Fionn maakte Katie al vroeg wakker. ‘Laten we samen in bad gaan,’ fluisterde hij, terwijl hij haar uit bed hielp. Hij had geurkaarsen aangestoken, het bad was vol schuim en ergens waren rozenblaadjes vandaan getoverd. Katie was zo slap en giechelig, dat ze nauwelijks op haar benen kon staan. Hij liet haar in het warme water zakken en begon haar te wassen en te strelen met het glibberige zeepschuim tot ze helemaal roze was en tintelde van verlangen.
‘Ik moet ervandoor,’ zei hij.
‘Ja hoor. Laat mij maar voor dood achter.’ Ze kon nauwelijks praten, het was net alsof ze stoned was.
‘Vanavond?’
‘Ik moet werken. Een cd-presentatie. Voor Wayne Diffney. Arme Wayne.’ Ze moest inwendig lachen.
‘Hoezo arme Wayne?’
‘Ach, je weet wel.’ Ze klonk bijna alsof haar tong dubbelsloeg. ‘Toen hij nog bij Laddz zat, moest hij met dat maffe haar rondlopen.’
‘Dat eruitzag als het operagebouw van Sydney?’ ‘Precies.’
‘Die naam kwam me al bekend voor.’
‘Toen hij solo ging, is zijn vrouw er met Shocko O’Shaughnessy vandoor gegaan en heeft zijn platenmaatschappij hem gedumpt. Daarna heeft hij daar een album over geschreven en zal ik je eens iets vertellen, Fionn? Dat is helemáál niet slecht. Ik heb heel wat ergere dingen gehoord. Vanavond wordt hij dus opnieuw gelanceerd. En daar hangt een heleboel van af.’
‘Dan kan ik daarna toch komen?’
‘Het zal wel laat worden. De presentatie begint pas om tien uur.’
‘Mag ik ook komen?’
‘Hè?’
‘Had ik dat niet mogen vragen? Ik heb zo lang in de rimboe gezeten, dat ik niet meer weet hoe ik me in de grote stad moet gedragen.’
‘Nee, daar gaat het niet om…’ Conall had nooit de moeite genomen om naar een van haar presentaties te komen. Hij had ze als een excuus gebruikt om zelf ook te gaan werken.
Matt herkende het inkomende nummer niet, maar hij nam toch op. Bij de afdeling Verkoop moest je altíjd opnemen, want het zou zomaar iemand kunnen zijn die in een opwelling had besloten om voor een miljoen euro een nieuw softwaresysteem aan te schaffen en misschien zou hij of zij nooit meer terugbellen. ‘Met Matt Geary.’
‘Met Russ.’
Jezus! De vriend van Alex en zijn andere getuige! ‘Russ!’ Matt zorgde er automatisch voor dat zijn stem verrukt klonk. Hij had niets meer van Alex gehoord sinds hij de week daarvoor niet was komen opdagen en in zekere zin was die stilte van de kant van Alex nog veel gênanter dan wanneer hij woedend had opgebeld. ‘Hoe gaat het ermee, Russ?’
‘Niet al te best. Wat is er met jou aan de hand, Matt? Je broer gaat trouwen…’
‘Het komt door mijn werk,’ viel Matt hem in de rede. ‘Dat weet je best, hè? Het zijn moeilijke tijden en zo.’ Hij produceerde een blaffend lachje. ‘Ik zit er tot mijn nek toe in.’
‘Ik heb de vluchten naar Vegas inmiddels geboekt.’
‘O ja?’ Shit! ‘Prima dan. Hartstikke bedankt…’
‘Voor twaalf man. We vliegen er op drieëntwintig augustus naartoe en komen de dertigste weer terug. Je moet het geld maar naar me overmaken. Ik stuur je de details per e-mail.’
‘Nou, hartelijk dank, Russ.’
‘Je hebt er toch wel voor gezorgd dat je vrij bent?’
‘Ja, natuurlijk! Al eeuwen geleden!’ Hij was er nog niet eens over begonnen.
‘Mooi. We begonnen ons een beetje zorgen te maken… Goed. Ondertussen heb ik ook het hotel geregeld.’
‘O ja? Je bent wel bezig geweest!’
‘Het Metro MGM. Jij deelt een kamer met Walter.’
‘Met pa? Maar eh…’
‘De ballen als je dat niet uitkomt. Dan had je vorige week maar naar de Duke moeten komen om te vertellen wat je precies wilt. En nou moet je eens goed naar me luisteren, Matt. Alex heeft al een boel werk verzet, maar er zijn toch nog een paar dingen die jij en ik moeten regelen.’
‘Zoals wat?’
‘Verrassingen,’ zei Russ geërgerd. ‘Tochtjes met een quad en dat soort dingen. Je kunt die arme klootzak niet alles zelf laten doen. Daarom moeten wij snel met elkaar praten.’
‘Geweldig! Hoor eens, daarover bel ik je de komende dagen wel een keer terug.’
‘Nee. We maken nu een afspraak…’
‘Prima dan. Ik bel je nog.’ Matt verbrak haastig de verbinding. De telefoon glibberde uit zijn hand, die nat was van het zweet.
‘Goed, meneer Geary! Hoe lang duurt het nog voordat die deal van je met de Bank of British Columbia afgerond wordt?’
