‘Waar blijf je toch, Jemima?’ riep Fionn. ‘De auto staat voor de deur.’
‘Ik kom eraan.’ Ze stond te worstelen met de knoop van haar rok. Het was om gek van te worden, haar rok was ineens nauwer geworden. Maar ze was niet van plan om een nieuwe rok te kopen, niet op deze leeftijd. Ze hield er niet van om met geld te smijten (zou je dat ‘geldsmijterij’ kunnen noemen?), want ze was inmiddels achtentachtig en hoewel ze uit een prima nest kwam, leek het niet erg waarschijnlijk dat ze nog veertig jaar van een nieuwe rok zou kunnen profiteren voordat ze doodging. Wat ze tussen twee haakjes nog lang niet van plan was, ondanks die vervelende geest die hier rondhing.
En ze was ook niet van plan om te gaan lijnen. Dat soort dingen liet ze over aan andere vrouwen, vrouwen die geen enkele gelijkenis met haar vertoonden, arme stakkers die hun lichamelijke behoeften niet in bedwang konden houden en die hele pakken ijs in één keer opaten. Zij was altijd van mening geweest dat voedsel niet iets was om van te genieten. Het diende uitsluitend als brandstof voor je lichaam, zodat je voldoende energie kon opbrengen voor liefdadigheidswerk. Vanaf haar zeventiende was ze maar een krappe vijfenzestig kilo geweest – met uitzondering van vier jaar geleden, toen ze in de strijd tegen kanker ineens nog maar zestig kilo had gewogen. Een strijd waarbij de kanker overigens deemoedig het onderspit had gedolven en zich aangeslagen en vernederd had teruggetrokken – en ze was niet van plan om daar nu nog verandering in te brengen, wat die eigenwijze knoop haar ook probeerde duidelijk te maken…
‘Jemima, is alles in orde?’ riep Fionn. ‘De chauffeur doet niets anders dan me opbellen.’
Wat ontzettend grappig! Daar staat Fionn, die echt de meest onbetrouwbare figuur ter wereld is, Jemima Churchill op te porren, bij wie de spreuk ‘punctualiteit grenst aan goddelijkheid’ zo ongeveer ingebakken is.
Met handen die nat waren van de inspanning wurmde ze de knoop door het knoopsgat en ze slaakte een triomfantelijke zucht. Maar dat bleek weer te veel voor de band van de rok en de knoop knapte los en schoot als een kogel door de kamer om precies in het rechteroog van Nurks te belanden. Nurks produceerde een luid gehuil, hoewel hij stiekem dolblij was. De klap tegen zijn oog had helemaal geen pijn gedaan – het zag er veel erger uit dan het was – maar het betekende wel dat hij nu dagenlang kon blijven mokken.
‘Jemima!’ brulde Fionn. ‘De verrekte Grainne blijft bellen! We moeten weg!’
Jemima schoot in de lach. Grainne Butcher legde er de zweep over. Dit was pas de tweede dag van Fionns tv-carrière en nu al begonnen de vroege aanvangstijden en de lange uren hun tol van hem te eisen. Hij was er niet aan gewend dat hij op bepaalde tijden op een vaste plek moest zijn en ook nog eens moest blijven zodra het nieuwtje ervan af was. Niettemin zou de ervaring met een behoorlijk strak schema hem waarschijnlijk wel goed doen.
Jemima drukte nog een kus op de kop van Nurks, streek haar vest glad over haar gapende rokband en pakte haar oude bruine handtas op. Fionn liep chagrijnig door de hal te ijsberen maar hij zag er tegelijkertijd zo adembenemend knap uit dat haar krakkemikkige oude hart er helemaal van opfleurde. Grainne Butchers styliste had hem stevig onder druk gezet, dus hij had niet alleen zijn haar maar ook zijn spijkerbroek en zijn met veel zakken uitgeruste jack gewassen. Hij was een prins, dacht Jemima. Een knappe, schone prins.
Vandaag is een bijzondere dag voor Fionn. Alleen weet Fionn dat nog niet. In ieder geval niet bewust. Ergens diep in zijn onderbewustzijn komen tektonische platen in beweging, breken van elkaar los en botsen weer terug, wat een boel ellende voorspelt.
Vandaag is Fionn precies zesendertig jaar en honderdachtentwintig dagen in leven. Hij is een dag ouder dan zijn moeder was toen ze stierf. Hij heeft haar overleefd. Tot aan vandaag heeft Fionn er hard aan moeten werken om zichzelf in leven te houden. Er moest zoveel energie gestoken worden in zelfbescherming, dat er niets meer over was om aan iemand anders te geven.
Maar vandaag luidt een nieuw begin in.
Vandaag is Fionn, voor het eerst van zijn leven, vrij om verliefd te worden.
Eerlijk gezegd, zit ik op het puntje van mijn stoel…
Fionn leek wel een renpaard dat uit het starthokje schoot. Hij wilde geen seconde verspillen van deze nieuwe, opwindende fase van zijn leven. Hij holde de trap af, gevolgd door Jemima en Nurks, die hem vandaag bij de opnamen gezelschap zouden houden. Hij trok de voordeur open… en daar, hooguit een meter verder en badend in het heldere ochtendlicht, stond de mooiste vrouw die hij ooit had gezien. Hij bleef verbijsterd staan, waardoor Jemima en Nurks tegen hem op botsten, en keek naar de mond van de vrouw die op een vochtig rozenknopje leek, naar haar roze en blanke huid, haar lange blonde krullen, haar frisheid, haar onschuld, haar fiets, haar…
De vrouw scheen zijn strakke blik te voelen en keek met een ruk op. Een verstarde uitdrukking van angst verscheen op haar gezicht.
Fionn sprong de laatste paar treden naar de straat af, waarbij zijn haar door de ochtendzon in gesponnen goud veranderde. ‘Ik ben Fionn Purdue.’ Hij stak zijn hand uit.
De vrouw deed net alsof ze Fionns hand niet zag. Ze zei niets en bleef bewegingloos naar Fionn staren, alsof ze in een zoutpilaar was veranderd.
Ineens dook er uit het niets een man op, jong en in een driedelig pak. Fionn had hem tot op dat moment niet eens zien staan.
‘Matt Geary,’ zei hij.
