Dag 54

Lydia’s vader zei altijd bij wijze van grap dat ze al kon rijden voordat ze kon lopen. Nou maakte hij niet echt vaak grapjes, want hij had het veel te druk met het opzetten van niet-succes-volle bedrijfjes, het uitvinden van nieuw politiek gedachtegoed en het krijgen van hartaanvallen.

Arme pa, dacht ze. Ze had niet echt een hekel aan hem. Hij had zijn best gedaan, hij had echt ontzettend hard gewerkt en geprobeerd om de boel bij elkaar te houden, maar bij hem veranderde alles wat hij aanraakte in het tegendeel van goud en uiteindelijk ging hij op zijn negenenvijftigste nog veel te vroeg dood ook en liet een enorme puinhoop achter.

Lydia was vijftien geweest toen ze de eerste keer een klant vervoerde. Ze was niet verzekerd en ze had nog geen rijbewijs, maar er was niemand anders beschikbaar en Peggy Routhy had weeën gekregen en moest op slag naar het ziekenhuis. Er stond een reserveauto voor het huis van de Duffy’s geld te verspillen met iedere seconde dat hij niet op de weg was en Lydia’s vader schreeuwde haar over de radio toe dat ze achter het stuur moest gaan zitten om die verrekte rit te gaan maken, zo moeilijk was dat toch niet, en denk erom dat je het in rekening brengt als Peggy Routhy’s vliezen breken op die goeie bekleding.

De familie Duffy was een taxidynastie. Auggie was de plaatselijke taxi-eigenaar geweest, met nog twee of drie freelancers die met hem en – nog belangrijker – zijn radio samenwerkten. De radio van de macht. Degene die de radio bezit, heeft het op de weg voor het zeggen. En de wereld ligt aan de voeten van degene die het op de weg voor het zeggen heeft. De radio stond in de voorkamer van de familie Duffy te ruisen en zorgde ervoor dat het hele gezin voortdurend op het puntje van hun stoel zat. Ze werden er voortdurend door lastiggevallen, maar af en toe konden ze het signaal van de plaatselijke politie opvangen en dan nodigden ze alle buren uit om mee te luisteren en er de draak mee te steken.

Dat het taxibedrijf vanuit hun woonhuis werd gerund zorgde regelmatig voor chaos. Op ieder moment van de dag of de nacht kon er gebeld of op het raam getikt worden. (Uit respect voor de scheiding tussen het privé- en het zakenleven van de familie Duffy tikten mensen die een taxi nodig hadden op het raam terwijl gewone bezoekers zich aan de voordeur meldden.)

Het was altijd een hele bedoening om de belasting, de verzekering of wat dan ook te betalen en het inkomen van Auggie Duffy zou nooit hoog genoeg worden om in aanmerking te komen voor een hypotheek.

Alles bij elkaar waren de omstandigheden van de familie Duffy weliswaar behoeftig maar nooit echt dramatisch geweest tot Auggie Duffy het Communistisch Manifest onder ogen kreeg. Het maakte een enorme indruk op hem. Als hij Karl Marx goed begreep, kon je pas echt veel geld verdienen als je de productiemiddelen in handen had. En hij, Auggie Duffy, zou de beginselen van het communisme omdraaien en ze gebruiken in een succesvol streven naar kapitalisme. A-ha! Ze moesten wel heel vroeg opstaan om hem in de luren te leggen!

Gewapend met zijn nieuwe theorie slaagde hij er op de een of andere manier in een bank zover te krijgen dat ze hem het geld leenden om vier auto’s te kopen. Vervolgens deelde hij zijn chauffeurs mee dat ze van nu af aan een auto bij hem moesten leasen. Maar die jongens vroegen zich meteen hardop af waarom ze een auto van Auggie Duffy moesten leasen als ze zelf over prima wagens beschikten. Auggie herinnerde hen aan het simpele feit van de radio. Want degene die over de radio beschikte, had het immers op de weg ook voor het zeggen. Maar – en dat zou Karl Marx vast geweldig hebben gevonden – de arbeiders kwamen in opstand. Het waren allemaal mannen met een mobiele telefoon en een van hen kwam op het briljante idee om kaartjes met hun nummers te laten drukken (bij de kantoorboekhandel van Corinne kreeg je er duizend voor tien euro). Ze verspreidden de kaartjes door de hele stad, in kroegen, bij winkels en zelfs op het prikbord in de kerk, en omdat ze onder de tarieven van Auggie Duffy gingen zitten, kregen ze al snel veel klandizie.

