‘Hoe laat kom je thuis?’ vroeg Maeve.
‘Het zou wel eens laat kunnen worden,’ zei Matt.
‘O, Matt.’
‘Je weet toch hoe dat gaat,’ zei hij met een verontschuldigend lachje. ‘Potentiële nieuwe klanten, een afgezonderde ruimte, hapjes en dure wijn. Dat soort dingen loopt altijd uit.’
‘Wel raar dat het op vrijdag staat gepland.’
‘Dat was de enige avond waarop we allemaal konden. Maar je redt je vast wel. Je moet toch naar Shrigley?’
‘Mmm. En er is op kantoor ook een afscheidsfeestje.’ Ze wist niet waarom ze dat zei. Alsof ze daarheen zou gaan.
‘Daar zou je dan na Shrigley naartoe kunnen gaan. Dan zit je hier niet zo lang in je eentje.’
Maeve aarzelde, met een lepel havermout halverwege haar mond. Het kwam niet vaak voor dat Matt aandrong dat ze met haar collega’s zou gaan stappen.
‘Waarom niet? Je kunt het toch een uurtje proberen?’ zei Matt. ‘Misschien is het wel goed voor je. Als het niet gaat, kun je nog altijd vertrekken.’
Maeve keek hem weifelend aan.
‘Een halfuurtje dan,’ zei hij. ‘Je weet maar nooit, misschien amuseer je je wel.’
‘Maar Matt… zelfs normale mensen hebben een hekel aan afscheidsfeestjes.’
‘Luister nou eens, Maeve.’ Ze zag de wanhoop op zijn gezicht.
‘We moeten het blijven proberen.’
Ze sloeg haar ogen neer. Nee, daar had ze geen zin meer in. Als hij die kant op wilde, moest hij dat maar in zijn eentje proberen.
‘Maeve?’
Ze moest iets zeggen. ‘Naar welk restaurant gaan jullie?’
‘… Eh… de Magnolia.’
‘Ik dacht dat dat dicht was.’
‘… Eh… Nee, hoor.’
Matt drukte twee capsules van een antidepressivum uit de verpakking en duwde er een over tafel naar Maeve toe. ‘Goed, ik zei dus dat ik laat zou zijn, dus je hoeft je niet te haasten.’
Maeve stopte de capsule in haar mond en slikte die door met een beetje water. Ze gaf het glas aan Matt. ‘Ik moet alleen nog even mijn tanden poetsen, dan kunnen we ervandoor.’
Ze liep de keuken uit. Matt verstijfde en luisterde tot hij het geluid hoorde van de kraan die in de badkamer werd opengezet. Toen het gezoem van een elektrische tandenborstel tot hem doordrong, stortte hij zich op haar rugzak en haalde er een sleutelbos uit, die hij in het gootsteenkastje gooide. Daarna zette hij de rugzak weer op de grond en ging opnieuw aan de keukentafel zitten.
Het viel me net ineens op dat er iets helemaal mis is. Er klopt niets meer van. De gezamenlijke hartslag van Matt en Maeve… nou, die kan ik helemaal niet meer voelen. Alles is weg en het dringt nu pas tot me door dat ik die al een hele tijd niet meer heb gehoord. Wat ik voelde, was niet echt, het was een soort opgenomen bericht, een echo uit het verleden. Net als het licht van een al lang geleden uitgedoofde ster.
Lydia ging plat op haar buik op de grond liggen om onder de bedden te kijken en er zeker van te zijn dat er niets was achtergebleven. Ze wilde geen vezeltje van de jongens meer in huis hebben. Maar ze zag alleen wat vlokken stof. Alles was grondig ingepakt, de laatste dagen was het een heisa van jewelste geweest.
‘Vergeet je poster van de paus niet, Jan.’ Ze was opgesprongen om die van de muur te halen.
‘Die mag jij hebben,’ zei Jan. ‘Misschien heb je er nog wat aan.’
‘Ik?’ Ze bleef maar lachen. ‘Ik ben niet meer te redden.’
Ze was zo blij dat ze van hen af zou zijn, dat ze zelfs had geholpen door een paar dozen naar het busje te dragen.
‘Zo te zien hebben we alles.’ Andrei wierp nog een laatste blik op hun slaapkamer.
‘Als je iets vergeten bent, kun je dat wel ophalen als je terug bent.’
Het had haar zelfs niets kunnen schelen dat Andreis nieuwe huis maar één verdieping lager was. Hij was inmiddels verloofd en dat was voor haar een soort afweermiddel. Al dat gedoe was verleden tijd, een verbijsterend akkefietje dat inmiddels helemaal voorbij was.
‘Tot ziens dan maar.’ Nu ze op het punt stonden om weg te gaan, werd ze bijna sentimenteel. ‘Goeie reis en zo.’
Terwijl ze toekeek hoe het busje de straat uit reed, ging haar telefoon. ‘Hathaway?’
‘Vanavond?’
‘Ga ik aan de schoonmaak. Ik trek meteen in mijn heerlijke grote nieuwe slaapkamer. Sissy komt me een handje helpen als ze klaar is met haar werk. Jij mag ook komen, aangezien je toen bij mam zo je best hebt gedaan. Nee, hoor.’
‘Ik kom wel. Ik kan best helpen.’ Hij klonk een beetje verontwaardigd. ‘Maar wil jij dan mee naar mijn broer Joe? Om Bronagh haar verjaarscadeautje te geven?’
‘Wie is Bronagh?’
‘Mijn nichtje. Dat heb ik je toch verteld?’
‘O ja.’ Daar herinnerde ze zich niets van. ‘Maar het antwoord is nee.’
‘Nee?’
‘Ik heb de pest aan kinderen en kinderen aan mij.’
‘Maar ze is echt een giller!’
‘Niet wat mij betreft, Hathaway, geloof me.’
‘Eh… nou, goed dan. Ik ga wel in mijn eentje en dan kom ik daarna naar jou toe.’
‘… dus toen ben ik teruggevlogen naar Manilla en…’
‘O ja?’ Joe nam een slokje thee en staarde nietsziend voor zich uit naar zijn keuken.
Ineens drong het tot Conall door dat het net leek alsof hij zat te pochen. Zijn broer was nooit in Zuidoost-azië geweest en hij zou er ook nooit naartoe gaan. Het was gewoon een ver afgelegen plekje op de wereld dat af en toe langskwam in het nieuws. Conall hield abrupt zijn mond.
Zonder iets te zeggen dronken ze hun thee op, waarbij Conall luidruchtig zat te slurpen om aan te geven dat hij nog steeds zijn afkomst niet verloochende. Hij overwoog even om zijn knokkels te laten kraken, maar dat zou misschien wel een tikje vijandig overkomen.
‘Waar is mijn cadeautje?’ Toen Bronagh kwam opdagen, ebde de spanning weg.
Conall stak zijn hand in zijn zak en haalde het kleine doosje tevoorschijn.
‘Gaaf,’ fluisterde Bronagh terwijl ze het lintje lostrok en het zilverkleurige papier eraf peuterde. ‘Dit is een écht cadeau.’ Vol eerbied klapte ze het dekseltje open en staarde naar de twinkelende edelstenen.
‘Verduiveld, wat krijgen we nou?’ zei Joe.
‘Zijn het… wat zijn het?’ vroeg Bronagh. ‘Saffieren.’
‘Ach, lieve god nog aan toe…’
Bronagh zette grote ogen op. ‘Zijn ze echt?’
Conall knikte.
‘Hé, maat, ze is acht.’ Joe klonk boos. ‘Ze heeft nog niet eens gaatjes in haar oren.’
‘Adopteer me maar, Conall.’ Bronagh begon op een dramatische manier door de keuken te flaneren, terwijl ze de saffieren tegen haar oren hield. ‘Neem me als je pupil in huis. Red me van deze boerenkinkels.’
‘Ach, hahaha…’ Conall bloosde van schaamte. God, wat had hij er weer een puinhoop van gemaakt. Het zweet brak hem uit en om alles weer recht te zetten pakte hij Bronagh op en zei, terwijl hij haar recht aankeek: ‘Mijn broer is de beste vader die je kunt hebben.’
‘Jij zou ook best een goede vader zijn. Als je maar niet zo hard werkte,’ zei Bronagh. ‘Maar ja, dan had je weer geen geld genoeg om saffieren oorbellen te kopen. Hmmm, dat is een moeilijke keus.’
‘Ik zal je eens iets vertellen, Conall,’ zei Joe vol passie. ‘Jij mag dan naar de Filippijnen gaan en naar al die andere plaatsen, maar ik hoef het huis niet eens uit. Zelf kinderen hebben, dat is het grootste avontuur van alles.’
‘Je hebt gelijk, maat. Absoluut. Ik begin er zo langzamerhand net zo over te denken.’
Joe’s gezicht werd vriendelijker, maar verstarde meteen weer. ‘… O, nee, Conall. Nee, beste vriend. Kinderen krijgen is niet te vergelijken met het kopen van een motor. Je kunt ze niet teruggeven als ze je beginnen te vervelen.’
Ik heb al mijn kandidaten voor morgen inmiddels wel op een rijtje staan. Ik denk dat ik het maar op Hathaway en Lydia houd. Ik weet wel dat ze heeft gezegd dat ze niet van kinderen houdt, maar dat zal wel anders worden als het om haar eigen kind gaat. En Hathaway is er klaar voor. Nou ja, hij begint aan het idee te wennen. Tegen de tijd dat ik kom, zal ik welkom zijn. Maar voor het geval alles toch nog in het honderd loopt, houd ik Katie en Fionn als reserves achter de hand. En wat Matt en Maeve betreft, ik vrees dat daarvoor een wonder noodzakelijk is.
‘Heeft iemand er bezwaar tegen als ik wat vroeger naar huis ga?’ vroeg Matt. ‘Ik moet nog pakken.’
Het hele kantoor nam meteen een loopje met hem. ‘Pas tien over vijf en hij gaat er al vandoor! Typisch iets voor Internationale Verkoop.’
‘Er is geen werk meer voor me bij Binnenlandse Verkoop.’ Dat was de nieuwe naam van de afdeling die systemen binnen Ierland verkocht. ‘Het heeft geen zin om hier een beetje te gaan zitten duimendraaien.’ Hij grinnikte bleekjes. Het zweet stond op zijn voorhoofd. ‘Dus tot ziens dan maar.’
‘Hoe laat?’ vroeg Salvatore.
‘Zullen we om zeven uur afspreken? Bij de balie van Aer Lingus?’
Salvatore en Matt zouden komende maandag samen naar Shanghai vliegen.
‘Geweldig. Dan zie ik je wel op het vliegveld!’ Salvatore slaakte een kreet van verrukking. De start van een nieuwe onderneming, een opwindende taak.
‘Jep,’ zei Matt vrolijk. ‘Ik zie je maandag op het vliegveld.’
Weet Maeve daar iets van?
‘Hoe gaat het ermee, Maeve?’ vroeg dr. Shrigley.
‘Prima.’