Opnieuw stak Fionn zijn hand uit, maar die werd opnieuw genegeerd.
‘En…’ zei Matt terwijl hij zich naar Fionn overboog, ‘dit is MIJN VROUW.’ Hij brulde Fionn die laatste twee woordjes bijna toe.
‘Hoe heet je?’ vroeg Fionn ademloos aan de schoonheid. Maar ze zei niets.
Fionn keek Matt aan, met een stralend gezicht vol verwachting.
De seconden tikten voorbij, totdat Matt met enige tegenzin zei: ‘Maeve.’
‘Maeve,’ zei Fionn vol verwondering. Maeve. Wat een prachtige naam. Misschien wel de mooiste naam die hij ooit had gehoord en dat was heel toepasselijk, want hij hoorde bij de mooiste vrouw ter wereld. ‘Maeve, de strijdlustige koningin. Ik ben je nieuwe buurman. Ik woon op de eerste verdieping, samen met Jemima Churchill. Kennen jullie Jemima?’ Hij begon zenuwachtig met zijn handen te wapperen om Jemima naar voren te wenken. Daarna keek hij om en wierp haar een boze blik toe. ‘Kom op,’ siste hij. ‘Kom op, dan kun je kennismaken met Maeve!’
‘Ik ken Mátthew al. En Maeve ook,’ zei Jemima beleefd.
‘Ik blijf hier een tijdje wonen.’ Fionn richtte zich uitsluitend tot Maeve. ‘Een paar maanden of zo.’
De claxon van een auto maakte een eind aan zijn dagdroom. ‘Fionn, schiet nou op!’ Dat was Ogden, de chauffeur. ‘Grainne begint hysterisch te worden!’
Ineens was Fionn dolblij dat hij dit tv-programma mocht maken. Die afschuwelijke begintijden, de stomme haarconditioner en de patserige nieuwe T-shirts leken plotseling de moeite waard. Misschien zouden ze indruk maken op Maeve. ‘Ik ben bezig met de opnames van mijn eigen tuinprogramma,’ flapte hij er enthousiast uit. ‘Het heet “Je Eigen Privéparadijs”. Op Kanaal 8.’ Hij merkte nauwelijks dat Jemima hem bij zijn elleboog pakte en vastberaden meetrok naar de auto. ‘Op donderdagavond,’ riep hij over zijn schouder naar het visioen dat nog steeds stram en stijf bleef staan. ‘Binnenkort! Hou het in de gaten!’
Portieren sloegen dicht, Ogden trapte het gaspedaal in en Fionn bleef vol verrukking door de achterruit kijken tot ze een hoek omsloegen en hij haar niet meer kon zien.
‘Wie was dát?’ vroeg hij aan Jemima.
‘Laat haar met rust.’ Jemima klonk ongewoon scherp.
Fionn lachte opgewekt. ‘Je hoeft niet jaloers te zijn! Ik zal toch altijd het meest van jou blijven houden. Wat kun je me vertellen?’
Jemima kneep haar lippen op elkaar. Ze deed niet aan roddelen, hoewel ze wenste dat het wel zo was. In de loop van haar leven had ze heel wat vleselijke genoegens mogen beleven: zevenenzestig glazen zoete sherry (een op elke eerste kerstdag, van haar eenentwintigste tot op heden), ze had twee keer haar longen volgezogen met de rook van een cigarillo die Giles van een klant had gekregen, op aandringen van Fionn had ze een mierzoet toetje genaamd ‘Chocoladedood’ geproefd in een charmante tent die T.G.I. Friday’s heette en uiteraard had ze een seksuele relatie gehad met haar overleden man. Maar er was niets dat haar zo boeide als het speculeren over andermans leven. Ze hunkerde naar wat in damesbladen vaak ‘even lekker roddelen’ werd genoemd. Als ze een geheim te weten kwam, bezorgde haar dat een opwelling van genot die bijna angstaanjagend aandeed en ze vond het nog veel leuker om het door te vertellen. Helaas kon ze zich niet verlagen tot gekwebbel. Dat deden fatsoenlijke mensen niet. Maar, dacht ze treurig, het kwam toch regelmatig voor dat ze wenste dat ze anders was opgevoed en dat ze niet zo fatsoenlijk was.
Matt keek de auto na waarin Fionn werd afgevoerd. Hij was bijna misselijk van woede. ‘Wie denkt die lamstraal verdomme dat hij is?’
Maeve wierp hem een bezorgde blik toe. ‘Ik denk dat ik nu maar beter kan gaan.’
‘Heb je hem gezien?’ Zijn stem klonk een paar octaven hoger dan normaal. ‘Heb je gezien hoe onbescháámd…’ Hij hield zijn mond. Natuurlijk had ze dat gezien.
‘Ik ben op de gewone tijd thuis,’ zei ze.
‘Oké.’ Hij gaf haar een kus, maar hij was zo boos dat hij haar bijna niet aan kon raken.
Hij keek haar na terwijl ze wegfietste, ging vervolgens op zoek naar zijn auto en reed langs volle bushaltes zonder een blik te werpen op al die mensen die hij een lift had kunnen aanbieden. Het had toch geen zin, ze zouden hem er alleen maar van beschuldigen dat hij een massamoordenaar was.
Bij de receptie van Edios liep hij Niamh tegen het lijf, een van de intelligentste leden van zijn ploeg. Ze leek overstuur. En ze was ook veranderd, maar niet in haar voordeel.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.
‘Zie je dat dan niet? Mijn haar. Ik heb het gisteren na werktijd laten knippen. En het is een ramp.’
Dus dat was er veranderd.
‘Ik zie eruit als een travestiet,’ zei ze.
En dat klopte als een bus, dacht Matt. Dat korte, recht afgeknipte haar had een ontzettend mannelijke vrouw van haar gemaakt, iemand die de hormonenkuur al achter de rug had en nu alleen nog maar wachtte op de operatie. Dit was Matts kans om nog voor negenen zijn Goede Daad te verrichten. Dan zouden hem al die forenzen die hij bij de bushaltes had laten staan in één klap vergeven worden.
