Dag 24

‘Heb je een zware avond achter de rug, Matt?’

‘… Wat?’ Matt besefte ineens dat Salvatore het tegen hem had.

‘Krijg ik geen brede glimlach?’

‘Hè?’

‘Waarom kijk je zo chagrijnig? Heb je gisteravond iets te veel amaretto’s gedronken?’

‘Er is niets aan de hand. Haha!’

Matt wachtte tot Salvatore weer achter zijn eigen bureau zat en liet toen zijn gezicht weer uit de plooi zakken tot het net zo somber was als zijn humeur.

Al die Goede Daden waren een doffe ellende geweest, maar nu Maeve er een eind aan had gemaakt werd hij alleen maar ongeruster. Het ging echt helemaal de verkeerde kant op. De laatste tijd had alles juist beter moeten worden, maar het was net of ze pas op de plaats hadden gemaakt en nu weer bergafwaarts gingen. Hij wist niet zeker of hij weer van voren af aan zou kunnen beginnen, hij kon het niet meer opbrengen, wat er ook voor nodig was.

Hij pakte de krant op die iemand had laten rondslingeren en kikkerde een beetje op toen hij las dat er weer zo’n brok ijs naar beneden was gekomen, dit keer in Lissabon. In Lissabon. Zie je wel? Alweer een hoofdstad. Was hij echt de enige die dat had opgemerkt? Het rare was dat er nog niemand gewond was geraakt door die ijsblokken, tot nu toe in ieder geval niet. Ze kwamen uit de hemel omlaag denderen en maakten gehakt van auto’s, daken en monumenten, maar ze hadden nog geen mens geraakt. Als – nee, wannéér – dacht Matt vol hoop, wannéér er een in Dublin terechtkwam, zou die beslist op een of andere persoon landen en hem om zeep helpen. Als er nog rechtvaardigheid bestond. Al was dat natuurlijk helemaal niet het geval. Het wanhopige gevoel begon weer op te wellen en werd nog sterker toen hij las dat er wetenschappers waren die zich bezighielden met het fenomeen (hij bleef even dralen bij het woord ‘fenomeen’, want dat deed hem denken aan sciencefiction, het soort dingen dat hij juist zo leuk vond) en dat zij tot de slotsom waren gekomen dat de ijzige projectielen absoluut niet de openingssalvo’s waren van een vijandig buitenaards volk. De bollebozen hadden een voorkeur voor de theorie dat de brokken ijs afkomstig waren van vliegtuigen hoog in de lucht.

Matts telefoon ging over en zijn zenuwen spanden zich. Zijn hart bonsde in zijn keel toen hij zei: ‘Edios, met Matt Geary.’

‘Matt?’ Het was Natalie. ‘Ga jij weg bij Edios?’

‘Nee. Hoezo?’

‘Ik ben gepolst.’

Het deel van zijn brein dat nog afkomstig was van hagedissen, de oeroude instinctieve reactie die hem waarschuwde dat er gevaar dreigde, kwam plotseling in actie.

‘Door Edios,’ zei ze. ‘Als hoofd van het verkoopteam, dat nieuwe klanten moet opsporen om ze zover te krijgen dat ze een contract tekenen.’

‘Dat is mijn baan.’

‘Dat dacht ik al. Sorry, Matt.’

Ze gingen hem ontslaan, een andere verklaring was er niet. Ze zouden Nat echt niet binnenhalen om een tweede verkoopploeg te beginnen, niet in het huidige economische klimaat waarin er nauwelijks genoeg werk was voor één ploeg. Plotseling begreep Matt dat hij gisteren alleen maar in het kantoor van het schrikbewind op het matje had moeten komen om het angstaanjagende drietal de kans te geven een besluit te nemen.

Matt realiseerde zich dat het allemaal het gevolg was van dat gedoe met de Bank of British Columbia. Alles wat er sindsdien vreemd was geweest en fout was gegaan kon daarop teruggevoerd worden. Het was zijn eigen schuld. Hij was het slachtoffer geworden van een raar soort verlamming, waardoor hij niet de kracht had kunnen opbrengen om de bank zover te krijgen dat ze tot de koop overgingen en hij had ook niet het lef om hen het vuur na aan de schenen te leggen, en daardoor zat alles nu muurvast.