En Auggie zat onverwachts niet alleen opgescheept met een enorme banklening, maar ook met vijf auto’s (de vier nieuwe plus zijn oorspronkelijke wagen). En hij had geen chauffeurs die erin konden rijden. Dus werden zijn zoons – Murdy, Ronnie en Raymond – plus zijn vrouw Ellen met het mes op de keel gedwongen om mee te werken. Iedere seconde dat een van de auto’s ongebruikt bleef staan, sneed Auggie door zijn ziel. Geen enkel ritje werd geweigerd.

Dus toen Peggy Routhy op kwam dagen en Auggie, Ellen, Murdy en Ronnie allemaal onderweg waren (Raymond had zich inmiddels al uit de voeten gemaakt naar Duitsland om aan de wurggreep van de radio te ontsnappen) kreeg Auggie al pijn in zijn buik bij het idee dat ze een rit zouden verliezen. Lydia was pas vijftien, maar ze reed als een tijger. Ze kon het best aan. ‘Rij jij haar maar,’ beval hij.

‘Maar ik heb geen rijbewijs.’

‘Dat klopt. Zorg er dus maar voor dat je niet wordt aangehouden.’

‘En ik ben niet verzekerd.’

‘Dan moet je dus ook niemand doodrijden. En vergeet niet wat ik heb gezegd. Let op dat ze de bekleding niet besmeuren.’

Peggy zat op handen en voeten voor de deur van de Duffy’s te krijsen van de pijn en Billy Routhy stond op het raam te bonzen en te schreeuwen: ‘Schiet nou toch op, Lydia, anders krijgt ze die baby hier midden op het pad!’

Dus met het gevoel dat ze het noodlot tartte, pakte Lydia de sleutels van de Corolla van de haak en rechtte haar schouders voordat ze in de auto stapte en de zeventien kilometer naar het ziekenhuis reed, zonder zich aan de maximumsnelheid te houden. Met Peggy nog steeds op handen en voeten kreunend en krijsend op de achterbank. Toen ze op de plaats van bestemming waren, stapte het echtpaar Routhy uit en draafde rechtstreeks naar de ingang van het ziekenhuis, maar Lydia hield ze tegen en wenste betaald te worden. Ze berekende zelfs twintig euro extra, want Peggy’s vliezen waren inderdaad gebroken en de hele achterbank was kletsnat. Billy gedroeg zich vijandig toen hij haar het geld gaf en Peggy schreeuwde met een vertrokken gezicht, dubbelgeklapt van de pijn: ‘Dat is gemeen van je! Ik dacht dat het een soort samenwerking was, net als in een film. Ik wilde de baby zelfs Lydia noemen.’

Lydia haalde haar schouders op. Zaken waren zaken. De achterbank was verpest. Bovendien kon de baby toch ook een jongetje zijn?

Zo was het begonnen. Toen ze zestien werd, haalde ze haar rijbewijs en ging fulltime voor haar vader werken. Het duurde maar een paar jaar, maar het was voldoende om haar voorgoed te verpesten voor normale baantjes. Pas toen ze naar Dublin verhuisde en een kantoorbaan aannam, kwam ze tot de ontdekking dat ze de mensen die haar tegen de haren in streken, niet gewoon de deur uit kon zetten.

Natuurlijk werd ze ontslagen. Ze zeiden dat ze aanpassingsproblemen had. Om de eindjes aan elkaar te knopen werd ze weer taxichauffeur. Tijdelijk, tot ze helemaal aangepast was. Maar dat duurde veel langer dan ze had verwacht en tot het zover was, moest ze dus wel taxichauffeur blijven.