Dag nul(de kleine uurtjes)

Nog vijf uur over

‘Sorry,’ zei Matt schor, waardoor Maeve ineens wakker schrok.

‘O, je leeft,’ zei ze. ‘Neem me niet kwalijk, hoor. Dat we je leven hebben gered en zo, maar daar moet je mij niet op aankijken. Ik had je gewoon dood laten gaan.’

‘Het spijt me echt ontzettend, Maeve.’ Hij liet zijn tranen de vrije loop, het toonbeeld van een gebroken man. ‘Maar ik kon je niet meer helpen. Niets kon je meer helpen.’

‘Je hoeft mij niet de schuld te geven.’

‘Ik was voor jou niets anders dan een herinnering aan wat er was gebeurd. En ik wilde niets liever dan hem vermoorden. Ik was woest en die boosheid liet me geen moment met rust, tot ik er uitgeput van was.’

‘Nou en? Dacht je dat ik het leuk vond?’

‘Ik had het niet moeten doen. Maar zo dacht ik er niet over toen ik het deed. Ik was aan het eind van mijn Latijn. Ik had het gevoel dat ik niets meer voor je kon doen.’

‘Dat klopt. Je wordt hier om zeven uur ontslagen. Kom daarna maar naar de flat. Dan kan ik ondertussen alvast beginnen met het inpakken van je spullen.’

‘Waar moet ik dan naartoe?’

‘Wat kan mij dat nou schelen? Je wilde liever dood dan bij mij blijven, dus vraag me nu niet om een onderkomen voor je te zoeken.’

‘Hoe moet ik dan thuiskomen?’

‘Met de bus. Of pak een taxi.’

‘Wacht je niet op me?’

‘Nee.’

Lydia stopte langs het trottoir. ‘Uitstappen,’ beval ze.

‘Maar we zijn er nog niet,’ zei haar passagier, een jonge man.

‘Ik heb je gewaarschuwd. Meer dan eens. Als je niet ophield met het zingen van Neil Diamond-liedjes zou ik je de auto uit zetten. Maar je ging gewoon door, dus hupsakee. Wegwezen.’

Terwijl hij binnensmonds iets mompelde over idiote wijven stapte hij toch maar uit en ze spoot weg met piepende banden. Misschien kon ze maar beter haar taxilicht een tijdje uitzetten. Het werd een beetje riskant om weer een vrachtje op te pikken. Ze liep niet echt over van liefde en vrolijkheid.

Die kluns van een Hathaway. Het lag voor de hand dat hij nog steeds stapelgek was op die gouvernante. Nou, de mazzel ermee. Ze hadden precies de goeie leeftijd voor elkaar, ze waren allebei praktisch bejaard en het kon Lydia geen bal schelen, ze had hem eigenlijk nooit echt zien zitten, het was allemaal puur voor de lol geweest. Maar het was alleen zo, nou ja… zo klúnzig van hem…

Ze zat in zichzelf te praten. Dat was niet zo mooi. Ze keek om zich heen. Waar zat ze precies? Ergens midden in ‘Sweet Caroline’ was ze het spoor bijster geraakt. O ja, ze zat in Parkgate Street. Eugene’s was niet zo gek ver weg. Daar kon ze maar beter naartoe gaan, een fikse dosis suiker naar binnen werken en lekker tekeergaan over haar passagiers tegen iedereen die maar wilde luisteren.

‘Heb je donuts?’ vroeg ze aan Eugene. ‘Met banketbakkersroom?’

‘Ja hoor.’

‘Geef me er om te beginnen maar twee. En misschien wil ik er straks nog meer.’

Ze keek om zich heen, op zoek naar een plekje om te gaan zitten en…

Wacht even, misschien is alles nog niet verloren, want…

… daar aan de andere kant van de bewasemde kroeg zat niemand anders dan die Arme Klootzak, alias Gilbert.

Hij zou waarschijnlijk nooit mijn eerste keus zijn geweest, maar we zijn inmiddels zover gevorderd dat er niet veel mogelijkheden overblijven.

Ze keken elkaar strak aan en hij begon zich tussen de mensen door te worstelen, op weg naar haar. En daar was hij dan. Met die wimpers. En die gave kleren. Die stem.

‘Ha, die Lydia.’

‘Ha, die Gilbert.’

‘Hoe gaat het met je?’ Hij zag er een beetje schaapachtig uit.

‘Met mij prima. En met jou?’ Ze nam aan dat ze er zelf ook een beetje schaapachtig uitzag.

‘Ja, uitstekend hoor.’

‘Ik heb je al een tijdje niet meer gezien.’ Niet meer sinds ik je belazerd heb.

‘Nee.’ En nadat ik je ook bekend had dat ik je belazerd had.

‘Hoe gaat het met de jongens?’

‘Goed.’

‘Maken jullie nog steeds ruzie over die luchtverfrissers?’

‘Hè? O. Nee, niet zo vaak meer.’

‘Echt niet?’ En daar hadden ze zo driftig over zitten bakkeleien. Alsof het een essentieel deel van hun leven was. Nou ja, dacht ze, alles verandert. ‘Doe ze de groeten maar.’

‘Zal ik doen. Gaan de zaken goed?’

‘Geweldig. En voor jou?’

‘Ook geweldig.’ Er viel een korte stilte. ‘Nou Lydia…’ Hij sperde zijn ogen wijd open en spreidde zijn armen, kennelijk verbaasd omdat er verder niets te vertellen viel. ‘Pas goed op jezelf.’

‘Jij ook.’

Hij draaide zich met een gracieus gebaar om en stond op het punt voorgoed uit haar leven te verdwijnen toen ze hem terugriep. ‘Kom eens hier, Gilbert, ik wil je nog iets vragen.’

Hij leek een tikje geschrokken. ‘Wat dan?’

‘Heb je soms een vrouw en zes kinderen in Lagos?’

Hij barstte in lachen uit, met stralende witte tanden. ‘Ik? Een vrouw en kinderen? Nee hoor, Lydia.’

‘Wat zal Poppy teleurgesteld zijn.’ Haastig vuurde ze nog een vraag af. ‘Ben je echt allergisch voor eieren?’

Dat ging te snel. Hij had geen tijd om een smoes te bedenken. ‘… Eh… nee.’

‘Waarom zei je dan van wel, sukkel?’

Daar moest hij even goed over nadenken. Toen haalde hij zijn schouders op. ‘Af en toe is het leven op zich niet genoeg. Als de waarheid niet bepaald interessant is, dan moet ik… ach, je weet wel.’

‘Misschien wel, ja. Bedankt.’

Plotseling zag ze dat er een tafeltje vrijkwam omdat vier mannen weggingen. ‘Dat is voor mij. Doei!’ Ze schoot de kroeg door, gooide haar tas op de ene stoel, haar sweatshirt op de tweede en plofte zelf op de derde, in de hoop dat het genoeg was om te voorkomen dat een of andere loslopende figuur zou vragen: Is deze plek vrij?

‘Eugene,’ riep ze naar de bar. ‘Ik zit hier. Kom maar op met die donuts.’ En daarmee was alles weer op z’n pootjes terechtgekomen. Ze had een zitplaats, een stevige dosis suiker was onderweg en niemand zat liedjes van Neil Diamond te zingen. Ze zag niet eens dat Gilbert de deur uit liep. Een aantrekkelijke man in een vrij bespottelijk colbertje, die vroeger haar vriend was geweest.

Ze was hem alweer vergeten.

‘Een moment, lieve kind!’ Jemima kon Maeve nog net in de kraag grijpen toen ze met grote stappen om het scherm liep waarachter Matt schuilging en op weg wilde naar de uitgang. ‘Ga je weg?’

‘Klopt.’

‘Zonder Matthew?’

Matthew heeft geprobeerd zelfmoord te plegen. Matthew heeft duidelijk gemaakt dat hij niet bij mij wil blijven.’

Sarcasme paste helemaal niet bij haar, dacht Jemima. Ze was veel te lief om het overtuigend te brengen. Veel lawaai, maar weinig wol.

‘Het is heel belangrijk dat we even met elkaar praten, Maeve. Je voelt je nu alleen maar boos en verraden, toch zijn er bepaalde dingen die je absoluut moet weten. Bijvoorbeeld dat de meeste mannen die zelfmoord willen plegen zich ophangen. Met andere woorden: het staat vrijwel vast dat Matthew hoopte dat hij gevonden zou worden.’

Maeve staarde stug in de verte. ‘Ik vergeef het hem nooit.’

‘Och, wat melodramatisch, lieve kind. Denk eens goed na. Hij moest toch íéts doen? Hoeveel jaren had jij dan nog op die bank willen blijven liggen, starend naar die ellendige buis, terwijl je je volpropte met zoetigheid?’

Maeves gezicht begon te gloeien van schrik.

‘Ja. De waarheid kan pijnlijk zijn, Maeve. Maar feiten blijven feiten. Jullie zaten vast. Er moest iets gebeuren. En vertel me nu niet dat jij nooit hebt overwogen om er een eind aan te maken.’

‘Hoe weet u…’

‘Je was wanhopig,’ zei Jemima luchtig. ‘Dat overkomt wanhopige mensen altijd als ze voor het blok worden gezet en geen uitweg meer zien.’

‘Hebt u ook wel eens zelfmoordneigingen gehad?’ vroeg Maeve nieuwsgierig.

‘Ik? O nee, lieverd. Helaas zit ik niet zo in elkaar. Ik vermoed dat het een kwestie van genen is. Want ik heb in mijn leven genoeg zorgen gekend. Giles en ik hadden dolgraag zelf kinderen willen hebben, maar die zijn ons nooit gegund. Wanhoop zou een logische reactie zijn geweest, maar nee, ik ploeterde gewoon door en ging soep koken voor mensen die dat nodig hadden en zo.’ Ze zat heel even dromerig voor zich uit te kijken, voordat ze met twee voeten op de grond terechtkwam en energiek in haar handen klapte. ‘Goed, over jou en Matthew. Jullie moeten een baby krijgen.’

