HET DRIJVENDE BOEK
(Deel II)
Begin december viel Rudy Steiner dan eindelijk een overwinning ten deel, hoewel niet op een gewone manier.
Het was een koude dag, maar vrijwel windstil. Het zag er al een tijdje naar uit dat het zou gaan sneeuwen.
Na school gingen Liesel en Rudy even langs bij Alex Steiners winkel en toen ze daarna naar huis liepen, zagen ze Rudy’s oude vriend, Franz Deutscher, de hoek om komen. Liesel had, zoals de laatste tijd haar gewoonte was, DeFluiter bij zich. Ze vond het prettig het boek in haar hand te voelen. Hetzij de gladde rug of de ruwe randen van de pagina’s. Zij was degene die hem het eerste zag.
‘Kijk.’ Ze wees. Deutscher kwam samen met een andere leider van de Hitlerjeugd met lange, soepele tred in hun richting aangelopen.
Rudy kromp ineen. Hij voelde aan zijn oog, dat nog niet helemaal genezen was. ‘Nu even niet.’ Hij keek om zich heen. ‘Als we langs de kerk gaan, kunnen we de rivier volgen en via de andere kant teruglopen.’
Zonder er verder nog woorden aan vuil te maken, volgde Liesel hem en zo slaagden ze erin Rudy’s kwelgeest te ontlopen – door regelrecht in de armen van een andere te lopen.
Ze hadden het niet meteen in de gaten.
Het groepje dat sigaretten rokend over de brug liep had iedereen kunnen zijn, maar dat was niet zo. Toen de partijen elkaar herkenden was het te laat om rechtsomkeert te maken.
‘O nee, ze hebben ons gezien.’
Viktor Chemmel glimlachte.
Hij klonk heel vriendelijk. Dat kon alleen betekenen dat hij op zijn allergevaarlijkst was. ‘Kijk eens aan, als we daar Rudy Steiner en zijn kleine hoertje niet hebben.’ Hij kwam voor hen staan en griste De Fluiter uit Liesels hand. ‘Wat zijn we aan het lezen?’
‘Dit is iets tussen ons tweeën,’ probeerde Rudy hem te overreden. ‘Zij heeft er niets mee te maken. Kom op, geef dat boek terug.’
‘De Fluiter.’ Hij richtte zich tot Liesel. ‘Goed boek?’
Ze schraapte haar keel. ‘Gaat wel.’ Helaas verraadde ze zichzelf. Met haar ogen. Daar stond angst in te lezen. Ze zag het exacte ogenblik waarop Viktor Chemmel besloot dat het boek goud waard was.
‘Ik zal het goed met je maken,’ zei hij. ‘Voor vijftig mark mag je het terug hebben.’
‘Vijftig mark?’ Dat was Andy Schmeikl. ‘Kom op, Viktor, daar kan je duizend boeken voor kopen.’
‘Had ik jou iets gevraagd?’
Andy zweeg. Zijn mond leek met een klap dicht te vallen.
Liesel probeerde het met een pokerface. ‘Hou het dan maar. Ik heb het toch al uit.’
‘Hoe loopt het dan af?’
Verdomme!
Zover was ze nog niet.
Ze aarzelde en Viktor Chemmel begreep ogenblikkelijk wat dat betekende.
Rudy stormde op hem af. ‘Toe nou, Viktor, doe haar dit niet aan. Je moet mij immers hebben. Ik doe alles wat je wilt.’ De oudere jongen sloeg hem alleen maar weg en hield het boek buiten zijn bereik. En hij corrigeerde hem.
‘Nee,’ zei hij. ‘Ik doe alles wat ik wil’, waarna hij in de richting van de rivier liep. Iedereen haastte zich achter hem aan. Half lopend, half rennend. Sommigen protesteerden. Anderen moedigden hem aan.
Het gebeurde allemaal heel snel, en ontspannen. Ze hoorden een vraag, en een spottende, vriendelijke stem.
‘Vertel mij eens,’ zei Viktor. ‘Wie was de laatste Olympische kampioen discuswerpen, in Berlijn?’ Hij draaide zich naar hen om. Hij warmde zijn arm vast op. ‘Wie was dat toch? Verdomme, het ligt op het puntje van mijn tong. Was het niet die Amerikaan? Carpenter of zoiets…’
Rudy: ‘Alsjeblieft!’
Het water golfde.
Viktor Chemmel maakte de draai.
Het boek vloog prachtig uit zijn hand. Het viel open en wapperde en de pagina’s ruisten terwijl het door de lucht suisde. Abrupter dan verwacht kwam het tot stilstand en leek naar het water gezogen te worden. Met een klap raakte het het wateroppervlak en begon stroomafwaarts te drijven.
Viktor schudde zijn hoofd. ‘Niet hoog genoeg. Slechte worp.’ Hij lachte weer. ‘Maar toch wel goed genoeg om te winnen, wat jij?’
Liesel en Rudy bleven niet staan om het gelach aan te horen.
Rudy rende al als een speer langs het water en probeerde het boek te lokaliseren.
‘Zie je het?’ riep Liesel hem na.
Rudy rende.
Hij bleef langs de waterkant lopen en wees haar waar het boek dreef. ‘Daar!’ Hij bleef even staan, wees, en rende weer verder om het in te halen. Even later trok hij zijn jas uit, sprong in het water en waadde naar het midden van de rivier.
Liesel begon langzamer te lopen en zag de pijn van elke stap. De pijnlijke kou.
Toen ze vlakbij was, zag ze het boek langs hem heen drijven, maar hij haalde het snel in. Hij stak zijn hand uit en viste wat nu een doorweekt blok karton en papier was naar zich toe. ‘De Fluiter!’ riep de jongen. Het was het enige boek dat die dag in de Amper dreef, maar hij voelde toch de behoefte om het te roepen.
Een ander interessant gegeven is dat Rudy niet eens meteen probeerde uit het gruwelijk koude water te komen toen hij het boek in zijn hand hield. Hij bleef er nog zeker een volle minuut in. Hij gaf er Liesel nooit een verklaring voor, maar volgens mij wist zij heel goed dat de redenen tweeledig waren.
DE BEVROREN
REDENEN VAN
RUDY STEINER
Na maanden van mislukkingen was dit
ogenblik
zijn enige kans om zich in een soort overwinning
te wentelen.
Zo’n onbaatzuchtige positie was een uitstekend
uitgangspunt om Liesel om de gebruikelijke gunst
te vragen.
Hoe kon zij hem nu nog afwijzen?
‘Wat dacht je van een kus, Saumensch?’
Hij bleef een paar tellen tot aan zijn middel in het water staan alvorens eruit te klimmen en haar het boek te overhandigen. Zijn broek plakte aan zijn benen en hij bleef niet staan. Eerlijk gezegd denk ik dat hij bang was. Rudy Steiner was bang voor de kus van de boekendief. Hij moet er verschrikkelijk naar verlangd hebben. Hij moet zo ongelooflijk veel van haar gehouden hebben. Zoveel dat hij nooit meer om haar lippen zou vragen, en zijn graf in zou gaan zonder ze ooit gevoeld te hebben.