Lydia’s telefoon ging over. Ze klapte het toestel open en zei: ‘Hallo, Poppy.’
‘Ik heb je boodschap gekregen,’ zei Poppy. ‘Maar wie is die vent?’
‘Niemand. Gewoon een rijke ouwe kerel die me stapelgek maakt.’
‘En hij betaalt alles? Net zoveel roze champagne als we willen?’
‘Zoveel we willen.’
‘Lydia, daar klopt niks van.’
‘Hij weet hoe de vork in de steel zit, maar hij laat me niet met rust.’
‘Maar dat lijkt net… alsof hij je wil kopen.’
‘Hij koopt me verdorie helemaal niet! Ik ben niet te koop.’
‘Ben je dan niet bang? Voor hem?’
‘Zo een is het niet. Eigenlijk heb ik een beetje medelijden met hem. Hij snapt er echt niks van.’
‘Maar aan die bloemen mankeerde niks. Die waren zelfs grappig.’
‘Ja, die bloemen waren echt oké.’
‘Ik weet het niet, Lydia, het voelt allemaal nogal klef aan.’
‘Wil je nou naar de Float of niet?’
Zoals Lydia al verwachtte, had Conall geen flauw idee gehad van schoonmaken. Hij had bijna een hele fles afwasmiddel in de spoelbak leeggegoten, waardoor Ellen, Lydia en hij bijna in een vloedgolf van schuim waren verdwenen. De keuken had eruitgezien alsof iemand aan de grote schoonmaak bezig was.
Maar Lydia moest toegeven dat hij zich voor de rest goed had gehouden. En Ellen had hem aardig gevonden.
‘Ben jij Lydia’s vriend?’ had ze hem gevraagd toen hij door het schuim op zoek was naar de wasbak die zich daar ergens onder moest bevinden.
‘Eh, nee, volgens mij nog niet. Maar ik zou het wel willen.’
‘Als oudere man?’
‘Ja, dat ben ik wel, hè?’
‘Lydia was altijd heel populair bij de jongens.’
‘Dat wil ik graag geloven, Ellen.’
Toen de deur openging, draaiden ze zich alle drie om. Het was Ronnie, met lippen die felrood afstaken tegen zijn duivelse zwarte baard. Lydia kon zich niet eens herinneren wanneer ze hem voor het laatst had gezien.
‘Wat is hier aan de hand?’ vroeg Ronnie. Zijn stem klonk zacht en dreigend.
‘O, je weet wel,’ zei Lydia. ‘We zijn bezig een smerig huis op te ruimen en voor onze moeder te zorgen, omdat…’
Ronnie negeerde haar en richtte zijn blik op Conall. ‘En wie mag jij wel wezen?’
‘Conall Hathaway.’ Conall veegde het schuim van zijn hand aan zijn spijkerbroek af, richtte zich in zijn volle lengte op en kneep zo hard in Ronnies hand dat het pijn gedaan moest hebben. Beide mannen hielden hun mond, maar er hing zo’n vijandige sfeer tussen hen dat Ellen Lydia ongerust aankeek.
De impasse werd doorbroken toen er van buiten een geluid doordrong en Ellen naar buiten keek. ‘Daar heb je Murdy!’
‘Dit begint op een komische soap te lijken,’ zei Conall.
Ellen lachte vrolijk. ‘Je moet vaker langskomen. Meestal mijden de jongens Lydia als de pest.’
Het was even doodstil na die verrassend scherpe opmerking. Zelfs Ronnie leek verbaasd.
‘Als je lang genoeg blijft,’ zei Ellen met glinsterende ogen, ‘stapt Raymond zo meteen ook in Stuttgart op het vliegtuig.’
Murdy kwam naar binnen hollen en keek Lydia strak aan. ‘Flan Ramble belt stad en land af over die dure auto met het Dublin-kenteken.’ Hij fronste en gilde bijna: ‘Ben je van plan om een Lexus te kopen?’
‘Nee, die is van mijn vriend hier.’
Murdy week achteruit toen Conall ineens boven hem uittorende.
‘Conall Hathaway.’ Hij trakteerde Murdy op een vlijmscherp glimlachje.
‘Aangenaam, aangenaam.’ Murdy begon te stralen en deed meteen veel te enthousiast. Hij sloeg altijd door als hij geld rook. ‘Een vriend van mijn zusje is mijn vriend, als je snapt wat ik bedoel. Werken jullie samen of kennen jullie elkaar privé?’