Maeve wierp haar een lange, vijandige blik toe en vroeg toen: ‘Waarom?’

‘Redenen te over. Jullie verhouding zal een nieuw elan krijgen. Je zou de macht van je eigen lichaam voelen in plaats van die betreurenswaardige kwetsbaarheid. Jullie zouden behalve elkaar nog iemand hebben om van te houden. Een baby zal de onschuld terugbrengen die jullie beiden is ontnomen.’

Het duurde even voordat Maeve antwoord gaf. ‘En dat zal dan… alle sporen uitwissen van wat er is gebeurd?’

Jonge mensen! Waar haalden ze toch het idee vandaan dat het leven zo zwart-wit was?

Een tikje vriendelijker zei Jemima: ‘Wat gebeurd is, is gebeurd. Dat kan niet ongedaan gemaakt worden. Jij bent erdoor veranderd, Matthew is erdoor veranderd, maar nu moet je er gewoon mee leren leven.’

Maeve zat diep na te denken. ‘Dus moet er een baby komen? Is dat de toekomst die u voor mij ziet? Zoals Sissy zei?’

O lieve hemel. Die jonge meisjes en het geloof dat ze hechtten aan een mysticus zus en een waarzegster zo, zonder ook maar enig vertrouwen te hebben in hun eigen zelfstandigheid. Nou ja, als dat de doorslag kon geven… ‘Dat is de toekomst die ik voor je zie. Je hebt de keus, Maeve. Je kunt je erbij neerleggen of je kunt de uitdaging aanvaarden en gaan vechten om…’ Een plotselinge pijnscheut in de buurt van Jemima’s lever maakte dat ineens het wit van haar ogen te zien was.

‘Jemig!’ riep Maeve uit. ‘Wat is er aan de hand? Voelt u zich wel goed?’

‘Prima, hoor. Een beetje pijn in mijn buik. Waarschijnlijk van al die opwinding.’

‘Wilt u niet gaan zitten?’

‘Nee, dank je wel, dat is heel lief van je. Maar ik moet nu echt naar huis. Toch wil ik je dringend vragen om op Matthew te wachten. Het is nu halfvijf en over tweeënhalf uur zal hij ontslagen worden. Zo lang kun je toch wel wachten?’

Maeve beet op haar lippen. Ze wilde helemaal nooit meer iets voor Matt doen, maar doordat Jemima ineens pijn in haar buik had gekregen sloeg de meter van fatsoen door in Jemima’s voordeel.

‘Ik verzeker je,’ zei Jemima, terwijl een nieuwe pijnscheut haar bijna de adem benam, ‘ik verzeker je, Maeve, dat je op een dag weer gelukkig zult zijn. Je leven zal beter worden.’

‘Weer net als vroeger?’

Jemima zuchtte. ‘Een mens kan nooit terug. Dat weet je best.’

‘Maar wat moet ik dan doen?’

Waar haalden ze toch dat idee vandaan dat Jemima overal een antwoord op had? ‘… Misschien zou je eens kunnen proberen… om verder te gaan.’

 

Nog vier uur

Een rivier vol bloed waar hij doorheen moest waden. Het dwarrelde om zijn benen en hij probeerde verder te lopen, maar de stroom was te sterk en… Conall schrok happend naar adem wakker. Hij had midden in een nachtmerrie gezeten, vol met bloed en… Maar nu was hij wakker. Zijn hart klopte in zijn keel, maar hij lag in zijn eigen bed, alles was in orde. Zijn wekker stond op 4.45 uur, dus hij kon nog een paar uurtjes blijven slapen. Maar toen dacht hij ineens: Het bad.

Dat zat nog steeds vol met Matts bloed. Toen hij samen met die eikel Fionn Matts glibberige lichaam uit het water had ge-hesen, waren ze geen van beiden heldhaftig genoeg geweest om een hand in het water te steken en de stop eruit te trekken. Dat mocht Maeve bij thuiskomst niet aantreffen. Misschien was ze al thuis, maar voor het geval het nog niet te laat was, moest Conall er meteen naartoe. Bij de gedachte dat hij weer terug moest naar dat afschuwelijke kleine vertrek kreeg hij overal kramp, maar het moest gebeuren.

Vermoeid en met een dof, ellendig gevoel klapte hij in zijn handen. Het licht ging aan en ineens bezwoer hij zichzelf dat hij korte metten zou maken met dat stomme licht, zodat het weer gewoon met een schakelaar bediend kon worden. Zelfs als hij helemaal alleen was, was het een bespottelijk gevoel om zo in je handen te klappen. Hij rukte de kast open en schoot in de eerste de beste spijkerbroek die hij kon vinden. Daarna ging hij op zoek naar een overhemd of een T-shirt waarvan het niet erg was dat er bloed op zou komen. Maar al zijn kleren waren duur en wat maakte het trouwens uit?

Katie werd met een vreselijke schok wakker en meteen schoten alle akelige gebeurtenissen van de avond ervoor weer door haar hoofd: de sleutel die nog steeds in het slot zat, de deur die versplinterde en kapotging, Conall die in de hal verdween, zijn stem die haar naam riep en – echt het allerergste – haar eerste aanblik van Matt die levenloos in het rode water dreef. Hoewel het vast niet langer dan een paar seconden had geduurd, had ze toch het gevoel alsof ze urenlang in de deuropening had staan kijken in een vergeefse poging het macabere schouwspel voor haar te begrijpen. Matt? Matt? Die jonge, vrolijke, glimlachende Matt, díé Matt? Wat deed hij daar nou, zo wit als een doek en levenloos, drijvend in een bad vol met zijn eigen bloed… Het bad, besefte ze ineens terwijl haar hart samenkromp. Daarom was ze wakker geworden.

Zou het nog steeds vol water staan? Als dat zo was, dan moest ze het meteen leeg laten lopen en schoonmaken. En de bebloede handdoeken die ze op de vloer hadden gegooid moesten ook gewassen worden voordat Maeve thuiskwam. Ze zwaaide haar benen uit bed en toen drong ineens tot haar door dat Fionn er niet was. Hij was gaan stappen en kennelijk niet teruggekomen. Nadat hij zich uit de voeten had gemaakt, had ze geen zin gehad om naar bed te gaan. Ze was zelfs een beetje bang geweest en had zich op de bank genesteld. Terwijl ze lag te wachten tot hij terugkwam, had ze allerlei rotzooi op tv voorbij zien komen. Als hij thuis zou zijn voordat zij in bed lag, dan was er niets aan de hand. Tegen twee uur was ze zo koud geweest en ze had zich zo raar gevoeld dat ze toch maar onder de wol was gekropen, terwijl ze zich inprentte dat ze niet in slaap mocht vallen. Op de een of andere bijgelovige manier was ze ervan overtuigd geweest dat het een ramp zou zijn als ze in slaap viel. Maar ze was kennelijk toch weggedommeld en inmiddels was het vijf uur en hij was nog steeds niet thuis. De kans bestond dat hij beneden was, bij Jemima, maar zelfs dan zou min of meer de doodsklok luiden: daar had hij al weken niet meer geslapen.

Ze waren eindelijk weer met twee benen op de grond terechtgekomen, dat was het. Wekenlang hadden ze rondgezweefd in een bruisende dans, huppelend en lachend, waarbij ze de werkelijkheid net een stapje voor bleven en met volle teugen genoten. Maar ondertussen was ze voortdurend voorbereid geweest op zoiets als dit. Ze had voorspeld dat zijn programma een groot succes zou worden en hem naar zijn hoofd zou stijgen, of dat zijn programma helemaal niet aan zou slaan en hij terug zou gaan naar Pokey. Het was niet precies zo gelopen als zij had voorspeld, het succes was uitgebleven, maar het was hem toch naar het hoofd gestegen. En er was maar één vervelend voorval nodig geweest om aan te tonen hoe weinig steun ze aan elkaar hadden.

Ze kon de herinnering aan Fionns onverschilligheid ten opzichte van Jemima niet van zich afzetten, net zomin als zijn gebrek aan inlevingsvermogen ten opzichte van Maeve, maar toch had ze nog steeds geen hekel aan hem. Nu nog niet, tenminste, maar wie wist hoe ze daar over een uur, een dag, of een week over zou denken? Er was hem in veel te korte tijd veel te veel overkomen. Je moest wel heel stevig in je schoenen staan om niet te veranderen bij al die aandacht waarmee hij de laatste tijd overstelpt was.

En om heel eerlijk te zijn: ze was ook bekaf. Ze was verdorie afgepeigerd van al die late avonden vol uitspattingen, drank en seks. Haar huid was aan flarden, ze had al wekenlang de was niet meer gedaan en op haar werk was ze zo lui geweest dat het ronduit schandalig was.

En nu ze het toch over werk had, de bedrieglijke manier waarop ze Fionn de laatste tijd behandelde – alsof hij een van haar artiesten was – beviel haar allerminst. Al die beloften dat alles in orde zou komen, dat bevóógdende gedoe…

Ineens kreeg ze het vreemde idee – eigenlijk heel vreemd voor een vrouw die zo over voedsel dacht als zij – dat samenzijn met Fionn net zoiets was als constant chocola eten. In theorie zou dat zalig moeten zijn, maar zo nu en dan had je toch ook behoefte aan iets gezonds.