Het klamme zweet dat veroorzaakt was door het telefoontje van Russ was nog maar net opgedroogd toen hij ineens tot zijn grote schrik het bevel had gekregen op te komen draven in het kantoor van het schrikbewind om bij Kevin Day, de directeur van het bedrijf, verantwoording af te leggen voor al het geld dat hij had uitgegeven in zijn vergeefse pogingen om een systeem te slijten aan de Bank of British Columbia.
Het trio grote bazen van Edios – de algemeen directeur, de financieel directeur en de voorzitter van de raad van bestuur – zat samen in het kantoor van Kevin en wilde graag even met Matt praten. Hij was niet van tevoren gewaarschuwd.
‘Je hebt behoorlijk wat poen uitgegeven,’ zei de financieel directeur terwijl hij op het velletje papier dat voor hem lag tikte en Matt strak aanstaarde.
‘Je moet wel geld uitgeven om geld binnen te halen.’ Zouden ze het zweet op zijn gezicht kunnen zien glimmen in het licht van de plafondlampen?
‘Hoe lang duurt het nog voordat die zaak rond is?’ vroeg Kevin Day.
Hoe láng? De afgelopen tien dagen had niemand bij de bank zelfs maar de moeite genomen om hem terug te bellen. ‘Ik ga ervan uit,’ zei Matt met zijn ogen gericht op een hoek van het plafond, ‘dat het volgende week in kannen en kruiken is.’
‘O ja?’ Weer zo’n scherpe blik van de financieel directeur. Matt kreeg kramp in zijn buik. God, hij stierf duizend doden. Hij had dit kunnen verwachten en hij wist niet waarom hij zich er niet op voorbereid had.
‘Mooi zo, binnen een week dus. Prima,’ zei de voorzitter van de raad van bestuur. ‘Vertel eens, Matt, hoe staat het met het moreel?’
Het moreel had een absoluut dieptepunt bereikt. Matt en zijn medewerkers hadden een enorme hoeveelheid energie gestoken in deze deal zonder dat er enig uitzicht was op succes, maar ze hadden nog niet de kans gehad dat van zich af te zetten, hun wonden te likken en vervolgens de draad weer op te pakken.
‘Het moreel?’ Matt produceerde een goedkoop lachje en voelde een druppeltje zweet over zijn rug lopen. ‘Het moreel is grandioos!’
De perfecte kandidaat stond recht voor Matt. Een bejaarde man was bij de supermarkt aan het hannesen met de automatische kassa. Hij slaagde er niet in om de streepjescodes te scannen en hij wist ook niet hoe hij zijn appels moest laten wegen. Hij leek verward en een beetje bang voor de vijandige geluiden die uit de ongeduldige rij achter hem opstegen. Dit was een regelrecht godsgeschenk. Matt kon tussenbeide komen en hem rustig wijzen op de appels op het scherm en hem laten zien waar de streepjescode op zijn pakje biscuitjes zat.
Maar hij liep gewoon door en ging bij een andere kassa staan wachten.
Vandaag geen Goede Daad. Helemaal nooit meer. Het had geen zin. Dat verdomde gedoe hielp geen bal. En dat zou hij ook tegen Maeve zeggen. Als hij vanavond thuiskwam, zou ze vast, net als altijd, vragen wat zijn Goede Daad van vandaag was geweest, en dan zou hij gewoon zeggen dat hij die niet had gedaan. Gewoon. Zonder uitleg, zonder bezorgde excuses. Hij zou haar duidelijk maken dat hij een prima gelegenheid had gehad, maar dat hij die gewoon voorbij had laten gaan. Dat hij het had verdomd. Hij wilde wel eens weten wat ze daarop te zeggen had.
‘Hoe is jouw dag geweest?’ vroeg Matt aan Maeve.
‘Och, je weet wel.’
Vooruit, vraag het dan.
Hij was er klaar voor, hij zette zich schrap, hij kon het hebben.
Vooruit, vraag het dan.
Maar dat deed ze niet. Ze vertelde hem ook niet in detail welke Goede Daad ze zelf had verricht en dat was ook raar. Het werd allemaal nog vreemder toen het tijd was om naar bed te gaan. Nadat ze zich verkleed hadden, trok ze niet haar laatje open om de aantekenboekjes met hun Drie Zegeningen te pakken.
Er volgde geen verklaring en uiteindelijk hield Matt het niet langer uit. Hij moest weten wat er aan de hand was. ‘Eh, Maeve, moeten we vanavond de Drie Zegeningen niet noteren?’
‘Nee.’
‘Houden we ermee op?’
‘Ja.’
‘… Waarom?’
‘Het werkt toch niet.’
Toen werd hij pas echt bang.
Aan de grens van Boyne stopte Conall bij een benzinestation. ‘We zullen even een voorraadje inslaan voor de rit terug naar Dublin.’
Ze hadden de hele dag geen fatsoenlijke maaltijd gehad en alleen maar achter elkaar thee zitten drinken aan Ellens keukentafel. Iemand – waarschijnlijk Sabrina, de vrouw van Murdy – had een hoeveelheid junkvoer aan laten rukken, maar zich verrekend in het aantal personen. Het huis was een soort crisismeldpunt geworden en er bleven mensen binnenkomen: Buddy Scutt, Flan Ramble, een stel politiemensen, plus Muddy en Ronnie. Dat was allemaal heel leuk, dacht Lydia, maar ze hadden wel het eten opgegeten dat voor haar en Conall was bestemd. Waar haalde Buddy Scutt het lef vandaan om daar gewoon háár kipnuggets weg te zitten kanen terwijl hij haar negen maanden geleden nog doodleuk had verteld dat er met mam niets aan de hand was?
