Dag 58

Fionn hield niet van Dublin. Hij had er weliswaar tot zijn twaalfde gewoond en je zou dus kunnen stellen dat hij er thuis was, maar er kleefden te veel nare herinneringen aan die stad. Hij wachtte tot iedereen uit de bus was gestapt en stond toen pas op om zich in de drukte van het busstation te storten.

Hij moest op zoek naar een taxi. Hij had een afspraak bij Excellent Little Productions en had geen flauw idee hoe hij daar moest komen. Op zoek naar de taxistandplaats worstelde hij zich door de mensenmenigte en heel even zakte de moed hem in de schoenen en overwoog hij om maar weer naar de bus te gaan en zich terug te laten brengen naar Pokey.

Maar toen bedacht hij hoe teleurgesteld Jemima zou zijn en besloot toch maar door te lopen.

Hij rechtte zijn rug, beet zijn vierkante kaken op elkaar, hing zijn tas over zijn schouder en liep met kwieke tred naar de taxistandplaats. Hij was al twintig minuten te laat en daar zou het niet bij blijven.

Een slordige vijf kilometer verderop, in een verbouwd herenhuis, ijsbeerde Grainne Butcher door de twee verdiepingen hoge, met licht overgoten ontvangsthal en wachtte op de taxi terwijl ze voor de zevende keer op het redial-knopje van haar mobiel drukte. Opnieuw kreeg ze Fionns voicemail.

‘Wie zet er nou zijn mobiel uit?’ vroeg ze ongelovig. Ze draaide zich om en wierp een strakke blik op Alina, die in elkaar gedoken achter de halfronde, uit licht hout vervaardigde receptiebalie zat.

‘Weet ik niet,’ mompelde Alina. Aangezien zij onder aan de ladder stond, kreeg zij het meest te verduren. Er werkten hier een paar mensen die chronisch nijdig waren, van Mervyn Fossil – de eigenaar en producer van het bedrijf – en Grainne, de directeur (die toevallig ook nog eens met Mervyn getrouwd was), tot de styliste. En in een logische volgorde werd alle blaam van Mervyn overgeheveld naar Grainne, die hem weer doorschoof naar de eindredacteur, die zijn voornaamste researchassistent ermee opzadelde, die hem doorspeelde naar de jongste bediende, die de bal bij de loopjongen neerlegde, die uiteindelijk Alina verantwoordelijk hield. De enige persoon die geen deel uitmaakte van dat patroon was de styliste, maar die was dan ook freelance.

‘En hij heeft ook niet gebeld?’ vroeg Grainne Butcher opnieuw.

‘Als dat zo was, had ik dat wel gezegd.’

‘Je hoeft niet zo brutaal te zijn! Alleen maar ja of nee is voldoende.’

‘Nee,’ fluisterde Alina. ‘Nee, hij heeft niet gebeld.’

Mervyn Fossil kwam de ontvangstruimte binnenstruinen. ‘Waar. Blijft. Hij. Verdomme?’

‘Hij komt eraan,’ mompelde Grainne. ‘Blijf jij nou maar gewoon je telefoontjes plegen, ik roep je wel als hij er is.’

Mervyn, een wat klein uitgevallen tiran met een kunstmatig bruin tintje, keek Grainne aan met een spottende trek rond zijn mond.

‘Schiet nou maar op,’ zei ze.

Zonder iets te zeggen wierp hij haar een dodelijke blik toe en liep terug naar zijn kantoor. Zodra de deur dichtviel, begon Grainne weer te ijsberen.

‘Daar is hij! De hemel zij dank!’ Buiten stopte een taxi. Grainne liep de deur uit, duwde de chauffeur een tientje in de hand – ‘Hou het wisselgeld maar!’ – en sleurde Fionn uit de auto. Daarna trok ze de kofferbak open en staarde naar de lege ruimte. ‘Waar zijn je spullen?’

Fionn wees naar de vrij grote tas die aan zijn schouder hing.

‘Is dat alles wat je bij je hebt? Voor een hele maand?’

‘Wat heb ik dan nog meer nodig?’

Op dat moment herinnerde Grainne zich weer waarom ze hem vanaf het eerste moment zo boeiend had gevonden.

Wie zou hebben gedacht dat ze in zo’n ellendig gat als Pokey iemand als Fionn tegen het lijf zou lopen? Ze wist niet eens waarom ze had besloten om naar de doop van Carmine junior te gaan, want ze had een hekel aan haar broer, ze kon zijn vrouw niet uitstaan en de lucht in Pokey deed haar naar adem happen.

Ze had aan de keukentafel van haar schoonzus zitten hijgen terwijl ze de minuten tot haar vertrek aftelde, toen Fionn ineens was komen opdagen om Loretta’s tuin te verzorgen. Grainne wierp één blik op dat haar, die kaken, de handen als kolenschop -pen en begon meteen te tintelen – een zalig en o zo zeldzaam gevoel.

‘Van welke planeet is die afkomstig?’ vroeg ze aan Loretta.

‘Hij komt hiervandaan.’

‘Sinds wanneer?’

‘O, al jaren.’

‘Ik kan me niet herinneren dat ik hem ooit ben tegengekomen toen ik nog hier woonde.’ Als dat wel het geval was geweest, had ze misschien niet zoveel haast gehad om weg te komen.

‘Waarschijnlijk wel. Hij was een jaar of twaalf toen hij hiernaartoe kwam met zijn moeder. Maar die arme vrouw kon hem niet aan. Hij had nogal wat wilde haren en was als tiener niet te houden, tot hij door de Churchills in huis werd genomen. Geadopteerd. O nee, als pleegkind.’