Maar ze was afwezig, diep in gedachten. Ze bleef maar één beeld voor ogen houden: hoe ze zelf als een slappe lappenpop de lucht in werd geslingerd. En de details werden steeds duidelijker. Ze bleef het moment maar zien waarop een auto haar fiets raakte en zij door de lucht vloog terwijl het bloed uit haar mond gutste. Op het moment dat ze op de weg belandde, barstte haar schedel als een eierschaal open en meteen daarop verdween het licht uit haar ogen. Het idee van pijn deed haar niets, ze was al zo verdoofd dat ze toch niets zou voelen.
Ze had de afgelopen weken vier paniekaanvallen gehad en iedere keer had ze de adem van de dood in haar nek gevoeld. Destijds was ze bang geweest, maar dat was niet langer het geval.
Ze verlangde naar het moment waarop alles voorbij zou zijn.
Dit was haar laatste bezoek aan dr. Shrigley. Ze wist niet hoe ze dat tegen haar moest zeggen, dus liet ze het maar zitten. Dr. Shrigley zou wel begrijpen wat er aan de hand was als Maeve niet meer kwam opdagen. Maar dat gaf niet. Het was allemaal niet belangrijk meer.
Ze fietste snel en roekeloos naar huis. Toen ze in Star Street aankwam, sprong ze van haar fiets en liep ermee naar de voordeur. Ze snapte er eigenlijk niets van dat ze nog steeds in leven was. Wat moest je hier in vredesnaam doen om doodgereden te worden?
Voor de verandering was ze blij dat het nog een paar uur duurde voordat Matt thuiskwam. Op die manier zou hij er nooit achter komen dat ze niet naar dat kantoorfeestje was gegaan. Hoewel hij vast niet had verwacht dat ze echt zou gaan. Arme Matt. Hij wilde maar bewijzen dat het beter met haar ging, terwijl alles erop wees dat ze steeds slechter werd.
Ze wierp snel een blik over haar schouders, links en rechts, om er zeker van te zijn dat niemand achter haar klaarstond om zich op haar te werpen en mee te sleuren naar de lege flat, toen stak ze haar hand in haar rugzak om haar sleutels te pakken. Maar die kon ze niet vinden. Haar vingers bleven maar rondklauwen, net als die grijpertjes op de kermis, maar tevergeefs. Terwijl ze met haar rug tegen de voordeur ging staan, zodat ze een oogje op de voorbijgangers kon houden, haalde ze de hele tas op de stoep leeg. Geen sleutels. Zeker weten. Haar portemonnee was er wel. Maar waarom zou iemand haar sleutels stelen en niet haar portemonnee? Eng. Tenzij niemand iets gestolen had en de sleutels er gewoon uit gevallen waren. Maar dan had ze het gerinkel toch wel gehoord?
Wat een avond om haar sleutels kwijt te raken. Ze stuurde snel een sms’je naar Matt. Hij moest zijn sleutels maar per taxi sturen. Hoewel, de gedachte dat een grote, uit de kluiten gewassen taxichauffeur zomaar vrije toegang zou hebben tot haar flat… Haastig stuurde ze nog een sms’je.
Km nr huis.
Het had geen zin om een van de buren te bellen. Niemand had een reservesleutel. Ze had haar sleutels aan niemand durven toevertrouwen.
Vier mannen die langsliepen, staarden haar aan terwijl ze daar met opgetrokken knieën op de stoep zat. Ze kon hier niet blijven zitten, want dan zag iedereen hoe kwetsbaar ze was. Ze moest in ieder geval naar binnen.
Ze durfde niet goed bij de oude vrouw aan te bellen, omdat de Geile Fionn bij haar woonde. Stel je voor dat hij opendeed? En ze kon Katie van de bovenste etage ook niet riskeren, omdat zij verkering had met Fionn. De enige mogelijkheid die overbleef, was aanbellen bij de flat op de tweede verdieping. Ze vond de Poolse jongens die daar woonden eigenlijk wel eng, maar ineens herinnerde ze zich dat ze aan het verhuizen waren toen ze die ochtend naar haar werk ging.
Ze drukte op de bel en iemand, waarschijnlijk dat ongeduldige meisje van de taxi, zei: ‘Hathaway?’
‘Ik ben het, Maeve van …’
De deur klikte open. ‘Dank je wel,’ zei Maeve tegen de dode lijn, terwijl ze haar fiets naar binnen reed en tegen haar voordeur zette.
Terwijl ze op de onderste tree van de trap ging zitten, staarde ze naar haar telefoon. Waarom had Matt nog geen sms’je teruggestuurd? Waar was hij mee bezig? Na een poosje besloot ze hem te bellen en werd meteen doorverbonden met zijn voicemail. Hij zette zijn telefoon nooit uit. Waarom dan juist vandaag wel? Als alles misging…
Toen ze sleutels bij de deur hoorde rinkelen ging ze vol hoop rechtop zitten, maar het was Katie. Ze kwam de hal binnenvallen, met de Geile Fionn op haar hielen. Om de een of andere reden hadden ze allebei de slappe lach.
‘O, sorry!’ lachte Katie. ‘Ik was bijna boven op je gaan staan. Maeve, is het toch? Is er iets aan de hand?’
Maar eigenlijk wilde Maeve dat niet vertellen terwijl Fionn erbij was.
‘Heb je jezelf buitengesloten?’ vroeg Katie.
Waarom zou ze anders op die verrekte trap zitten?
‘Waarom ga je niet met ons mee naar boven?’ nodigde Fionn uit.
Maeve onderdrukte een rilling.
‘Doe dat nou maar,’ zei Katie. ‘We moeten over een uurtje weer weg, maar je mag net zo lang blijven als je wilt.’
‘Ik red me wel, hoor. Mijn man zal zo wel thuiskomen.’
‘Wil je hem bellen?’ Katie begon al in haar tas te grabbelen.
‘Hij is onderweg.’ Maeve liet haar het telefoontje zien dat ze in haar hand had. ‘Bedankt, maar ik voel me prima.’
Matt had haar nog steeds geen sms’je teruggestuurd. Toch raar. Ze zat al eeuwen te wachten. Op haar telefoon kon ze zien hoe lang… bijna een kwartier…
Ineens klonk er een stem achter haar. ‘Wat is er eigenlijk aan de hand?’ Het was Fionn. ‘Zit je nou nog hier?’
Ze krabbelde overeind. Haar hart ging plotseling als een gek tekeer en haar instinct vertelde haar dat ze in doodsgevaar verkeerde. Fionn sprong de laatste paar treden af. Hij leek bijna geamuseerd. Ze kon zich nog goed herinneren hoe hij in het begin naar haar had gekeken, bijna alsof hij haar op wilde eten. Verslinden. Met huid en haar.
‘Ga nou maar mee, dan kun je in Katies flat wachten,’ zei hij.
Ze schudde haar hoofd en kon geen woord uitbrengen. Het bloed suisde in haar oren en vanbinnen bleef de angst maar groeien en groeien tot haar hele borstholte ermee gevuld was en ze geen lucht meer kon krijgen.
‘Je hoeft niet bang te zijn.’
Je hoeft niet bang te zijn.
Hij kwam nog een stapje dichterbij en stak zijn hand uit. ‘Ik zal je heus niets aandoen.’
Ik zal je heus niets aandoen.
‘Kom nou maar.’ Hij pakte haar arm vast.
De vorige keer had ze niet gegild – dat was de grootste fout die ze had gemaakt en dat zou haar geen tweede keer overkomen. ‘Niet doen! Alsjeblieft!’
Ze hoorde geluid bij de voordeur. Iemand stond buiten en belde aan.
‘Matt!’ gilde ze. ‘Matt!’
Maar het was Matt niet, het was die grote, donkere man. Ze dacht dat hij Conall heette. Katies vriend. Dat was hij in ieder geval geweest.
‘Wat is hier verdomme aan de hand?’ vroeg Conall, terwijl hij van Maeve naar Fionn keek. Naar Fionn die nog steeds Maeves arm vasthield en Maeve die zich los probeerde te trekken.
Conall deed een stap naar voren en Maeve begon nog feller te worstelen en nog harder te gillen. ‘Niet doen! Alsjeblieft! Alsjeblieft niet!’
Conall week meteen achteruit.
Het begon langzaam tot Maeve door te dringen dat er in het trapgat andere gezichten waren verschenen, die over de leuning hingen: Katie, die kattige Lydia, nog een ander meisje en de oude vrouw.
‘Laat haar los,’ zei Conall tegen Fionn. ‘Je maakt haar bang.’
‘Ik? Ik wil haar alleen maar helpen.’
‘Ze is doodsbang voor je. En voor mij. Waar of niet?’ vroeg hij aan Maeve.
Ze keken elkaar even strak aan. Toen knikte ze.
‘Ze krijgt geen lucht meer,’ zei Conall. ‘Maeve… zo heet je toch? Mag een van de andere meisjes je helpen?’
Nee. Die zaten misschien ook in het complot. Maeve begon te hijgen van angst. Misschien spanden ze wel allemaal samen.
‘Kan iemand even een papieren zak voor haar pakken?’ Niemand bewoog. Iedereen bleef stokstijf staan, alsof de pauzeknop was ingedrukt tijdens een grote actiescène, dus trok Conall maar een grote zak dropjes uit zijn jaszak terwijl hij haar geen moment uit het oog verloor. Hij gooide de dropjes op de haltafel en gaf de lege zak aan Maeve. ‘Blaas daar je adem maar in.’ Hij keek langs de trap omhoog naar Katie. ‘Maakt het uit dat het plastic is?’
‘Dat weet ik niet. Ik denk het niet.’
‘Kan iemand me vertellen wat er precies aan de hand is?’ vroeg Conall.
‘Ze is buitengesloten,’ zei Katie. ‘Haar man is er niet en wij hebben geen van allen een reservesleutel.’
‘Weet je waar hij is?’ vroeg Conall aan Maeve. ‘Matt? Zo heet hij toch?’
‘Hij is onderweg naar huis.’
‘Waar moet hij vandaan komen?’
‘Van de Magnolia.’
‘De Magnolia?’ zeiden Conall en Katie tegelijk.
‘Ik dacht dat die gesloten was,’ zei Conall met een vragende blik op Katie.
‘Dat is ook zo. Ongeveer een maand geleden.’
‘Dat dacht ik ook al,’ fluisterde Maeve.
Er volgde een onbehaaglijke stilte.
‘We kunnen wel proberen om het slot voor je te forceren,’ bood Conall aan.
‘Hoe dan?’ Maeve keek hem versuft aan.
Ineens leek er een onzichtbare macht te zijn waardoor alle ogen zich op één punt richtten: Lydia.
‘Waarom kijkt iedereen mij nou aan?’ vroeg ze. ‘… O, mij best.’
Ze rende naar boven en kwam terug met een metalen hangertje, dat ze recht boog, in het sleutelgat stak en voorzichtig heen en weer begon te bewegen. Plotseling verstijfde ze en trok de hanger met een ruk terug. Ze was doodsbleek geworden. ‘De deur is van binnen op slot gedaan. De sleutel zit er nog in.’