‘Zoals gewoonlijk heb je weer de spijker op z’n kop geslagen, Niamh.’ Ze had de gave om alles meteen op een rijtje te kunnen zetten. ‘Ga maar terug naar die kapper en laat ze iets anders doen. Ik weet niet wat, ik ben niet echt op de hoogte van kapsels, maar zo kun je er niet bij blijven lopen…’
… Die blik in haar ogen. Ze stond hem aan te kijken alsof ze een jong hondje was dat hij net een schop had verkocht. Door en door geschokt. En ik vond je nog wel zo geweldig, zeiden haar verwarde en meelijwekkende ogen. Ik vond je een van de aardigste mannen die ik ooit had ontmoet. Hoe kun je zo wreed zijn.
Hij gaf haar een kort knikje, trappelend van verlangen om door te lopen. Er was kennelijk iets volslagen misgegaan.
Maar hij was nog geen tien passen verder toen hij zijn vergissing inzag. Als hij een goede daad had willen doen had hij moeten liegen in plaats van haar ronduit de waarheid te zeggen. Hij had haar op haar gemak moeten stellen.
‘Niamh,’ riep hij.
‘Het spijt me echt,’ zei hij nederig. ‘Nu ik erover nadenk, valt je haar best mee, hoor. Ik moet er alleen even aan wennen.’
Ze knikte met een bevend kinnetje. ‘Bedankt.’ Haar lippen trilden.
‘Het spijt me ontzettend als ik je overstuur heb gemaakt.’
‘Geeft niet, hoor.’
Maar het gaf wel. Ze had het vertrouwen in hem verloren. En dat zou nooit meer terugkomen.
Diep in de put liep hij verder naar zijn kantoor. Al die verrekte Goede Daden, die stomme Drie Zegeningen en wat er verder verdomme nog aan te pas kwam. Niets werkte. Niets hielp.
Vandaag zou de dag kunnen zijn dat hij die order van de Bank of British Columbia binnensleepte. Ze wilden weer bij elkaar komen en er was echt niets meer om over te praten. Helemaal niets! Zelfs geen kaartjes voor Wimbledon. Die zouden ze toch niet krijgen, want hij kon niet nog meer geld in dit project stoppen zonder met een resultaat op de proppen te komen. Het was hem in het verleden één keer – echt maar één keer – overkomen dat een cliënt in dit stadium de zaak had afgeblazen. Dat was zo’n klap geweest dat de moed hem bijna in de schoenen was gezakt. Hij had zoveel energie en geld in zijn charmeoffensief gestoken dat zijn oren begonnen te bonzen toen hij het telefoontje met het slechte nieuws kreeg en alles hem zwart voor de ogen werd. De collega’s aan de bureaus naast het zijne zeiden dat hij was flauwgevallen, maar dat was niet waar. Natuurlijk was hij niet flauwgevallen! Hij had de telefoon laten vallen, zijn knieën begonnen te knikken en hij was even totaal verblind geweest, maar hij was niet flauwgevallen!
De mogelijkheid bestond dat de Bank of British Columbia om de bijeenkomst van vandaag had gevraagd om hem te vertellen dat de koop niet doorging. De mogelijkheid bestond dat ze zo beleefd zouden zijn om hem dat in eigen persoon te vertellen, in plaats van een bits tweeregelig e-mailtje te sturen. Maar het kon ook best dat ze hadden besloten om tot de koop over te gaan. En als dat het geval was, als hij dit uit het vuur sleepte…
Dan zou hij commissie krijgen. Bedolven worden onder complimentjes. En dan was er nog iets… Hij wist niet precies hoe hij het onder woorden moest brengen, maar het zou in zekere zin de bevestiging zijn van wie hij werkelijk was.
Maar om te beginnen moest hij enthousiast zijn. Opgewekt. Terwijl hij door de stad reed met Salvatore, Cleo en Niamh opeengepakt op de achterbank en Jackson voorin, prentte hij zichzelf in: Je bent een verkoper. Gedraag je dan ook zo.
Toen hij echter bij de bank samen met zijn ploeg naar de vergaderruimte liep waar de knoop zou worden doorgehakt, zakte de moed hem weer in de schoenen en hij bleef even staan.
‘Gaan we elkaar nu allemaal op de schouders slaan?’ vroeg Salvatore ijzig.
‘… Nee. Veel succes, jongens. Kom op, naar binnen.’ Hij plakte de breedste glimlach die hij in voorraad had op zijn gezicht – hij kon zich niet herinneren dat hij ooit gebruik had moeten maken van gemaakte lachjes, de lach was altijd van binnenuit gekomen – en stapte met veel bravoure de kamer binnen waar de mannen zaten te wachten en begon allerlei lawaaierige, opgewekte geluiden te produceren. ‘Jajajaajaa! Hoe gaat het ermee?’
‘Uitstekend, Matt. En met jou?’
‘Prima. Weeeljaaa!’ Hij mepte op schouders, schudde mensen vriendelijk heen-en-weer en bleef klopjes uitdelen. Dat was de manier waarop Matt zaken deed. Kameraadschappelijk, ja, iedereen was vriendjes van elkaar. De beste maatjes, veel lichaamscontact, niks van die onzin van afstand bewaren. Lekker kletsen over katers. Over auto’s. Over sport. De Ierse rugbyploeg had een slechte beurt gemaakt. ‘Poepoepoe! We waren niet echt op ons best.’
‘Zeg dat wel!’
‘Maar we gaan niet bij de pakken neerzitten! De volgende keer beter. Jaaaahaaa!’
‘Jahaaa!’
‘Het paradijs is overal.’ Fionn glimlachte hartelijk naar de camera. ‘Zelfs in een stadsflatje dat maar zó groot is.’ Hij spreidde zijn armen om te laten zien hoe groot en de camera draaide rond om een benauwd keukentje in beeld te brengen.
‘Goed zo, Fionn,’ zei Grainne. ‘En nu nog iets enthousiaster. Het paradijs is OVERAL. In de trant van: is dat niet verbazend?’
‘Het paradijs is OVERAL.’ Fionn glimlachte hartelijk naar de camera. ‘Zelfs in een stadsflatje dat maar zó groot is.’ Hij spreidde zijn armen om te laten zien hoe groot en de camera draaide rond om een benauwd keukentje in beeld te brengen.
‘Goed zo, Fionn. Zelfs in een stadsflatje dat… eigenlijk kunnen we beter klein zeggen.’ Grainne veranderde haar scenario. ‘Zelfs in een stadsflatje dat zó KLEIN is.’