‘Door wie? O, dat chique oude stel uit het glazen huis in de vallei.’

‘Ja. Giles is een paar jaar geleden overleden en zijn vrouw, Jemima, is naar Dublin verhuisd.’

Grainne moest ineens denken aan een mooie, verwarde vrouw die geen geld genoeg had om in de supermarkt haar boodschappen te betalen. Angeline, Fionns moeder. ‘God ja, ik kan me zijn moeder nog wel herinneren!’ En daarna schoot Fionn haar ook weer te binnen. Hij had misschien een jaar tegelijk met Grainne in Pokey gewoond voordat de zeventienjarige Grainne de benen had genomen naar Dublin. Hoe oud Fionn destijds ook was geweest – misschien een jaar of twaalf, dertien – hij was al waanzinnig aantrekkelijk, maar veel te jong en te wild voor Grainne.

Wie had nou verwacht dat hij zo’n stuk zou worden?

Onder de ogen van Loretta, die ontzet was over zoveel bru -taliteit, was Grainne rechtstreeks naar de schuur gelopen en had tegen Fionn gezegd: ‘Zou je me een lesje tuinieren kunnen geven?’

Hij wachtte even voordat hij een zak aarde oppakte. ‘En wie mag jij wel wezen?’

‘Grainne, de zus van Carmine.’

‘En jij wilt een les in tuinieren?’

‘Dat klopt.’

Hij leek niet echt verbaasd. Waarschijnlijk was hij eraan gewend dat vrouwen zich op een presenteerblaadje aanboden, dacht ze.

‘Ik heb geen tijd voor lessen, maar je mag wel met me mee -lopen,’ zei hij. ‘Dan kun je zien wat ik doe.’

Gemakkelijk in de omgang, dacht ze. Mooi zo. Ze liep achter hem aan naar de tuin, waar een rij potplanten naast een vers omgespit stuk land stond.

Hij knielde neer en haalde voorzichtig een van de planten uit de pot. Die handen! ‘Wil je me helpen bij het planten van deze lelies?’

‘Prima.’

‘Op je knieën,’ voegde hij er een tikje langzamer aan toe. Dat overviel haar en ze kneep haar ogen halfdicht terwijl ze zich afvroeg of hij dat écht zo suggestief bedoelde. Ze was eigenlijk op grond van het feit dat God ieder mens maar een beperkte hoeveelheid fortuin meegaf al tot de conclusie gekomen dat hij uiterlijk adembenemend was, maar zo stom als het achtereind van een varken. Of zou ze zich vergissen? ‘Je kunt niet veel beginnen als je daar blijft staan,’ vervolgde hij op een toon die volkomen onschuldig klonk.

Wat ze toch allemaal voor haar werk moest doen, dacht ze, terwijl ze met tegenzin op een vochtig stukje grond door haar knieën ging en de plant aanpakte die hij haar aangaf.

‘Maak nu maar een holletje,’ zei hij en hij klonk opnieuw alsof hij het over seks had. Dat verbeeldde ze zich echt niet, dat wist ze zeker. Alhoewel…

‘Heb je geen handschoenen?’ Ze had geen zin om de halve natuur onder haar nagels te krijgen.

‘Geen handschoenen,’ zei hij. ‘Gewoon met je blote handen. Je moet niet bang zijn om je smerig te maken.’

Dit keer droop de vrijpostigheid ervan af. Ze keek hem aan en terwijl ze elkaar een hele tijd bleven aanstaren, was de wederzijdse spottende blik niet mis te verstaan.

Door zich te gedragen als het type waarop Loretta en de andere huisvrouwen uit Pokey vielen, stak hij de draak met zichzelf. Maar hij wist heel goed dat Grainne daar dwars doorheen keek. Daardoor beviel hij haar nog beter. Ook al was haar bewondering puur professioneel, ze was toch blij dat hij niet dom was. In ieder geval zou hij zijn tekst kunnen onthouden.

‘Vind je het eigenlijk fijn om tuinman te zijn?’ vroeg ze. Zonder dat hij het wist, was zijn sollicitatiegesprek begonnen.

‘Heerlijk!’

‘Nee, serieus,’ zei ze. Ze begreep dat ze hem onderschat had. Dat wisten ze allebei. Maar nu moesten ze echt even ernstig met elkaar praten.

‘Serieus? Wil je dat ik serieus ben? Nou, vooruit dan maar.’ Hij zuchtte. Hij kon best serieus zijn. Hij kon alles zijn wat een vrouw wilde. Als het maar niet te lang duurde. ‘Ik kan me niet voorstellen dat ik iets anders zou doen.’

‘Waarom niet?’

‘Bloemen, planten… ze zijn gewoon wonderbaarlijk. Je stopt een knobbelig bolletje in de grond. Eromheen gaat alles dood, maar twee, drie of vijf maanden later kun je je ogen niet geloven. Als kleine Lazarusjes piepen ineens allerlei plantjes boven de aarde uit. Uit de dood herrezen.’

‘Ga verder…’ Zoals zijn gezicht oplichtte! Ze kon gewoon zien hoe dat door de camera werd vastgelegd. Televisueel goud!

‘En het gaat niet alleen om dingen die de wereld mooier maken. Je kunt ook je eigen voedsel verbouwen.’

‘Ik niet. Mijn tuin heeft het formaat van een lucifersdoosje.’

‘Je hebt niet veel land nodig. Dit hier,’ Fionn gebaarde naar de honderd vierkante meter van Carmine en Loretta, ‘dit zou jouw eigen hof van Eden kunnen zijn.’