Lydia had erop aangedrongen dat Conall weer weg zou gaan en gezegd dat ze zelf het vervoer terug naar Dublin wel zou regelen, maar hij zei dat hij hier zo’n goede ontvangst had op zijn Blackberry dat hij bleef. Ze was er niet op doorgegaan. Het was haar wel degelijk opgevallen – ook al ergerde ze zich daar blauw aan – dat iedereen haar veel serieuzer nam als ze Conall bij zich had.
Hij zat gewoon op zijn BlackBerry te tikken zonder dat iemand zei dat het onbeleefd van hem was en toen Ellen even naar het toilet ging, richtte hij zich tot iedereen in het vertrek. ‘Wat Ellen nodig heeft is een MRI-scan. Aan de hand daarvan kan beoordeeld worden in hoeverre er iets mis is.’
‘Waar heb je het over? Een MRI-scan?’
‘Dat is een foto van haar hersenen,’ zei Lydia strak. Niemand had willen luisteren toen zij erover was begonnen, maar nu een rijke man die in een Lexus reed erover begon, was iedereen ineens een en al oor. ‘Daarop kun je zien welke delen beschadigd zijn en hoe ze behandeld moet worden.’
‘Hoe kunnen we dat regelen?’
‘Haar huisarts moet haar doorverwijzen.’
‘Alleen verdomt hij dat,’ zei Lydia.
‘Kun jij ervoor zorgen dat ze een MRI-scan krijgt?’ Ronnie keek Buddy Scott met samengeknepen ogen aan.
‘Eh…’ Buddy ging even verzitten. ‘Ik denk het wel.’
‘Waarom heb je dat dan nog niet gedaan?’ siste Ronnie.
‘Ja,’ zei Murdy spottend. ‘Waarom eigenlijk niet?’
‘Ik had niet het idee dat er iets mis met haar was. En jullie ook niet.’
‘Ik ben haar dokter niet.’
‘Ik ben haar zoon niet.’
‘Hiervoor kunnen we je voor de rechter slepen,’ zei Murdy.
‘Jongens, jongens, hou je nou alsjeblieft koest,’ zei Conall hoofdschuddend. ‘Jullie kunnen elkaar niets verwijten. Lydia is de enige die heeft geprobeerd hulp te krijgen.’
‘Ik kan best voor mezelf opkomen,’ zei Lydia verhit.
Maar kennelijk was dat niet het geval.
Conall was in een fauteuil in slaap gevallen en had de hele middag zitten pitten. Pas tegen het invallen van de avond maakte Lydia hem wakker.
‘We gaan naar huis,’ zei ze.
‘Oké.’ Hij stond een beetje verdwaasd op.
Ze hadden nog geen anderhalve kilometer gereden toen hij bij het benzinestation stopte. Lydia kon op veel aandacht rekenen terwijl ze in de shop rondsnuffelde en wat smoothies en een paar zakjes popcorn insloeg, omdat ze nog steeds het strakke korte jurkje droeg dat ze de avond ervoor aan had gehad.
Bij de kassa ontmoette ze Conall weer, die zijn best deed om een armvol ijsjes en zakjes met snoep onder controle te houden.
‘Geef maar hier,’ zei ze, ‘die betaal ik wel. Dat is het minste wat ik kan doen.’
In de auto op de parkeerplaats aten ze hun Magnums op. Hij zette er gewoon zonder nadenken zijn tanden in en beet dwars door de laag chocola.
‘Ik vind het juist lekker om er héél lang mee te doen.’ Ze wierp hem vanonder haar wimpers een blik toe – en kapte daar meteen mee. Het was niet eerlijk om hem zo te plagen. ‘Bedankt voor alles. Je weet wel. Dat je me hiernaartoe hebt gereden en de hele dag bent gebleven. Hoe wist je dat van die MRI-scan?’
‘Dat heb ik Eilish laten uitzoeken. Ze wist het binnen de kortste keren. Je moeder had die al maanden geleden moeten hebben. Ik snap niet waarom dat niet is gebeurd.’
‘Omdat haar dokter een eersteklas kluns is en mijn broers niet wilden luisteren.’
‘Nou, dan hebben ze het nu te horen gekregen.’
‘Ja… nou ja, nog bedankt dat je erover bent begonnen. En nog bedankt voor gisteravond.’
‘Vond je het leuk in de Float?’ Conall begon aan zijn tweede Magnum.
Daar moest ze even over nadenken. ‘Niet echt. Het was allemaal een beetje goedkoop. Ik wilde er alleen maar naartoe omdat het niet kon.’
‘We willen allemaal juist de dingen die we niet kunnen krijgen.’
‘Net als jij met mij.’
Hij lachte, maar gaf geen antwoord.
‘Jij hebt geld, je hebt een huis op Wellington Road, je bent… je weet wel…’ Ze bewoog met haar hand langs zijn lichaam.
‘Wat bedoel je?’
