Omhoog, omhoog, ze moest het omhóóg inwrijven. Maar ze had het omlaag gedaan, dus in een poging om de schade te beperken deed Katie nog wat nachtcrème op en begon die opnieuw in te wrijven, ditmaal in de juiste richting – tegen de zwaartekracht in. Plotseling voelde ze een aanwezigheid en kreeg een angstaanval. Haar nekharen gingen overeind staan en ze had kippenvel op haar armen.
‘Wie ben je?’ fluisterde ze. Ze had haar ogen stijf dichtgeknepen, want ze was bang dat, als ze in de spiegel van haar toilettafel keek, ze iemand naast haar zou zien zitten.
Hier ben ik echt goed in. Zo goed dat ik af en toe bang word van mezelf.
‘Wie ben je?’ zei ze nog eens.
Ik? Ik ben de wind in de bomen, de dauw op de bloemen, de regen in de lucht.
Ach, welnee, dat is maar een grapje.
‘Oma,’ zei ze, ‘ben jij het?’
Nee, Katie, ik ben niet je overleden grootmoeder.
Katie was echt dol geweest op oma Spade, de moeder van haar moeder. In zekere zin was oma Spade Katies redding geweest nadat het uit raakte met Jason. Aanvankelijk ging het afscheid met weinig bitterheid gepaard. Er waren geen derden bij betrokken en er werd niet gekibbeld over cd-verzamelingen. Katie was een beetje triest, maar ze had de moed nog niet opgegeven, evenmin als de hoop op geluk en het vertrouwen in de mensheid.
Tot… ja, tot Katie een kleine vier maanden na hun met veel tranen gepaard gaande afscheid te horen kreeg dat Jason een nieuwe vriendin had (een Portugese) en dat ze – verbijsterend genoeg – zwanger was. Van het ene op het andere moment werd Katie bitter. Het werd zelfs zo erg dat ze een anti-verbitteringscursus moest volgen (getiteld: De Verbittering Voorbij, afrekenen met schuldgevoelens en opnieuw leren van iemand te houden). Oma Spade had het haar op haar sterfbed aangeraden. ‘Je bent ontzettend zuur geworden, Katie,’ had ze gezegd. ‘Ga deze cursus maar volgen.’ Ze had Katie een folder in de hand gedrukt en was prompt het hoekje om gegaan. Nou ja, een verzoek van een stervende kon je niet zomaar naast je neerleggen en Katie was niet van plan om te riskeren dat ze door een onrustige geest zou worden lastiggevallen. Het was al lastig genoeg om haar flat aan kant te houden zonder dat haar dode grootmoeder met eieren begon te smijten, spiegels liet barsten en overal een puinzooi van maakte.
Vier weken lang was Katie iedere vrijdagavond op cursus geweest en wat ze daar had opgestoken, kon in één zinnetje worden samengevat: de manier om af te rekenen met verbittering was niet, zoals ze had verwacht, het in de fik steken van het huis van Jason en Donanda, maar – het was toch niet te geloven? – ze het allerbeste te wensen. In de loop van vier weken werd ze aangemoedigd om onmogelijke dingen te doen. Zo moest ze zich bijvoorbeeld voorstellen dat Jason en Donanda alles zouden hebben waar zij, Katie, ooit naar had verlangd: drie kinderen, een platte buik en iemand die de strijk deed. De eerste keer dat ze het probeerde, moest ze kokhalzen.
Het was echt ontzettend moeilijk. Maar aangemoedigd door de vrees voor de geest van oma Spade had ze toch volgehouden en uiteindelijk was ze een ander mens geworden.
Natuurlijk gebeurde het nog wel eens dat ze met genoegen in gedachten allerlei woordenwisselingen hield met mensen die haar slecht hadden behandeld, waarbij ze elk verbaal steekspel won en hen als zielige wrakken achterliet, maar de rest van de tijd had ze geen centje pijn meer.