‘Dzien dobry, Andrei.’ Jemima vond het leuk om die arme Poolse jongens in hun eigen taal te begroeten. Een kleine blijk van vriendelijkheid dat haar niets kostte en hun dag misschien wat glans gaf.
‘Dzien dobry, Jemima. Dzien dobry, hond.’ Andrei viel op zijn knieën en begon opgewekt te stoeien met Nurks.
‘Lieve jongen, je maakt echt een vrolijke indruk.’ Voor de verandering.
‘Ik gaat trouwen.’
‘Gefeliciteerd! Met de lieve Rosemary?’
Andrei knikte en bloosde van overduidelijke trots. ‘We gaan samen een huis zoeken.’
Meen je dat nou?
‘Misschien kan ik jullie in dat opzicht helpen,’ zei Jemima belangstellend. ‘Mijn flat komt binnenkort vrij.’
‘Gaat u dan verhuizen? Wanneer?’ ‘Ik vermoed over een week of zo.’
‘Dat komt goed uit. We gaan vrijdag met ons allen naar Gdansk, Jan, Rosie en ik. Als Rosie en ik daarna terugkomen, zouden we er zo in kunnen trekken.’
‘Neem je Rosie mee om kennis te maken met je familie? Wat enig. Goed, de flat zal jullie best bevallen, maar er is één voorwaarde aan verbonden.’
Nou ja, dacht Andrei treurig, dat is toch altijd het geval? ‘Je moet voor mijn hond zorgen.’
‘Is dat de voorwaarde? Anders niet? Kunt u hond niet mee-nemen naar nieuwe adres?’
‘En die Fionn van u? Gaat hij ook weg?’
Ja, alleen was dat nog niet tot hem doorgedrongen.
‘Ik vrees dat Fionn en Nurks helemaal niet met elkaar kunnen opschieten. En Fionn is een volwassen man. Alles bij elkaar lijkt het me logisch dat Fionn ook zal opstappen.’
‘Ik vind hond leuk,’ straalde Andrei. ‘En Rosie vast ook. Zij vindt iedereen leuk.’
‘Nog één ding. Weet je wel heel zeker dat jij en Rosemary niet liever ergens op een heel andere plek opnieuw willen beginnen? Ver weg van Star Street?’
Jemima deed haar kin iets omhoog en bleef Andrei strak aankijken. O ja, ze had het best gehoord als hij weer eens met Lydia ‘bezig’ was. Vaak genoeg. Ze mocht dan een beetje hardhorend zijn, maar zelfs iemand die stokdoof was, had hun enthousiaste gekreun en geschreeuw kunnen horen.
Maar daar wilde ze helemaal geen oordeel over geven. Dat deed je niet, als fatsoenlijk mens. Toch wilde ze wel zeker weten dat Andrei wist waar hij aan begon. Ze keek toe hoe een scala aan emoties over zijn gezicht trok, een mengelmoes van schaamte, zelfonderzoek, standvastigheid en uiteindelijk iets dat op blijdschap leek.
‘Bedankt voor uw bezorgdheid,’ zei Andrei terwijl hij ook opkeek en Jemima op zijn beurt strak bleef aankijken met een behoorlijke dosis vastberadenheid. ‘Maar Star Street is prima. Dicht bij het station. Als we baby’s krijgen, zullen we iets groters moeten zoeken, maar voorlopig is dit prima. Hoe lang kunnen we het huren? Zes maanden? Een jaar?’
‘Voor zolang als jullie willen, lieve jongen.’
De Polen gingen weg! En ze kwamen niet meer terug!
Aanstaande vrijdag zouden ze op vakantie gaan, wat op zich-al geweldig was. Maar er stonden grote veranderingen op stapel. Jan ging terug en zou in Polen blijven wonen, terwijl Andrei voor een grote schok had gezorgd door zich te verloven met Rosie, de laatste maagd in Ierland, en van plan was met haar samen te gaan wonen.
Jan had dat met veel vertoon van bekrompen deugdzaamheid aan Lydia verteld. ‘Brave meisje wint,’ zei hij.
‘Als het om Andrei gaat, gun ik haar die prijs van harte.’
‘Jij krijgt twee maanden huur van ons,’ zei Jan, en daar kon zelfs zij niets op aanmerken. ‘Jij mag de huur overnemen als je wilt.’
Misschien deed ze dat wel, dacht ze, want ze zat hier helemaal niet slecht. Maar ze kon ook ergens anders gaan wonen. Ze hoefde niet langer in een veredelde kast te blijven hokken, omdat alles veranderd was. De ramp met haar moeder was er niet minder op geworden, maar nu Murdy en Ronnie zich er ook mee bemoeiden, hoefde ze die last niet meer in haar eentje te dragen. En nu ze niet meer zo bang was, begreep ze ook hoe belachelijk haar pogingen om geld opzij te leggen eigenlijk waren geweest. Ze zou toch nooit in staat zijn geweest om een tehuis voor mam te beta-len, al was ze onder een brug gaan wonen.
En daar kwam Andrei aan.
‘De aanstaande bruidegom,’ zei ze. ‘Ik hoor dat ik je moet feli-citeren.’
Hij leek een beetje verlegen, maar ontegenzeggelijk trots.
‘Ik geloof dat je echt op je knie hebt gezeten, hè?’ zei ze. ‘De laatste grote romanticus.’
Terwijl ze elkaar aankeken, spatte de wederzijdse afkeer eraf en heel even leek het zelfs niet onmogelijk dat ze elkaar zouden bespringen. Alles verstarde, het universum hing aan een zijden draadje, iedereen hield de adem in… toen draaiden ze zich allebei om.
Nu alles tot rust is gekomen is hun afzonderlijke hartslag ook weer te horen en, moeder Maria nog aan toe, wat een ramp. Ze passen zo slecht bij elkaar dat het net is alsof ze allebei een andere taal spreken.