Er lag een sweaT-shirt met een capuchon op de stoel naast het bed en dat trok ze over haar pyjama aan, voordat ze in een paar schoenen met halfhoge hakken schoot. Ze voelde zich iets te onzeker voor echte naaldhakken. Daarna viste ze een badkamerreiniger, rubberhandschoenen en een paar sponzen uit het gootsteenkastje en glipte de trap af naar de flat op de begane grond. In het licht van de straatlantaarns zag ze dat er een nooddeur van ongeverfd triplex in de flat van Matt en Maeve was gezet, voorzien van een gloednieuw, glimmend slot. Een paar al even glimmende sleutels lag op het haltafeltje.

Het enige wat ze hoefde te doen was een van die sleutels oppakken en naar binnen gaan, maar ineens had ze daar geen zin in. Toen kreeg ze plotseling een vreemd gevoel. Ze besloot de voordeur open te doen, de deur naar de straat, omdat Conall Hathaway buiten zou staan te wachten.

Ze draaide de knop om, trok de deur open en daar op de stoep stond… ‘Conall?’

‘Katie?’

Wat gebeuren er toch veel rare dingen, dacht ze. Ik kan ze niet eens allemaal bijhouden.

‘Het is vijf uur in de ochtend,’ zei ze.

‘Kwart over.’ Hij keek op zijn horloge en wierp haar toen een stomverbaasde blik toe. ‘Ik wilde net bij jou aanbellen om naar binnen te gaan. Kijk maar.’ Hij liet zijn hand zien. ‘Ik stond net op het punt om dat ding met jouw naam in te drukken. En toen… stond je ineens voor mijn neus.’

‘Ik zal je auto wel gehoord hebben of zo,’ zei Katie vaag. ‘Ben je op zoek naar Lydia?’

‘Die is aan het werk.’ Dat zat er tenminste dik in, haar auto was in geen velden of wegen te zien. En hij was niet van plan om Katie te vertellen dat ze hem de bons had gegeven. ‘Ik werd onge-veer een halfuurtje geleden wakker, schoot overeind en het eerste wat ik dacht, was: dat bad!’

‘Ik ook.’ Katie wees naar haar schoonmaakspullen. ‘Ik wilde niet dat Maeve…’

‘… bij haar thuiskomst die verschrikking zou zien…’

‘… dus ik dacht, laat ik maar naar beneden gaan en…’

‘… het bad laten leeglopen en…’

‘… de boel een beetje opruimen.’

Ze schonken elkaar een beverig, aarzelend glimlachje. ‘Wat een leuke schoenen,’ zei hij.

‘We moeten er wel een beetje fatsoenlijk bij blijven lopen. En wat heb jij daar aan?’ Ze liet haar vingertoppen over zijn zwarte trui glijden. ‘Kasjmier? Om bloed op te ruimen?’

‘Ik heb geen flauw idee wat het is,’ zei hij. ‘Maar ik moest iets aan en wat maakt het uit of er bloedspetters op komen?’

Ze knikte somber. ‘Ik weet precies wat je bedoelt. Je gaat alles inderdaad ineens in een bepaald perspectief zien. Maar het komt weer helemaal in orde met hem. Fionn zegt dat ze hem vier liter bloed hebben gegeven en dat hij vanochtend weer naar huis mag.’

Conall knikte. ‘Kende jij hem? Matt?’

‘Ik groette hem in het voorbijgaan. En jij?’

‘Alleen van gezicht.’

‘Maar toch.’

‘Ja… Ik dacht dat Maeve misschien al thuis zou zijn,’ zei Conall.

‘Fionn zei dat ze om middernacht nog steeds op de spoedeisen-de hulp was…’

‘… en de sleutels liggen daarginds…’

‘… dus ik denk dat we wel naar binnen kunnen gaan…’

Ze stapten naar binnen in de stille flat en liepen door het korte gangetje naar de badkamer. Conall duwde met zijn vingertoppen tegen de deur, die meteen openzwaaide, en daar was het dan, een bad vol bloed. Nog roder en nog angstaanjagender dan in zijn herinnering.

Hij slikte hoorbaar. ‘We kunnen de stop er maar beter uit trekken.’

Ze keken elkaar even aan.

‘Dat doe ik wel,’ zei Katie.

‘Nee, ik wil…’

Met twee stappen stond Katie naast het bad, stak haar arm in het water, gaf een stevige ruk aan de stop en meteen klonk het gegorgel van weglopend water. ‘Zo.’ Ze probeerde te glimlachen. ‘Dat was dat.’

‘… Eh… Bedankt. Jezus, je bent echt geweldig.’ Hij gaf haar een handdoek om haar arm af te drogen.

Een beetje verlegen haalde ze haar schouders op. ‘Het viel best mee, hoor.’

‘Ik had er helemaal geen zin in.’

‘Ik denk niet dat er iemand bestaat die daar echt zin in zou hebben.’

‘Ik dacht dat hij dood was,’ zei Conall. Hij klonk een beetje hees. ‘Toen ik binnenkwam. Het was echt afschuwelijk. Ik zal het nooit vergeten.’

‘Het rare was, dat ik maar niet begreep wat ik voor me zag,’ zei Katie. ‘Ik snapte er gewoon niets van.’

‘Ik weet precies wat je bedoelt.’

‘Zoals: waarom was het water zo rood?’

‘Ja, en waarom zag hij er zo… je weet wel… uit? Er is niets wat je op zoiets kan voorbereiden.’

‘Nee, niets,’ herhaalde ze nadrukkelijk. ‘Het was het ergste wat ik ooit gezien heb. God…’ Stille tranen begonnen ineens over haar wangen te biggelen.

‘Niet huilen!’ Conall legde aarzelend zijn hand op haar schouder en toen ze bleef huilen, trok hij haar onhandig tegen zich aan. ‘Hij wordt weer beter.’

‘Maar het is zo triest.’ Ze stond zichzelf toe even tegen hem aan te leunen, tegen het zachte materiaal van zijn trui. Het was zo fijn om je even te laten gaan. ‘Wat moeten ze wel niet hebben meegemaakt? Dat het hierop uitliep?’

Hij legde zijn kin op haar hoofd en ze huilde uit tegen zijn trui. Toen ze geen tranen meer over had, stapte ze achteruit. ‘Het gaat wel weer.’

‘Zeker weten?’

‘Ja, hoor, prima. Bedankt.’ Maar zijn armen om haar heen hadden haar zo’n fijn en zo’n goed gevoel gegeven, dat ze onverwacht het idee kreeg dat zij en Conall hierna misschien toch wel vrienden konden blijven.

‘Laten we de boel maar gaan opruimen.’

‘Oké.’ Conall pakte de bebloede handdoeken van de grond. ‘Wat moet ik hiermee?’

‘Stop ze maar in de wasmachine en… O, waarschijnlijk heb je geen flauw idee hoe je die aan moet zetten.’

‘Ja, natuurlijk wel.’

‘Laat me dat dan maar eens zien.’

‘Kom op, dan!’ Met de stapel handdoeken onder zijn arm liep hij door de gang naar de bijkeuken, stopte de hele bundel in de wasmachine en klapte het deurtje dicht.

‘Nu moet je hem aanzetten,’ zei Katie. ‘Maar wel op het goede programma.’

‘Dat weet ik best.’ Hij draaide aan een paar knoppen – zo moeilijk kon dat toch niet zijn? – en wachtte tot er iets gebeurde.

‘Waspoeder,’ zei Katie, en ze gaf hem de doos aan.

‘O ja, dat was ik bijna vergeten.’ Hij rukte de deur weer open en stond net op het punt om de halve doos erin te mikken, toen Katie hem tegenhield.

‘Nee, nee, niet daarin,’ lachte ze. Ze voelde zich zelfs een beetje lichtzinnig. Dat zou de nawerking van de shock wel zijn. ‘Je hebt echt geen flauw idee, hè?’

Hij keek haar aan. Hij had nog nooit toegegeven dat hij iets niet wist.

‘Deze machine is natuurlijk een ander model dan de mijne.’

Ze bleef hem strak aankijken, met twinkelende ogen, tot hij de zijne neersloeg en toegaf: ‘Oké, ik heb geen flauw idee.’

‘Geweldig,’ zei Katie bijna vrolijk. ‘Dat is alles wat ik wilde horen.’

Ze deed het waspoeder in de machine, zocht het juiste programma op en toen de machine begon te draaien gingen ze terug naar de badkamer. Samen boenden ze het bad en de vloer schoon en poetsten de rode spetters op de muur en de tegels weg tot er geen spoor van bloed meer te zien was. Ze zeiden geen woord tot ze klaar waren. ‘Dat was het wel, volgens mij. Gebeurd.’ Met nog één zwaai van haar spons veegde Katie de laatste vlek weg en liet zich toen op de grond zakken, met haar rug tegen het bad. ‘God, dat viel niet mee.’ Met de mouw van haar sweaT-shirt veegde ze het zweet van haar gezicht.

‘Maar het geeft wel een goed gevoel.’ Conall ging ook op de grond zitten en leunde tegenover haar tegen de muur.

‘Ja, dat wel.’

Katie putte moed uit de vreemde, haast feestelijke stemming en besloot dat ze het risico wel durfde te nemen. ‘Kom eens hier, Conall. Mag ik je iets vragen? Iets wat ik altijd al heb willen weten.’

‘Ga je gang.’

‘Spreek je Portugees?’

‘Och, je weet wel. Genoeg om me te kunnen redden.’

‘Echt waar? Zweer je dat?’

‘Ja.’

‘Maar hoe kon Jason dat weten?’

‘… Eens even nadenken…’ Conall trommelde met zijn vingers tegen zijn lippen. ‘O ja! Ik heb hem ontmoet tijdens een of ander feestje van de Portugese Kamer van Koophandel. Zijn verloofde, of zijn vrouw, moet ik nu zeggen, denk ik, is een Portugese. Maar dat weet je vast wel.’

‘Ik ben in ieder geval blij dat je niet over alles hebt gelogen.’

Hij wierp haar een ontzette blik toe.