‘Is hij daar binnen?’ vroeg Sissy bijna geluidloos.
‘Is Matt binnen?’ vroeg Conall aan Lydia.
‘Bedoelen jullie dat hij binnen is?’ Maeve stond naar adem te snakken.
Conall bonsde op de deur. ‘Matt? Matt?’ Hij keek om naar Maeve. ‘Heb je aangebeld?’ Ze schudde zwijgend haar hoofd, dus liep hij de voordeur uit en drukte lang en hard op de bel van Flat 1. Toen de intercom bleef zwijgen en Matt ook niet in de deuropening verscheen, zei Conall tegen Maeve: ‘Bel hem eens op jullie vaste nummer.’
Maeve gaf hem haar telefoon. ‘Dat staat onder “thuis”.’
Conall drukte op een paar knopjes en meteen daarna hoorden ze door de gesloten deur het geluid van een telefoon die overging. Ze hielden allemaal hun adem in, maar toen ze het antwoordapparaat hoorden aanslaan begreep iedereen zonder iets te zeggen dat zich onder hun neus een of ander drama had afgespeeld.
‘Maar dat de sleutel in het slot zit, hoeft toch niet te betekenen dat hij thuis is?’
‘Hoezo?’ vroeg Conall.
‘Misschien heeft hij de deur op slot gedaan en is toen door het raam naar buiten geklommen.’
‘Maar hoe groot is die kans?’ Conall zette Maeves fiets aan de kant. ‘Achteruit, allemaal.’ Tot hun grote ontzetting – hoe kon de hele toestand plotseling zo ernstig zijn geworden? – wierp Conall zich met zijn schouder vooruit tegen de deur en botste met een klap terug. (Jemima zag dat Fionn een grijns niet kon onderdrukken.) Daarna probeerde Conall het nog een keer en dit keer was de terugslag niet zo heftig.
‘Wat is er aan de hand?’ fluisterde Maeve. ‘Ik snap er niets van.’
Bij de derde keer hoorden ze dat het hout begon te kraken en nadat Conalls schouder er nog twee keer tegenaan was geklapt zwaaide de deur open.
‘Goed,’ hijgde hij, en keek om zich heen naar de zee van gezichten. Niemand wilde naar binnen, dus kwam het op hem neer. Hij bleef even op de drempel staan, als een man die op het punt staat om in een rivier vol krokodillen te duiken, en stapte naar binnen. Even bleef het afschuwelijk stil, toen hoorden ze hem roepen. ‘Katie! Katie!’
Een doodsbleke Katie verdween naar binnen en liep in de richting van zijn stem. Bijna meteen daarna kwam ze terug en begon bevelen uit te delen. ‘Lydia, bel een ambulance. Fionn, ga naar binnen, hij kan hem er niet alleen uit tillen. En jij moet bij Maeve blijven, Jemima.’ Terwijl ze sprak, tilde Katie haar rok op en stroopte haar panty naar beneden. Nadat ze eruit gestapt was, pakte ze hem bij het zwakste punt, het kruis, en scheurde hem in tweeën. ‘Om af te binden,’ zei ze.
Jemima pakte Maeve bij haar schouders. ‘Dit is niet de juiste tijd voor goede raad, maar misschien krijgen we geen tweede kans. Luister goed naar me, want wat ik tegen je ga zeggen is ontzettend belangrijk. Je lichaam is van jou. En niet van die man, wie het ook is geweest. Pak het hem weer af.’
Maeves ogen waren zwart en verbijsterd. Ze was compleet overdonderd, bijna verdoofd van schrik. ‘Hoe weet u dat?’ Het was nauwelijks meer dan gefluister.
‘Ik ben al heel oud. Ik heb veel meegemaakt. Je angst voor mannen, die kleren die je van top tot teen bedekken, het sprak allemaal voor zich…’
‘Wel verdorie!’ Dat was Sissy. Ze legde een hand op Jemima’s arm. ‘Bent u het… bent u… Mystieke Maureen?’
Niet nu, lieve kind, dit is echt niet het geschikte moment.
Jemima draaide zich met tegenzin om. ‘Sissy, lieve kind…’
‘Ik kan gewoon niet geloven dat u het bent!’ Sissy boog zich naar Maeve toe en keek haar aan. ‘Hoor eens, je moet echt naar me luisteren. Ik bedoel maar, deze vrouw…’ Sissy wapperde met haar handen in een poging om indruk te maken. ‘Je moet haar geloven, wat ze ook zegt. Ze is waanzinnig helderziend!’
‘Nee, echt niet, dat ben ik niet. Ik ben gewoon oud. Maar ik…’
‘De ambulance is er!’
‘Dat is snel,’ zei iemand.
Lydia keek toe hoe het levenloze lichaam van Matt, met een dunne, doorzichtige zwarte sliert om beide armen en druipend van rood water, op een brancard de flat uit werd gereden, rechtstreeks de ambulance in. Daarna greep ze Conall in zijn kraag. Zijn donkere pak was nat en zijn witte overhemd zat vol spetters die op bloed leken. Hij zat te bellen met Eilish Hessard om een nieuwe deur voor Maeves flat te regelen. Zodra hij de verbinding verbrak, vroeg ze rustig: ‘Wat is er gebeurd?’
Conall keek even naar Maeve, om er zeker van te zijn dat ze niet meeluisterde. ‘In bad. Zijn polsen doorgesneden.’
Jezus! Matt had zijn polsen doorgesneden! Dat was een hele schrik en heel zielig en zo, maar onwillekeurig vond Lydia het toch wel een ontzettend meisjesachtige manier voor een man om zelfmoord te plegen.
Een van de broeders, een kleine gedrongen man, kwam terug naar binnen. ‘Wie van jullie gaat mee? Wel een beetje snel alsjeblieft.’
‘Dat is Matts vrouw,’ zei Conall.
‘We kunnen haar een lift geven, maar voor de rest van jullie is geen plaats.’
Maeve kromp in elkaar. ‘Dat kan ik niet,’ zei ze. ‘Het zijn mannen.’
‘Maar je moet mee, lieve meid,’ zei Jemima. ‘Je moet nu bij Matthew zijn. Maar wij komen achter je aan.’
Katie sloeg een arm om Maeves schouders en Maeve liet zich meevoeren naar de ambulance.
‘Ik wist dat de dood hier rondwaarde.’ Jemima staarde naar de ambulance waarvan de deuren werden dichtgeslagen. ‘Ik heb zijn aanwezigheid al wekenlang gevoeld. Maar ik was ervan overtuigd dat hij voor mij was gekomen. Ik was veel beter geweest dan die jonge man.’
Krijg nou het heen-en-weer! Ik ben de dood helemaal niet. Ik ben juist het tegendeel!
‘Is die man, Matt… is hij… al dood?’ Sissy moest iets wegslikken.
Conall wierp haar een gepijnigde blik toe. ‘… Ik zou het niet weten. Hij zag er niet echt levend uit.’
Ze schrokken allemaal op van het geluid van de sirene en de ambulance vertrok.
‘Iemand moet naar het ziekenhuis om Maeve bij te staan,’ zei Jemima.
Lydia keek naar haar voeten. Dat was niets voor haar. Je moest doen waar je goed in was en het uitdragen van liefde was niet haar sterkste punt.
‘Ik ga wel,’ zei Katie.
‘Ik wil ook wel, als je denkt dat ze er iets mee opschiet,’ zei Conall.
‘En ik ook,’ zei Sissy, ‘ook al heeft ze geen flauw idee wie ik ben.’
‘Eigenlijk kent ze niemand van ons,’ zei Fionn.
‘Ik zou graag willen gaan,’ zei Jemima. ‘Als jullie daar geen bezwaar tegen hebben.’
Nee hoor, dacht Lydia. Ze vóélde gewoon hoe opgelucht iedereen reageerde.
‘Zou jij met me mee willen gaan, Fionn?’ vroeg Jemima.
‘Ze is bang voor me,’ zei Fionn.
Een golf van verontwaardiging sloeg door Lydia heen. Oké, ze wilden er eigenlijk geen van allen naartoe en het was best eng en ja, Maeve was als de dood voor Fionn en Conall, maar je kon die oude vrouw toch niet alleen laten gaan? Ze was echt stokoud! ‘O, ik rijd u er wel naartoe, hoor.’
‘Dat hoeft niet,’ zei Katie. ‘Ik breng je wel. Mijn auto staat dichtbij.’
‘Ik ga naar het ziekenhuis en Fionn gaat met me mee,’ verklaarde Jemima. Fionn deed zijn mond open, maar leek zich toen bij het onvermijdelijke neer te leggen. Lydia begreep dat Jemima weliswaar stokoud was, maar dat ze een ijzeren wil had. ‘We kunnen op straat wel een taxi aanhouden.’
Er volgde nog een korte woordenwisseling waarin Lydia opnieuw haar diensten als chauffeur aanbood en Jemima opnieuw weigerde daar gebruik van te maken.
‘Dan niet.’ Lydia voelde zich toch al niet lekker, dus eigenlijk was het een opluchting dat ze niet hoefde te rijden. Fionn liep naar boven om zijn natte en bebloede kleren uit te trekken en meteen daarna ging hij met Jemima weg, waardoor Lydia samen met Conall, Sissy en Katie achterbleef.
‘Misschien kunnen we beter iets gaan drinken,’ zei Sissy.
‘Oké,’ zei Conall, en hij keek Katie met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Heb jij een voorstel?’
‘De Vliegende Fles dan maar?’ zei ze. ‘Die is lekker dichtbij. En daar zullen ze ook niet protesteren als een vent met bloed op zijn overhemd binnenkomt.’
‘Nee, dat is daar bijna verplicht.’ Hij lachte flauw.
‘De Vliegende Fles?’ vroeg Lydia. Ze had ineens een bittere smaak in haar mond.
‘Je weet wel, die kroeg verderop in de straat, hoe die ook mag heten,’ zei Conall.
‘Toen wij daar op een avond waren, werd er ineens geknokt,’ zei Katie tegen Lydia. ‘Vandaar de bijnaam. Maar nu is het nog zo vroeg, dat het een grandioos plekje voor ons is.’
‘Grandioos,’ zei Lydia. Grandioos.
De Vliegende Fles was zo’n beetje de enige plek waar hun verschijning geen commentaar opleverde. Lydia en Sissy met hun smerige joggingpakken en sportschoenen, Katie in een klassiek zwart jurkje en op hoge hakken en Conall in een donkergrijs Brioni-pak dat werd opgesierd door bloedspetters die inmiddels al zwart begonnen te worden.
‘Ik ga wel even bestellen,’ zei Conall, terwijl Sissy op zoek ging naar vier barkrukken die niet met een mes bewerkt waren zodat het schuimplastic eruit hing. ‘Wat zal het zijn?’
‘Wodka met Red Bull,’ zei Lydia.
‘Katie?’