Grainne kromp bijna in elkaar omdat het allemaal zo schrijnend volmaakt was. Je Eigen Paradijs! Zo zouden ze het programma noemen. Of misschien Je Geheime Tuin, wat een heerlijk sexy ondertoontje had en dat kwam weer goed uit omdat Fionn zo adembenemend knap was. Ze werd duizelig van de ideeën die door haar hoofd schoten en toen ze daarmee aankwam bij Excellent Little Productions bleven ze er nog een hele tijd over dubben: Je Privéparadijs? Je Geheime Tuin? De Hof van Eden? Er werd dagenlang gezocht naar de beste naam, maar dat was geen verspilde tijd want als de naam klopte, ging de rest bij de televisie vanzelf.

‘Laten we maar beginnen,’ zei Mervyn Fossil, terwijl hij iedereen naar de vergaderruimte dreef. ‘We hebben al genoeg tijd verspild terwijl we zaten te wachten op…’ Hij ving een waarschuwende blik op van Grainne: geen openlijke beledigingen aan het adres van het stuk. Met tegenzin slikte hij de woorden ‘die idioot’ weer in. ‘Kom op,’ zei hij in plaats daarvan. ‘We moeten aan het werk.’

Maar Fionn bleef staan, stak zijn hand in de zak van zijn jack en haalde een of ander sprietje tevoorschijn. ‘Wat is dit? Het is behoorlijk verpieterd, maar het lijkt toch op… valeriaan.’ Hij hield het Mervyn Fossil voor. ‘Denk je ook niet dat het valeriaan is?’

Mervyn Fossil week achteruit. ‘Ik zou valeriaan nog niet herkennen als het op me af kwam en me in mijn kont beet.’

Fionn keek een beetje verward. Kennelijk had hij nog niet vaak te maken gehad met mensen die zo onaangenaam waren als Mervyn Fossil. Maar het scheen hem niet van zijn stuk te brengen. Op zijn dooie gemak haalde hij een verfrommeld en bijzonder vies boekje uit zijn andere zak. Het was een geïllustreerde kruidenencyclopedie. Doodgemoedereerd begon hij de dunne blaadjes om te slaan tot hij de valeriaan had gevonden en de tekening vergeleek met het sprietje in zijn hand. ‘Ja hoor, precies wat ik dacht, valeriaan. Werkt kalmerend, verzachtend, hoopgevend en brengt verlichting bij verdriet…’ Hij liet een keurende blik over Grainne, Mervyn, de styliste en de andere aanwezigen dwalen zonder te vinden wat hij zocht. Daarna draaide hij zich om naar de balie, waar Alina gretig zat toe te kijken.

‘Jij daar,’ zei hij. ‘Hoe heet je?’

‘Alina.’

‘Misschien heb jij dit nodig, Alina.’

Na een verbaasde stilte pakte ze het twijgje valeriaan aan en meteen daarna begonnen dikke waterlanders over haar gezicht te biggelen.

‘Wat krijgen we nou?’ snauwde Mervyn.

‘Mijn kat is gisteren doodgegaan.’

‘Ach, lieve hemel,’ mompelde Grainne, die dol was op katten.

Terwijl de dankbaarheid van haar natte gezicht straalde, vroeg Alina aan Fionn: ‘Hoe wist je dat?’

‘Dat wist ik helemaal niet,’ zei hij bescheiden.

‘Wel waar.’

Mervyn Fossil keek Fionn met argwanende spleetoogjes aan en zei: ‘Wat speel jij voor spelletje, knul?’

‘Hou je mond,’ zei Grainne scherp, en dat deed hij.

 

Dag 58…

Op de fiets onderweg naar haar werk scheelde het maar een haar of Maeves achterwiel werd geraakt door een auto, maar die wist haar toch nog net te ontwijken, dus was er niets aan de hand. Maar daardoor moest ze wel denken aan een zinnetje dat ze zich nog vaag uit The Great Gatsby herinnerde, iets in de trant van dat je best een roekeloze chauffeur kon zijn omdat de anderen dan juist goed opletten. Al zat ze zelf natuurlijk niet achter het stuur, omdat ze niet kon rijden.

Nee, vier jaar geleden was ze gezakt voor haar rijbewijs en ze had zich vaak afgevraagd of alles niet heel anders zou zijn verlopen als ze in plaats daarvan geslaagd was.

Vier jaar geleden…

‘En?’ Ruim tien mensen stonden vol verwachting bij Maeves bureau te wachten en ze kon de aanwezigheid van een felicitatiekaart, een taart en een fles bubbels gewoon voelen. Ze hoefde alleen maar het magische woordje te roepen en ze zouden triomfantelijk tevoorschijn worden gehaald.

Maeve liet haar hoofd hangen. ‘Ik ben gezakt.’

‘Oooo!’

Eigenlijk had niemand dat verwacht. Natuurlijk kende iedereen die akelige verhalen over afrijden, over al die onverwachte dingen die zelfs de best voorbereide persoon konden treffen, maar op haar lieve, inschikkelijke manier was Maeve meestal erg succesvol.

David greep haastig in. ‘Iedereen zakt de eerste keer,’ zei hij. ‘Dat hoort er gewoon bij. We zouden het doodeng hebben gevonden als jij meteen geslaagd was.’

‘Dat klopt!’

‘We hebben toch een taart voor je,’ zei David en Roja toverde de doos tevoorschijn. De taart was versierd en er stond in glazuur ‘Gefeliciteerd’ op.