‘O, toe zeg. Je hoeft me niet zo aan te kijken.’

‘Katie,’ zei hij dringend, ‘ik ben echt veranderd.’

‘Wat een geluk voor Lydia. Heb ik niet altijd tegen je gezegd dat het meisje na mij de vruchten zou plukken van het werk dat ik heb verzet?’

‘Ja, maar Katie…’

‘Ik dacht al dat ik stemmen hoorde.’

Conall en Katie keken met een ruk om. Jemima stond op de drempel van de badkamer. Haar achtentachtig jaren hadden stuk voor stuk hun stempel op haar achtergelaten.

‘Ik wilde er zeker van zijn dat het bewijs van die domme streek van Matthew verwijderd zou zijn voordat Maeve met hem thuiskomt. Maar ik zie dat jullie twee gedienstige zielen me voor zijn geweest.’

 

Nog twee uur

Nadat Jemima Maeve had overgehaald om in het ziekenhuis te blijven wachten tot ze om zeven uur samen met Matt naar huis kon, moest ze nog één goede daad doen, en echt, ze had het niet beter kunnen treffen. Dat Katie en Conall hier na gedane arbeid zo gezellig bij elkaar zaten! Het leven was een kwestie van timing. En hetzelfde gold voor de dood.

Ze drukte de rug van haar hand tegen haar voorhoofd en permitteerde zichzelf een keurige flauwte, waarbij ze als een accordeon in elkaar zakte.

‘Jezus!’ Conall sprong op en kon haar nog net opvangen voordat haar knieën de grond raakten. ‘Voelt u zich wel goed?’

Nou nee, lieverd, niet echt. Ik ben net uiterst beschaafd flauwgevallen.

‘Volgens mij kunt u beter even gaan liggen.’ Hij keek hulpzoekend naar Katie, die knikte.

‘Als Conall je ondersteunt, denk je dat je dan de trap op kunt naar je eigen huis, Jemima?’ vroeg Katie.

‘Ik denk het wel,’ zei Jemima vaag. Wat was Katie toch verstan-dig. Het zou bepaald geen leuke thuiskomst zijn voor Matthew en Maeve als ze daar een zieke oude vrouw languit op hun bank zouden aantreffen. En Jemima had nog een paar plannetjes, die ze liever meteen ten uitvoer wilde brengen zonder daarbij gestoord te worden.

Conall stond erop om Jemima naar haar eigen flat te dragen, waar hij handig tussen alle zware meubels in de voorkamer door laveerde om haar voorzichtig op de divan te leggen. Nurks scharrelde bezorgd rond, als een bemoeizieke oude vrouw.

‘Ik moet me verontschuldigen,’ mompelde Jemima. ‘Voor al dat dramatische gedoe.’

‘We zijn allemaal een beetje uit het lood geslagen sinds gisteravond,’ zei Katie.

‘Kunnen we iets voor je halen?’ vroeg Conall. ‘Een glaasje water? Heb je pillen?’

‘Lieve hemel, nee,’ zei Jemima. ‘Ik heb helemaal niets nodig. Alleen…’

‘Alleen wat?’ vroeg Katie. ‘Moeten we Fionn voor je halen?’ Er verscheen een bezorgde blik op haar gezicht waaruit duidelijk te lezen viel: Maar ik weet niet waar hij is.

‘Ik heb geen behoefte aan Fionn, waar hij ook mag zijn.’ Ook al hield Jemima nog zoveel van hem, ze had nu andere dingen aan haar hoofd. ‘Maar zouden jij en Conall het heel erg vinden om een tijdje bij me te blijven zitten? Het zal niet lang duren, dat beloof ik je.’

‘Natuurlijk willen we dat wel,’ zei Katie.

‘Ja hoor,’ deed Conall ook een duit in het zakje.

Wat was Katie toch een lieve meid, dacht Jemima. Ze had geweten dat ze zou blijven. En natuurlijk zou Conall precies doen wat Katie wilde.

Eén ding stond vast, dacht Katie. Fionn had de nacht niet in Jemima’s flat doorgebracht. En dat betekende dat hij ergens anders was geweest, wat op zich weer allerlei mogelijkheden opriep, die haar geen van alle bevielen. Hij had een meisje ontmoet en was met haar naar bed gegaan. Maar nee! Daar moest ze niet aan denken. Niet nu. Een andere keer, als ze ertoe in staat was. Want het was namelijk wel zo dat het haar zou kwetsen, en diep ook. Niet alleen de jaloezie over wat hij dan ook had gedaan in de uren dat hij schitterde door afwezigheid, niet alleen het verdriet om de breuk tussen haar en Fionn – want het leek erop dat zij hun langste tijd samen wel gehad hadden – maar er waren zoveel andere dingen die pijn deden en die door Fionn min of meer gevoelloos werden. Hij had alle verdriet over Conall verdoofd, haar saaie leventje opgepoetst tot een stralend briljantje en haar getoond dat ze zelfs na haar veertigste nog meer dan genoeg had om voor te leven. Maar dat was nu weg, besefte ze. Allemaal op.

Waar ze het meest tegen opzag, was dat ze weer dat afschuwelijke eenzame gevoel zou krijgen dat haar had bekropen toen ze ontdekte dat Conall verkering had met Lydia. Dat had ontzettend veel pijn gedaan en ze had niet het idee dat ze opnieuw de kracht zou kunnen opbrengen om dat nog eens door te maken. Een of andere masochistische neiging kon niet nalaten om daar nu weer even van te proeven, alleen maar om te merken hoe hartverscheurend het was… maar misschien was de hap niet groot genoeg geweest, want ze zat nog steeds verrassend goed in haar vel.

Misschien was ze er wel overheen! Zou dat de bedoeling van Fionn zijn geweest? Om ineens op te duiken en haar te genezen? En om vervolgens, als ze weer oké was, de benen te nemen?

Per slot van rekening was ze samen met Conall en zijn vriendin iets gaan drinken. En ze had heel vriendschappelijk en eendrachtig samen met Conall de badkamer schoongemaakt. En moest je zien hoe ze samen voor die oude dame zorgden.

Of misschien had ze wel een totaal verkeerde indruk van het gedoe met Fionn. Misschien hadden zij en Fionn gewoon alleen maar hun eerste stevige ruzie gehad. Misschien had hij de nacht wel doorgebracht bij Grainne en Mervyn en kon hij nu elk moment binnen komen hollen, stervend van berouw en barstensvol liefde, waarop ze elkaar in de armen zouden vallen en in tranen uit zouden barsten voor ze elkaar vertelden hoe het hun speet en dat dit hun relatie alleen maar sterker zou maken. Dat kon toch best!

Jemima trok een paar haarspeldjes uit haar knot. ‘Ze bezorgen me hoofdpijn,’ zei ze ter verklaring. ‘Ze hebben me de laatste tachtig jaar dagelijks dwarsgezeten en nu heb ik er ineens genoeg van.’

‘Je neemt het niet langer,’ zei Conall.

‘Precies, lieverd!’

‘Daar is het nooit te laat voor.’

‘Hou die gedachte vast, Conall, zoals ze altijd in die Amerikaanse tvprogramma’s zeggen. Goed…’ Jemima ging weer achteroverliggen op de divan. Ze zag er klein en bleek uit. Het loshalen van haar haar had kennelijk veel moeite gekost.

Katie knielde bij de divan neer, voor een zware, met houtsnijwerk versierde mahoniehouten tafel en naast een met uitbundige bloemetjesstof beklede stoel. ‘Zou je het prettig vinden als ik je hand vasthoud?’ Ze begreep instinctief dat Jemima op de een of andere manier gerustgesteld moest worden, maar met die bekak-te protestanten wist je maar nooit. Ze konden zwaar beledigd reageren op elk vertoon van genegenheid.

‘Zou je dat willen doen, lieve meid? Dat zou écht een hele troost zijn.’ Er verscheen een dankbare blik op haar gezicht en ze stak een knokig handje met dikke blauwe aders uit.

‘Ik wil je andere hand wel vasthouden, hoor,’ bood Conall aan.

‘Conall!’ zei Jemima. ‘Dat zou ik echt heerlijk vinden!’

Katie keek hem verbaasd aan. Sinds wanneer deed hij zo aardig tegen oude dametjes? Hij haalde zijn schouders op alsof hij wilde zeggen: En waarom ook niet, verdorie?

Inderdaad, waarom ook niet, verdorie.

Nurks ging in het midden zitten, tussen Katie en Conall in, met zijn wollige kop op Jemima’s schoot, en het enige wat door Katies hoofd schoot, was hoe ontzettend raar dit allemaal was. Zij! Samen met Conall Hathaway! In Jemima’s flat, waar ze haar handen vasthielden. Hoe was deze waanzinnige driehoeksverhouding ontstaan?

Niemand deed een mond open, waarschijnlijk omdat ze allemaal bekaf waren na alles wat er de afgelopen twaalf uur was gebeurd, besefte Katie. Na een poosje begon een bezorgd inwendig stemmetje zich af te vragen hoe lang Jemima verwachtte dat ze bij haar zouden blijven. Voelde ze zich alweer goed genoeg om alleen te kunnen zijn? Maar het leek een beetje onfatsoenlijk om dat te vragen, en trouwens, het zat er dik in dat Conall er zo meteen op een holletje vandoor moest om een vliegtuig te halen. En ondertussen kon ze niet ontkennen dat het haar een onverwacht vredig gevoel gaf om hier op het vloerkleed van Jemima te zitten en haar hand vast te houden. Het enige wat ze hoorde was hun ademhaling, die van Conall, van Jemima en van haar. O ja, en van de hond natuurlijk.

‘Zou ik…’ zei Jemima aarzelend, ‘zou ik… zouden jullie het heel erg vinden als ik jullie om een kleine gunst vroeg?’