‘Wat? O, sorry!’ Katie was bleek en leek een beetje in de war. ‘Cognac, denk ik. Dat schijnt goed te zijn tegen shock.’
‘Oké. Lydia? Sissy? Weten jullie zeker dat jullie niet ook een glas cognac willen?’
‘Heel zeker,’ snauwde Lydia.
Ze wachtte tot Conall met zijn rug naar hen toe bij de bar stond. ‘Zo,’ zei ze toen tegen Katie. ‘Dus jij weet alles van eerste hulp?’ Ze had op de een of andere manier het gevoel dat het antwoord op die vraag belangrijk was.
Katie schudde verdrietig haar hoofd. ‘Ik ben alleen maar een enthousiaste amateur. Ik vind het leuk om allerlei spulletjes bij de drogist in te slaan, zoals sprays en zalfjes, en als ze een nieuw soort zeep op de markt brengen, koop ik dat ook meteen. Maar als het er echt op aankomt, zoals nu met Matt, ben ik ook niets waard.’ Haar handen trilden en ze zag eruit alsof ze ieder moment in tranen kon uitbarsten.
‘Maar je wist wel dat hij afgebonden moest worden.’
‘Dat komt door al die cowboyfilms die ik heb gezien. En stel je nou eens voor dat we te laat waren? Dat hij al…’
Katies telefoon piepte en ze keek op het schermpje. ‘Een sms van Fionn. Matt leeft nog. Hij krijgt een bloedtransfusie.’
‘Betekent dat dan ook dat alles in orde is?’ vroeg Sissy.
‘Dat weet ik niet. Daar zegt hij niets over. Misschien weten ze dat nog niet,’ zei Katie.
Conall sloeg zijn cognac achterover, stond op en keek Lydia aan. ‘Kunnen we?’ Hij had behoefte aan een stevige dosis seks om de aanwezigheid van de dood van zich af te zetten.
‘Doe je ogen maar dicht,’ zei hij, en hij deed de slaapkamerdeur open.
Ze voelde zijn warme handen op haar schouders drukken terwijl hij haar voor zich uit duwde.
‘Wat een gedoe.’ Ze lachte. ‘Ik hoop dat het de moeite waard is.’
‘Reken maar.’
Ze was al ondersteboven gegooid en met een klap op de vloer terechtgekomen voordat ze wist wat er gebeurde. Ze liep steeds twee of drie seconden achter de gebeurtenissen aan. Ze voelde een felle pijn in haar heup en haar hoofd bonsde, voordat ze besefte dat hij haar met zijn volle gewicht omlaag had geduwd, waardoor haar knieën knikten en ze tegen de houten vloer was geklapt. Terwijl ze dat nog op een rijtje probeerde te zetten was David al boven op haar gaan zitten, met zijn knieën op haar schouders en zijn volle gewicht op haar borst.
Er ontsnapte geen adem, want ze was zo in beslag genomen door die val dat ze vergeten was om in te ademen en zodra ze dat probeerde, kreeg ze geen lucht omdat David haar bijna verpletterde.
Ze was zo in de war dat ze eerst nog dacht dat het een ongeluk was. Maar David zat boven op haar met een rood en lachend gezicht. Het was kennelijk met opzet gebeurd. Een onnadenkende grap, waarbij iemand gewond had kunnen raken. Terwijl ze naar adem snakte, zei ze: ‘Sta op, David. Ga van me af.’ Ze was geërgerd en bijna boos. Niet bang. Nog niet.
Met een lenigheid die haar nooit eerder bij hem was opgevallen, ging hij haastig verzitten, zodat hij nu zijdelings op haar zat. Zijn rechterscheenbeen drukte haar bovenlichaam tegen de vloer, zijn linkerscheenbeen hield haar heupen in bedwang.
Het was haar nog nooit overkomen dat een ander mens haar met geweld in bedwang hield. Hij was langer, zwaarder en oneindig veel sterker. Dit was een volslagen nieuwe ervaring, waarop ze absoluut niet was voorbereid. Afgezien van wat onschuldige spelletjes op de speelplaats bij school was geweld voor haar iets onbekends.
‘David, ik wil opstaan. Ga van me af. Ik krijg geen lucht.’
Wanhopig zette ze haar handen plat op de vloer en begon onder hem te kronkelen, in de hoop dat hij dan van haar af zou vallen, maar hij hield haar zo perfect tegen de vloer gedrukt, dat ze nauwelijks een vinger kon verroeren.
Hij zag er raar uit, alsof hij een vreemde was. De uitdrukking op zijn gezicht zei haar niets, ze wist niet wat hij wilde, maar ergens begonnen alarmbelletjes te rinkelen. Ze was alleen met hem. Niemand wist dat ze hier was. En hij was verbitterd en boos – ze begreep ineens dat ze zich volkomen vergist had door te denken dat hij haar alles had vergeven.
‘Laat me opstaan, dan kunnen we terug naar de kamer om met elkaar te praten. Toe nou, David, je bent toch een fatsoenlijke vent.’ Zelfs toen had ze nog gedacht dat ze hem op andere gedachten zou kunnen brengen.
Ze kon haar hoofd niet eens optillen, dus toen ze voelde dat hij aan de knoop van haar spijkerbroek begon te frunniken, sloeg de paniek echt toe.
‘David, wat doe je daar?’ Hij probeerde haar bang te maken. Met succes.
‘David, nee! Dit is waanzin. Je bent gekwetst, je bent boos, maar dit is ver genoeg gegaan. Hou ermee op!’
Maar hij had het voor elkaar, de knoop was open. Ze had altijd gedacht dat je wel iets kon doen om jezelf te beschermen, dat je kon krabben, kon schoppen en kon bijten. Maar de druk op haar schouders en bovenarmen was zo groot dat de zenuwen in haar handen afgekneld werden, waardoor ze aanvoelden als klompjes zand, haar voeten waren veel te ver weg om hem pijn te kunnen doen en haar hoofd lag tegen de grond gedrukt.
Toen ritste hij haar spijkerbroek open.
Was hij van plan… om haar… te verkrachten? Daar begon het een beetje op te lijken, maar dat kon niet waar zijn want… Waarom niet? Want dat soort dingen overkwam mensen zoals zij niet.
‘Oké,’ hijgde ze. ‘Ik ben bang, het werkt, dat is je gelukt. Nu moet je me weer op laten staan.’
Hij ging boven op haar verzitten om haar spijkerbroek naar beneden te trekken. ‘Alsjeblieft, David. Niet doen. David.’
Ik moet gillen. Misschien waren er mensen in de andere flats die haar zouden kunnen horen. Maar raar genoeg schaamde ze zich bijna om op zo’n melodramatische manier ‘help!’ te gaan schreeuwen. Dit was Dávid, per slot van rekening. Maar toen ze haar mond opendeed, hoorde ze tot haar schrik hoe ijl haar gegil was – ze lag plat op haar rug, ze kon geen kracht zetten.
Onhandig maar methodisch begon hij haar broekje omlaag te trekken, eerst de ene kant, dan de andere, beetje bij beetje.
‘Alsjeblieft, David, hou op. Alsjeblieft.’ Geluidloze tranen stroomden uit haar ogen. Ze had niet eens gemerkt dat ze begon te huilen.
En daar was zijn erectie, paars en kwaadaardig.
Mijn god, hij wil me echt verkrachten.
Ze kneep uit alle macht haar dijen tegen elkaar. Denk na, drong ze er bij zichzelf op aan, denk na! Ze had ergens gelezen dat je een verkrachter alles over jezelf moest vertellen, dat je een beroep moest doen op zijn sympathie, dat je hem ervan moest doordringen dat je ook een mens was. Maar dat wist David allang.
‘Het spijt me dat ik je gekwetst heb, David, echt waar. Maar doe me dit alsjeblieft niet aan.’ De tranen biggelden over haar wangen.
Hij ging weer verzitten, om in staat te zijn bij haar binnen te dringen, en heel even drukte zijn gewicht niet meer op haar schouders. Dit was haar kans. Ze worstelde om overeind te komen en dit keer gilde ze echt, schril en hard.
Hij duwde haar weer tegen de grond zodat haar hoofd met een klap tegen het hout sloeg, legde zijn onderarm over haar keel en drukte. Niet eens zo hard, maar ze snakte meteen naar adem. Hij drukte nog iets harder. Doodsbang, worstelend en wanhopig naar lucht happend, begreep ze ineens dat hij haar gemakkelijk zou kunnen vermoorden. Dat gebeurde om de haverklap. Vrouwen werden verkracht en vermoord en nu was zij aan de beurt. Het werd haar zwart voor de ogen en ze verslapte meteen. Ze moest dit overleven. Dat was het enige wat echt telde. Al het andere… nou ja, daar rekende ze na afloop wel mee af, maar ze moest niet doodgaan.
Hij begon met zijn penis tegen haar aan te duwen en te rammen en onverwachts laaide er toch een sprankje hoop op: misschien zou het er niet van komen, misschien was ze wel zo gespannen dat hij niet bij haar naar binnen kon dringen. Maar hij bleef beuken tot hij een opening vond en daarna wrong hij zich in haar. Toen hij op en neer begon te bonken, voelde dat niet alleen rauw maar ook heel fout aan.
Ik word verkracht. Zo gaat dat dus.
Voor het eerst sinds hij haar meegenomen had naar de slaapkamer zei hij iets. ‘Vind je het lekker?’
Ze keek hem verstomd aan en toen had ze een heel vreemde gewaarwording. Het was net alsof ze uit haar lichaam steeg, als een soort rookwolkje dat uit haar kruin omhoogkringelde. Ze was weg en wachtte buiten haar lichaam tot het voorbij zou zijn. Ze kon zichzelf daar op de grond zien liggen, zo stijf als een paal met dichtgeknepen ogen en tranen die tussen haar oogleden door glibberden. En ze kon hem zien, zoals hij daar boven op haar lag te beuken en te rammen en gek genoeg allerlei lieve woordjes fluisterde. ‘Je bent zo mooi.’ ‘Ik hou van je.’ ‘Je hebt me zoveel verdriet gedaan.’
Het leek alsof er nooit een eind aan zou komen. Hij raakte zijn erectie twee keer kwijt en dan moesten ze wachten tot hij weer zover was dat hij verder kon. Een paar keer daalde ze weer in haar lichaam af, maar als het nog steeds aan de gang was, moest ze meteen weer weg.
Een hele tijd later kwam hij eindelijk klaar en kolkte in haar leeg. Zwanger, dacht ze. Chlamydia, dacht ze. Bewijsmateriaal.
Koud metaal. Een inwendig onderzoek. Uitstrijkjes en foto’s. Een soatest. Een aidstest. Maar het was uiteraard veel te vroeg voor een zwangerschapstest. Weer met de voeten in de stijgbeugels voor nog een inwendig onderzoek. Matt die haar hand vasthield. Er werd gecontroleerd of ze gekneusd of ingescheurd was en of er sprake was van inwendige bloedingen. Een hele wereld waarvan ze het bestaan niet had gekend.
