze aantekenboeken waarin ze deed of ze schreef met roze potloden, en een Win Green Gingerbread-speelhuis van geborduurde roze katoen vol met de roze kussens die ze in alle tinten en maten verzamelde. Daar verstopte ze zich nu met haar leesboek van school. Ze voelde zich verdrietig en alleen. Ze trok haar roze lievelingskussen tegen haar borst en drukte het stijf tegen zich aan, haar tranen drogend met een hoekje. Wat had je eraan om zo’n mooie kamer te hebben als je geen vriendinnetjes had om hem aan te laten zien?
Miranda maakte haar column af en verstuurde hem met een zucht van opluchting met de mail. Het huiswerk van haar dochter was ze vergeten. Ze slenterde naar de keuken om zichzelf een glas wijn in te schenken en pakte een worteltje uit de koelkast om haar behoefte aan een sigaret de kop in te drukken. Het was tijd voor het avondmaal van de kinderen. Het enige wat ze kon bedenken was brood met ei, want Gus had tussen de middag al viskoekjes gehad. Toen ze met lege ogen in de koelkast keek, ging net de telefoon. Met het toestel tussen haar wang en schouder haalde ze een paar eieren tevoorschijn. ‘Ja?’ zei ze, in de veronderstelling dat het haar man zou zijn.
‘Hallo, met Jeremy.’
‘O, hallo.’
‘Je was toch op zoek naar een tuinman?’
‘Ja,’ antwoordde ze, oplevend.
‘Ik heb iemand gevonden die misschien geschikt is. Hij heet Underwood. Hij is vrij oud en nogal excentriek, maar hij is dol op tuinieren.’
‘Hoe heb je hem gevonden?’
‘Hij werkte vroeger op de boerderij.’
‘En nu?’
‘Hij is min of meer met pensioen. Hij zou wel een paar dagen per week voor jou kunnen werken.’
‘Hoe oud is hij dan?’
Jeremy aarzelde. ‘Halverwege de zestig.’
‘Kan hij het dan wel aan? Er is hier een heleboel te doen.’
‘Probeer het maar eens met hem. Hij is een bovenstebeste man.’
Storm kwam binnengetrippeld, gekleed in een roze elfjesjurk compleet met glitterkroontje, vleugeltjes en een toverstaf. ‘Mammie, ik heb honger,’ jengelde ze, en om haar grote ogen zat een rood randje van het huilen. Miranda fronste haar wenkbrauwen en aarzelde even.
‘Goed, ik wil hem wel zien,’ stemde ze haastig in. ‘Kan hij morgenochtend komen? Ik weet wel dat het zaterdag is, maar…’
‘Ik stuur hem naar je toe.’
‘Mooi zo. Bedankt, Jeremy.’ Ze hing op en wendde zich tot haar dochter. ‘Ik ga brood met ei voor je maken, lieverd. Is alles goed met je?’
‘Brood met ei?’ riep Gus uit, die in de deuropening kwam staan. ‘Ik háát brood met ei.’
‘Gus, jij hebt vandaag niet het recht ergens over te klagen. Het is ofwel dat, ofwel spaghetti.’
‘Spaghetti,’ zei Gus.
Storm trok haar neus op. ‘Ik vind brood met ei lekker.’
‘Het is hier geen restaurant. Jullie krijgen allebei spaghetti.’ Een driftbui van Gus kon ze niet aan, en Storm zou niet klagen. Storm trok een gezicht. ‘Jullie mogen er zo veel ketchup op doen als je wilt,’ voegde Miranda eraan toe om haar zoet te houden. ‘Ik heb echt geen fut om vandaag met jullie te bakkeleien.’
Genietend van haar glas wijn keek ze toe hoe haar kinderen hun eten verorberden. Vanavond kwam David thuis. Ze zou in bad gaan en iets leuks aantrekken. Kalfslever voor hem klaarmaken met gebakken aardappeltjes en rodewijnsaus. Ze wilde indruk op hem maken, hem ertoe overhalen vaker thuis te komen. Ze hunkerde naar zijn gezelschap. In haar eentje vond ze het op het platteland maar een saaie boel.