‘Dat betekent uiteraard “gefeliciteerd omdat je gezakt bent”,’ zei David. ‘Renzo, wil jij hem aansnijden?’

‘We hebben ook een fles bubbels,’ zei Tarik.

Maeve schudde ootmoedig haar hoofd. ‘Ik heb echt de liefste collega’s ter wereld.’

Maar toch glimlachte ze even naar David, om hem te laten weten dat ze wist dat hij achter dit vertoon van genegenheid stak.

‘Zullen we die nu opdrinken of wachten tot na het werk?’ vroeg David.

‘Ach, wat maakt het uit, we maken hem gewoon nu soldaat!’

De kurk werd er voorzichtig uit getrokken en iedereen kreeg een plastic bekertje. ‘Op de mislukking!’

‘Wil je erover praten?’ vroeg Fatima terwijl ze stukjes chocoladetaart op papieren servetjes uitdeelde.

‘O ja, hoor.’ Maeve voelde zich alweer een stuk beter. De eerste vernedering was voorbij. ‘Nou, het belangrijkste advies dat ik iedereen die nog moet afrijden kan geven, is dat je niet moet oefenen op de tractor van je vader! Dat is echt geen goede voorbereiding op wat je te wachten staat. Ik had het gevoel dat ik veel te laag op de weg zat. Alles was fout!’

Ze hoefde niet te vertellen hoe duur rijlessen waren, dat wist iedereen.

‘Maar weet je wat me nou echt dwarszit? Mijn vader heeft een auto.’

‘Waarom heeft hij je daar dan niet in laten oefenen?’ vroeg Franz. ‘Was hij bang dat je hem aan barrels zou rijden?’

‘Nee,’ zei Maeve somber. ‘Integendeel zelfs. Volgens hem kan iedereen in een auto stappen, maar je moet echt van goeden huize komen om een tractor te besturen. Hij denkt dat ik briljant ben, volgens hem kan ik alles. Het is gewoon een kwelling.’

‘Hij zal niet blij zijn als hij dit te horen krijgt.’ David had met eigen ogen gezien hoe dol haar ouders op haar waren.

‘Hij weet het al,’ zei Maeve. ‘En hij is in alle staten. Volgens hem is het een gerechtelijke dwaling. Hij wilde weten hoe de examinator heette, zodat hij een officiële klacht kan indienen.’

Iedereen schoot in de lach, maar net toen Maeve zei: ‘In ieder geval kan ik zonder probleem een akker ploegen, in keurige rechte voren…’ werd ze onderbroken door Matts stem.

‘Ik heb het net gehoord!’ zei hij. ‘Ik zat in vergadering, dus ik heb het net pas gehoord!’

Hij liep recht naar Maeve toe en iedereen week instinctief opzij om de weg vrij te maken.

‘Die klootzakken van het CBR! Die tinnen tirannetjes!’ Matt trok Maeve bij wijze van troost in zijn armen en drukte haar hoofd tegen de schouder van zijn donkere pak. Iedereen was ontroerd door dat blijk van menselijkheid. Het was logisch dat zij, als Maeves collega’s, om haar gaven, maar Matt was nog steeds haar baas, ook al was hij nog zo toegankelijk. En die omhelzing was ook geen halfgemeend vluggertje, hij duurde langer dan de verplichte halve seconde. Matt voelde kennelijk echt mee met de vernedering die Maeve had ondergaan. Wat was hij toch een lieverd, dachten ze allemaal. Wat een geweldige vent. Een paar mensen stonden zelfs met verdacht glinsterende ogen te glim-lachen. Maar toen kwamen de eerste alarmsignaaltjes. De omhelzing had nu lang genoeg geduurd. Zelfs een seconde langer dan acceptabel was. Hoog tijd om er een eind aan te maken. Hou op. Het is mooi geweest! Maar Matt en Maeve bleven zich aan elkaar vastklemmen. De ontzetting steeg toen Matt haar zelfs nog stijver tegen zich aan trok en Maeve haar gezicht nog vaster tegen Matts hals begroef.

Laat elkaar nu los, dan gebeurt er verder niets. Glimlachjes verstarden en verdwenen van de gezichten van de toeschouwers. Ze stonden als zoutpilaren om het twee-mensen-wordeneen-standbeeld en wisselden angstige, begrijpende blikken, hoewel niemand David aankeek.

Matt en Maeve straalden emotie uit alsof het hittegolven waren die tot in de verste hoeken van het kantoor reikten, waar Natalie zat. Er is iets mis. Ze stond op en liep naar het groepje dat rond Maeves bureau stond.

Eindelijk kwam er beweging in het stel, tot grote opluchting van de omstanders. Maeve hief haar hoofd op. Laat elkaar los, dacht iedereen dringend. Matt, jij moet terug naar je kantoor. Maeve, ga achter je bureau zitten. Dan zullen we allemaal proberen om net te doen alsof dit rare voorval nooit heeft plaatsgevonden.

Maar het zou voor de ontzette toeschouwers alleen maar erger worden. Matt hief ook zijn hoofd op en op het moment dat zijn ogen die van Maeve ontmoetten, sprong er een vonk van energie over waarvan het geknetter bijna hoorbaar was. Met verbijsterde gezichten staarden ze elkaar aan terwijl ze hun diepste wezen uitwisselden. Maeve tilde haar hand op en raakte Matts gezicht aan alsof ze wilde controleren dat het echt was, dat alles wat zich hier afspeelde ook echt waar was. Iedereen om hen heen wist dat het eigenlijk onfatsoenlijk was om getuige te zijn van dat intens intieme moment, maar ze konden geen van allen hun blik afwenden.