‘Vraag maar op,’ zei Conall.

‘Zouden jullie me iets willen vertellen? Ik heb namelijk altijd al dolgraag een typische roddel willen horen.’

 

Nog een uur

Onbekend en vers van de pers kaal triplex, dat nog geschilderd moest worden. Maeve werd boos toen ze hun nieuwe deur zag.

‘Moet je zien,’ zei ze tegen Matt. ‘Dat heb jij op je geweten.’

‘God.’ Hij staarde naar het kale hout, terwijl langzaam tot hem doordrong wat er was gebeurd. Hij zag eruit alsof hij moest overgeven.

‘Ik neem aan dat dit de sleutels zijn.’ Maeve graaide een stel van het haltafeltje en Matt stak zijn hand uit omdat hij verwachtte dat ze die aan hem zou geven, maar ze stond er al een in het slot te proppen.

Ze was weer des duivels. Jemima’s preek had haar gekalmeerd en gedurende een tijdje had ze zich vreemd genoeg vrij hoopvol gevoeld, maar nu was de woede weer terug en dat had zijn weerslag op al haar zintuigen: haar huid voelde vet aan, haar handen lomp, haar ogen prikkend en haar tong gezwollen. Het was zo lang geleden dat ze iets had gevoeld en nu was het allemaal met één klap teruggekomen, waardoor haar lichaam moeite had om het te bevatten.

Het duurde even voordat haar bevende vingers met het nieuwe slot overweg konden. ‘Verdomd kreng,’ mompelde ze. Ze vloekte zelden, dus het gebruik van dat woord gaf haar een bevredigend gevoel. Toen het slot eindelijk openklikte, gaf ze de deur een stevige, lekker harde duw. Het eerste wat haar opviel, was hoe schoon en fris de flat rook. Een van de buren was kennelijk naar binnen gegaan en had alle bewijzen van Matts… Matts… ze wist niet hoe ze wat hij had gedaan moest noemen.

Het was erg aardig geweest van degene die het had gedaan. Het zal Katie wel zijn geweest, dacht ze. Maar ondanks dat toonbeeld van burenliefde kon ze haar woede nog steeds niet inhouden. Het zou Matt goed hebben gedaan om te zien wat hij precies had aangericht.

‘Wil je een kop thee of zo?’ vroeg ze onvriendelijk.

‘Dolgraag.’

Ze zette de waterkoker aan en ging toen naar de slaapkamer, waar ze de grote koffer die onder hun bed stond tevoorschijn haalde. Die hadden ze voor het laatst gebruikt tijdens hun huwelijksreis en aan het handvat zat nog steeds een labeltje van Malaysian Air. Ze pakte de koffer op en smeet die op het bed, waar hij nog een paar keer op en neer hupte voordat ze hem opengooide.

Ze zou met zijn schoenen beginnen. Daar stonden ze, keurig naast elkaar op de bodem van hun kast. Ze begon ze op te pakken en een voor een in de richting van het bed te smijten. Af en toe landde er een in de koffer, maar de meeste vielen ernaast en kwamen op het bed terecht, of botsten tegen de radiator, of met een klap tegen het raam.

Het leek bijna een spelletje en ze begon het zelfs leuk te vinden, zodat het haar speet toen er geen schoenen meer over waren.

Nou ja, inmiddels zou het water toch wel koken, dus ze liep naar de keuken om thee te zetten. Matt zat in de voorkamer op de bank, in elkaar gedoken en beschaamd. ‘Thee.’ Ze duwde hem de mok toe. ‘Ik ben al begonnen met het inpakken van je spullen.’

Zijn gezicht vertrok.

‘O?’ zei ze. ‘Dacht je dan dat ik het niet meende? Nou en of. Echt waar. Het gaat gewoon door.’

‘Maar hoe moet je je dan in je eentje redden?’

‘Daar dacht je ook niet aan toen je gisteren dat bad liet vol-lopen, hè?’

Hij liet zijn hoofd hangen. ‘Dat had ik niet moeten doen.’ Zijn stem klonk gesmoord. ‘Ik wou dat ik het ongedaan kon maken.’

‘Ik zal me best redden in mijn eentje. Beter dan samen met jou te moeten leven en maar af te wachten tot je opnieuw probeert jezelf om zeep te brengen.’ Daar had ze al goed over nagedacht, terwijl ze naast die brancard op de spoedeisende hulp zat. Dat ze Matt de flat uit zou schoppen was puur voor de show, een poging om hem met gelijke munt terug te betalen voor het verdriet dat hij haar had gedaan, want ze ging gewoon weer bij mam en pa wonen. Haar leven was toch voorbij, daar was drie jaar geleden al een eind aan gekomen en daar zou diep in de rimboe ook geen verandering in komen. En als de gekmakende ellende op de boerderij haar te veel werd, kon ze zich nog altijd in de schuur ophangen, of een beetje gaan zitten rotzooien op de rand van de gierput, of iets te dicht in de buurt komen van een oogstmachine. Keus zat. Als je er goed over nadacht, was het eigenlijk een wonder dat boerenarbeiders lang genoeg in leven bleven om hun eenentwintigste verjaardag te vieren.

Ze had al zo lang met de mogelijkheid van doodgaan gespeeld dat het inmiddels een vertrouwde gedachte was. Toegegeven, ze was nooit zo ver gegaan als Matt had gedaan, maar ze wilde echt niet blijven leven. Ze was alleen niet zeker geweest van de manier waarop ze het zou doen. Maar dat was slechts een kwestie van tijd geweest.

 

Nog dertig minuten

Lydia was zo moe dat ze er misselijk van was. Haar escapades van de afgelopen nacht hadden hun tol geëist en nu kon ze geen pap meer zeggen. Ze kon niet eens slapen. Zou dat echt mogelijk zijn, vroeg ze zich af, dat je te moe was om te slapen? Maar ze was te moe om er echt over na te denken. Televisie, daar had ze behoefte aan. Ze viel languit op de bank en tastte om zich heen naar de afstandsbediening. Goddank was het zaterdag en dus hoefde ze niet de gewone, doordeweekse onzin te verstouwen die ’s ochtends werd uitgezonden: hoe dikkerdjes dunner konden worden, diëten en gezeur over koken. Het eerste programma wat ze vond, ging over Botswana, het tweede over Cuba. Ze genoot van haar geluier, zoals ze daar halfslapend en halfwakker mee kon dromen over verre landen. God, dit was heerlijk. Ze kon gewoon lekker hier in slaap tuffen, zonder bang te zijn dat die kribbige Polen haar lastigvielen. Het was echt fantástisch om weer alleen te wonen.

Toen er werd aangebeld en haar paradijs ruw werd verstoord, reageerde ze woedend. Nee! Neeneeneenee! Ik doe verdomme niet open!

Er werd weer gebeld.

Nee, ik doe toch niet open.

Er werd weer gebeld.

Je kunt doorgaan tot je een ons weegt, zei ze tegen de bel. Ik doe nog steeds niet open.

Er werd weer gebeld.

Lieve hemel nog aan toe! Ze rolde op haar buik van de bank, kloste met veel misbaar naar de hal en drukte op de zoemer. Enige seconden later klopte er iemand op haar deur en ze trok hem met een ruk open. ‘Já?’

Er stond een man in de hal, met donkere ogen en halflang haar, die iets wilds uitstraalde. Hij zou wel stofzuigers verkopen, dacht ze. Maar tot haar ontzetting zag ze ineens dat hij een of ander muziekinstrument in een koffer onder zijn arm had. Een straatmuzikant die van deur tot deur zijn diensten aanbood? Wanneer waren ze met die onzin begonnen? Godallemachtig, komen ze ons nu al in ons eigen huis pesten?

‘Je kunt geld van me krijgen als je belooft dat je níét gaat zingen,’ zei ze.

Hij keek haar verward aan. ‘Ik ben Oleksander. Oleksander Sjevtsjenko.’

‘Wie? O! De vent die hier voor mij woonde.’ Dus geen rondreizende muzikant! Haar gezicht klaarde op.

‘En jij?’ vroeg hij. ‘Ben jij nieuwe huurder? Woon jij nu in kleine kamertje?’

‘Ja ja. Kom je je post ophalen? Misschien kun je dan beter even binnenkomen.’

‘… En niemand van de familie had ook maar het flauwste idee dat Charlie in het geheim een buitenechtelijk kind had?’ vroeg Jemima ongelovig.

‘Geen flauw idee,’ zei Conall. Hij klonk nogal zelfvoldaan, blij dat hij in staat was om Jemima zo’n smakelijke roddel op te dienen. ‘Alleen Katie. En dat kwam alleen maar omdat ik het wist, en ik was er puur bij toeval achter gekomen.’ Het nieuws was Conall ter ore gekomen toen hij ‘orde op zaken’ stelde bij een bedrijf en een jonge vrouw hem op haar blote knieën had gesmeekt of ze haar baan mocht houden, omdat ze een kind moest onderhouden en geen cent kreeg van de vader. Die toevallig Charlie Richmond bleek te zijn, de jongere broer van Katie.

‘Maar waarom zou je broer hebben nagelaten om je ouders op de hoogte te brengen?’ Jemima snapte er nog steeds niets van. ‘Zouden die dan niet dolblij zijn geweest als ze hoorden dat ze een kleinkind hadden?’

‘Omdat Katies moeder een…’ Conall hield even zijn mond en keek Katie aan.

‘Wat wil je zeggen?’ vroeg Katie.

‘Omdat zij,’ Conall koos zijn woorden duidelijk heel omzichtig, ‘… een eh… ontevreden vrouw is, die… eh… al haar kinderen elke vorm van zelfvertrouwen ontneemt.’

Katie sloeg haar ogen neer en glimlachte bij zichzelf. ‘Dat heb je me nooit verteld.’