‘Voor zo’n ouwe vent zie je er helemaal niet slecht uit. Je moet meer dan genoeg meisjes kunnen krijgen. Waarom blijf je mij dan maar steeds lastigvallen?’
‘Je ziet er leuk uit.’ Hij zweeg even. ‘Ontzéttend leuk. En ook al ben je geen lieverdje, je bent wel interessant. Net als een film van David Cronenberg. Crash.’ Hij keek haar met opgetrokken wenkbrauwen aan, maar ze kon hem niet volgen.
‘Denk je dat het zo raar zal lopen dat ik ineens stapelgek op je word?’
‘Eerlijk gezegd had ik verwacht dat het inmiddels al wel zover zou zijn. De meeste meisjes… omdat ik met je mee ben gegaan naar je zieke moeder. En je min of meer heb gered door je er midden in de nacht naartoe te rijden. Dat soort dingen werkt meestal meteen.’
‘Maar wanneer zul je dan genoeg van me krijgen?’
Dat begon nu al. Die avond in de Float – was dat echt pas gis-teravond geweest? – had hem getoond dat ze totaal niet bij elkaar pasten. ‘Als ik met je naar bed ben geweest.’
Ze lachte. Hij was in ieder geval eerlijk.
Uiteindelijk zei ze: ‘Nou, goed dan.’
‘Wat?’
‘Naar bed. Laten we dat dan maar doen.’
‘Heb je trek in me?’
Ze aarzelde. ‘Misschien wel. Een beetje.’ Ze bleef even stil. ‘Ik denk dat ik gewoon nieuwsgierig ben.’ Meteen daarna vroeg ze een beetje angstig: ‘Maar je bent toch niet slap en vadsig, hè? Ik ben gewend aan strakke, jonge kerels.’
‘Ik ben tweeënveertig, geen tweeëntachtig. Ik heb goede genen. En een privéfitnesstrainer.’
‘Maar kijk eens naar al die rotzooi die je eet.’
‘Ik verbrand snel.’
‘Oké, zolang het maar niet de Night of the Living Dead wordt.’
‘Laten we het maar gewoon vergeten. Je ziet het helemaal niet zitten…’
‘Nee, ik wil best. Denk ik,’ voegde ze eraan toe.
Plotseling werd ze naar hem toe getrokken en kwam zijn mond omlaag om zich op de hare te drukken. Hij rook anders. Volwassener. Gilbert was echt dol geweest op doordringende aftershaves die als een dikke wolk om hem heen hingen en allerlei andere dingen waarmee hij aan de weg probeerde te timmeren. Andrei rook naar een mannenlijf, zwetend en wellustig. Maar Conall rook naar… een mondain leven. Hij rook naar oud leer, de rook van een houtvuur en parketvloeren. Hij rook naar geld. En naar ijs, maar dat was slechts een zweempje.
Lydia wachtte even af, om te zien hoe ze zou reageren. Ja, het werkte wel degelijk. De geur van zijn huid en de warmte van zijn hand in haar middel.
‘Je hebt dit eerder gedaan,’ zei ze, toen ze elkaar loslieten.
‘Ja…’ zei hij langzaam, ‘maar jij ook.’
Ja, ze had er absoluut zin in.
Hun hartslag is niet harmonieus. Lydia’s hartslag is een fractie langzamer dan die van Conall, zodat het slot van de hare samenvalt met het begin van de zijne. Maar het is wel een interessant, elkaar gedeeltelijk overlappend geluid… een soort dubbelritme dat in veel opzichten verleidelijker klinkt dan een harmonie. Fascinerend.
‘Goedenavond,’ zei Jemima. ‘Met de Keltische Waarzeggerslijn.’
‘Mystieke Maureen?’
‘Daar spreek je mee, lieve kind.’
‘Aha! Eindelijk heb ik u te pakken! Die verwaande stem herken ik meteen. Ik heb inmiddels, op zoek naar u, verdorie al met twaalf – twáálf! – zogenaamde Maureens gesproken.’
Ja, Jemima gaf toe dat het bedrijf het graag deed voorkomen alsof er maar één wijze oude dame was die voor de Keltische Waarzeggerslijn werkte, in plaats van meerdere vrouwen die voor belachelijk weinig geld deeltijdarbeid verrichtten via hun eigen telefoon.
‘Ik heb al zo vaak gebeld om u te pakken te krijgen en ik belandde steeds bij allerlei leugenaressen die nergens ook maar iets van af wisten. Ik was al bang dat ik u nooit meer terug zou vinden. Ik dacht dat u misschien wel dóód was gegaan of zo.’
Jemima had de tijd waarop ze beschikbaar was drastisch ingekort. Dat kwam door Fionn. Ze ging niet alleen vaak met hem mee naar de set en deed haar best om zijn verleiderspraktijken onder controle te houden, maar ze moest er ook nog voor zorgen dat de toestand tussen hem en Nurks niet uit de hand liep. En daardoor was ze echt aan het eind van haar Latijn.
‘Ik heb ongeveer een maand geleden met u gesproken en alles wat u voorspelde, is uitgekomen.’
‘Als het om leuke gebeurtenissen ging, ben ik blij dat te horen. Maar ik heb je toen ongetwijfeld ook verteld dat ik echt geen waarzegster ben. Dat soort dingen bestaat niet.’