Dit was niet de manier waarop Matt aan Nat had willen vertellen dat hij niet meer van haar hield, maar desondanks begreep ze het meteen. Waardig als altijd liet ze het boeiende schouwspel achter zich, liep het kantoor uit, reed naar de stad en barstte in een grote parkeergarage in haar auto in tranen uit. Daarna kocht ze een nieuwe douchegel, liet vijftien centimeter van haar haar knippen, at elf grote kokosmakronen op en kon de hele wereld weer aan.

Het eerste wat Maeve zag toen ze weer bij zinnen kwam, was het bleke gezicht van David. Het gezicht van iemand die ze lang geleden had gekend. In een tijdsbestek van zevenenveertig seconden was haar hele leven op zijn kop gezet.

Ze zocht naar woorden om het weer recht te trekken, maar die kon ze niet vinden. Smekend keek ze David aan.

Wat is er gebeurd? vroegen zijn ogen.

Ik weet het niet.

Ik hou van je.

Dat weet ik.

En ik dacht dat jij van mij hield.

Dat dacht ik ook.

Je hebt me vernederd.

Ik wist niet dat dit zou gebeuren…

Met uitzondering van Matt was iedereen om hen heen verdwenen.

‘David, ik…’ Maar Maeve wist gewoon niet wat ze moest zeggen. David stond haar aan te kijken en te wachten tot ze alles weer recht zou zetten. ‘Het spijt me,’ fluisterde ze. De blik in zijn ogen was nauwelijks te harden, de schrik, het verdriet, de boosheid. ‘Het spijt me echt ontzettend.’

‘Je bent het nog niet waard om haar veters te strikken,’ zei David tegen Matt. Zijn stem trilde. ‘Jij bent alleen maar… alleen maar een driedelig pak.’ Hij richtte zijn felle blik weer op Maeve. ‘En wat jou betreft, ik weet niet wat je je in je hoofd haalt en ik denk dat jij dat evenmin weet. Dit is nog niet voorbij, geloof dat maar niet.’

 

Dag 58…

Katie had een vermoeiende dag achter de rug omdat ze zich had moeten uitsloven om media-aandacht te krijgen voor een nauwelijks bekende singer-songwriter ‘die het helemaal ging maken’. Ze was er eindelijk in geslaagd om thuis te komen en lag slaperig op de bank naar The Gilmore Girls te kijken, terwijl ze zich afvroeg of ze niet beter gewoon naar bed kon gaan, toen haar vaste telefoon overging. Argwanend controleerde ze het nummer. Bijna niemand belde haar meer op dat nummer, met uitzondering van haar moeder. En ja hoor, die was het ook. Ze overwoog om niet op te nemen, maar ze wist uit ervaring dat mam gewoon zou blijven bellen tot ze uiteindelijk toch oppakte.

‘Mam?’

‘Hoe wist je nou… ik wou dat je dat niet meer deed. Ik word er doodzenuwachtig van.’

‘Hoe is het ermee, mam?’

‘Ik bel je om je een fijne verjaardag te wensen, omdat ik het morgen erg druk heb.’

‘Oké. Bedankt. En nog bedankt voor de broodtrommel.’

‘Ja, die viel natuurlijk wel in het niet bij dat platina horloge. Maar het is toch een nuttig cadeau.’

‘Heel nuttig.’

‘Veertig, Katie. Dat is toch nauwelijks te geloven? Waar zijn de jaren gebleven? En nu ik je toch aan de lijn heb, zou het geen tijd worden dat je eens over je haar gaat nadenken?’

‘Wat is er met mijn haar?’

‘Het is veel te lang.’

‘Het hangt net over mijn schouders.’

‘Maar je bent nu veertig. Je zult je ook zo moeten gedragen.’

Het leven van Penny Richmond werd beheerst door een rigide, op angst gebaseerde gedragscode. Ze hanteerde allerlei regels en Katie begreep nooit goed waar ze die vandaan haalde. (Bijvoorbeeld: als je de voorgevel van je huis niet om de vier jaar liet schilderen had de vereniging van eigenaren het morele recht om je in het openbaar te laten kastijden. Als je hoorde dat je buurman zijn vrouw iedere avond tot moes sloeg, zou je nog liever je tong aan de muur spijkeren dan erover te beginnen. Je liep alle gebeurtenissen af waarvoor je werd uitgenodigd, ook als je de pest had aan de andere gasten, want onwellevendheid kon dodelijk zijn.)

‘En de kleur, Katie. Je moet het niet meer zo donker laten verven.’

‘Maar dat is gewoon mijn eigen kleur. Ik laat alleen de uitgroei bijwerken.’

‘Het is algemeen bekend dat je huid oplicht naarmate je ouder wordt en…’

Katie kon zich niet inhouden. ‘Hoor eens, ik weet best dat je een lichter tintje moet kiezen als je ouder wordt, maar ik vind mijn haar toevallig leuk zoals het is!’

Aan de andere kant van de lijn snakte iemand gierend naar adem, gevolgd door een lange, verontwaardigde stilte. Katie stond te kijken van haar eigen vermetelheid. Je werd altijd het kind van de rekening als je begon te bakkeleien met Penny Richmond, de aartsmartelares.

‘Het spijt me, mam,’ zei ze onhandig. ‘Ik weet niet wat me bezielde.’

‘Ik ook niet,’ zei Penny met een trillende stem. ‘Ik zal niet beweren dat ik me niet gekwetst voel, Katie. Maar omdat het je verjaardag is, zal ik mijn best doen om het te vergeten.’

