DE WORSTELAAR, HET VERVOLG
We gaan nu een eind verder in de tijd, naar een koude, nachtelijke worsteling. De boekendief haalt ons later wel weer in.
Het was 3 november en hij voelde de vloer van de trein onder zijn voeten. Hij las uit een exemplaar van Mein Kampf. Zijn redding. Het zweet zwom uit zijn handen. Vingerafdrukken grepen het boek stevig vast.
BOEKENDIEF PRODUCTIES PRESENTEERT OFFICIEEL
Mein Kampf
(Mijn Strijd)
door
Adolf Hitler
Achter Max Vandenburg opende de stad Stuttgart spottend zijn armen.
Hij was daar niet welkom en hij probeerde niet achterom te kijken terwijl het oudbakken brood in zijn maag uiteenviel. Hij schoof een paar keer wat heen en weer en zag de lichtjes in aantal afnemen tot een handjevol en vervolgens helemaal verdwijnen.
Kijk trots, zei hij tegen zichzelf. Je mag niet bang kijken. Lees het boek. Glimlach ernaar. Het is een geweldig boek – het beste boek dat je ooit hebt gelezen. Negeer die vrouw aan de andere kant. Ze zit nu toch te slapen. Kom op, Max, over een paar uur ben je er.
Uiteindelijk was het erop uitgedraaid dat het geen dagen duurde voordat het volgende bezoekje aan de donkere kamer plaatsvond, maar anderhalve week. Daarna duurde het weer een week tot het volgende bezoek enzovoort, net zolang totdat hij elk gevoel voor het verstrijken van dagen en uren kwijt was. Hij werd nog een keer overgeplaatst naar een andere kleine opslagruimte, waar het iets lichter was en waar hij meer bezoek en eten kreeg. De tijd begon echter te dringen.
‘Binnenkort vertrek ik,’ zei zijn vriend Walter Kugler tegen hem. ‘Je weet het – het leger.’
‘Het spijt me, Walter.’
Walter Kugler, Max’ jeugdvriend, legde zijn hand op de schouder van de jood. ‘Het kan altijd erger.’ Hij keek zijn vriend in diens joodse ogen. ‘Ik zou jou kunnen zijn.’
Dat was de laatste keer dat zij elkaar hadden gezien. In een hoek van de kamer werd een laatste pakketje achtergelaten, en ditmaal zat er een kaartje bij. Walter sloeg Mein Kampf open en legde het erin, bij de plattegrond die hij met het boek zelf had meegebracht. ‘Pagina dertien,’ zei hij glimlachend. ‘Dat brengt vast geluk, denk je ook niet?’
‘Vast wel,’ en de twee mannen omhelsden elkaar.
Toen de deur dichtviel, deed Max het boek open en bekeek het kaartje. Stuttgart naar München naar Pasing. De trein vertrok over twee dagen, ’s avonds, net op tijd om de laatste aansluiting te halen. Het laatste stuk zou hij gaan lopen. De plattegrond zat al in zijn hoofd, in vieren gevouwen. De sleutel zat nog steeds aan de binnenkant van het boek geplakt.
Een halfuur later liep hij naar het pakketje en maakte het open. Behalve voedsel, zaten er nog een paar dingen in.
DE EXTRA
INHOUD
VAN WALTER KUGLERS
GESCHENK
Een scheermesje.
Een lepel – omdat die nog het meest op een spiegel leek.
Scheerzeep.
Een schaar.
Toen hij er wegging was de voorraadkamer leeg, op de vloer na.
‘Dag,’ fluisterde hij.
Het laatste wat Max zag was het kleine hoopje haar dat bij de muur lag.
Dag.
Met een gladgeschoren gezicht en ongelijk geknipt, maar keurig gekamd haar, liep hij als een nieuw mens het gebouw uit. Eigenlijk liep hij naar buiten als Duitser. Wacht eens even, hij was een Duitser. Of liever gezegd, dat was hij geweest.
In zijn maag voelde hij de elektrische combinatie van voedsel en misselijkheid.
Hij wandelde naar het station.
Hij liet zijn kaartje en persoonsbewijs zien en nu zat hij in een kleine coupé van de trein, midden in de schijnwerpers van het gevaar.
‘Papieren.’
Dat was het woord dat hij vreesde.
Het was al erg genoeg toen hij op het perron werd aangehouden. Hij wist dat hij dat geen tweede keer kon verdragen.
De trillende handen.
De geur – nee, de stank – van schuldgevoel.
Hij kon het echt niet nog een keer verdragen.
Gelukkig kwamen ze al vroeg langs en vroegen ze alleen om zijn kaartje en nu was er alleen nog maar een raam met kleine stadjes en dorpjes, concentraties van lichtjes, en de vrouw die aan de andere kant van de coupé zat te snurken.
Het grootste deel van de reis zat hij zich door het boek heen te werken en deed hij zijn best om niet op te kijken.
De woorden hingen nutteloos rond in zijn mond.
Terwijl hij de bladzijden omsloeg en het ene hoofdstuk na het andere las, waren het vreemd genoeg slechts twee woorden die hij proefde.
Mein Kampf. Mijn strijd.
De titel, steeds opnieuw, terwijl de trein doormurmelde, van het ene Duitse stadje naar het andere.
Mein Kampf.