‘Ik heet Sissy, weet u nog wel? U hebt me verteld dat ik in de rij bij BusAras een man zou ontmoeten.’
‘Ik verzeker je dat ik dat echt niet heb gedaan. Zulke stellige dingen zul je van mij nooit te horen krijgen. Voor zover ik me herinner, hebben we je leven even onder de loep gehouden en heb ik tegen je gezegd dat je je haar maar eens goed moest borstelen, mensen een vriendelijk gezicht moest tonen en je best moest doen om verder te kijken dan de buitenkant. Dat een man op het eerste gezicht misschien een… zoals jij dat destijds omschreef… stomme lul kan lijken en dat zijn haar misschien, om jouw uitdrukking te gebruiken, om te kotsen is…’
‘U zei dat er een goed hart zou kloppen onder zijn afzichtelijke oranje hoodie.’
‘Ik heb gezegd dat er misschien wel een goed hart klopte onder zijn afzichtelijke oranje hoodie. Ik heb niets gegarandeerd. Ik wilde alleen maar dat je niet direct met je oordeel klaar zou staan.’
‘Hoe wist u dat hij een afzichtelijke oranje hoodie aan zou
hebben?’
‘Dat wist ik helemaal niet. Die beschrijving kwam van jou. Ik ben achtentachtig jaar. Wat weet ik nou van oranje hoodies?’
‘U hebt het ook over BusAras gehad. Dat ik hem daar zou ontmoeten.’
‘Ik geef toe dat we het erover hebben gehad dat je ieder weekend met de bus naar je familie ging. Ik zei, en daar ben ik ook echt van overtuigd, dat stations plaatsen zijn waar vaak romances opbloeien en dat reizigers minder geneigd zijn zich door hun dagelijkse identiteit te laten beknotten. Dat is gewoon een kwestie van gezond verstand.’
‘Ik heb mijn haar geborsteld, ik ben vriendelijk geweest en ik heb verder gekeken dan het uiterlijk. En ik heb een man leren kennen! Precies zoals u voorspeld hebt.’
‘Wat heerlijk voor je, kind.’ Ze zou dolgraag willen ophangen, ze had meer dan genoeg van al die onzin. Ze was hier alleen maar mee begonnen om ervoor te zorgen dat jonge meisjes hun zuurverdiende geld niet over de balk zouden smijten. En het laatste wat ze wilde, was ze ervan overtuigen dat dit werkte.
‘Wilt u een kaart voor me pakken?’ vroeg Sissy. ‘Is Jesse de man van mijn dromen?’
Jemima pakte een kaart. Trouw. ‘Ja.’
Jemima pakte weer een kaart. ‘Ja.’
‘Hoeveel?’
‘Twee. Eerst een jongen, dan een meisje.’
‘En hoe zullen we hen noemen? Gewoon voor de grap!’
‘Finian en Anastasia.’
Sissy snakte naar adem. Op een dringend fluistertoontje zei ze: ‘O… Mijn… God… Hoe kon u dat nou weten? Dat kan niemand weten. U bent echt ongelooflijk.’
‘Ik weet niets. Ik heb gewoon twee namen uit de lucht geplukt.’
‘Maar het waren wel de namen van mijn grootouders. De vader en moeder van mijn pap. Ik was echt dol op hen! O, en toen ik nog klein was, ging ik heel vaak bij hen logeren en dan hoefde ik nooit gewone dingen te eten. Voor het ontbijt kreeg ik altijd twee biscuitjes die met boter op elkaar geplakt waren en als ik daar dan op drukte, kwam de boter uit de gaatjes en… O, mijn god, ik zit gewoon helemaal te beven. Het zijn ook geen gewone namen, zoals Paddy en Mary. U had er echt geen vergif op kunnen innemen.’
‘Gewoon puur geluk.’ Ze voelde zich ontzettend moe.
‘Niks geluk. U bent een genie. U zou uw eigen programma moeten hebben.’
‘Hang nu maar gauw op, lieve kind. Je moet al veel te veel voor dit gesprek betalen. Ik wens je het allerbeste.’
De rit duurde niet lang, iets meer dan een uur – het was tien uur ’s avonds en niet druk – maar dat was lang genoeg voor Lydia om te piekeren over wat ze van plan was. Maar ze kwam tot de conclusie dat het wel in orde was. Ze viel best op Conall, dat wist ze bijna zeker, en het zou haar genezen van Andrei. Als zij met Conall naar bed ging, dan kwam daarmee een eind aan dat gerotzooi met Andrei, zo was ze nu eenmaal. Als het op mannen aankwam, hield ze het bij één. Sommige mensen, en dan met name Shoane, vonden het ontzettend spannend om twee mannen tegelijk te hebben. Die deed niets liever dan zo van het ene in het andere bed te springen en ze legde zichzelf allerlei taken op, zoals het voornemen om binnen vierentwintig uur met alle drie haar vriendjes naar bed te gaan. Maar om de een of andere reden hield Lydia niet van dat soort complicaties. Ze vroeg zich af of je eigenlijk geen hekel had aan mannen als je je op die manier gedroeg.