Hij vuurde de ene na de andere nieuwsgierige vraag op Conall af, afgewisseld met walgelijk overdreven complimentjes. (‘Hoe lang ben je eigenlijk, een meter negentig of daaromtrent? Een meter zesentachtig? Je lijkt veel groter.’ ‘Heb je meer auto’s behalve die Lexus?’ ‘Waar rijdt je vrouw in? Heb je geen vrouw? Jemig!’ ‘Was je van plan om een nette vrouw van mijn zusje te maken?’ ‘Wat voor auto zou je voor haar kopen als jullie in het huwelijksbootje zijn gestapt?’ ‘Investeren in kleine, eigen bedrijfjes is in dit economische klimaat het verstandigste wat je kunt doen.’) Murdy probeerde er wanhopig achter te komen wat er nu precies aan de hand was: hoeveel was Conall waard? Zou Lydia hem naar haar pijpen kunnen laten dansen? Zou er voor hem, Murdy Duffy, ook nog iets te halen zijn?
‘Hoe is die derde broer van je?’ vroeg Conall aan Lydia waar Ronnie en Murdy bij waren.
‘Raymond? Hartstikke leuk. Hij zit altijd vol lollige verhalen.’
‘Ik heb nu al een hekel aan hem,’ zei Conall lijzig.
Katie wilde helemaal niet wakker worden. Ze had geen zin om naar haar werk te gaan. Alles was belazerd.
Als het niet om die arme Wayne Diffney ging, wiens carrière opnieuw een zetje in de rug moest hebben, zou ze niet eens de moeite hebben genomen.
Toen ze het briefje voor haar voordeur op de grond zag liggen, begreep ze meteen dat het van Fionn moest zijn, maar daar ging haar hart niet sneller van kloppen. Dat zou nooit meer gebeuren. Ze vouwde het stukje papier open en negeerde het donkergroene takje dat eruit viel.
Het spijt me
Ja, vast.
Ik kom wel een andeie deel langs. Daas
kun je op pekenen.
Ik dacht het niet.
Accepteer dit alsjeblieft als een teken
van
mijn berouw.
Een tweede Conall, die dacht dat hij alles kon kopen. Wat moest ze trouwens accepteren? Ze keek om zich heen, maar op de overloop stonden geen bloemen, geen doos bonbons en ook geen pakje met belachelijk flodderig ondergoed. Misschien had iemand het ingepikt, maar dat leek onwaarschijnlijk. Wat veel waarschijnlijker was… nee, herstel, wat als een paal boven water stond, was dat deze Fionn al net zo geschift was als Conall.
Ze verfrommelde het briefje, gooide het over haar schouder de zitkamer in en deed de voordeur op slot. Er lag een takje onkruid bij de trap. Dat moest ze eigenlijk oppakken en in de vuilnisbak gooien, maar in plaats daarvan wreef ze het fijn met de rode zool van haar Louboutin.
Wat had ze op haar werk ook alweer over Fionn gezegd? Ze konden vast niet wachten om te horen hoe die ontmoeting met hem verlopen was. Maar het idee dat ze medelijden met haar zouden hebben, werd haar te veel, dus besloot ze om te liegen en er een beetje luchtig en afwezig over te doen. Ja, hij was wel langs geweest, zou ze zeggen. Ja, hij zag er fantastisch uit. Nee, hij was een beetje simpel. Nee, ze was niet met hem naar bed geweest. Nee, ze zou geen nieuwe afspraak met hem maken.
Geen speciale make-up vanavond. Het enige wat Katie op haar gezicht droeg, was een zure uitdrukking van teleurstelling.
Even na negenen werd er ineens fanatiek op haar deur gebonsd. Het zou natuurlijk een man met een bivakmuts op zijn hoofd, een harpoen in zijn hand en een hart vol kwaadaardigheid kunnen zijn, maar Katie deed toch open. Het kon haar allemaal niets meer schelen. Ze mochten haar huis binnendringen, haar verkrachten… dat maakte allemaal geen bal meer uit. Desondanks was ze niet bepaald verrast toen ze zag dat Fionn met zijn gouden haar en zijn stralende glimlach vol liefde op haar neer stond te kijken.
‘Ik heb wat vertraging gehad,’ zei hij.
Ja, vierentwintig uur en twintig jaar, dacht ze. ‘Mag ik binnen komen?’
‘Nee. Gisteravond had je binnen mogen komen, maar helaas heb je die kans onbenut gelaten.’
‘Gisteravond had ik iets te doen,’ zei hij, ‘en dat nam meer tijd in beslag dan ik had verwacht. Maar heb je de ruit wel gekregen?’
‘De wat?’
‘De ruit.’
Ja, ze dacht al dat hij dat zei.
‘Dat is een kruid. Ik heb gisteravond een takje voor je achtergelaten.’