Nadat David klaar met haar was, rolde hij van haar af en bleef op de vloer van de slaapkamer liggen, starend naar het plafond. Ze was roerloos blijven liggen en had zich afgevraagd wat hij verder met haar van plan was. Maar toen de seconden voorbij tikten en er niets gebeurde, was ze bij hem weg geschoven en had heel haastig haar broekje en haar spijkerbroek opgetrokken. Ze had nog steeds verwacht dat hij haar tegen zou houden en haar weer op de grond zou gooien om van voren af aan te beginnen.
Een andere vrouw had misschien tegen hem gezegd: Jij hebt me verkracht en nu zal ik ervoor zorgen dat iedereen het te horen krijgt. Maar zij had geen moment aan wraak gedacht. Het enige wat voor haar telde, was dat ze zich levend uit de voeten kon maken.
Beneden had ze haar fiets van het slot gehaald. Ze was niet in staat om te fietsen, want ze kon niet op het zadel zitten, maar ze wilde de fiets niet achterlaten. Ze moest alles wat van haar was meenemen, er mocht niets achterblijven. Daarna had ze het op een lopen gezet en met de fiets aan de hand zeker drie kilometer afgelegd toen ze ineens tot de ontdekking kwam dat ze voor haar eigen huis stond.
Ze had Matt niet gebeld, ze had zijn avond niet willen bederven. In plaats daarvan had ze in elkaar gedoken en koud op de bank zitten wachten tot hij thuiskwam. En toen hij er was, snapte hij er aanvankelijk niets van, maar hij geloofde haar wel.
Twee politiemensen, een man en een vrouw, namen haar verklaring op.
‘Hebben jullie… alles?’ vroeg Maeve, terwijl ze een huivering probeerde te onderdrukken. ‘Zodat jullie een DNA-proef kunnen doen om te bewijzen dat hij het was?’ Ze was niet in bad gegaan, ze had geen bewijsmateriaal weggewassen, daar was ze echt trots op. Ze was naar huis gegaan om op Matt te wachten en hoewel ze het gevoel had gehad dat het allemaal een nare droom was geweest, had ze intuïtief geweten dat ze zich niet eens mocht omkleden.
‘We lopen wel een beetje op de zaak vooruit,’ zei de man. Vincent heette hij. ‘We weten nog niet eens of het niet met wederzijdse instemming is geweest.’
Maeve keek hem niet-begrijpend aan. ‘Maar dat was het niet.’ Ze keek naar Sandra, de vrouwelijke agent. ‘Dat was het niet,’ herhaalde ze. Ze keek Matt aan. ‘Dat was het niet.’
‘Dat weet ik wel,’ zei Matt.
Sandra nam hen rustig van hoofd tot voeten op. ‘Laten we maar bij het begin beginnen. Wat had je aan?’
‘Die kleren.’ Maeve wees naar de plastic zak met haar spijkerbroek en ondergoed. Opnieuw had ze precies gedaan wat ze moest doen: ze had geweten dat ze haar kleren zou moeten achterlaten en dus had ze reservekleren meegenomen.
‘Niet bepaald uitdagend, hè?’ zei Matt een tikje opstandig. ‘Het zou beter zijn als mevrouw Geary gewoon antwoord geeft
op onze vragen,’ zei Sandra. ‘Dus je had geen jurk aan, Maeve?’ ‘Waarom vraag je dat?’
‘Het valt niet mee om iemands spijkerbroek omlaag te trekken terwijl je haar in bedwang houdt.’
‘Ja, maar… dat heeft hij toch gedaan.’ Hoe kon ze uitleggen dat David loodzwaar was geweest en zo sterk?
‘Hier.’ Vincent gaf haar een paar papieren zakdoekjes en Maeve besefte dat de tranen weer over haar wangen biggelden.
‘Hoe zou je je relatie met meneer Price willen omschrijven?’ vroeg Sandra.
‘Met wie… o, David. Hij is mijn vriend geweest. Voordat ik Matt leerde kennen.’
‘Je bent eerder vanavond met hem meegegaan naar zijn flat.’ Sandra keek op haar horloge. ‘Dat was nog steeds vandaag. Waren jullie alleen? Was er niemand anders bij? Waarom is je man niet meegegaan?’
‘Hij moest vanavond werken,’ zei Maeve terwijl Matt op hetzelfde moment zei: ‘Ze heeft recht op haar eigen leven.’
‘Maar je man was het eens met dit bezoek?’
‘Hij wist er niets van,’ moest Maeve bekennen.
‘Maar ik zou het niet erg hebben gevonden,’ zei Matt.
‘Dus je hebt hem niet verteld dat je bij meneer Price op bezoek ging. Waarom was dat een geheim?’
‘Het was helemaal geen geheim. Het was gewoon iets dat ik hem niet heb verteld.’
‘Heb je samen met meneer Price iets gedronken? Zou het juist zijn om te stellen dat je minder last had van remmingen als gevolg van alcoholconsumptie?’
‘Ik heb een biertje gehad en dat heb ik niet eens opgedronken. Hoor eens, ik wilde helemaal niet met hem mee, maar hij zei dat hij me een huwelijkscadeau wilde geven.’
‘Een huwelijkscadeau?’ Sandra trok haar wenkbrauwen op, waardoor Maeve meteen het gevoel kreeg dat ze iets onfatsoenlijks had gezegd.
‘Ik moet u dit vragen, mevrouw Geary, want als dit op een proces uitloopt, zal u die vraag ook gesteld worden. Had u een seksuele relatie met meneer Price toen u nog zijn vriendin was?’
Ze slikte. ‘Ja, maar dit was heel anders.’
‘U bent grondig onderzocht. U hebt geen kneuzingen of inwendige verwondingen.’
‘Er moeten kneuzingen zijn. Ik ben met mijn hoofd tegen de grond geklapt en hij heeft zijn arm op mijn keel gelegd en gepro-beerd me te laten stikken.’
‘Uw kleren zijn niet gescheurd, u hebt geen verwondingen en er is niets dat duidt op verzet.’
‘Maar ik heb me wel verzet.’
‘Elke kneuzing die iets te betekenen heeft, wordt binnen een paar minuten zichtbaar. En inmiddels is het al vier uur geleden dat het zogenaamde incident plaatsvond.’
‘Ik heb me echt verzet, maar hij was veel sterker dan ik.’
‘Als ik verkracht zou worden, zou ik me uit alle macht verzetten.’
‘Ik was bang dat hij me zou vermoorden.’
Weer die opgetrokken wenkbrauwen. ‘Je vermoorden?’ zei ze, terwijl ze iets opschreef. ‘Sjonge.’
‘Nou,’ zei Matt uit de grond van zijn hart toen de beide agenten de verhoorkamer hadden verlaten. ‘Wat een kutwijf.’
Maeve moest onverwachts giechelen. ‘Dat woord mag je niet gebruiken.’
‘Normaal gesproken doe ik dat ook niet, maar ik ben bereid om voor haar een uitzondering te maken.’
‘Wat denk je dat er nu gebeurt?’
‘Ze zullen wel met hém praten.’
‘En dan? Gaan ze hem arresteren? En moet hij dan naar de gevangenis? Meteen vanavond al?’
‘Dat weet ik niet. Misschien mag hij voorlopig op vrije voeten blijven. Bijvoorbeeld tot het proces.’
Proces. Rechtbank.
‘Matt? Ik heb echt het gevoel dat ik droom.’
‘Ik ook.’
‘Drie dagen geleden waren we nog op huwelijksreis.’
‘We slaan ons er wel doorheen.’
Ineens zei ze dringend: ‘Matt, je moet het niet aan mam en pa vertellen. Die zullen dat niet kunnen verwerken. Ze zijn zo… onschuldig.’
‘Goed, hoor. We houden het gewoon tussen ons beidjes.’ Ze zouden dit grote, afschuwelijke geheim in een klein hokje stoppen en dat vervolgens voorgoed ergens begraven.
‘Matt, kun jij ook niet zien dat mijn keel gekneusd is?’
‘Kom eens in het licht staan, dan kan ik meer zien.’
‘Mijn keel,’ zei ze. ‘Bij mijn strottenhoofd.’
‘Ik geloof dat ik wel iets zie,’ zei hij onzeker.
‘Misschien zit er ook wel niks,’ gaf ze verdrietig toe. ‘Hij hoefde niet zo hard te drukken.’ De minste of geringste druk was al voldoende geweest om haar de keel dicht te knijpen en haar de doodsangst op het lijf te jagen. ‘En mijn hoofd? Is dat niet gekneusd? Zit er geen buil op?’
Matt liet zijn vingers voorzichtig over haar achterhoofd glijden. ‘Door al dat haar kan ik eigenlijk niets zien. Doet het pijn?’
Ze wilde dat het waar was. ‘Nu niet meer, maar op dat moment deed het heel erg pijn.’ Toen schoot er een ongelooflijk idee door haar hoofd. ‘God, Matt. Als er nou eens geen bewijs te vinden is? Als ze nou eens denken dat ik alles heb verzonnen?’
‘Dat zullen ze nooit denken.’
De uren gingen voorbij. Tegen elkaar aan geleund zaten ze te wachten tot alles in orde was gemaakt en ze terug konden naar huis en hun gewone leven. ‘Ik wou dat iemand ons vertelde wat er precies gebeurt, zei Maeve, die haar best moest doen om haar stem niet te laten trillen.
‘Dat duurt niet lang meer. En dan komt alles piekfijn in orde.’
Uiteindelijk sukkelden ze allebei in slaap, tot ze even na vier uur in de ochtend met een droge mond wakker schrokken van een geluid bij de deur. Vincent, de mannelijke agent, was teruggekomen. Hij trok een stoel bij en zei: ‘Goed, de situatie is als volgt. We hebben meneer Price verhoord en hij geeft toe dat hij geslachtsgemeenschap met u heeft gehad. Maar volgens hem was het met wederzijdse instemming.’
Maeve kreeg ineens de zure, klamme smaak van angst in haar mond. ‘Maar dat is niet waar.’
‘Het is uw woord tegen dat van hem. Hoor eens.’ Vincent boog zich naar haar over. ‘Weet u wel zeker dat u niet gewoon een beetje last kreeg van schuldgevoelens? En dat u het nog één keertje hebt gedaan, als herinnering aan vroeger, en toen ineens bang werd dat manlief hier het in de gaten zou krijgen?’
‘Heel zeker.’
‘Weet u ook zeker dat u hier wel mee door wil gaan? Dat er stappen worden ondernomen?’
‘Heel zeker.’
‘Want daarmee zult u zijn leven ruïneren, hoor. Dat moet u goed beseffen.’
Acht dagen later kwam agent Vincent bij hen langs in de flat.
‘Het OM zal niet tot strafvervolging overgaan.’
‘Wat houdt dat in?’
‘Het betekent dat er volgens het OM niet voldoende bewijs is om hem veroordeeld te krijgen.’
‘Volgens mij is dat er wel.’ Maeve kon haar lippen niet voelen toen ze dat zei.