Maar hoe zat dat dan met Conall? Zou hij niet juist van rare spelletjes houden omdat hij al zo’n eeuwigheid alleen maar mid-delmatige seks had gehad? Of zou hij alleen maar klaar kunnen komen als hij afgerost werd met een wandelstok? Of half gewurgd werd? Dat zou best grappig zijn, vermoedde ze. In zekere zin. Nou ja, in ieder geval interessant. Het enige probleem was dat ze niet zeker wist hoe je iemand moest wurgen, maar ze ging ervan uit dat hij haar dat wel voor zou doen.
Zonder iets te vragen reed Conall regelrecht naar Wellington Road en hoewel Lydia hem voor geen goud mee zou hebben genomen naar haar veredelde kleerkast in Star Street 66 had ze er toch een beetje de pest in. Hij had het op zijn minst kunnen vrágen.
‘Jezus, wat ziet die tent eruit!’ Lydia keek met grote ogen rond in Conalls hal, waar de muren met het losgetrokken behang eruitzagen alsof ze zwaar gewond waren.
‘Ja… het is wel een beetje…’ Het was net alsof Conall ze voor het eerst onder ogen kreeg. ‘Maar ik heb het zo druk gehad.’
‘Ongelooflijk.’ Lydia draaide zich om en bleef met haar jurk hangen aan een spijker die uit een krat stak. ‘Laat los. En het is geen kwestie van geld? Ik bedoel, je hebt genoeg om het huis op te knappen?’
‘De politie zou me die vraag nooit stellen. Kom maar mee.’ Hij liep samen met haar de brede, gehavende houten trap op naar zijn slaapkamer. Daar klapte hij twee keer in zijn handen en ineens lag er een paradijs in het licht te baden.
Lydia bleef verbijsterd op de drempel staan. Ze wist niet waar ze het eerst naar moest kijken. Naar het heerlijke, hoogpolige tapijt dat zich voor haar uitstrekte in een kleur waar ze niet eens een naam voor had… Het was niet grijs, niet lila, niet lichtblauw, maar iets anders, iets dat veel mooier en veel unieker was. Kennelijk hadden ze speciaal voor de vloerbedekking in Conall Hathaways slaapkamer een nieuwe kleur uitgevonden. En de gordijnen! Het waren net zulke gordijnen als ze in dure hotels hadden, van een of andere zware zijden stof die vanaf het hoge plafond drieënhalve meter omlaag vielen in een glanzend hoopje op de vloer.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ze. ‘Zijn we in een andere dimensie beland?’
O, dat bed! Gigantisch. Zo breed. En zo láááááng! En dat dekbed had ook iets heel speciaals. Zelfs van een afstandje wist ze al hoe heerlijk het zou aanvoelen, hoe koel, glad en lekker het zou zijn.
‘Wat een bed,’ zei ze, diep onder de indruk. ‘Ik zal vanavond echt heerlijk slapen.’
‘Niet als ik er iets aan kan doen,’ zei hij zacht.
Ze draaide zich om toen ze zijn stem hoorde. O ja, hij was er ook nog. Ze was heel even vergeten waarom ze hier was. ‘Hoe wil je dit eigenlijk aanpakken?’
‘Wat?’
‘Ik had niet begrepen… ik dacht dat we er maar gewoon aan moesten beginnen. Dan zien we wel waar we uitkomen…’
Hij kuste haar en haar lichaam reageerde meteen.
‘Als ik nou eerst die eens openmaak…’ Hij speelde met de knoopjes aan de voorkant van haar jurk en toen zijn hand over haar tepel gleed, die bloot onder het jurkje zat, liep er een rilling over haar rug.
Hij keek haar aan en ze rilde opnieuw. ‘Fijn of niet fijn?’
Ze wist het niet.
Hij liet zijn vingers in kringetjes over de knoopjes glijden, tot ze dacht dat ze nooit meer open zouden gaan en dat ze voor eeuwig met haar verlangen opgescheept zat. Daarna, met een gebaar dat bijna wild leek, vlogen alle vier knoopjes ineens open en trok hij de jurk over haar hoofd. Vervolgens legde hij haar op het bed en trok haar langzaam haar broekje uit. Ze begon te hijgen.
‘Wil je dat ik je afros?’ vroeg ze naar adem snakkend.
Hij week achteruit en keek haar aan.
‘Of je verwurg?’
‘Nee!’ Hij keek geschokt. ‘Wil je dat dan?’
‘Nee. Maar ik vroeg me af of jij dat opwindend zou vinden.’
‘Ik vind jou opwindend.’
Hij pakte haar hand en drukte die tegen zijn kruis.
‘Daar lijkt het wel op.’
‘Alles in orde, baas?’ vroeg Danno aan Katie.
Katie draaide zich naar hem om met een gezicht dat straalde van schoonheid. ‘In orde?’ vroeg ze.
‘Ja… daarmee…’ Hij gebaarde naar de nachtclub en naar de mensen, de journalisten, de modellen en de beroemdheden die waren komen opdagen om Wayne Diffney te feliciteren met het uitbrengen van zijn nieuwe album, Seven Vintage Cars, One Dart Ticket. ‘Moet ik nog iets voor je doen?’
‘Danno, ik kan heel eerlijk zeggen dat ik nog nooit van mijn leven zo gelukkig ben geweest.’
Danno voelde zich plotseling diep teleurgesteld. ‘Ik dacht dat jij geen drugs deed.’
‘Doe ik ook niet. Ik ben gewoon gelukkig.’ Ze trakteerde hem opnieuw op een stralende glimlach.