Het paradijs is OVERAL.’ Fionn glimlachte hartelijk naar de camera. ‘Zelfs in een stadsflatje dat zó KLEIN is.’ Hij spreidde zijn armen om te laten zien hoe groot en de camera draaide rond om een benauwd keukentje in beeld te brengen.
‘Dat begint erop te lijken. Nog een keer.’
O lieve hemel, dacht Nurks terwijl hij een beetje vals in zichzelf grinnikte. Fionn kon er niet veel van, hè? Hoe vaak had hij dat toneelstukje nu al moeten opvoeren? Eerlijk gezegd was Nurks de tel al kwijt.
‘Ik wil alleen nog even benadrukken dat het helemaal niet ongewoon is om zoveel opnamen te maken, Fionn,’ zei Grainne. ‘Het betekent echt niet dat je iets fout doet.’
O lieve, lieve hemel, dacht Nurks, die opnieuw met zo’n stiekeme valse grijns zijn nagels bestudeerde. Nu begonnen ze al mínzaam tegen hem te doen, ze hadden gewoon médelijden met hem. Het zou niet lang meer duren tot Excellent Little Productions begreep dat ze een vreselijke vergissing hadden gemaakt en dat Fionn Purdue weer op de bus kon stappen op weg naar Pokey, om nooit meer iets van zich te laten horen.
Hoewel de idioot er geen flauw idee van scheen te hebben dat hij een regelrechte ramp was. Hij lepelde keurig zijn tekst op en stond op bevel met zijn armen te wapperen, maar hij dacht alleen maar aan die Maeve. Helemaal hoteldebotel, dacht Nurks walgend. Tussen de opnamen door zakte Fionn met een vaag glimlachje loom onderuit in een halfbewusteloze toestand en bleef in gedachten het woordje Maeve Maeve, herhalen. Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve, Maeve. Nurks kon het duidelijk horen, ook al gold dat niet voor de anderen.
‘Oké, Fionn, daar gaan we weer,’ zei Grainne.
Het paradijs is OVERAL.’ Fionn glimlachte hartelijk naar de camera. ‘Zelfs in een stadsflatje dat zó KLEIN is.’ Hij spreidde zijn armen om te laten zien hoe groot en de camera draaide rond om een benauwd keukentje in beeld te brengen.
Grainne schudde haar hoofd. ‘Sorry, Fionn. Dit keer lag het niet aan jou.’
Dit keer niet, dacht Nurks met gemeen genoegen.
‘Ik heb een of ander geluidje opgepikt.’ Gemompel tussen Grainne en de geluidsman, die een supergevoelige koptelefoon op had. ‘Een bus die op straat over een putdeksel reed.’
‘Kunnen we vragen of ze daarmee ophouden?’
‘Het is een poging waard.’
Het manusje-van-alles, een jong wezentje vol piercings dat Darleen heette, kreeg de opdracht om naar beneden te gaan en ervoor te zorgen dat alle bussen tot nader order een andere route volgden.
‘Dat kan helemaal niet,’ zei ze.
‘Toen je solliciteerde, heb je gezegd dat je bij de tv wilde werken,’ zei Grainne. ‘Je zei dat je bereid was om alles te doen.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Dit hoort daar ook bij.’
Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken, die Grainne, dacht Nurks, die zijn bewondering niet kon onderdrukken.
Darleen moest beneden op straat toch succes hebben gehad, want na twee volgende opnamen was Grainne tevreden.
In de scène daarna volgde de camera Fionn terwijl hij naar de keukenmuur liep, een raam opentrok en glimlachend omkeek. ‘Dit, dames en heren, is de toegang tot het paradijs.’ Met een teder gebaar legde hij zijn vieze hand op de vensterbank aan de buitenkant. ‘Ook wel bekend als de vensterbank.’ Hij glimlachte opnieuw, alsof hij een geheimpje met de kijkers deelde en Nurks moest even iets wegslikken. Fionn had ineens een beetje op een ster geleken. Ineens. Hij keek haastig naar Jemima. Was het haar ook opgevallen?
Maar Jemima had de hele ochtend al vol adoratie naar Fionn zitten kijken. Nurks moest toegeven dat ze geen greintje onderscheidingsvermogen had als het om hem ging. Ze vond alles wat hij deed gewoon adembenemend fantastisch. Eerlijk gezegd gedroeg ze zich op dezelfde manier tegenover Nurks zelf. Maar hij was dan ook heel bijzonder.
Aan het eind van de dag was Grainne Butcher best tevreden. Voor iemand die nog nooit zoiets had gedaan was Fionn Purdue helemaal niet slecht. En hij zag er fantastisch uit… dat gezicht, dat lijf, dat haar en die hánden. Die vieze, liefdevolle handen. Ze hadden er massa’s lang uitgesponnen close-ups van, terwijl hij de aarde in de bloembakken aandrukte en heel voorzichtig jonge twijgjes verpotte of met duim en wijsvinger over jonge blaadjes wreef.
Grainne, die alleen maar complimentjes uitdeelde als ze niet anders kon, moest nu toegeven dat Fionn even geduldig als knap was. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit gewerkt had met iemand die zo onaangedaan telkens opnieuw een opname overdeed. Kennelijk ging Fionn Purdue niet gebukt onder een overvloed van ego.
Ze vroeg zich af hoe lang dat nog zou duren. Meestal begon dat divagedrag als ze voor het eerst hun foto in de krant hadden zien staan. En Fionn zou meer dan genoeg aandacht krijgen, ze had al vier verzoeken om interviews gekregen op een persbericht dat nog maar een dag geleden was verzonden.
Natuurlijk bestond er wel een kleine kans dat Fionn bescheiden zou blijven. Hij was tot nu toe niet verder gekomen dan dat godvergeten gat Pokey en had geen enkele ambitie gehad, behalve dan het onkruidvrij houden van een stelletje wanhopige huisvrouwen.
‘We maken er een eind aan,’ zei Grainne. ‘Goed gedaan, Fionn. Ik zie je morgenochtend weer. Eh… komen Jemima en Nurks morgen ook weer mee?’ Het was een beetje raar om toe te geven, maar ze had echt het gevoel dat die hond zich ver boven iedereen verheven voelde.