‘Maar u kunt niet als aanklager fungeren. Dat doet het OM, in de persoon van de officier van justitie.’
‘Dus… dat betekent dat de zaak niet voor de rechter komt?’
‘Dat klopt. Er komt geen proces.’
Daar had ze ontzettend tegen opgezien, ze wist dat ze allerlei vragen zouden gaan stellen over haar seksleven en dat ze haar zouden proberen af te schilderen als een slet, maar nu dat niet zou gebeuren had ze het gevoel alsof ze in een vrije val was geraakt. De zaak moest voorkomen. Hoe konden ze anders hun gelijk halen?
‘Waarom niet?’ vroeg Matt met opeengeklemde kaken.
‘Het OM hoeft geen verantwoording af te leggen.’
‘Bedoelt u dan dat jullie denken dat David onschuldig is?’ Maeve voelde zich zo duizelig dat ze bang was om flauw te vallen. Kon je wel flauwvallen als je zat? ‘Denken jullie dat ik alles verzonnen heb?’
‘Ik bedoel alleen maar dat het OM niet voldoende bewijs in handen heeft om een veroordeling te krijgen.’
‘Dus… dus… nu gebeurt er helemaal niets met hem?’ Matts gezicht was bleek en betrokken.
‘Onschuldig tot het tegendeel bewezen is, u weet wel.’
‘Maar hoe kan het bewezen worden als de zaak niet aanhangig wordt gemaakt? Maeve en ik werken allebei bij hetzelfde bedrijf als hij. Wilt u me nou vertellen dat hij gewoon door kan blijven werken en kan doen alsof er niets gebeurd is?’
‘Volgens de wet heeft hij niets misdaan.’ De agent hees zichzelf overeind. ‘Waarom moet hij dan zijn baan kwijtraken?’
‘Wacht even. Nee, wacht nog even.’ Maeve wilde hem niet laten gaan voordat hij zijn mening had herzien. Want als hij wegging, met de toestand zoals die nu was, zouden ze daar voor altijd mee opgescheept zitten. ‘Kunnen we in beroep gaan?’
Dat vond hij heel grappig. ‘Nee, nee, u kunt helemaal niet in beroep gaan. De beslissing van het OM is onherroepelijk en bindend.’ Maar uiteindelijk deed hij toch een beetje water bij de wijn. ‘Hoor eens, u bent waarschijnlijk een stuk beter af nu er verder niets gebeurt. Er wordt bij dit soort zaken altijd een boel vuile was naar boven gehaald.’
Niemand geloofde haar.
Ze nam Yvonne, haar beste vriendin vanaf haar schooltijd, in vertrouwen. ‘David heeft me verkracht.’
‘Hoe kan dat nou? Hij is toch je vriend geweest. Jullie zijn al zo vaak met elkaar naar bed geweest.’
Ze nam Natalie in vertrouwen. ‘David heeft me verkracht.’
‘David hoeft niemand te verkrachten. Daar is hij veel te leuk voor.’
Ze nam Jasmine, haar ex-huisgenote, in vertrouwen. ‘David heeft me verkracht.’
‘Zulke vreselijke dingen mag je helemaal niet zeggen. Daarvoor kan hij je een proces aandoen.’
Ze nam geen mensen meer in vertrouwen.
Maar ze zou wel weer aan het werk gaan. Over twee weken. Nee, drie. Begin volgende maand. Als haar ziekteverlof erop zat. Na de zomer.
Toen begonnen de paniekaanvallen. De eerste keer dat het gebeurde, wist ze niet eens wat er aan de hand was. Het enige dat ze heel zeker wist, was dat ze op het punt stond om dood te gaan. Haar hart lag als een razende te bonken in haar borst, ze kreeg geen lucht meer en haar angst was zo groot dat ze dacht dat ze dit nooit zou overleven. Het was dezelfde angst die ze had gevoeld op de vloer van Davids slaapkamer, met zijn arm die zo achteloos over haar keel lag. De verwachting dat ze ieder moment dood kon gaan.
Ze werd doodsbang voor mannen, omdat ze zo lang waren en zo sterk. Zelfs een achteloze blik in haar richting kon haar de stuipen op het lijf jagen.
Ze begon veel te veel te eten en hetzelfde gold voor Matt. Ze bedolven hun gevoelens onder boter, suiker en zoetigheid. Ze werd dikker, maar niet zoveel als ze had gewild. Ze had zich het liefst verstopt in een kogelrond lijf, waarin ze onzichtbaar zou worden, zodat niemand haar ooit nog een blik waardig zou keuren.
Ze kon er niet meer tegen om naakt te zijn, zelfs niet als ze alleen was. Elke aanraking, ook als het Matt was, benam haar de adem. De laatste keer dat ze met Matt had gevrijd, was tijdens hun huwelijksreis geweest.
Ze werd niet meer ongesteld. Haar haar viel uit. Haar handen begonnen te schilferen en zaten onder het eczeem. Ze kon niet slapen als het licht niet aan was. Tegen de tijd dat ze een zin had uitgelezen, was ze het begin vergeten. Ze deed haar mond nauwelijks open.
Het enige wat ze voelde, was angst. Verder niets. Het was net alsof ze nooit meer in haar lichaam was teruggekeerd nadat ze er die avond op de vloer bij David uit omhoog was gekringeld. Alles wat er met haar was gebeurd… het was net alsof ze naar een film zat te kijken. Het overkwam iemand anders, een andere Maeve, niet de echte.
Plotseling, na een maand of vier, kwam er een omslag waardoor Maeve weer genoeg zelfvertrouwen kreeg om te overwegen opnieuw aan het werk te gaan. Maar op de ochtend dat Matt haar naar de parkeerplaats reed en ze de ingang zag, werd ze zo door angst overmand dat ze niet meer op haar benen kon staan. Ze kon niet eens uit de auto stappen en Matt moest haar weer naar huis brengen. Het was gewoon te vroeg geweest en het was maar beter om het tot de volgende maandag uit te stellen. Of tot de maandag daarna.
Een nieuw huis, besloot Matt, dat zou de oplossing zijn! Een nieuw begin op een plek zonder al die nare associaties. Opgewekt en vol energie nam hij contact op met een makelaar, maar Maeve keurde elk huis dat hij uitzocht af, waardoor Matts enthousiasme langzaam maar zeker wegebde, waardoor hij zich weer even ellendig en bang voelde als daarvoor. Maeve had gelijk. Je kon beter op de oude vertrouwde plek blijven zitten. Gewoon het schip drijvend houden en zo. En hij moest toegeven dat het hem ook best moeite zou kosten om de flat te verlaten die ze zo vol hoop hadden gekocht om hun leven als man en vrouw te beginnen.
Er was nog een andere reden om niet te verhuizen. Dat was een kwestie van geld. Na zes maanden afwezigheid was Maeves salaris gehalveerd en nu, een jaar later, kreeg ze helemaal geen geld meer.
En dan was er natuurlijk nog de tuin. De achtertuin van Star Street 66 hoorde bij hun flat. Bij de koop was het de doorslaggevende factor geweest, want Maeve had allerlei enthousiaste plannen voor het zaaien van vingerhoedskruid, worteltjes en tomaten. ‘Dat is zo gemakkelijk! Wacht maar af, Matt. Binnen de kortste keren hebben we niemand anders meer nodig!’
Nou, dat klopte inmiddels wel, maar dan op de verkeerde manier. Ze waren nu helemaal op elkaar aangewezen, want al hun vrienden – echt het hele stel – hadden de aftocht geblazen omdat ze vonden dat Maeve niet normaal meer was, met al die rare beschuldigingen van verkrachting en de manier waarop ze kon volhouden dat er altijd mannen naar haar keken: die, en die, en die ook! En dan dat dramatische gedoe met dat gehijg, dat heen-en-weer gewieg en die hand tegen haar borst! En nota bene nog in het openbaar ook!
Matt kon niet meer met zijn mannelijke kameraden gaan stappen, omdat Maeve niet in staat was om een hele avond alleen thuis te zijn. Ze kon het nog net uithouden als het om zakelijke afspraken ging, want ze wist dat ze geen andere keus had. Matts salaris voorkwam dat ze echt geen cent te makken hadden.
De enige persoon die nog steeds begrip kon opbrengen was Alex, de broer van Matt, maar uiteindelijk begon hij er ook genoeg van te krijgen dat Matt nooit ergens naartoe kon. ‘Ze moet echt leren om af en toe alleen te zijn,’ zei hij tegen Matt. ‘Je maakt het alleen maar erger als je continu toegeeft.’
Hoewel het een naar idee was dat al die mensen op wie ze vroeger altijd hadden kunnen rekenen hen nu met de nek aankeken, was het aan de andere kant ook wel een opluchting. Met die mensen hadden ze niets meer gemeen, die leken zich alleen druk te maken om futiliteiten. Tot grote opluchting van Maeve waren ze erin geslaagd om te voorkomen dat haar ouders lucht hadden gekregen van het voorval. Matts ouders wisten ook van niets. Maar om zich in hun gezelschap te gedragen alsof er niets aan de hand was, kostte een hoeveelheid energie die ze niet vaak konden opbrengen. Haar bezoekjes aan thuis werden steeds zeldza-mer en als er iets bij de familie Geary aan de hand was, deed ze twee van de drie keer alsof ze ziek was.
Wat hun allebei ongelooflijk dwarszat, was het idee dat David als vrij man kon rondlopen, terwijl zij in de gevangenis zaten.
Matt wilde hem vermoorden. Echt om zeep helpen. Hij zag hem vrijwel iedere dag op het werk en in zijn verbeelding reed hij ’s avonds achter hem aan naar huis, nam hem buiten op straat te pakken en smeet hem achter in een busje om hem vervolgens mee te nemen naar hun flat, waar ze hem een prop in de mond duwden, hem vastbonden en hem langdurig lieten lijden.
‘Daar heb ik ook al aan gedacht,’ zei Maeve. ‘Wist jij dat een huurmoordenaar maar een paar duizend euro kost? Dat heb ik gegoogeld.’
‘Ik ook.’
Maar ze waren het erover eens dat ze niemand in de arm konden nemen om David te vermoorden.
‘Daarmee verlagen we ons alleen maar tot zijn niveau,’ zei Maeve.
‘Dat laat me koud,’ zei Matt.
Maeve dacht er precies hetzelfde over. Ze was toch al kapotgemaakt. ‘Maar ze zouden ons meteen in de kraag grijpen. Wij zijn de voor de hand liggende verdachten. En dan zouden we echt de gevangenis indraaien. We kunnen niet toestaan dat hij ons leven nog verder ruïneert dan hij al heeft gedaan.’
‘Ik snap niet dat mensen niet veel vaker hun kop verliezen en voor eigen rechter gaan spelen door zo’n vent gewoon te vermoorden.’ Matt had allerlei dingen ontdekt die hem vroeger altijd waren ontgaan: dat maar één op de tien verkrachtingszaken in een proces uitmondt en dat in maar zes procent daarvan de beklaagde schuldig wordt bevonden. En dan had hij het nog niet eens over al die verkrachtingen waarvan geen aangifte werd gedaan omdat het meisje te bang was. Voor haar verkrachter? Of voor de politie? Al die verborgen verkrachtingen die ongewroken bleven. De gedachte maakte hem gewoon stapelgek. Dan kon je toch niet meer van een normale wereld spreken? Hoe konden al die woede, die onrechtvaardigheid, dat verdriet en die angst in de doofpot worden gestopt?