‘Kick je op het leven?’ Niets maakte Danno argwanender dan natuurlijke vrolijkheid.
‘Ik zou eigenlijk bekaf moeten zijn,’ bekende ze. ‘Ik heb vannacht vrijwel geen oog dichtgedaan. Maar ik heb het gevoel dat ik nooit meer slaap nodig zal hebben. Ik voel me onoverwinnelijk.’
‘Dat klinkt mij toch echt als drugs in de oren,’ zei hij aarzelend. ‘Laat je niet gek maken door die vent.’
‘Ach, Danno, ik voel me fantastisch! Dit is net zoiets als een vakantieliefde. De kans is groot dat het programma van Fionn niet aanslaat, en dan gaat hij gewoon weer terug naar Pokey. En als het wel aanslaat en een succes wordt, dan krijgt hij het vast hoog in de bol. Er zit helemaal geen toekomst in, maar voor nu voelt het volmaakt aan.’
Waynes presentatie was een droom geweest. De gasten begonnen al voor tien uur te verschijnen, dus Katie hoefde zich niet minutenlang zwetend in een lege nachtclub af te vragen of er wel iemand zou komen opdagen terwijl Wayne haar als een geslagen hondje stond aan te kijken. En de mensen die kwamen, waren ook nog eens echte gasten. Al die tantes en nichten en neven van Wayne waren allemaal goed en wel, maar Katie had de media nodig om hier een succes van te maken en tot haar grote opluchting verschenen die op volle oorlogssterkte. Uit gesprekken met hen was gebleken dat Wayne Diffney op heel wat goodwill kon rekenen. ‘Dat zijn vrouw hem dat heeft aangedaan…’ ‘Ach, het lag niet aan die vrouw, het kwam door dat haar dat hij in Laddz had. Ik voelde intens mee met die vent.’ ‘Heb ik nou goed begrepen dat die titel slaat op het feit dat Shocko zeven dure auto’s had en Wayne alleen maar een kaartje voor de ondergrondse op de dag dat Hailey bij hem wegging?’
Katie hield een oogje op Wayne en zorgde ervoor dat hij leuke gesprekjes hield met alle schrijvers van societycolumns en andere journalisten, zelfs met degenen die hem in het verleden neergesabeld hadden – en dat waren er heel wat – toen ze ineens Fionn zag staan met zijn smerige laarzen en zijn jack vol zakken. In zijn eentje en met een ongemakkelijke glimlach, terwijl iedereen hem negeerde.
‘Ik wou je alleen maar even laten weten dat ik er ben,’ riep hij. ‘Ga maar gewoon door met je werk. Ik ben er als je me nodig hebt.’
Ze greep George, die net langskwam, in zijn kraag. ‘George, dit is Fionn. Hou een oogje op hem en stel hem aan een paar mensen voor.’
George nam Fionn onder zijn hoede en terwijl Katie samen met Wayne de hele club afwerkte, ving ze af en toe een glimp van hem op. Hij stond steeds te lachen en te praten en dat was een hele opluchting.
‘Wayne, dit is Catherine Daly van The Times…’
‘Wayne, Casey Kaplan van The Spokesman. Ik weet dat jullie elkaar al een hele tijd kennen…’
Ineens dook Keith van The Tribune voor haar op. ‘Katie, we willen Wayne heel even van je lenen. Hij moet even samen met iemand voor een paar foto’s poseren.’ Hij maakte een geagiteerde indruk.
‘Met wie dan?’
‘Kom nou maar.’ Keith sleepte hen mee door de meute. ‘Wayne, Katie, dit is Fionn Purdue. Onthoud die naam, die zul je nog vaak genoeg te horen krijgen. Hij is de presentator van een nieuw tuinprogramma, waar een hoop heisa over wordt gemaakt.’
Katie lachte vol verrukking. ‘Zeer vereerd, Fionn Purdue.’
‘De eer is geheel aan mij, Katie Richmond.’
Wayne noch Keith snapte wat er nou precies zo grappig was.
‘Katie.’ Ineens dook Danno op. ‘We kunnen aan de toespraken beginnen.’
Ter ere van de gelegenheid – en het was ook echt een eer – was James ‘Woolfman’ Woolf, president-directeur van Apex Europe, uit Londen overgevlogen in het gezelschap van zijn beeldschone vrouw, Karolina, en hun al even aantrekkelijke dochters, Siena en Maya. Normaal gesproken namen ze in Londen niet de moeite om Ierse platenpresentaties met hun aanwezigheid op te luisteren.
Woolfman, een onfatsoenlijk knappe vent met een adembenemende hoeveelheid charisma, babbelde op een charmante en be-scheiden ‘wij onder elkaar’-manier over zijn ontmoetingen met toonaangevende figuren als Nelson Mandela, Robert Plant en – uiteraard – de dalai lama. Maar ja, dacht Katie afwezig, wie had de dalai lama nu niet ontmoet. Ze keek snel om zich heen en zag dat iedereen vol overgave naar Woolfman stond te kijken. Voor het eerst voelde ze een lichte vorm van paniek opkomen. Ze hingen zo aan Woolfmans lippen dat het erop begon te lijken dat ze helemaal vergeten waren dat ze hier waren gekomen voor Wayne Diffney. Maar – eindelijk! – besloot Woolfman met de opmerking: ‘En nu kan ik dus ook Wayne Diffney toevoegen aan de lijst met mensen van wie ik vol trots kan zeggen dat ik ze heb ontmoet.’