Conalls ogen begonnen verontwaardigd te schitteren. ‘Alsof ik dat ooit zou doen, Katie. Ik heb ten opzichte van jou een boel fouten gemaakt, Katie, veel te veel, maar ik was geen complete idioot.’

‘Ik moet toegeven,’ zei Jemima blij, ‘dat het een heerlijk sappig roddeltje is. Echt waard om daar een leven lang op te wachten.’ Ze ging iets verliggen onder de kop van Nurks. ‘Niet daar, lieve hond van me. Dat doet te veel zeer.’

‘O?’ zei Katie vragend, precies zoals Jemima’s bedoeling was.

‘Vier jaar geleden heb ik kanker gehad.’ Jemima wuifde het luchtig weg, alsof het om een ingegroeide teennagel ging. ‘En nu is dat vervelend genoeg teruggekomen.’

Katie en Conall keken elkaar even aan.

‘Hoe weet je dat?’ vroeg Katie voorzichtig. ‘Heb je een onderzoek gehad?’

‘Dat hoeft niet. Ik kan ze voelen. De tumoren. Eentje op mijn lever. Die is al zo groot dat ik mijn rok niet meer dicht kan krijgen. Heel vervelend.’ Ze glimlachte. ‘En als je niet meer in je rok past, is het tijd om te gaan.’

‘… Eh… We kunnen wel een nieuwe rok voor je regelen, hoor,’ zei Conall, die zijn verlegenheid probeerde te maskeren met gedwongen vrolijkheid. ‘Of een hele nieuwe garderobe.’

‘Dat is heel lief van je. Maar daarmee zijn de knobbeltjes onder mijn linkerarm nog niet weg. En die in mijn knieholtes ook niet.’

Meer was niet nodig om het gespeelde glimlachje van Conalls gezicht te vegen. Hij keek even bezorgd naar Katie. Zou Jemima dat echt menen? Katie beantwoordde Conalls smekende blik door even met haar hoofd te schudden. Zij had ook geen flauw idee wat er aan de hand was.

‘Ik zie dat ik jullie in verlegenheid heb gebracht,’ zei Jemima. ‘Daarvoor bied ik mijn verontschuldigingen aan. En ik zie ook dat jullie aan mijn woorden twijfelen, maar ik verzeker je dat ik dodelijk serieus ben.’

En omdat hun antwoord uitbleef, herhaalde ze nog maar eens: ‘Dodelijk serieus.’

‘Ik begrijp het…’ Conall klonk verbijsterd. ‘Maar hoe kunnen we je dan helpen?’

‘Dat kunnen jullie niet.’

‘Kanniet ligt op het kerkhof.’ Conall voelde in zijn zakken naar zijn telefoon. ‘Ik zal wel een dokter regelen.’

‘Hij is echt een regelneef, hè?’ zei Jemima glimlachend tegen Katie, die het kennelijk niets om te lachen vond. ‘Ik durf te wedden dat hij die geduldige Eilish weer wil bellen. Regel een nieuwe deur, Eilish! Zoek een kankerspecialist, Eilish! Arme vrouw. Conall, leg dat vervelende apparaat weg. Er is geen dokter die mij nog kan helpen.’

Ze stak haar hand uit om op Conalls BlackBerry te tikken en terwijl ze dat deed, verdraaide haar lichaam iets waardoor haar rok opschoof en achter beide knieën raar uitziende opeenhopingen van knobbeltjes te zien waren, die een soort berglandschap vormden.

Jezus Christus, dacht Katie. Jemima had zeker niet overdreven.

Ze keek Conall aan en aan de blik op zijn gezicht zag ze dat hij verlamd was van schrik. ‘Goed, dat geeft de doorslag!’ Conall wist dat hij iets moest doen. ‘Ik bel een ambulance!’

‘Absoluut niet,’ zei Jemima op luide toon. ‘Absoluut niet! Ik verbied het!’

Tot zijn grote verbazing ontdekte Conall dat hij haar niet durfde tegen te spreken.

‘Daarvoor is het al veel te laat,’ zei Jemima.

‘Nee.’ Er flitsten allerlei beelden door Conalls hoofd, van Jemima die op een brancard de operatiekamer in werd gereden, tot Jemima die allerlei tovermiddelen toegediend kreeg en artsen die wel honderd manieren kenden om haar te genezen. Geagiteerd pakte hij zijn BlackBerry van de ene in de andere hand.

‘Veel te laat, lieve jongen,’ herhaalde Jemima.

‘Maar we moeten toch íéts doen?’ Hij had het gevoel dat hij van frustratie uit elkaar zou knappen.

‘Nee, dat hoeft helemaal niet,’ zei Jemima. ‘Laat dat een goede les voor je zijn, Conall. Soms kun je maar het best helemaal niets doen.’

‘Maar waarom heb je er dan niet eerder iets aan gedaan?’ riep Katie uit. Waarom had Fionn er niet op gestaan dat ze hulp zocht? En waarom had Fionn haar niet verteld dat Jemima ziek was?

Jemima keek een beetje beschaamd. ‘Vinden jullie me een grote lafaard als ik beken dat ik het niet kon opbrengen om weer een chemokuur te ondergaan? Dat was bijzonder onplezierig. Ik ben achtentachtig en ik heb een mooi leven gehad, al had ik natuurlijk liever wat meer roddels gehoord.’

‘Maar hoe zit het dan met de pijn? Heb je geen pijn?’ vroeg Conall.

‘Ach, pijn,’ zei Jemima onverschillig. ‘Iedereen is zo bang voor pijn. Maar hoe moet je anders weten dat je nog in leven bent? Conall, stop alsjeblieft die telefoon weg en pak mijn hand weer vast. Dat vond ik bijzonder prettig.’

Conall ging met tegenzin weer op de grond zitten en Jemima stak opnieuw haar handen uit zodat ze die vast konden pakken.

‘Waarom heb je ons dit verteld, als we je niet mogen helpen?’ vroeg Conall.

‘Je hoeft niet bang te zijn, Conall. Er is een reden voor alles.’

‘Dat is geen antwoord op mijn vraag.’

Jemima lachte.

‘En dat ook niet.’

‘Is er iemand of zijn er misschien meerdere mensen die we voor je kunnen bellen?’ vroeg Katie, die haar woorden met zorg had gekozen. Jemima was duidelijk heel ziek, veel zieker dan ze hadden gedacht toen ze daar beneden in de badkamer van Matt en Maeve was flauwgevallen, en ze maakte ook geen aanstalten om van de divan op te staan. Was het wel terecht dat zij en Conall nu bij haar zaten? Jemima kende Katie vrij goed, maar Conall was toch min of meer een vreemde. ‘Om bij je te zijn?’

‘Ik wil alleen jullie beiden.’

Waarom? ‘Nou ja…’ Katie moest echt haar best doen om dapper te zijn, ‘Fionn zou hier toch op zijn minst horen te zijn.’ Dat betekende dat Katie moest proberen hem te vinden en daar had ze helemaal geen zin in, want dan zou ze wel eens met allerlei pijnlijke dingen geconfronteerd kunnen worden.

‘Ik heb de afgelopen dagen geprobeerd hem op de hoogte te brengen, maar er kwam steeds iets tussen.’

‘Bedoel je…’ Jezus Christus, Fionn wíst het niet eens! ‘Conall, geef me jouw telefoon. De mijne is boven.’

Conall gaf haar het toestel met bevende handen en Katie sprak snel een korte boodschap voor Fionn in. ‘Je moet meteen thuiskomen. Het is dringend.’

‘Ik wilde ook zelfmoord plegen,’ zei Maeve ineens.

Matt keek haar ontzet aan. ‘Waarom heb je me dat niet verteld?’

‘Waarom heb jij niets aan mij verteld?’

Matt keek naar haar op, met hangende schouders en een doffe blik. ‘Jezus, wat een puinhoop,’ zei hij. Het klonk verschrikkelijk moe. ‘Jij wilde zelfmoord plegen. Ik heb het zelfs geprobeerd. Ik veronderstel dat het echt een wonder is dat we het nog zo lang hebben uitgehouden.’

‘Het was echt…’ Maeve kon even niet verder. ‘Ik kan niet op het goeie woord komen. Een nachtmerrie is nauwelijks een goe-de omschrijving, dat komt niet eens in de buurt.’

‘Aan een nachtmerrie komt ook een eind.’

‘En dit ging maar door. Af en toe, toen ik nog klein was, dacht ik wel eens over mijn leven na en dan vroeg ik me af wat er met mij zou gebeuren, want er wordt altijd gezegd dat iedereen op een gegeven moment iets ergs meemaakt. En dan verzon ik allerlei dingen, snap je wat ik bedoel? Om mezelf voor te bereiden. Maar hier had ik nooit aan gedacht. Het was nooit bij me opgekomen dat ik verkracht zou worden. En ik had ook nooit verwacht dat ik me zo… zo… ik had geen flauw idee dat iemand zich zo lang zo ellendig kon voelen.’

‘Lieverd…’

‘En het spijt me echt, Matt. Ik weet dat het ontzettend moeilijk voor je is geweest. Eigenlijk had jij er helemaal niets mee te maken. Je had hier echt niet op gerekend toen je met me trouwde.’

‘Ik hield van je.’

‘Maar het was kennelijk te veel voor ons. We zijn ook maar mensen. En dat we allebei zelfmoordneigingen hebben, is geen goed teken.’

Hij glimlachte flauw.

‘Hoe voel je je nu?’ vroeg Maeve. ‘Nog steeds niet in staat om de draad weer op te pakken?’

‘Niet op de manier zoals het was.’

‘Ik ook niet. Kom op, help me maar bij het inpakken van je spullen.’