Toen Matt begreep dat Maeve nooit terug zou gaan naar Goliath en dat hij daar niet hoefde te blijven om haar te beschermen, vertrok hij ook.
Hij was vastbesloten geweest om zijn baan niet op te zeggen en zich niet door die klootzak weg te laten jagen, zoals hij ook met Maeve had gedaan, maar hij kreeg er genoeg van dat hij bij vergaderingen constant zat te beven van woede en dat zijn vingers zo trilden als die vent in de buurt was, dat hij niet eens meer kon typen. Het was een vorm van trots dat Matt David nooit enige vorm van zwakte toonde en geen enkele reactie. In zijn hart liet hij hem de vreselijkste martelingen ondergaan, maar in werkelijkheid toonde hij hem een nietszeggend gezicht. Dat vertoon van onverstoorbaarheid was het enige wat hem restte, een vliesdun gevoel van troost. Het was in ieder geval iets.
David zelf vertoonde trouwens geen spoor van berouw en leek zich totaal niet schuldig te voelen. Hij sprak Matt nooit rechtstreeks aan, maar de spottende blik in zijn ogen zei alles. Jij hebt haar van mij afgepakt en nu heb ik jou genaaid.
Matt ging weg bij Goliath en kreeg een nog betere baan bij Edios. Kennelijk kon hij zijn werk nog steeds doen.
Zowel Matt als Maeve begon met het slikken van antidepressiva en ze gingen vervolgens een keer per week naar dr. Shrigley, tot dr. Shrigley probeerde Matt zover te krijgen dat hij toegaf dat hij af en toe aan het verhaal van Maeve twijfelde. Daarna ging hij niet meer.
Maar hij twijfelde wel degelijk aan Maeve. Af en toe. Dat kon toch niet anders? Iedereen trok haar verhaal in twijfel en hij was ook maar een mens. Soms had hij gewoon een hekel aan haar. Dan welde er een irrationele woede in hem op dat zij zich had laten verkrachten en daarmee alles had verpest.
Het duurde bijna twee jaar voordat Maeve weer een baan kreeg, een of ander niemendalletje dat haar in de schoot werd geworpen omdat niemand anders accoord ging met het lage salaris. Ze besefte dat ze behoefte had aan regelmaat. Alleen dan zou ze veilig zijn. Ze hield alles klein en voorspelbaar, maar zo nu en dan ving ze een glimp op van wat ze kwijt was geraakt. Was zij dat echt geweest, dat luchthartige onschuldige kind dat van iedereen had gehouden? Dat de wereld met open armen tegemoet was getreden, alsof het leven een grote, sappige rode appel was die lag te wachten tot zij haar tanden erin zette?
Ze had alles gehad. Binnen de grenzen van haar doodgewone leven was ze in het paradijs geweest. Ze werd bemind, ze had vrienden gehad en een baan. Ze was heel gewoon gelukkig geweest. Maar dat was allemaal voorbij.
Ze bleven David in de gaten houden. Maar Matt wist niet dat Maeve het deed en Maeve wist niet dat Matt het deed. Af en toe doken ze onafhankelijk van elkaar op voor de deur van No Brainer in de hoop dat David tekenen van berouw zou gaan tonen, maar iedere keer voelden ze zich daarna nog ellendiger.
Maar zelfs als ze diep in de put zaten, kon Matts oude optimisme plotseling de kop opsteken en dan bedacht hij allerlei briljante manieren om eroverheen te komen: ze zouden gaan paardrijden, ze gingen lange wandelingen maken, ze werden lid van een badmintonclub, of – en dat kwam het vaakst voor – ze zouden gaan verhuizen.
Maar ze hielden niets vol en niets hielp.
‘De tijd heelt alle wonden,’ zei Matt af en toe tegen Maeve.
En toch waren op de een of andere manier drie jaren voorbijgegaan en ze waren nog steeds gewond en ze zaten nog steeds te wachten.
Conall sleepte Lydia mee naar boven, naar zijn slaapkamer. Hij verlangde wanhopig naar haar.
‘Wat dacht je eigenlijk?’ vroeg Lydia terwijl ze zich kronkelend uit zijn handen bevrijdde. ‘Toen je Matt daar in bad zag liggen?’
Conall kneep zijn lippen op elkaar. Daar wilde hij helemaal niet over praten. Toen hij de deur van de badkamer opentrok, had hij van afschuw aan de grond genageld gestaan. Hij was van top tot teen verstard en de kramp schoot in zijn kuiten.
Door al het bloed en de smeertroep die je op de tv te zien kreeg, had hij verwacht dat hij bij de aanblik van een bloedbad geen spier zou vertrekken, maar CSI Miami bereidde je niet voor op de schok die je kreeg als je met een echt lijk werd geconfronteerd.
Hij bleef het maar voor zich zien: dat bad gevuld met Matts bloed, vuurrode slierten die door het water kringelden en dat wasachtige, levenloze gezicht vlak boven het roerloze rode wateroppervlak.
‘Ik dacht dat hij dood was,’ zei hij.
Terwijl hij daar op de drempel van die badkamer stond, had hij het gevoel dat de aarde niet langer om zijn as draaide en behalve afschuw had hij ook verdriet gevoeld en een verlammend gevoel van verlies om het verspilde leven van die jonge man.
Conall had er flink op los geleefd: hij had schandalig snel gereden in dure auto’s, hij had bij zijn carrière risico’s genomen die een miljoenenverlies hadden kunnen opleveren en hij was ruimschoots bedeeld met schoonheid in de vorm van vriendinnen die zo uit een tijdschrift konden zijn gestapt, schitterende kunstvoorwerpen en het mooiste natuurschoon ter wereld. Maar in dat ene moment, waaraan geen eind leek te komen, was plotseling tot hem doorgedrongen dat je pas bij de aanblik van de dood begreep hoeveel het leven waard was. Het leven leek zo ontzettend kostbaar dat hij wel kon janken.
‘Dacht je dat hij dood was?’ zei Lydia. ‘Jasses.’
‘Maar nu is het voorbij.’ Dat hoopte hij tenminste, maar hij begon weer kramp in zijn kuiten te krijgen. Hij stak zijn armen uit naar Lydia, maar ze week achteruit. Hij liep achter haar aan door de enorme slaapkamer.
‘Waarom heb je Katie geroepen?’ vroeg Lydia. ‘Toen je iemand nodig had om je te helpen?’
‘Omdat… zij was de meest voor de hand liggende persoon.’
‘In welk opzicht?’
‘Ze weet alles van eerste hulp.’
‘Als je zeven verschillende soorten zeep in huis hebt, ben je nog geen verpleegkundige. Ik heb het haar zelf gevraagd in die Vliegende Fles van jullie… o, nog bedankt daarvoor, trouwens. Waarom zou je dat privégrapje van jullie niet nog eens lekker inwrijven? Maar goed, ze weet de ballen van eerste hulp.’
Conall keek haar vragend aan. ‘Wat wil je nou eigenlijk zeggen?’
‘Dat je bang was, echt ontzettend bang, en dat je toen om Katie riep.’
Hij sloeg met veel misbaar zijn ogen ten hemel.
‘O nee,’ zei ze. ‘Daarmee hoef je bij mij niet aan te komen. Ik ben niet een van die slijmerige meiden van je.’
‘Ik weet best dat je niet een van mijn “slijmerige meiden” bent.’
‘Nee. Ik weet dat ik niet een van je slijmerige meiden ben.’
‘Oké,’ zei hij overdreven geduldig. ‘Jij weet dat je niet een van mijn “slijmerige meiden” bent.’
‘Je snapt het niet, hè?’
Hij keek haar met grote ogen aan, toen veranderde er iets in zijn blik. ‘Geef je me… de bons?’
‘Hè, hè, dat duurde wel lang, hoor. Ik snap gewoon niet waar je het lef vandaan haalt om mij mee te slepen voor een fikse vrijpartij, terwijl je eigenlijk Katie wilt.’
‘Ik wil haar helemaal niet. Ik wil jou.’
‘Goeie genade.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Je begrijpt er echt niets van. Als jij er niet achter komt wat je nu precies wilt, zul je nooit gelukkig worden.’
Ze verdween naar de badkamer en kwam terug met een verzameling flesjes – shampoo en zo – die ze in haar tas mikte.
‘Wat doe je nou?’
‘Ik pak mijn spullen.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik ervandoor ga, sufkop. Voor het geval je aan andere mensen moet uitleggen wat er precies aan de hand is, wil ik het wel even voor je spellen: ik heb het uitgemaakt met je. En nee, we kunnen geen vrienden blijven. Trouwens, je doet niet echt aan vrienden, hè? Nog zoiets waar je eens goed over na moet denken. En reken er maar op dat ik geen goed woord voor je over zal hebben. Als er ineens in de stad wordt gezegd dat jij al klaarkomt voordat je ergens aan begint, dan komt dat bij mij vandaan.’
Ze trok het nachtkastje open, haalde er een pakje condooms uit en stopte ze in de zak van haar spijkerbroek. ‘Van mij,’ zei ze. Daarna keek ze nog één keer minachtend rond in de kamer om te controleren of ze echt alles had, voordat ze zwierig de kamer uit walste en de trap af denderde.
Het huis schudde op zijn grondvesten toen ze de voordeur achter zich dichtsloeg. Automatisch pakte Conall zijn BlackBerry. Wat was er met Lydia aan de hand? Ach, ze was gewoon een echte pitbull. Met zo iemand viel toch niet te praten? Het was logisch dat hij Katie erbij had geroepen. Ze was kundig, ze was volwassen, ze begreep alles en ze was… nou ja, het was gewoon logisch.
Hij had vier nieuwe e-mails en die las hij gretig door, de een na de ander, maar ze hielpen geen van alle. Hij voelde zich helemaal niet lekker, alles leek een tikje surrealistisch. Nogal akelig. Hij zette Nebraska van Bruce Springsteen op, maar dat was zo’n trieste plaat dat hij overschakelde op de Sex Pistols. Maar al die nerveuze gitaarherrie beviel hem ook niet. Madame Butterfly dan, maar nadat hij twee minuten had geluisterd naar het intense verdriet van de verlaten vrouw, had hij ineens tranen in zijn ogen. Daar moest hij niets van hebben! Geschrokken zette hij de cd-speler uit. Stilte was veiliger.
Hij ging op zijn enorme bed liggen en staarde naar de wand. De tijd tikte voorbij en nadat hij een poosje niets had gedaan, begon hij zich af te vragen of hij Katie zou bellen. Alleen maar om te horen hoe het met Matt ging.