Zodra Penny de verbinding had verbroken, belde Katie Mary-rose. ‘Neem op, neem op,’ drong ze aan, maar ze kreeg toch de voicemail. Dat soort dingen gebeurde als je beste vriendin per ongeluk een kind had gekregen van een getrouwde man. Ze was ineens lang niet meer zo vaak in staat om te luisteren naar Katies klaagzangen over haar moeder, omdat ze constant bezig was met het steriliseren van dingen, het prakken van voedsel of het rondbanjeren met een krijsend kind dat tandjes kreeg.

Katie wist niet hoe MaryRose dat allemaal aankon en Maryrose zelf had gedreigd dat ze zich zou verzuipen toen ze op haar negenendertigste tot de ontdekking kwam dat ze zwanger was. Ze was al zo óúd, had ze gezegd, ze zou veertigenhalf zijn als het werd geboren. En hoe had dat nou kunnen gebeuren? Je kreeg toch het idee dat elke vrouw ter wereld gedwongen was om ivf te proberen, terwijl zij – nota bene praktisch in de overgang – maar één keer het risico had genomen om zonder condoom te vrijen en meteen zwanger was geworden. Daar klopte niets van!

Maar al een paar dagen na de verschijning van het angstaanjagende blauwe streepje was MaryRose een heel ander liedje gaan zingen. Ze vertelde Katie trots wat ze net in de Vogue had gelezen: dat er een trend bestond van alleenstaande veertigjarige vrouwen die voor het eerst moeder werden. ‘Ik wil me niet op de borst slaan, maar misschien ben ik wel de eerste in Ierland,’ had ze gezegd. ‘Vind je dat niet cool? Ik pas helemaal in de tijdgeest. Ik geloof niet dat me dat ooit eerder is overkomen. En ik heb er geen ivf, spermadonors of pogingen om een Chineesje te adopteren voor nodig gehad. Ik ben een van de geluksvogels.’

Katie was stomverbaasd geweest. ‘Ik wist niet eens dat je een kind wilde,’ had ze gezegd. Waarop MaryRose had geantwoord: ‘Dat wilde ik ook niet. Maar nu wel.’

Ze waren samen tot de conclusie gekomen dat het een kwestie van hormonen moest zijn.

Katie liet een berichtje achter voor MaryRose en vroeg zich af wie ze nog meer kon bellen. Conall had geen zin. Hij had eerder op de avond gebeld, voordat hij terugging naar kantoor, en ze wilde hem niet lastigvallen bij het hak- en sloopwerk. Ze probeerde het wel bij Sinead. Maar Sinead zat ergens in een bar en kon haar nauwelijks verstaan. En ze verdomde het om weg te gaan want ‘er zit hier een aantrekkelijke vent naar me te lonken’. Uiteindelijk bleef er niemand anders over om te bellen dan Naomi. Ze zou weinig sympathie kunnen opbrengen, maar in ieder geval wist ze wel hoe hun moeder was.

‘Ik heb net in de clinch gelegen met mam.’

‘Waarover?’

‘Niets.’

‘Daar moet je maar aan wennen,’ zei Naomi. ‘Vanaf het moment dat je veertig bent, blijft ze je aan één stuk door op de huid zitten.’

‘O god! Dat zal ontzettend vervelend worden. En ik ben pas morgen officieel veertig.’

‘Dat komt omdat je zo’n brave meid bent geweest en je goed hebt voorbereid.’ Naomi had tegen haar gezegd dat ze zich op haar achtendertigste al moest gaan voorbereiden. ‘Blijf gewoon tegen jezelf zeggen: ik ben veertig, ik ben veertig, ik ben veertig, dan zul je er lang niet zo kapot van zijn als het zover is.’

Maar Sinead had precies het tegendeel geadviseerd. ‘Je moet het gewoon ontkennen. Doe maar net of je nog altijd negenendertig bent. Tot je dood aan toe. Natuurlijk komen ze er dan wel tot hun grote schrik achter dat je gelogen hebt, maar dan ben je toch dood, dus wat maakt het uit?’

‘Ik ben blij dat je belt,’ zei Naomi. ‘Over dat verjaardagseten-tje zaterdagavond… is het goed dat Dawn ook komt? Gewoon omdat ze in de zeven maanden na de geboorte van haar baby nog niet één keer uit is geweest.’

Dawn was een vriendin van Naomi en niet van Katie, maar ze was oké. ‘Wel ja, waarom niet?’

‘Wie komen er nog meer?’ vroeg Naomi.

‘MaryRose, Sinead en Tania.’

‘Dus Tania komt ook!’ zei Naomi opgelucht. ‘Dan is er toch iemand met wie ik iets gemeen heb.’ Tania was getrouwd en had twee kinderen. ‘In plaats van al die verbitterde alleenstaande vriendinnen van jou.’

‘Die zijn helemaal niet verbitterd! In ieder geval niet meer dan die getrouwde vrouwen zoals jullie, die er maar over doorzeuren dat ze zo’n hekel hebben aan hun man. En MaryRose is niet bepaald alleenstaand!’

‘Haar vriend, de vader van haar tien maanden oude dochtertje, woont bij zijn vrouw en zijn vier kinderen, maakt maar af en toe wat geld over voor haar onderhoud en heeft Vivienne al vier maanden niet meer gezien. Heus, Katie, MaryRose is absolúút alleenstaand!’

Er viel een stilte waarin Katie het betreurde dat ze nooit iets voor Naomi verborgen kon houden. Helemaal níéts (met uitzondering van een spectaculair geheimpje met betrekking tot hun broer Charlie – dat haar via Conall had bereikt – en dat ze bewaarde tot ze het echt nodig had). Toen zei ze: ‘Ik zou maar uitkijken als ik jou was, Naomi, je begint op mam te lijken.’