In de slaapkamer verzamelde Matt langzaam zijn schoenen uit alle hoeken en gaten waar ze terecht waren gekomen en zette ze op een rij op de vloer.

‘Misschien is het beter om eerst de kleren in te pakken,’ zei hij.

‘Uitstekend.’ Ze trok een van Matts lades open, pakte een armvol kleren en gooide die in de koffer. En toen werd ze ineens overstelpt door herinneringen en ze besefte dat die boven kwamen drijven door de geur die plotseling uit de kleren was opgestegen. Ze kon gewoon hun huwelijksreis ruiken – zilte zee, sandelhout en de vochtige vruchtbare lucht – het was net alsof ze weer terug waren. Het was toch ongelooflijk dat daar na drie jaar nog steeds een restant van over was? Onder in de koffer lagen nog wat verdroogde bloemblaadjes en ze pakte er een paar op.

‘Ken je deze nog?’

‘O ja.’ Matts ogen glansden even bij de herinnering. ‘Dat gebeurde iedere avond na het eten, hè?’ Als ze weer terug waren in hun kamer kwamen ze tot de ontdekking dat een of andere mysterieuze persoon met behulp van handenvol rozenblaadjes een groot rood hart op hun dekbed had getekend.

‘En in het begin vonden we dat hartstikke romantisch.’

‘Nee hoor, ik vond het altijd al walgelijk sentimenteel.’

‘Niet waar, Matt, je vond het fantastisch!’

‘Nou ja… ik denk dat ik het wel leuk vond dat iemand bereid was om de moeite te nemen.’

‘Maar na een poosje begonnen we ondankbaar te worden, weet je nog? En dan zeiden we dat de harten kleiner werden en ook een beetje scheef.’

‘En die bloemblaadjes kwamen in het bed terecht…’

‘… en na een poosje begonnen we overal bloemblaadjes te vinden,’ zei ze.

‘Ja, op de gekste plaatsen,’ beaamde hij.

‘En weet je nog dat die butler toen een bad voor ons had klaargemaakt?’

‘Nee… O ja! Nog meer van die verdomde bloemblaadjes!’

‘We zaten helemaal onder en we kregen ze er niet meer af…’

‘… en ze waren zwart geworden van het water, zodat het net leek alsof we huidkanker hadden.’

En zelfs dat had hen er niet van weerhouden om elkaar uitgebreid af te drogen en voor de honderdste keer met elkaar te gaan vrijen. Het was eigenlijk verbazingwekkend hoe vaak ze in die twee weken met elkaar gevrijd hadden, dacht Maeve. Het leek er bijna op dat ze hadden geweten dat daar ineens een eind aan zou komen en dat ze er maar beter van konden genieten zolang het nog kon.

‘We waren toen zo gelukkig,’ zei Maeve. ‘Dat is toch zo? Echt gelukkig? Dat heb ik me toch niet verbeeld?’

‘Ik voelde me de gelukkigste man ter wereld. En dat is geen grapje. Jij was alles wat ik ooit had gewenst… Nee, ik kan beter zeggen dat je alles was waarvan ik niet eens had geweten dat ik het wenste en ik was zo bang dat ik je nooit zou krijgen.’

‘En moet je zien waar het op uitgelopen is. Drie jaar later probeer je zelfmoord te plegen.’

Dat veroorzaakte opnieuw een schok en ze barstte in een stortvloed van tranen uit.

‘Maeve, alsjeblieft, dat was alleen maar omdat ik dacht dat je zonder mij beter af was. Ik dacht dat je niets aan me had.’

‘O ja? Nou, toevallig wel.’

Ze pakte hem vast en kroop stijf tegen hem aan, tegen dat stevige, warme lijf, vol leven. Ze kon zijn hart voelen kloppen, tege-lijk met het hare.

‘Doe me dat nooit weer aan,’ fluisterde ze. ‘Het was erger dan alles wat de afgelopen drie jaar is gebeurd. Veel en veel erger.’

‘Kom maar gauw binnen, je brieven liggen in de keuken. En ik heb geen zin in gezellige onderonsjes, ik zat net te kijken naar…’

‘En bevalt mijn bed een beetje?’ vroeg Oleksander Sjevtsjenko zacht.

Lydia had zich al bijna omgedraaid, maar die brutaliteit maakte dat ze hem weer met een ruk aankeek om hem lik op stuk te geven. Het léf van die vent. Tegenwoordig kwam ze niets anders dan lefgozers tegen.

‘Mijn bed…?’ hield hij vol met ogen waar de ondeugd uit spatte. ‘Bevalt het?’

‘Eerlijk gezegd,’ Lydia keek hem strak aan, ‘bevalt jouw bed me uitstekend.’ Dat soort loslopende versierders verslond ze met huid en haar.

Wacht even! Hun harten slaan ineens op hol, gewoon hier in de deuropening, compleet met zwaailichten, gerinkel en het geluid van applaus, alsof iemand op een fruitautomaat de jackpot heeft gehaald.

Maar is het genoeg? Is er voldoende tijd? Kunnen ze verliefd worden en binnen tweeëntwintig minuten met elkaar aan het vrijen slaan? Want meer tijd heb ik niet over.

Daarna – hè, nee, niet nu – herinnerde Lydia zich ineens het meisje dat op zoek was geweest naar Oleksander en ook dat ze haar beloofd had dat als Oleksander ooit kwam opdagen, ze hem haar telefoonnummer zou geven. En wat Lydia betrof, moest je een belofte altijd houden. ‘Er is hier iemand langs geweest die naar je op zoek was.’

Een angstige blik flitste over Oleksanders gezicht. ‘Grote man met geweer?’

‘Nee, een meisje.’

‘Wask maar grapje.’ Hij slaakte ineens een sombere zucht. ‘Oekraïners ghoudenk van grapjes. Net als jullie Ieren ghoudenk wij vank gezelligheid, maar die taalbarrière… Ik maak altijd grapjes, de ghele dag door, maar de Ieren snappenk dat niet.’

‘Schiet op, wil je die brieven nou of niet?’

Hij liep achter haar aan naar de keuken, waar ze op jacht ging naar het stapeltje post.

‘Dat meisje dat ghier kwam?’ vroeg hij. ‘Heette ze Viktoriya?’

‘Nee,’ zei Lydia nadenkend. ‘Niet Viktoriya, het leek er niet op. Volgens mij was het Siobhan, een Ierse deurwaarder die een dagvaarding voor je had.’

Hij schrok zich een hoedje. ‘Maar ik gheb niet… gheb nooit…’

Lydia wachtte drie seconden. Vier. Vijf. Daarna zei ze vriendelijk: ‘Wask maar grapje.’

‘Aha! Stekenk draak met mij!’

‘Precies. Ze hadden me verteld dat je dat leuk vond.’

O, dit stel is perfect voor elkaar, helemaal perfect! Die opgetrokken wenkbrauwen, die uitdagende blikken en die geile blikken. Als ik ze nou alleen maar naar de slaapkamer kan krijgen… Lydia zal echt niet aankomen met het onzinverhaal dat je niet binnen tien minuten nadat je hem hebt leren kennen met een vent naar bed kunt gaan. Als het om spontaniteit gaat, en het leven bij de ballen grijpen, gok ik op haar.

‘Ja, Viktoriya is hier langs geweest.’

Laat Viktoriya nou maar zitten! Zet haar uit je hoofd, vergeet haar!

Oleksanders gezicht begon te stralen. En betrok meteen weer. ‘Ik gheb ghaar telefoonnummer niet.’

‘Maakt niet uit, ze heeft het voor je opgeschreven. En ze zei ook dat ik je nog iets moest vertellen…’ Wat was dat ook alweer, verdorie? ‘Een man. Dé man…’

‘Van ministerie van Landbouw?’

‘Die was het. Ze zei dat ik tegen je moest zeggen dat hij naar koeien rook.’

Oleksander had kennelijk een binnenpretje. ‘Nare lucht, hè?’

‘Ja, vast wel. Tenzij je van koeien houdt. Hier is het.’ Lydia had Viktoriya’s briefje gevonden. ‘En hier is je post.’

 

Nog twintig minuten

Het enige geluid in de kamer was het getik van een grote houten klok. Jemima lag tevreden achterover met gesloten ogen en Katie, Conall en Nurks waakten vol genegenheid over haar. Katie had alle gedachten aan weglopen van zich afgezet en Conall straalde zoveel kalmte uit dat ze bijna zeker wist dat hij ook zijn zenuwachtige pogingen had opgegeven om nog een laatste levensreddende operatie en een instant chemokuur te regelen. Het was zo stil en vredig in de kamer dat Katie langzaam begon weg te zakken en pas weer klaarwakker werd toen Jemima begon te praten.

‘Ik heb een fijne en gelukkige tijd op aarde doorgebracht,’ zei ze.

‘En wat kan een mens meer vragen?’ zei Conall.

‘De dood is alleen triest als je niet je volle leven achter de rug hebt.’

De dood? De dóód? Katie en Conall keken elkaar aan.

‘Ik ben er helemaal klaar voor.’

Bedoelde ze dat ze van plan was om nu dood te gaan?

‘Ja, lieverds.’

Nu? Hier?

‘Over een minuut of wat. En ik wil juist hier zijn, in mijn eigen huis, samen met jullie tweetjes.’ Katie en Conall keken elkaar opnieuw aan.

Ik denk dat we haar het best haar zin kunnen geven, zeiden Conalls ogen.

Ja, dat denk ik ook.

Zullen we die ambulance en zo dan maar gewoon vergeten?

Laten we maar gewoon doen wat ze ons vraagt en…

… we zien wel waar dit toe leidt.

Maar hoe kon de toestand ineens zo ernstig zijn geworden?

‘Dit overvalt me echt niet,’ zei Jemima. ‘De dood waart al wekenlang rond in dit huis.’