Ze herinnerde zich ineens dat ze die ochtend wat onkruid had fijngetrapt.
‘Ik weet niet waar dat vandaan kwam, hoor,’ zei hij met nadruk. ‘Ik kweek het niet omdat het giftig is. Maar toen ik gisteravond zo wanhopig probeerde om op te schrijven dat het me echt speet, kwam het ineens uit mijn zak tevoorschijn. Je moet me vergeven. Dat is voorbestemd.’
De ballen. ‘Je bent een klungel.’
‘Ja! En een opportunist, een knoeier, een onvolwassen kluns en vooral een verrekte idioot. Maar ik wil best veranderen. Voor jou.’
Dat snoerde haar de mond. Het was echt een indrukwekkende manier om je excuses te maken. Veel smartelijker en overtuigender dan Conall ooit voor elkaar had gekregen.
‘Ik ben echt bang dat je me dit nooit zult vergeven,’ zei Fionn. ‘Ik kan je precies vertellen wat er gisteravond is gebeurd. Ik moest naar Greystones en ik ben in de verkeerde ondergrondse gestapt, gedeeltelijk omdat ik, zoals jij ook al zei, een klungel ben en gedeeltelijk omdat ik net doe alsof Dublin niet bestaat, hoewel ik hier zelf tot mijn twaalfde heb gewoond.’
Hij liet zich op zijn knie vallen.
‘Sta op,’ zei ze. ‘Je doet het niet gek, maar je kunt ook overdrijven.’
‘… dan zou ik een speciale kamer inrichten voor je schoenen, je weet wel, net als Big voor Carrie heeft gedaan. Nee? Zal ik die dan even voor je beschrijven, zodat…’
‘… Jemima had een jack voor me gekocht, je kent die Harring-ton-jacks toch nog wel? Het was een doodgewoon jack, maar ik probeerde mezelf wijs te maken dat ik over magische krachten beschikte als ik het aanhad. Dat ik daarmee mijn vader kon dwingen om terug te komen van zee…’
Op de een of andere manier waren ze languit op Katies bed terechtgekomen, waar ze gewoon met al hun kleren aan tegen elkaar lagen te fluisteren en allerlei geheimen onthulden.
‘… mijn eigen busje en daarmee zou ik naar festivals gaan waar allerlei gewonde mensen naar me toe zouden komen. Dan zou ik hun wonden uitwassen en allerlei maten pleisters bij me hebben, want je hebt maar een klein pleistertje nodig voor een vinger, maar als je knie openligt, moet je er echt wel een van een centimeter of tien hebben…’
Hij legde zijn handen om haar gezicht en kuste haar opnieuw. Het was maar goed dat ze lag, dacht ze, want anders zou ze vast flauwvallen. Ze was nog nooit zo gekust, zo langzaam en zo oneindig, alsof ze alleen maar leefden om te kussen.
‘Wat is er met je hand gebeurd?’ vroeg ze. ‘Heb je je gesneden?’
‘Die hond van Jemima heeft me gisteravond gebeten. Hij deed net alsof het een ongelukje was. Dat beest is niet goed wijs.’
Ze kusten elkaar opnieuw en een eeuwigheid later praatte Fionn weer verder. ‘Heb jij het ook gevoeld?’ fluisterde hij. ‘Ik wist het zodra ik je zag. Dat jij de belangrijkste persoon was die ik ooit zou ontmoeten.’
‘Waarom ik?’
‘Omdat jij niet doodgaat.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet.’
‘Maar uiteindelijk ga ik wel dood. Net als iedereen.’
‘Maar dat duurt nog een hele tijd. Je hebt de gevaarlijkste periode inmiddels achter de rug. Tussen dertig en veertig. Dan gaan vrouwen vaak dood.’
‘Jouw vrouw ook?’
‘Nee.’
‘Je moeder?’
Hij knikte. ‘Dat was mijn grootste wens als ik mijn Magische Jack aanhad. Dat ik haar weer terug zou kunnen halen.’
Katie moest even wachten voordat ze verder vroeg, anders zou ze misschien onhartelijk hebben geleken. Toen zei ze: ‘Zie ik er dan uit als veertig?’ Eigenlijk vond ze dat dat best meeviel, want ze zorgde er altijd voor dat ze sunblock op had en meer dan genoeg water dronk, van die dingen.
‘Dat zeg ik helemaal niet. Ik heb nooit het flauwste idee hoe oud mensen zijn. Maar jij voelde veilig aan.’
‘In welk opzicht?’
‘Veilig voor mij. Veilig voor onheil. Veilig in alle opzichten.’