‘Dat weet ik nog niet,’ zei Fionn. ‘Zou ik ook iemand anders mogen uitnodigen?’
‘Tuurlijk, geweldig. Wie dan?’
Maar Fionn leek niet naar haar te luisteren. Hij leek helemaal in zichzelf gekeerd. Artiesten! Dat grillige gedoe! Dat was iets waar ze echt doodmoe van werd. Mensen die helemaal bezeten waren van dingen als woede, gierigheid of ziekelijke jaloezie kon ze best aan, maar omdat ze zelf zo praktisch van aard was, kon ze helemaal gek worden van grilligheid. Ze zag aan zijn ogen dat Fionn weer tot de werkelijkheid terugkwam. ‘Grainne,’ zei hij, ‘hoe noem je dat gevoel ook alweer wat maakt dat je voortdurend aan een bepaalde persoon moet denken?’
‘Eh… een obsessie?’
Fionn knipte dankbaar met zijn vingers. ‘Obsessie! Klopt als een bus!’
Matt ging tien minuten vroeger weg. De vergadering van die ochtend bij de Bank of British Columbia had geen beslissing opgeleverd. Ze waren vriendelijk geweest en met nog meer vragen op de proppen gekomen voordat ze zeiden dat ze weer contact zouden opnemen, waardoor hij het gevoel kreeg dat zijn hersens in tomatensoep veranderden. Terug op kantoor had hij gedurende één moment van waanzin overwogen om de telefoon op te pakken en hen te bellen met de mededeling dat hij er inmiddels niet meer over piekerde om hun het systeem te verkopen, gewoon om een eind te maken aan die ellende van het wachten.
Hij bracht zijn lunchtijd alleen door in zijn kantoor met een autoblad. Toen hij dat uit had – het leek alsof er helemaal niets in stond – kon hij zich niet inhouden en pikte Cleo’s krant in om bijna maniakaal de drie sudoku’s achter elkaar op te lossen. Maar zodra hij het laatste cijfertje had ingevuld voelde hij zich ontzettend schuldig. Het was onfatsoenlijk om de sudoku’s van iemand anders te maken. Dat was gewoon diefstal. Het was net zoiets als stiekem een stuk taart opeten dat iemand anders in de koelkast had gezet.
Hij moest maar gauw schuld bekennen en een andere krant voor haar kopen. Maar toen hij de pagina’s dichtvouwde om zijn misdaad te verbergen viel zijn oog op een kort stukje over de brokken ijs die lukraak uit de lucht waren gevallen. Het was alleen maar een opsomming van dingen die hij al wist, maar het was toch leuk om te lezen. Maar hij kneep zijn ogen samen toen hij ineens besefte dat de ijsbrokken alleen in hoofdsteden terecht waren gekomen. Was dat ook tot de experts doorgedrongen? Wat zou dat betekenen? Zou dat het begin zijn van een apocalyptisch einde, waarbij overal ter wereld hoofdsteden het doelwit werden? Hij kon al horen hoe CNN zou reageren. ‘Gigantische hagelsteen verpletteren Sydney… laatste nieuws uit New York… paniek in de straten van Tokio…’ Net een goeie film.
Hoe groot zou de kans zijn dat een van die ijsbrokken in Dublin terechtkwam? En waar zou het dan belanden? Wiens auto zou verpletterd worden, wiens dak kreeg het te verduren, of – een gewaagde gedachte – wie zou het met zijn leven moeten bekopen? Heel even vond hij dat idee zo verrukkelijk, dat hij genietend zijn ogen dichtkneep.
Maar het zalige visioen legde het al snel af tegen wrevel. Dat zou nooit gebeuren. Gerechtigheid bestond niet. Totaal niet.
Het lukte hem maar niet om zijn sombere bui af te schudden. Hij bleef in de put zitten, zelfs toen Cleo hem opgewekt zijn sudokudiefstal vergaf. En er kwam ook niets uit zijn handen. Hij zou eigenlijk op zoek moeten gaan naar nieuwe klanten en andere bedrijven moeten lastigvallen om ze zover te krijgen dat ze de software van Edios aanschaften, maar op dit moment kon hij de moed niet opbrengen.
Hij had gewoon een baaldag, dat overkwam iedereen wel eens. Misschien zou morgen alles weer anders zijn, maar vandaag kon hij het net zo goed opgeven.
‘Ik moet ervandoor. Naar de tandarts,’ zei hij achteloos.
Uitroepen vol sympathie en verbazing volgden in zijn spoor toen hij vertrok. Die dappere Matt, die de hele dag had geweten dat hij naar de tandarts moest en daar geen moment over was begonnen. Wat was hij toch een geweldige vent. Zelfs Niamh (die tijdens de lunch opnieuw naar de kapper was geweest en weer helemaal was opgeknapt) vroeg zich af of ze haar mening over hem toch niet beter kon herzien.
Matt stapte in zijn auto en reed met een vaartje de parkeerplaats af, maar hij ging niet op weg naar huis. Ik volgde hem en probeerde een logische verklaring te vinden. Heel even vroeg ik me zelfs af of het verhaal over de tandarts waar was geweest en niet alleen maar een smoesje om vroeger weg te kunnen. Daarna viel me op dat hij op weg was naar de haven. Zou dat de bevestiging zijn van een vermoeden dat ik had?
… Inderdaad.
Matt stopte in dezelfde straat waar Maeve vier dagen eerder haar fiets had achtergelaten. Hij stopte voor twee uur muntjes in de parkeermeter en ging toen recht tegenover de hoofdingang van No Brainer Technology staan – openlijk, zonder zich te verstoppen zoals Maeve had gedaan – en keek – net als Maeve – naar de mensen die het pand uit kwamen. En daar kwam die vent weer, met zijn loshangende overhemd waar een paar knopen aan ontbraken, zijn ongekamde haar en een tas met de versleten draagriem dwars over zijn lange bovenlijf. Toen hij Matt zag, verscheen er een blik vol angst op zijn doodsbleke gezicht, maar meteen daarna hervond hij zijn evenwicht en lachte – hij láchte! – zelfs naar Matt. Het gegrinnik was aan de overkant van de straat te horen en Matt voelde vanbinnen een razernij oplaaien die zich door zijn hele lichaam leek te verspreiden. De slungel slenterde op een overdreven zorgeloze manier verder en Matt kon wel tegen de muren op vliegen.