Op dat moment besef ik ineens dat ze het bij het rechte eind heeft: er is hier nog iets aanwezig. Behalve ik, bedoel ik. Die keren dat ik zo goed was dat ik er gewoon bang van werd… dat was ik helemaal niet. Dat was onze vriend Magere Hein, die ouwe zeisdrager in eigen persoon.

Zo wordt het graag gedaan: de een komt en de ander gaat.

In vredige samenwerking pakten Maeve en Matt de koffer vol met Matts kleren. Alleen leek het vreemd genoeg steeds minder waarschijnlijk dat hij zou vertrekken naarmate ze langer bezig waren.

‘Ik ben zo terug,’ zei hij tegen Maeve.

‘Waar ga je naartoe?’

‘Ik heb het een beetje koud.’

‘Als je nou weer je polsen gaat doorsnijden…’

‘Dat zal ik nooit meer doen.’

‘Als je dat verdomme ook maar uit je hoofd laat.’

‘Ik weet wel dat het augustus is, maar zou je het erg vinden als ik de verwarming aanzet?’

Daar moest ze even over nadenken. ‘Laten we maar een poosje naar bed gaan. Dan worden we vast wel weer warm.’

Ze duwden de koffer op de grond, waarbij vrijwel alles wat ze ingepakt hadden er weer uit viel, en gingen toen met kleren en al op het bed liggen. Ze gooiden het dekbed omhoog en lieten het vallen, zodat ze er lekker onder weg konden kruipen. Maeve sloeg haar benen stijf om die van Matt en wreef hem stevig over zijn rug, zijn schouders en zijn armen. ‘Word je al warmer?’

‘Ja.’

‘Mooi.’

‘Hoor eens, ik heb een idee!’ zei Matt plotseling.

‘Wat dan?’

‘We zouden een poesje kunnen nemen. Of een jong hondje.’

‘Een jong hondje?’ zei Maeve langzaam. ‘Nee, dat wordt alleen maar jaloers.’

Lydia overhandigde Oleksander een stapeltje enveloppen. ‘Waar woon je tegenwoordig? Geef me het adres maar even.’

Hij hield zijn hoofd schuin en wierp haar openlijk een geile blik toe. ‘Om op bezoek te komenk en mijn nieuwe slaapplaats te zienk?’

Lydia keek hem beleefd en een tikje geërgerd aan. Ik kan net zo geil zijn als jij, hoor, zei die blik. En nog veel uitdagender kijken ook.

‘Zodat ik je spullen door kan sturen,’ zei ze. ‘Op die manier hoef je niet meer langs te komen als ik net naar Michael Palin zit te kijken.’

Nu, nu! Schiet op, doe het nu! Ga vrijen, en uitgebreid graag! Mijn leven hangt ervan af!

 

Nog vijftien minuten

‘Wees lief voor elkaar,’ mompelde Jemima en ze sloot haar ogen.

‘Wie?’ vroeg Conall. Gewoon voor alle zekerheid.

‘Jullie tweetjes. Jij en Katie.’

‘Oké.’

Jemima’s ademhaling werd rustiger en haar borst ging steeds langzamer op en neer tot er bijna geen beweging meer te zien was. Conall was… nou ja, hij wist niet precies hoe hij zich voelde, alleen maar dat hij niet bang meer was, zoals een tijdje geleden toen Jemima vertelde hoe ziek ze eigenlijk was. Hij had niet langer de behoefte om allerlei mensen op te bellen en allerlei onmogelijke dingen te regelen en aan weglopen dacht hij ook niet meer. Hij was bereid om zolang dat nodig was hier op dat drukbewerkte vloerkleed te blijven zitten en de hand van een stervende vrouw vast te houden.

Wat een raar toeval dat hij voor de tweede keer binnen vierentwintig uur te maken kreeg met die dunne scheidslijn tussen leven en dood. Maar dit keer was het heel anders, dit keer voelde het om de een of andere reden heel mooi aan.

Oleksander buigt zich voorover om de brieven aan te pakken. Zijn gezicht is zo dicht bij dat van Lydia dat hij haar zo kan kussen.

Ik bezweer jullie, de lucht zindert gewoon van de seks! Eén kus en ze zullen geen weerstand meer kunnen bieden aan de hartstocht die tussen hen kolkt en bruist. Eén kusje, meer vraag ik niet, en de rest komt vanzelf.

Maar Oleksander lacht zacht en holt dan de deur uit en de trap af.

Hij komt vast weer terug. Maar dan is het voor mij te laat. Verdorie.

‘Dus die Conall heeft echt de deur ingetrapt?’ vroeg Matt.

‘En hij nam meteen de leiding. Begon iedereen rond te commanderen en ze deden allemaal braaf wat hij zei. Ben je al warm?’

‘Nee. Blijf maar wrijven.’

‘We moeten iets doen om hem te bedanken.’

‘Goed. Weet je al wat?’

‘Ja.’

‘… Eh, mag ik het ook weten?’

‘We gaan onze baby naar hem vernoemen.’

‘Welke baby?’

‘We gaan een baby krijgen.’

‘O ja?’ Matt schoof een stukje achteruit, zodat hij Maeve aan kon kijken.

‘Dat heeft die wijze oude vrouw van boven zelf gezegd.’

‘Maar… hoe moeten we dat dan klaarspelen?’

‘Zo.’ Maeve rukte haar T-shirt over haar hoofd en schopte haar ribbroek en haar onderbroekje uit. ‘Wil jij ook…?’

Zijn ogen boorden zich in de hare en met een gezicht dat bijna panisch leek, alsof hij bang was dat ze van gedachten zou veranderen, gooide Matt zijn kleren uit, sloeg zijn armen om haar heen en trok haar voorzichtig in haar volle lengte tegen zich aan. Voor het eerst in drie jaar voelde hij haar zachte naakte lichaam tegen het zijne, dij tegen dij, borst tegen borst, zijn hand op haar verrukkelijk zachte heupbeen.

De tranen stroomden over haar gezicht en hij kuste ze weg.

‘Moet ik ophouden?’ vroeg hij.

‘Nee, nee, nee.’

‘Is dit fijn?’ Hij raakte haar voorzichtig aan.

Ze knikte.

‘En dit?’

‘Alles is fijn, Matt. Echt alles.’

 

Nog vijf minuten

Conall stopte zijn vrije hand in die van Katie en ze keek hem glimlachend aan.

Dit hou je toch niet voor mogelijk? Het is niet te geloven. Nu kloppen hun harten weer in volslagen harmonie.

Het was nu of nooit. Conall moest zijn mond opendoen. Hij had iets heel belangrijks te zeggen. ‘Katie, ik…’

Ze keken allebei op van een geluid bij de deur.

‘Fionn!’ riep Katie uit.

Nee, nee, nee, nee!

Fionn keek met grote ogen naar Jemima op de divan, naar Nurks die zacht zat te piepen en naar Conalls hand in die van Katie.

Toen begon Katie weer te praten, dit keer op een zachtere toon, terwijl ze opstond: ‘Fionn…’

Pas toen Nurks zijn neus in de lucht stak en begon te janken besefte Conall wat er was gebeurd.

Rustig, langzaam en heel geduldig, liet Matt zichzelf door Maeve leiden, zonder ook maar een moment zijn ogen van haar gezicht af te wenden. En op het moment dat zijn lichaam één werd met het hare bleef hij even stilliggen om een triomfantelijke blik met haar uit te wisselen.

‘Jeetje, we hebben het voor elkaar,’ zei ze. Ze kon het nauwelijks geloven.

‘Dat klopt, we hebben het voor elkaar.’ Het was echt waar. Ze deden het werkelijk, hij en Maeve, zijn mooie Maeve, die vol-slagen vreemden zo kon betoveren dat ze in de trein de muntjes gingen oprapen die zij had laten vallen.

‘Een kwestie van samenwerking. We hebben het helemaal gemaakt.’

‘Gelukkig.’

‘Matt, niet huilen.’

‘Huil ik dan?’ En ja, hoor. Maar waarom dan? Hij was juist zo gelukkig! ‘Jij moet nodig wat zeggen.’

Er rolden tranen uit Maeves ooghoeken. ‘Ik dacht dat dit nooit meer zou gebeuren.’

‘Echt waar?’

‘Jij niet dan?’

‘Ik? Ik heb de hoop nooit opgegeven!’

Ze lachten en huilden tegelijk, van blijdschap en van opluchting. Ze waren elkaar zo’n tijd kwijt geweest en eigenlijk hadden ze zeker geweten dat ze elkaar nooit meer terug zouden vinden. Maar dat was toch gebeurd en nu waren ze weer thuis.

Vooruit met de geit… Ik heb de waarschuwing ontvangen en nu is het zover, ik begin op te lossen en alles wordt steeds vager. Maar… ik ben binnen! Ik besta! De baby van Matt en Maeve. Het was altijd de bedoeling dat ik naar hen toe zou gaan, maar ik moet toe-geven dat er momenten waren waarop ik me afvroeg of ik mijn doel ooit zou bereiken. Ben ik een jongetje of een meisje? Ach, eigenlijk maakt dat ook niets uit, want ik ben eindelijk binnen en… ooo, het lijkt sprekend op wat Killian in dat verhaal overkwam, alles begint te tintelen en te vonken. En als een opkomend tij dat alle sporen op het zand uitwist, verdwijn ik langzaam maar zeker en maak de weg vrij om mijn ziel door een gloednieuwe…

En de man en de vrouw, eenvoudige, brave mensen, vriendelijke liefhebbende metgezellen die samen één ziel deelden en die in hun leven veel leed hadden meegemaakt en tijden vol angst, eenzaamheid en wanhoop hadden gekend, voelden hun hart opleven en werden weer gelukkig toen ze te horen kregen dat hun baby eindelijk naar hen onderweg was.

EINDE