DE VOLGENDE VERLEIDING
Deze keer stonden er koekjes.
Alleen waren ze wel oud.
Het waren Kipferl die waren overgebleven van de kerst en ze hadden bijna twee weken op het bureau gestaan. Als piepkleine hoefijzertjes met een laagje glazuur, zaten de onderste aan het schaaltje geplakt. De rest lag er als een taaie massa bovenop. Ze rook ze al toen haar vingers de vensterbank grepen. De kamer proefde naar suiker en deeg en duizenden bladzijden.
Er lag geen briefje, maar Liesel realiseerde zich al snel dat Ilsa Hermann weer bezig was geweest en ze nam in elk geval niet het risico dat de koekjes misschien niet voor haar bestemd waren. Ze ging weer terug naar het raam en fluisterde iets naar buiten. De gefluisterde naam was Rudy.
Ze waren die dag te voet gekomen omdat de weg te glad was om te fietsen. De jongen stond onder het raam op wacht. Toen ze hem riep, verscheen meteen zijn gezicht en hield zij hem de schaal met koekjes voor. Er was weinig overredingskracht voor nodig hem over te halen hem aan te pakken.
Zijn blik gleed genietend over de koekjes en hij stelde een paar vragen.
‘Staat er verder nog iets? Melk?’
‘Wat?’
‘Melk,’ herhaalde hij, iets harder ditmaal. Als hij de beledigde klank in Liesels stem hoorde, gaf hij daar in elk geval geen enkel blijk van.
Het gezicht van de boekendief verscheen weer boven hem. ‘Ben je gek geworden? Kan ik nu even het boek stelen?’
‘Natuurlijk. Ik wil alleen maar zeggen dat…’
Liesel liep naar de boekenkast achter het bureau. In de bovenste lade vond ze een velletje papier en een pen. Ze schreef Dank u wel en legde het briefje op het bureau.
Rechts van haar stak een boek uit als een bot. De donkere letters van de titel vormden bijna een lelijk litteken op de lichte omslag. Die Letzte Menschliche Fremde – De Laatste Menselijke Vreemdeling. Het fluisterde zachtjes toen zij het van de plank pakte. Er dwarrelde wat stof naar beneden.
Net toen zij bij het raam stond om naar buiten te klimmen, ging de deur van de bibliotheek krakend open.
Haar knie stond al op de vensterbank en met haar boeken-stelende hand hield zij het raam vast. Toen ze zich omdraaide naar het geluid zag ze de vrouw van de burgemeester staan, in een gloednieuwe badjas en slippers. Op het borstzakje van de badjas was een swastika geborduurd. Propaganda tot in de badkamer.
Ze keken elkaar aan.
Liesel keek naar Ilsa Hermanns borst en stak haar arm op. ‘Heil Hitler.’
Ze wilde net weggaan toen er opeens iets tot haar doordrong.
De koekjes.
Die hadden hier een paar weken gestaan.
Dat betekende dat de burgemeester ze, als hij zelf gebruikmaakte van de bibliotheek, moest hebben gezien. Hij moest hebben gevraagd wat ze daar deden. Of – en zodra Liesel deze gedachte voelde, raakte zij vervuld met een eigenaardig optimisme – misschien was het helemaal niet de bibliotheek van de burgemeester, maar was hij van haar, van Ilsa Hermann.
Ze wist niet waarom het zo belangrijk was, maar ze vond het een heerlijk idee dat de kamer vol boeken van de vrouw was. Zij was het tenslotte geweest die haar in eerste instantie met de bibliotheek had laten kennismaken en haar door het raam open te laten staan haar eerste kans had gegeven.
Net toen ze weer in beweging wilde komen, bedacht ze zich en vroeg: ‘Dit is uw kamer, hè?’
De vrouw van de burgemeester verstrakte. ‘Ik zat hier vroeger vaak te lezen, met mijn zoon. Maar toen…’
Liesels hand raakte de lucht achter haar aan. Ze zag een moeder samen met een klein jongetje op de grond zitten lezen en de plaatjes en de woorden aanwijzen. Toen zag ze een oorlog in het raam. ‘Ik weet het.’
Van buiten klonk een stem.
‘Wat zei je?’
Liesel fluisterde hard naar achteren. ‘Kop dicht, Saukerl, en hou de straat in de gaten.’ Langzaam reikte zij Ilsa Hermann de woorden aan. ‘Dus al deze boeken…’
‘De meeste zijn van mij. Sommige zijn van mijn man en sommige waren van mijn zoon, zoals je weet.’
Nu was er verlegenheid van Liesels kant. Haar wangen gloeiden. ‘Ik heb altijd gedacht dat dit de kamer van de burgemeester was.’
‘Waarom?’ vroeg de vrouw geamuseerd.
Liesel zag dat ook de tenen van haar slippers met swastika’s waren versierd. ‘Hij is de burgemeester. Ik dacht dat hij dan wel veel zou lezen.’
De vrouw van de burgemeester stak haar handen in haar zakken. ‘De laatste tijd maak jij eigenlijk het meeste gebruik van deze kamer.’
‘Hebt u dit boek gelezen?’ Liesel hield De Laatste Menselijke Vreemdeling omhoog.
Ilsa las de titel. ‘Ja, dat heb ik gelezen.’
‘Is het goed?’
‘Niet slecht.’
Eigenlijk wilde ze nu weg, maar ze voelde ook een soort verplichting om te blijven. Ze wilde iets zeggen, maar de beschikbare woorden waren te talrijk en te snel. Ze deed verschillende pogingen er een paar te pakken te krijgen, maar uiteindelijk was het de vrouw van de burgemeester die het initiatief nam.
Zij zag Rudy’s gezicht, of liever gezegd, zijn geel oplichtende haar, in het raam. ‘Ik denk dat je nu maar beter kunt gaan,’ zei ze. ‘Hij wacht op je.’
Onderweg naar huis aten ze de koekjes.
‘Weet je zeker dat er verder niks was?’ vroeg Rudy. ‘Er stond vast nog wel wat.’
‘We boffen dat we deze hebben.’ Liesel keek naar het geschenk in Rudy’s armen. ‘Eerlijk zeggen. Heb jij er al een paar op voordat ik naar buiten kwam?’
Rudy was diep verontwaardigd. ‘Hé, jij bent hier de dief, niet ik.’
‘Laat me niet lachen, Saukerl, er zit suiker aan je mondhoek.’
Toch geschrokken, nam Rudy de schaal in één hand en veegde met de andere hand zijn mond af. ‘Ik heb er echt geen hap van gegeten, erewoord.’
Voordat ze bij de brug waren was de helft van de koekjes al op en de rest deelden ze in de Himmelstraat met Tommy Müller.
Toen alles op was, was er nog één probleempje en Rudy was degene die het aanroerde.
‘Wat doen we verdomme met die schaal?’