Hij stapte weer in zijn auto en stompte zichzelf vijf keer in zijn buik. Daardoor voelde hij zich weer een beetje beter, zijn woede was weggeëbd en hij had zichzelf pijn gedaan. En zo hoorde het ook, want dit was allemaal zijn schuld.
… Al sla je me dood, ik heb geen flauw idee.
‘Wat moet ik aan?’ vroeg Conall toen hij vanuit Helsinki belde. Hij meldde zich vrijwel iedere avond vlak voordat Katie naar bed ging.
‘Dat pak van Tom Ford en het overhemd dat ik voor je gekocht heb.’
‘Dat roze?’
‘Het is geen roze, het is lavendelkleurig. Heel licht lavendel, bijna wit.’ Dat klopte niet, het was een pure, meisjesachtige lavendeltint, maar die maakte vreemd genoeg dat hij er nog mannelijker uitzag. Het had echter geen enkele zin om dat uit te leggen, soms kon je maar beter gewoon voet bij stuk houden. ‘En ik heb de das klaargelegd die je om moet doen. Die ligt op je bed.’
‘En ik moet je om een uur komen ophalen?’
‘Bij mijn flat, om dertienhonderd uur, om misverstanden te voorkomen. Is je auto schoon?’
Ze bespeurde een korte aarzeling. ‘Daar kan voor gezorgd worden. Anders kunnen we ook wel met de jouwe gaan.’
Nee. Ze had een leuke auto, maar niet bepaald indrukwekkend. Niet zoals zijn Lexus. Ze mocht dan oppervlakkig zijn, maar het ging toevallig wel om de bruiloft van haar ex-vriend. Ze was blij dat Jason gelukkig was enzovoort enzovoort, maar toch… ze wilde niet de indruk maken dat het haar raakte.
‘En je vlucht?’ vroeg ze. ‘Finnair, toch? Aankomst zaterdagochtend kwart over tien?’ Dat wist ze allang, maar ook hier mocht geen misverstand over bestaan. Daar was het echt veel te belangrijk voor.
‘Kwart over tien.’
‘En je kunt echt niet op vrijdagavond terugkomen, om ervoor te zorgen dat je echt hier bent?’ Dat had ze al een paar keer gevraagd, maar ze maakte zich zo ongerust dat ze zich niet kon inhouden.
‘Ik zal er echt zijn.’
‘Oké.’
‘Ik beloof het.’
Het was even stil.
‘Ik beloof het echt. Dit keer laat ik je niet in de steek.’
Dit keer laat ik je niet in de steek. Wat kon hij nog meer doen om haar te overtuigen, vroeg ze zich af. En in ieder geval zat hij niet in Manilla of in Saigon, zoals af en toe wel het geval was, waardoor de kans dat zijn vlucht vertraging zou oplopen of dat hij zijn volgende vlucht zou missen zoveel groter was. Helsinki was een directe vlucht van een paar uurtjes. Het zou allemaal geweldig gaan.
In een overduidelijke poging het gesprek op iets anders te brengen, vroeg Conall: ‘En wat is de spreuk van vandaag?’
‘Wacht even.’ Katie pakte de agenda op die ze van Danno en de anderen voor haar verjaardag had gekregen. Ze bladerde naar de juiste datum. ‘De opbeurende spreuk van vandaag is: “Hou van je lichaam zoals het is. Je denkt misschien terecht dat het niet volmaakt is, maar dat wordt alleen maar erger.”’
‘Je lichaam is volmaakt,’ zei Conall zacht.
Katie snoof, maar hij had haar toch geraakt…
Nadat ze de verbinding verbroken had, vroeg ze zich af of hij wist welke schoenen hij aan moest trekken. Zou ze hem nog eens opbellen? Beter van niet. Hij was onbetrouwbaar, maar hij kleedde zich uitstekend en misschien had ze hem al iets te vaak lastiggevallen over die bruiloft.
In plaats daarvan kon ze beter de vuilnis buiten zetten.
Fionn stond op.
‘Waar ga je heen?’ vroeg Jemima scherp.
‘Eh… nergens heen.’ Hij ging weer op de met een antimakassar bedekte stoel zitten en deed net alsof hij geconcentreerd naar Jemima’s kleine, oeroude tv zat te kijken.
Ze dronken zwijgend hun thee op, daarna zette Fionn zijn kopje met veel gekletter op het schoteltje om aan te geven dat het tijd was voor actie. Terwijl hij opstond, zei hij nonchalant: ‘Ik denk dat ik maar even mijn benen ga strekken.’
‘Die zijn al lang genoeg. Ga maar weer zitten.’
‘Ik moet er even uit, Jemima. Ik ben een jongen van het platteland, ik ben er niet aan gewend om in een flat opgesloten te zitten. Ik moet een stukje lopen.’
‘Het is tien uur in de avond. Het zal op straat wemelen van schooiers en nietsnutten.’
‘Nou en?’
‘Het is de vraag of je tegen dat soort lui op kunt,’ zei ze kil. ‘Zo’n plattelandsjongen als jij.’
‘Ik ben zo weer terug…’ Hij stond al bij de deur.
‘Ze is getrouwd,’ zei Jemima met een galmende stem.
‘Wie?’
‘Dat weet je best. Maeve.’
Maar ze voelde helemáál niet getrouwd aan, dacht Fionn.
‘Ik had juist begrepen dat je tot nog toe met een grote boog om getrouwde vrouwen heen liep.’
Dat was ook zo, natuurlijk had hij dat gedaan, dat was alleen maar zoals het hoorde. Maar bij Maeve lag dat heel anders. Waarom wist hij niet, hij had er geen verklaring voor, hij wist alleen dat het zo was.
‘Je hebt van jongs af aan geleerd om respect te hebben voor getrouwde vrouwen.’ Jemima probeerde hem zo beschaamd te maken dat hij Maeve uit zijn hoofd zette, maar daar wilde hij niets van weten. Geen denken aan! Hij stond zelf te kijken van de heftige gevoelens die hij voor haar koesterde. Ze had hem de hele dag door het hoofd gespeeld, als zo’n zeurderig liedje dat je maar niet kunt vergeten. Het was de eerste keer dat een vrouw die uitwerking op hem had en als hij heel eerlijk was, dan kon het hem geen bal schelen dat ze al iemand had. Hij wilde haar en hij zou haar krijgen.
