EEN HEEL BOOS MEISJE
ENIGE
STATISTISCHE INFORMATIE
Eerste gestolen boek: 13 januari 1939
Tweede gestolen boek: 20 april 1940
Verstreken tijd tussen voornoemde gestolen boeken:
463 dagen
Als je er luchthartig over zou doen, zou je kunnen zeggen dat er niet veel meer voor nodig was dan een beetje vuur en wat menselijk geschreeuw. Je zou zeggen dat dat alles was wat Liesel Meminger nodig had om haar tweede gestolen boek in handen te krijgen, ook al rookte het in haar handen. Ook al stak het haar ribben in brand.
Het probleem echter, is het volgende:
Dit is niet het moment om luchthartig te doen.
Dit is niet het moment om maar half te kijken, je even om te draaien of in de pannen te roeren – want toen de boekendief haar tweede boek stal, speelden er niet alleen veel verschillende factoren een rol in haar honger om dit te doen, maar was het stelen zelf ook aanleiding voor de essentie van wat er nog te gebeuren stond. Het verschafte haar een plek om verder te gaan met boeken stelen. Het inspireerde Hans Hubermann een plan te verzinnen om de joodse vuistvechter te helpen. En voor mij was het eens te meer een bewijs dat de ene kans rechtstreeks tot een andere leidt, zoals gevaar tot meer gevaar leidt, leven tot meer leven, en dood tot meer dood.
In zekere zin was het het noodlot.
Want zie je, de meeste mensen beweren dat nazi-Duitsland was gegrondvest op antisemitisme, een ietwat overijverige leider en een natie van door haat gedreven dwepers, maar het zou allemaal tot niets hebben geleid als de Duitsers niet zo’n voorliefde hadden gehad voor een bepaalde bezigheid – dingen verbranden.
De Duitsers staken graag van alles in brand. Winkels, synagogen, Reichstags, huizen, persoonlijke bezittingen, vermoorde mensen en, natuurlijk, boeken. Ze waren dol op een goede boekverbranding – die mensen die van boeken hielden de kans gaf om bepaalde publicaties in hun bezit te krijgen waar ze anders nooit aan hadden kunnen komen. Een van de mensen voor wie dit gold was, zoals wij al weten, een graatmager meisje, Liesel Meminger genaamd. Ze mocht dan vierhonderddrieënzestig dagen hebben gewacht, maar het was het waard. Tegen het eind van een middag met veel opwinding, veel mooie boosaardigheid, een met bloed doordrenkte enkel en een tik van een geliefde hand, bemachtigde Liesel Meminger haar tweede succesverhaal. Het Schouderophalen. Het was een blauw boek met rode letters op de kaft en een kleine afbeelding van een koekoek onder de titel, ook in het rood. Achteraf schaamde Liesel zich helemaal niet dat ze het had gestolen. Integendeel, het kleine beetje iets dat ze in haar maag voelde had meer weg van trots. En het waren woede en blinde haat die haar verlangen om het te stelen hadden gevoed. Sterker nog, op 20 april – de verjaardag van de Führer – toen zij het bewuste boek onder een berg rokende as vandaan griste, was Liesel een heel boos meisje.
De vraag was natuurlijk, waarom?
Waar was ze zo boos om?
Wat was er om boos om te zijn?
Wat was er de afgelopen vier, vijf maanden gebeurd om uit te monden in dit gevoel?
Kort gezegd liep het antwoord van de Himmelstraat naar de Führer, naar de onvindbare verblijfplaats van haar echte moeder, en weer terug.