 

Dag 58…

Ze ontmoetten de vrijgezellenparty van sikhs in de rij voor de Samara en een van hen was met het voorstel gekomen om de Viking Splash te enteren. Lydia was er meteen voor, want ze haatte het om in de rij te staan, zo vernederend.

‘Je bent veel te ongeduldig,’ had Shoane eerder opgemerkt, toen ze aansloten bij de rij. Shoane had per se naar binnen gewild in de Samara, omdat ze nieuwe rode schoenen aan had die de rest van Dublin al had gezien. Nu moesten de mensen in de Samara eraan geloven. ‘Het is Poppy’s vrijgezellenavond,’ had ze gezegd. ‘Je moet doen wat zij wil.’

‘Ik heb gewoon een hekel aan tijd verspillen,’ antwoordde Lydia geërgerd. Tegenwoordig had ze nog maar zo zelden een avondje vrij…

‘We hoeven echt niet zo lang in de rij te staan,’ troostte Poppy. ‘Binnen tien minuten zijn we binnen.’

‘Tien minuten!’ riep Lydia uit. ‘Die arme man…’ Ze wees op de overgrootvader van het sikh-gezelschap, een kras maar bejaard heerschap – met een indrukwekkende baard die zo uit het oude testament leek weggelopen en een tulband waar je een klein autootje in kon stallen – ‘hij kan over tien minuten wel dóód zijn! Ik wil u niet beledigen, hoor,’ had ze de man meteen daarna toegevoegd.

Hij antwoordde dat hij zich absoluut niet beledigd voelde en dat hij het met haar eens was dat hij in dit stadium van zijn leven, op zijn eenentachtigste, ten volle van iedere seconde moest genieten. ‘Ik heb altijd gehoopt dat ik op een eerbiedwaardige manier zou sterven,’ voegde hij eraan toe. ‘Maar dat is allerminst het geval als ik in de kleine uurtjes van de nacht de geest geef terwijl ik sta te wachten tot me de toegang wordt ontzegd tot een exclusieve bar in Dublin. Dat zouden ze in het overlijdensbericht maar het best kunnen verzwijgen.’

‘Ze zouden erin kunnen zetten dat u in het bijzijn van vrienden en familieleden bent overleden,’ antwoordde Lydia daarop. ‘Dat zou in ieder geval kloppen.’ Ze wees naar al die andere mannen met tulbanden. De vrijgezellenparty – afkomstig uit Birmingham – telde zeventien man en bestond uit vier generaties: de aanstaande bruidegom en zijn vader, grootvader en overgrootvader, plus een gemêleerd gezelschap broers, neven en ooms.

‘U lijkt mij een slimme jongedame,’ had de oude man daarop gezegd. ‘Als u me uit deze rij zou kunnen bevrijden, zou ik dat zeer op prijs stellen.’

‘Oké.’ Lydia was altijd bereid om een uitdaging te aanvaarden en had meteen met stemverheffing uitgeroepen: ‘Hé, jongens! Opa hier ziet eruit alsof hij elk moment de geest kan geven!’

Een aantal mensen scheen te denken dat ze dat echt meende, waarop iemand anders – ze hadden de volgende dag geprobeerd om het allemaal weer op een rijtje te krijgen, maar niemand kon zich herinneren wie de aanzet gegeven had – had gejoeld: ‘Laten we dan de Viking Splash maar enteren!’ De suggestie werd met instemming ontvangen, zelfs door Shoane.

De sikhs, Lydia en haar drie vriendinnen, plus een stel meelopers hadden de rij verlaten en waren dwars door het feestgeruis Dawson Street in gelopen, op weg naar de Viking Splash.

Dat was een amfibievoertuig dat heel populair was bij toeristen. De route voerde langs veel bezienswaardigheden in Dublin en als klap op de vuurpijl voeren ze het Grand Canal in en bleven daar nog even rustig ronddobberen voordat ze weer terugkeerden naar de wal. De rondvaarten vonden alleen overdag plaats, maar – en opnieuw waren de bijzonderheden schaars – de sikhs hadden een paar nieuwe vrienden gemaakt, drie kerels die allemaal Kevin heetten, van wie er een als gids op de Viking Splash werkte. Hij had de sleutel uit het kantoor gejat en bleek bereid een nachtelijke rondvaart te verzorgen tegen een gereduceerd tarief, dat zwart afgerekend moest worden.

Geschrokken bij het idee dat er gedurende de rondvaart (vijfenveertig minuten) geen alcohol beschikbaar zou zijn, was Poppy erin geslaagd om tien blikjes ‘psycho-cider’ te kopen van een groepje daklozen en verdeelde die onder Lydia, Shoane, Sissy, de drie Kevins, de jolige Bulgaarse die benen onthaarde, haar jolige vriendin en de lange, stille vrouw die, bij nader inzien, bij niemand bleek te horen. (‘Ik dacht dat ze een van die Bulgaren was.’ ‘De Kevins dachten dat ze bij ons hoorde.’) Verbazingwekkend genoeg bleken de sikhs niet te drinken.

Iedereen klauterde in het voertuig, waarna de oranje reddingsvesten niet over de tulbanden van de sikhs bleken te passen. Maar dat gaf niets, want inmiddels hadden ze al zoveel strafbare feiten gepleegd dat een meer geen kwaad kon. Vervolgens zoefden ze de donkere nacht in.