Daarna besefte hij dat hij eigenlijk Lydia zou moeten bellen: om zijn excuses aan te bieden en alles uit te leggen en zo. Conall wist dat je je aan de regels moest houden. Je mocht nooit de voorkeur geven aan je oude vriendin boven je huidige. Maar hij had ook niet echt de vóórkeur gegeven aan Katie. Verdorie, het was een noodgeval geweest: er lag iemand dood te gaan, er moest van alles gebeuren en snel ook. Katie was de juiste persoon geweest.
Toch moest hij met tegenzin toegeven dat Lydia best gelijk kon hebben. Misschien had hij wel om haar moeten roepen. Maar zij was zo hard en wat hij nodig had gehad op het moment dat hij het gevoel kreeg dat hij flauw zou vallen van afschuw… wat hij op dat moment nodig had gehad was zachtheid.
‘Houd dat kussen voor je gezicht,’ zei de verpleegkundige. ‘Anders mag je niet blijven.’
Maeve keek op. Haar gezicht was verhit en schrijnde van het zout en haar ogen waren zo opgezwollen dat ze nauwelijks iets zag. Opnieuw welden er gevoelens op die ze niet kon onderdrukken.
‘Het kussen!’ zei de verpleegkundige. ‘Er zijn hier nog meer mensen. En die zijn ook overstuur.’
Maeve sloeg dubbel, drukte haar gezicht in het kussen dat ineens op haar schoot had gelegen en gilde: ‘Hoe kun je me dit aandoen? Hoe kun je me hier helemaal alleen laten? Dat vergeef ik je nóóit!’
Toen het eindelijk tot haar doordrong wat Matt had gedaan, was ze met een enorme bons weer in haar eigen lichaam geland, terug in de oude Maeve. Het deed denken aan dat moment waarop je oren ineens openknappen in een vliegtuig: ineens is alles er weer en je zit er middenin. Ze leefde, ze had verdriet en ze was verblind van woede.
Er was een verrijdbaar rood scherm om de brancard van Matt gezet in een poging hen af te schermen van de rest van de spoedeisende hulp. Maeve zat ernaast op een harde ziekenhuisstoel. Zijn polsen waren gehecht en omwikkeld met helderwit verbandgaas dat was vastgeplakt. En hij had vier liter bloed en twee liter elektrolyten gekregen. Daarnaast was hij met allerlei buisjes verbonden aan een infuus en een stel groene, piepende monitors. Hij zag eruit alsof hij ieder moment het hoekje om kon gaan, maar hij zou in leven blijven.
‘Wat moet je me haten om me dit aan te doen!’
Hij had zijn ogen dicht en zag eruit alsof hij bewusteloos was, maar ze wist zeker dat hij maar deed alsof.
‘Zodra je hier weg mag, ga je rechtstreeks naar onze flat en daar haal je al je spullen op.’ Ze tilde haar gezicht op uit het kussen, omdat ze zich niet meer kon inhouden. ‘Je kunt naar een hotel gaan of naar je ouders.’ Ze proefde bloed achter in haar mond. ‘Het kan me niet schelen wáár je naartoe gaat.’
‘Kussen!’
Fionn ijsbeerde heen-en-weer op de parkeerplaats van het zie-kenhuis. De spoedeisende hulp leek op de wachtkamer van de hel, met al die gewonde mensen die omringd door hun aanhang zaten te huilen en te jammeren. Iemand had Jemima een stoel gegeven, maar hij kon nergens zitten. Hij was trouwens veel te overstuur om stil te zitten. Hij voelde zich helemaal niet goed. Eigenlijk was hij kwaad. Ten eerste op Jemima, die erop had gestaan dat hij meeging naar het ziekenhuis, waardoor Katie achterbleef bij die Conall, die zich gedroeg alsof de hele wereld van hem was. En ten tweede op Maeve, die hem behandelde alsof hij de duivel in eigen persoon was. Tijdens de dramatische gebeurtenissen van de afgelopen avond was het ineens tot hem doorgedrongen dat de blik die op Maeves gezicht verscheen als ze hem zag niets te maken had met ontzag. Het was angst. Vreselijke, verlammende angst. Hij voelde zich belachelijk en behoorlijk pissig eigenlijk, omdat hij had gedacht dat ze helemaal weg van hem was. En waarom ook niet? Iedereen hield van hem.
Ze waren hier al uren. Hij wist niet zeker hoe lang al, maar inmiddels was het laat op de avond en behoorlijk donker.
Hij had er genoeg van.
Met grote stappen liep hij door de kunststof deuren naar binnen. Iemand zat te krijsen. Dat was Maeve, die het nog steeds niet had opgegeven. Als ze niet uitkeek, zouden ze haar nog in een dwangbuis hijsen.
‘Heb ik iets gemist?’ vroeg hij aan Jemima. ‘Is hij dood of zo?’
‘Nee, je zult wel blij zijn om te horen dat het levensgevaar geweken is.’
‘Waarom zit ze dan nog steeds zo te schreeuwen en zo?’
‘Ze is overstuur.’
‘Kunnen ze haar niets geven?’
‘Waarom vraag je dat aan mij? Ik heb geen medische opleiding gehad.’
Nou, nou, lange tenen! ‘Laten we dan maar gaan, Jemima.’
‘Er moet iemand bij Maeve blijven.’
‘Ze wil je niet eens om zich heen hebben.’ Even ervoor had Maeve Jemima een klap gegeven toen ze probeerde haar te troosten.
‘Wat Maeve wil en waar Maeve behoefte aan heeft, zijn twee totaal verschillende dingen.’
‘Weet ze eigenlijk wel dat je nog steeds hier bent?’
‘Ik weet dat ik nog steeds hier ben.’
God, Jemima kon je echt het bloed onder de nagels vandaan halen.
‘Als de storm gaat liggen, en dat zal zeker gebeuren, is ze misschien blij om mij te zien. Maar jij mag gerust naar huis gaan, Fionn. Mij zal hier niets overkomen. Bedankt dat je me vergezeld hebt.’
‘En wat dan? Blijf je maar gewoon zitten wachten tot ze ophoudt met blèren? Zo te zien zal dat nog wel even duren. Kun je niet ophouden met dat liefdadige gedoe, Jemima? Op jouw leeftijd?’
Jemima lachte even. ‘Zoveel kansen zal ik niet meer krijgen.’
‘Jij?’ Hij snoof. ‘Jij overleeft ons allemaal.’
‘Misschien niet, lieverd.’ Ze zweeg even. ‘Fionn, kun je je nog herinneren dat ik dat probleem met kanker had?’
‘Dat is jaren geleden.’
‘Vier jaar…’
‘En je bent weer helemaal beter.’
‘Nou ja, het geval wil dat…’
‘Hoor eens, als je zeker weet dat je niet mee wilt, ga ik er nu vandoor.’
Fionn holde met drie treden tegelijk de trappen op naar Katies flat. Er waren al werklieden bezig met het plaatsen van een nieuwe voordeur bij de flat van Maeve en Matt. Die Conall, meneer U-roept-en-wij-draaien, om te kotsen gewoon.
Katie stond in de deuropening te wachten. ‘En?’ Ze had gehuild.
‘Hij blijft leven.’
‘Goddank. O, godzijdank. En hoe gaat het met Maeve?’
‘Wil je me iets vertellen?’ Al zijn gekwetste gevoelens kwamen er ineens uit. ‘Wat heb ik haar misdaan? Wat zit haar dwars?’
Katie keek hem met grote ogen aan. ‘Er is haar iets overkomen. Dat ligt voor de hand. En daar hadden een of meer mannen iets mee te maken. We denken dat ze waarschijnlijk… verkracht is. Dat moet je je niet persoonlijk aantrekken.’
‘Dat zal dan wel.’
‘Ze was net zo bang voor Conall.’
Hij moest even zijn ogen dichtdoen. ‘Vergelijk je mij met hem?’ Het bleef even stil, toen pakte Katie zijn hand en trok hem mee naar de woonkamer. ‘Toe nou, Fionn. We hebben een paar akelige uren achter de rug. We zijn allemaal een tikje overstuur.’
‘Nou vooruit,’ mopperde hij. ‘Heb ik nog wat gemist?’
‘Niet echt. Ik heb alleen gauw met de anderen een borrel bij de Vliegende Fles gepakt.’
‘Welke anderen?’
‘Met Conall, Lydia en Sissy.’
‘Wacht even. Ben je daar met Conall naartoe gegaan?’
‘En met Lydia en Sissy.’
‘Waarom?’
‘Omdat we overstuur waren. Omdat we een borrel nodig hadden.’
‘En je vond dat je best met hem mee kon gaan, ook al is hij je ex-vriend? En ook al had hij zijn best gedaan om waar iedereen bij was net te doen alsof ik zo’n vent ben die vrouwen lastigvalt?’
‘Fionn…’ Ze sloeg haar armen om hem heen. ‘Het is een rare, afschuwelijke avond geweest. We zijn allemaal over onze toeren. Ga nu maar gewoon zitten. Toe. En luister eens, is alles in orde met Jemima?’
‘Met Jemíma? Met haar is alles kits.’
Hij stond toe dat ze hem meetrok naar de bank, maar zodra hij zat, kreeg hij het gevoel dat hij in de val zat. ‘Laten we uitgaan.’
‘Ja, nu. Er is iets te doen in de Residence. Een of andere presentatie.’
‘Ik wil niet uit.’ Katie klonk geschokt. ‘Dat kan ik niet opbrengen.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat er bijna iemand is doodgegaan terwijl wij erbij waren. Ik voel me echt afschuwelijk. Ik kan nu niet opgewekt met iedereen gaan kletsen. Ik wil rust.’
‘Zullen we dan ergens iets gaan drinken?’
‘Fionn… Nee.’
‘Je was anders meteen bereid om iets met Conall te gaan drinken.’
‘Fionn.’
‘Dus je wilt vanavond echt niet uit?’
Katie hield haar hoofd een tikje schuin en keek hem strak aan. Hij probeerde haar gedachten te lezen. Ze zag er bang uit. Ze zag er verward uit. En – totaal onverwacht – verdrietig. Daarna kwam haar gezicht tot rust en hij wist dat hij haar te pakken had. Maar toen ze haar mond opendeed, klopte er niets van. ‘Nee, Fionn,’ zei ze. ‘Maar jij mag gerust gaan. Veel plezier.’
Lieve god. Hun hartritme is volkomen van slag. En ze begonnen net zo mooi op elkaar afgestemd te raken, een harmonieuze eenheid. Maar door al dat gedoe met Matt zijn ze uit de bocht gevlogen en zo hard geland dat ze als een pindanootje uit de schil zijn gebarsten. En hoe ze ook terecht zijn gekomen, het heeft in ieder geval invloed gehad op hun hartslag. Het is een grote puinhoop. Die van Fionn gaat tekeer als een trommel bij een taptoe, terwijl die van Katie plat ligt.
Maar daardoor zit ik mooi in de penarie. De drie stelletjes zijn allemaal uit elkaar en ik heb nog minder dan een dag over.