‘Ik heb het gevoel… hoe zal ik het zeggen? Dat ze niet echt getrouwd is.’ Hij schudde zijn hoofd en kneep zijn ogen argwanend halfdicht. ‘Die Mark…’
‘Hij heet Matthew!’
‘… daar is iets mis mee, het is net alsof hij haar gevangen houdt.’
‘Ben je nu helemaal gek geworden?’ informeerde Jemima, met felle kraaloogjes. ‘Moet je horen wat je daar zegt!’
‘Geloof me, Jemima, er klopt iets niet.’
‘Wat een kolder! Je probeert alleen maar jezelf vrij te praten van iets onvergeeflijks. En dat sta ik gewoon niet toe.’
‘Hoe wou je me tegenhouden?’ Ineens was hij weer vijftien, een en al branie.
‘Door je te verbieden weg te gaan.’
Ze wierp hem een woedende blik toe. Hij was vergeten hoeveel macht daarvan uitging. De onweerstaanbare kracht, hadden hij en Giles die blik vroeger genoemd. Die priemde als een laserstraal door hem heen en sleepte hem tegen zijn wil gewoon door de kamer terug naar zijn stoel, waarin hij slap en onderuitgezakt neerplofte.
Jemima schonk hem een beleefd glimlachje. ‘Nog een kopje thee, lieverd?’
Stop die thee maar in je uitgedroogde protestantse hol.
‘Oké,’ mompelde hij.
‘Vertel me eens,’ vroeg Jemima op een sarcastisch toontje terwijl ze de theepot oppakte, ‘wat was je eigenlijk van plan? Om op de deur te kloppen en te vragen of ze met je uit wilde, terwijl haar man nog geen meter verderop zit?’
‘Ik had ze allebei willen uitnodigen om de opnamen bij te wonen,’ zei Fionn met koele waardigheid. ‘Allebei. Mensen schijnen dat soort dingen leuk te vinden.’
‘Hartelijk dank, maar ik denk dat ze echt niet zitten te wachten op een tochtje naar een tv-studio!’
Nog geen drie meter onder Fionn en Jemima zaten Matt en Maeve zoals gewoonlijk weer innig verstrengeld op de bank naar een of ander programma te kijken waarin huizen opnieuw ingericht werden. Het waren echte gewoontedieren. Iedere dag werden ze om halfacht ’s ochtends wakker en gingen ze samen aan tafel voor een beschaafd ontbijt met havermout, honing en een vitaminepil. Om halfnegen vertrokken ze naar hun werk en om halfzeven waren ze weer thuis. Iedere avond kookten ze een stevige maaltijd waarbij de aardappels niet mochten ontbreken en ze namen altijd iets zoets toe. Ze waren dol op geraffineerde suiker, gebak, Cornetto’s, appelflappen en meer van dat spul. Als ze hun buikje rond hadden gegeten, gingen ze verstrengeld op de bank zitten om tv te kijken, zonder zich te bekommeren om wat het aanbod was, en deden zich te goed aan koekjes en snoepjes. Klokslag elf uur trokken ze andere kleren aan, gingen naar bed en gaven in hun notitieboekjes een beschrijving van de Drie Zegeningen van de dag.
Ze waren echt voor elkaar gemaakt, Matt en Maeve.
Ironisch genoeg had Maeve veel meer gemeen met Matt – die volgens David alleen maar een ‘driedelig pak’ was – dan met David, die net als Maeve zelf een echte natuurfreak was. Ze kon samen met Matt lachen, heel vaak zelfs. En dat was maar zelden het geval geweest met David, die de wereld zo schandalig onrechtvaardig vond dat lachen iets werd dat alleen ongevoelige en frivole mensen zich konden permitteren.
Maar ondanks het feit dat zij en Matt voor elkaar gemaakt waren, werd ze verscheurd door schuldgevoelens om David. Het enige wat hij had gedaan was van haar houden en lief voor haar zijn en ze vond het gewoon schandalig dat ze hem zo in het openbaar voor schut had gezet. Vanuit het perspectief van haar nieuwe relatie begreep ze wel dat er iets mis was geweest tussen haar en David, veel meer zelfs dan ze had willen toegeven toen ze nog bij hem was. Ze was zo gevleid geweest dat David aan haar de voorkeur had gegeven boven al die andere meisjes bij Goliath – David die zo knap was en zo hartstochtelijk en charismatisch – dat ze er eigenlijk nooit bij stil had gestaan of David wel degene was die zíj wilde.
Ze wilde hem wanhopig graag uitleggen hoe de vork in de steel stak en op de een of andere manier een eind maken aan zijn verdriet, maar David gaf Maeve niet de kans om ook maar iets ‘uit te leggen’. Nou ja, dat zou ook een hele klus worden, dat moest Maeve wel toegeven. Ze had geen flauw idee hoe het zo plotseling had kunnen gebeuren. Het ene moment was David nog haar vriend geweest en had ze niet meer dan een vage genegenheid voor Matt gekoesterd en het volgende was ze tot over haar oren verliefd op Matt en was David veroordeeld tot het spelen van een bijrol.
Ze probeerde een afspraak te maken met David om het uit te praten, maar dat lukte niet. Hij verbrak de verbinding als ze hem belde, blokkeerde haar e-mails en stak melodramatisch maar waardig de straat over als hij Maeve aan zag komen. In vergaderingen tussen de verschillende verkoopteams maakte hij duistere opmerkingen over bepaalde stafleden die niet te vertrouwen waren en toen ze een keer per ongeluk tegen hem aan botste in de spelletjeskamer siste hij: ‘Raak me niet aan.’
Matt hield oorspronkelijk optimistisch vol dat David er wel overheen zou komen en binnen de kortste keren iemand anders zou vinden, maar daar was Maeve minder zeker van. Davids gevoelens waren heel intens en bepaalde trekjes die ze vroeger zo aantrekkelijk aan hem had gevonden bleken nu ineens hindernissen te vormen. David had Henry Kissinger ook nog steeds niet vergeven dat hij de aanstichter was van de staatsgreep in Chili die een einde maakte aan de regering van Allende, ook al was David destijds nog niet eens geboren.