Dit begon erop te lijken, dacht Lydia blij terwijl de gebouwen langs haar heen flitsten. Als ze dan toch het inkomen van een donderdagavond moest missen, een van de meest lucratieve avonden van de week (en dat kon écht niet anders, want ze was al met Poppy bevriend geweest vanaf hun eerste schooldag, dus ze mocht haar vrijgezellenfeestje niet missen), dan wilde ze er het beste van maken.

Op donderdagavond waren er altijd massa’s feesten en partijen, misschien nog wel meer dan op vrijdag, en gewoonlijk was Lydia dan de hele avond bezig met het rondrijden van dronken meisjes, die in een wirwar van blote benen, glinsterende teennagels en geföhnde haren op de achterbank van haar taxi neervielen, zingend, huilend of in zichzelf mompelend. Het was de bedoeling dat ze vanavond tot dat gilde toe zou treden.

Ze was het huis uit gegaan met zwaar opgemaakte ogen, op hoge hakken en in een kort jurkje. Zo kort dat Jan een theedoek tegen zijn ogen had gedrukt en met zijn vrije hand een kruis had geslagen. Andrei had haar zonder iets te zeggen aangekeken.

‘Toe maar,’ had ze tegen hem gezegd.

‘Toe maar?’

‘Zeg maar wat je op je hart hebt. Ik zie best dat je je nauwelijks kunt inhouden.’

Hij had onverschillig zijn schouders opgehaald. ‘Je ziet er goed uit.’

Ze wachtte af. Er zou vast nog wel iets volgen. ‘Hoerig, maar wel goed.’

Hun wederzijdse hekel had welig getierd.

‘Dat is beter dan eruit te zien alsof ik mijn tuintje in de vrieskist bewaar,’ zei ze.

Andrei leek van verontwaardiging op te zwellen. ‘Heb je het soms over Rosie?’

‘Kennen we dan nog anderen die hun vrouwelijke delen op ijs hebben gezet?’ Lydia haatte Rosie, echt, er was geen ander woord voor. Al dat preutse plattelandsmeisjesgedoe van Rosie, met haar decente rokjes en haar glaasjes witte wijn met spuitwater en de dure leren laarzen die ze in de uitverkoop had gekocht. Lydia kon in de uitverkoop nooit iets anders vinden dan rotzooi en als je al een stel laarzen op de kop tikte, dan zouden dat als het weer koud werd toch laarzen van een jaar eerder zijn en iedereen die ook maar een beetje benul had, zou zich nooit met laarzen van het jaar daarvoor buiten de deur wagen.

Lydia had nog wat lipgloss op gedaan, Andrei een minachtende blik toegeworpen die nog valser aandeed door de glinsterende donkergroene eyeliner die ze had gebruikt en was naar buiten gelopen.

Aan het begin van de avond waren ze met elf meiden geweest en de kans was klein dat het een rustig avondje zou worden.

‘Geef mij maar vier delen alcohol,’ had Lydia tegen de barkeeper gezegd. ‘In elke combinatie die je invalt. Maak er een verrassing van.’

Toen haar verrassingsdrankje arriveerde (een daiquiri van zwarte bessen), had ze gezegd: ‘We zetten het op een zuipen. Ik bedoel, ik weet best dat we ons gaan bezatten, maar zelfs als dat niet zo was, zou er worden gezegd dat we het wel deden. Ik bedoel maar, met twee flessen cider achter je knopen ben je tegenwoordig al een zuipschuit.’

‘Geen wonder dat we ons echt gaan bezatten als er al zo minachtend wordt gedaan over normaal drankgebruik,’ zei Shoane en iedereen was het erover eens dat, aangezien er toch zou worden gezegd dat ze het op een zuipen hadden gezet, ze er net zo goed van konden profiteren om echt ladderzat te worden.

‘Wij zijn het soort meisjes waarover ze het in de krant altijd hebben.’

‘In ieder geval hebben wij nog onderbroeken aan,’ zei Poppy.

Hoewel sommigen hun twijfels hadden omtrent Shoane.

‘Nemen we nog vier delen alcohol hier of gaan we verder?’

Shoane besloot dat ze naar een andere tent zouden gaan, zodat de mensen daar haar nieuwe rode schoenen ook konden zien. In de loop van de avond verkasten ze in opperbeste stemming van de ene naar de andere kroeg, waarbij ze onderweg allerlei mensen meenamen en weer achterlieten. Tegen de tijd dat ze de sikhs ontmoetten was het net twee uur geweest en was alleen de harde kern van Poppy, Lydia, Shoane en Sissy nog over.

Het illegale tochtje in de Viking Splash werd gevolgd door een geïmproviseerd feestje in de hotelkamer van de getuige van de sikh en nadat alle alcohol uit zijn minibar achterover was geslagen ging iedereen op huis aan.

Sissy liet zich pakken door haar taxichauffeur. Hoewel ze daar al zeven jaar niet meer woonde, dook Shoane om vijf uur ’s ochtends bij het huis van haar ouders op, huilend en verward en zonder haar nieuwe rode schoenen. Poppy werd wakker met vlokken in haar haar en kwam na bestudering tot de conclusie dat het om braaksel ging. Maar ze ontkende op hoge toon dat ze daar zelf verantwoordelijk voor was geweest. (‘Je kunt me van alles aanwrijven, maar niet dat ik een kotser ben.’) En Lydia werd wakker in Gilberts bed, waar hij haar lichaam betastte met zijn prachtige handen en drie verrassende blauwe plekken op haar linkerscheenbeen ontdekte.

Het was, daar waren ze het allemaal roerend over eens, een geweldige avond geweest.