Maar jezus. Om ontslagen te worden. Het idee was genoeg om hem duizelig te maken van schrik. Hij was nooit eerder ontslagen. Het was altijd andersom geweest: al zijn werkgevers waren juist dol op hem en als hij probeerde weg te gaan hadden ze hem altijd gesmeekt om er nog eens goed over na te denken. Een ontslagen Matt? Die persoon kende hij niet eens.

Geld. Wat moesten hij en Maeve beginnen als er geen geld meer binnenkwam? Maeves salaris was een lachertje, niet meer dan zakgeld. Hij zou een andere baan moeten gaan zoeken, maar voor het eerst van zijn leven had hij het gevoel dat hij daar niet in zou slagen. Hij was niet meer de man die hij vroeger was. Hij zou met geen mogelijkheid, zoals vroeger, een vertrek kunnen binnenstappen om tegenover een sollicitatiecommissie vol overtuiging te verklaren dat hun bedrijf maar één ding nodig had, en dat was Matt Geary.

Maar het was niet alleen het geld dat hem zorgen baarde. Het ging ook om Maeve. Dit zou ze niet overleven. Alles kon volgens haar op een ramp uitlopen en als het even niet meezat, zoals nu, was dat een teken dat hun samenzijn vervloekt was.

Matt had het vreselijke gevoel dat elke vorm van controle al lang geleden was verdwenen en dat hij samen met Maeve op een of andere afschuwelijke, duistere finale afkoerste. Er zou een eind aan komen en dat einde zou verschrikkelijk zijn. De afgelopen drie jaar hadden ze hun uiterste best gedaan om hun noodlot te ontlopen, maar nu was er geen ontkomen meer aan.

Zijn telefoon ging over. Met een gevoel alsof hij midden in een nachtmerrie zat, nam hij op en… o… de ironie was ronduit onverdraaglijk, want het was het hoofd Acquisitie van de Bank of British Columbia. Ze zouden het systeem kopen.

Maar nu was het te laat. Hij had er te lang over gedaan en er veel te veel geld aan besteed. Maar hij was het aan de groep verplicht om toch het verplichte programma af te draaien. Het uitschreeuwen. De vuist in de lucht. Een paar keer ‘oef!’ schreeuwen. ‘Ik dacht heel even dat die klootzakken ons toch zouden laten vallen! Heel even maar, hoor!’ Hij moest Salvatore oppakken en rondzwieren. Cleo de deur uit sturen om champagne te gaan halen. En toen hij uiteindelijk in tranen uitbarstte, waarbij meteen wat van die akelige gevoelens uit zijn maagstreek er uitgegooid werden en hij gedurende een paar angstaanjagende ogenblikken niet meer op kon houden, werden die in ieder geval als tranen van geluk beschouwd.

Het was bijna halfzes toen het telefoontje kwam dat hij onmiddellijk moest komen opdraven in het kantoor van de directeur. De oude Matt zou daarover een grapje hebben gemaakt tegen zijn medewerkers: ‘Dat kan wel even duren.’ Maar de oude Matt bestond niet meer. Hij hield zijn mond tegen iedereen. Hij zou ze nooit meer zien, hij zou niet eens terug mogen naar zijn kantoor om afscheid te nemen en hij zou het gebouw onder begeleiding moeten verlaten, met alleen zijn speciale mok en de foto van Maeve. Maar dat gaf niet. Dat was toch alleen maar onzin, het waren maar mensen.

In ieder geval wist hij dankzij Natalie wat er zou gaan gebeuren. Zonder haar telefoontje was hij misschien opgewekt naar het kantoor van het schrikbewind gehuppeld met het idee dat hij een schouderklopje zou krijgen omdat hij zo’n grote order had binnengesleept. Maar terwijl zijn benen zich automatisch in beweging zetten, kon hij bijna niet geloven dat de zaak er echt zo slecht voor stond. Hij had het gevoel dat hij door een waas liep en hij merkte niet eens dat zijn voeten de grond raakten.

Hij was er. Hij klopte, de deur ging open en hij stapte naar binnen. Alle gezichten stonden op onweer. Matt boog zijn hoofd en wachtte op de genadeklap.

Maar het was nog erger dan hij had verwacht. O, nog veel en veel erger.

Matt werd niet ontslagen. Helemaal niet. Matt maakte promotie.

 

Twee weken later