Natalie was een ander verhaal. Met een bewonderenswaardig pragmatisme had ze het nieuwe Maeve/Matt-koppel min of meer onmiddellijk aanvaard. ‘Jullie tweetjes…’ zei ze met een achteloos gebaar van haar gladde bruine hand, ‘moet je nou toch eens kijken, jullie zijn het perfecte stel, jullie passen naadloos bij elkaar. Ik vond het eerst helemaal niet leuk, maar wat kon ik eraan doen?’
‘Wat moeten we met David beginnen?’ vroeg Maeve aan Natalie.
Maar Natalie bleek er dezelfde optimistische opvattingen op na te houden als Matt. ‘Geef hem gewoon de tijd,’ adviseerde ze luchtig.
Er ging een maand voorbij, en nog eens twee, maar David bleef diep gekwetst en Maeve bleef zich zo waanzinnig schuldig voelen dat er van normale werkverhoudingen geen sprake meer was. En eigenlijk gold dat ook voor hun vrije tijd. Matt wilde niets liever dan voortdurend bij Maeve zijn, hij deed opgewekt mee met al haar normale bezigheden en zat gezellig broodjes gezond te eten in de regen, liet zich in het gedrang in Gogol Bordello onder het bier spatten en viel met de regelmaat van de klok van zijn surfplank om in de ijskoude Atlantische Oceaan te belanden. Maar Maeve wilde David dat niet aandoen. Ze had hem al zoveel verdriet bezorgd dat het alleen maar eerlijk was om hun vriendenkring aan hem te laten.
Hopelijk zou dat niet eeuwig duren, maar in de tussentijd moesten zij en Matt samen een nieuwe weg zoeken die het midden hield tussen hun twee verschillende levensstijlen. Ze liet hem een boek van Barbara Kingsolver lezen en hij haalde haar over om samen een weekendje door te brengen in een hotel met een bijbehorend kuuroord, waar ze zich zelfs samen lieten masseren. En hoewel ze er zeker van was dat ze zich schuldig zou voelen omdat die arme masseuse zulk vernederend werk moest doen, had ze gemerkt dat een stevige fooi wonderen deed voor haar gemoedsrust.
In feite moest ze toegeven dat ze echt van het weekend had genoten. En hetzelfde gold voor Matt en Barbara Kingsolver. Maar omdat ze altijd al zo van elkaar genoten, konden ze daar eigenlijk nog steeds niet zeker van zijn.
Fionn ging even verzitten in de kleine fauteuil en dacht: Ach ja! Ja, natuurlijk! Jemima zou op een gegeven moment toch naar bed gaan. Hij moest gewoon geduld oefenen. Ze was een indrukwekkende dame en af en toe zelfs behoorlijk angstaanjagend, maar iedereen moest slapen. Vandaar dat hij gewoon zijn thee opdronk en naar dat malle, kleine tv-scherm bleef kijken. En om elf uur, toen Jemima aankondigde dat ze onder de wol kroop, rekte hij zich uitgebreid uit, deed net alsof hij gaapte en beaamde dat het hoog tijd was. Hij gaf haar een nachtkus voor de deur van haar slaapkamer en bleef toen eindeloos zitten wachten tot hij regelmatige fluittoontjes uit haar slaapkamer hoorde komen. En hoewel hij zichzelf dwong om nog een kwartier te wachten vreesde hij nog steeds dat ze als een soort engel der wrake voor hem zou oprijzen zodra hij de voordeur opendeed en hem zou dwingen om met een beschaamd gezicht zijn bed op te zoeken. Maar er gebeurde niets. Ze begon kennelijk haar touch kwijt te raken.
Op zijn tenen sloop hij de trap af en duwde een briefje onder Maeves deur door. Niets kwalijks, helemaal niet. Echt niet. Het was een uitnodiging om een bezoek te brengen aan de studio, aan hun allebei gericht. Wanneer het jullie uitkomt. Plus zijn mobiele nummer. En het mobiele nummer van Jemima en haar vaste nummer. Allemaal heel nonchalant.
Katie kwam, in pyjama en op hoge hakken, net weer binnen nadat ze haar vuilniszak buiten had gezet. Het vermogen om alles wat het leven eiste op hoge hakken te doen was een gave, die te vergelijken was met een prachtige zangstem, een gave die gerespecteerd diende te worden en die met regelmaat gesmeerd en geolied diende te worden. Precies zoals een zanger iedere dag aan zijn stem werkt door toonladders en dergelijke te zingen, zorgde Katie ervoor dat ze voldoende oefening kreeg. Als ze haar gave kwijtraakte, als ze voorover begon te hellen, ging zwikken en moest gaan klagen over de pijn in haar voorvoeten, zou ze zich niet meer zichzelf voelen.
Ze holde net de trap op en was bijna bij Lydia’s flat, toen ze onder zich Jemima’s deur open hoorde gaan.
Verdorie! Zoals ieder normaal mens was ze doodsbang om in gesprek te raken met haar buren, maar ze was zo dicht bij Jemima’s flat dat van ontsnappen geen sprake kon zijn. Met bange voorgevoelens draaide ze zich om en zette zich schrap voor een nachtelijk babbeltje met de oude dame. Maar tot haar stomme verbazing was het niet Jemima die de gang in kwam, maar een man die er echt adembenemend uitzag. Een gouden god, met lang haar, volmaakte botten en een kaken die vastberaden op elkaar klemden. Ineens schoot een zinnetje van haar moeder door haar hoofd: Hij was zo knap, dat je er gewoon door verblind werd.
Wie was dat?
Hoewel ze vastgenageld aan de grond stond en hem openlijk aangaapte, zag hij haar niet – eens te meer het bewijs dat ze onzichtbaar was geworden nu ze veertig was. Gefascineerd boog ze zich over de leuning en keek toe hoe hij stralend en wel op zijn tenen de trap af liep en een briefje onder de deur van Matt en Maeve door schoof.
Wat had dat te betekenen?
Maar toen waarschuwde een duizelig gevoel in haar hoofd – de hakken! – dat ze zomaar, als ze niet uitkeek, over de leuning kon schieten om de trap af te kukelen. Ze ging weer rechtop staan en liep verder naar boven.