Dat was haar redding! Katie was zo opgelucht, dat ze zich afvroeg waarom ze eigenlijk aan Woolfman had getwijfeld. Hij had een monsterlijke charme, hij was een public-relationssuper-star, een echte held.
Daarna verscheen Wayne onder veel applaus en gejuich op het podium. Hij hield een kort, dankbaar toespraakje en toen kreeg hij – zogenaamd spontaan – van iemand (Danno) een gitaar aangereikt met het verzoek een paar liedjes te zingen. Dat werd meteen ingewilligd. Hij begon met ‘The Day She Left’, gevolgd door ‘She’s Having His Baby’. En natuurlijk de eerste single van het album: ‘They Killed My Hair’.
Misschien wel een tikje te sentimenteel, maar niemand kon ontkennen dat hij redenen te over had.
Daarmee zat Katies werk er min of meer op en gedurende de rest van de avond week Fionn niet meer van haar zijde. Hij baarde heel wat opzien. Katie hoorde hoe hij keer op keer dezelfde vraag voorgeschoteld kreeg: ‘Waar ken jij Wayne van?’
‘Eerlijk gezegd ken ik hem helemaal niet,’ antwoordde hij steeds opnieuw. ‘Ik heb hem vanavond voor het eerst ontmoet. Ik ben hier met Katie Richmond.’
‘Met Katie Richmond?’
‘Met Katie Richmond.’
‘Ons vriendinnetje gaat geheid voor de bijl,’ zei George, en hij schudde somber zijn hoofd terwijl hij hen vanaf de zijlijn in de gaten hield.
‘Ja, dat zal niet lang duren,’ was Lila-May het met hem eens.
‘Wat mankeert jullie eigenlijk?’ wilde Danno geërgerd weten. ‘Mag ze niet eens een tijdje gewoon gelukkig zijn?’
‘Maar wat ziet hij in haar?’
‘Hoezo? Vind je dan dat jij eerder in aanmerking komt? Met je lange haar en je punttieten en…’
In een plotselinge vlaag van woede sprong Danno op Lila-May af en gaf haar een hartstochtelijke tongzoen, waardoor ze helemaal overdonderd werd. Maar niet zo erg als hij, want eigenlijk was hij er min of meer zeker van geweest dat hij gay was.
‘Waarom heb je geen vriendje?’ vroeg Conall toen er een korte stilte viel.
Ze hadden zwijgend naast elkaar gelegen, met zijn been dwars over die van Lydia, waardoor ze min of meer tegen het bed werd vastgeklemd. Lydia was sprakeloos en gelukkig, niet alleen als gevolg van de seks maar ook – en vooral – vanwege het grote bed.
‘Waarom denk je dat ik geen vriend heb?’
‘Als dat wel zo was, zouden we dit toch niet doen?’
‘Hoort dat dan niet?’ Dat klonk zelfs in haar eigen oren een beetje zielig. Hoewel ze niets meer om Gilbert gaf – dat was echt zo, dat wist ze inmiddels wel zeker – was haar trots nog steeds een tikje gekwetst. Wie zou nou hebben verwacht dat hij met nog een heel stel andere meiden naar bed ging?
‘Wat niet?’ Conalls belangstelling was ineens gewekt.
‘Tot een maand geleden had ik wel een vriend.’
‘Maar?’
‘Maar toen ben ik per ongeluk met mijn huisgenoot in bed beland.’
‘Hè?’ Van verbazing ging Conall met een ruk rechtop zitten.
‘Ja, ik dook per ongeluk met mijn huisgenoot tussen de lakens.’
‘Hoe vaak? Maar één keer?’
‘Een keertje. Plus nog een keer of wat. Zo van: nu is het toch gebeurd, snap je? Het maakt niets meer uit. Als je begrijpt wat ik bedoel.’
Conall zag er niet bepaald blij uit.
‘En slaap je nu nog steeds met hem?’
‘Nou, niet op dit moment.’
Maar toen Conall geen spoor van een glimlach vertoonde, zei ze: ‘Ik slaap helemaal niet met hem.’
Hij knikte, kennelijk tevredengesteld.
‘Alleen als het toevallig gebeurt.’ Lydia vond dat ze dat er maar beter bij kon zeggen.
‘Waar heb je het over?’
‘Af en toe gebeurt het gewoon. Als ik hem in de keuken tegen het lijf loop…’ Ze haalde haar schouders op. ‘Of in de woonkamer. Van die dingen.’
‘Hoe vaak is het gewoon gebeurd?’
‘Vier keer.’
‘Vier keer?’
‘Volgens mij wel. Misschien vaker.’
Ze was na de negende keer de tel verloren.
‘Dan is hij je vriend.’
Lydia lachte. ‘Moet je jou horen, je klinkt als een bezitterig…’ Ze moest even nadenken over een woord dat met de juiste hoeveelheid spot uitgesproken kon worden. ‘… meisje. Hij is mijn vriend niet. We praten nooit met elkaar. We vinden elkaar niet eens aardig. Net zoiets als jij en ik.’
‘Maar ik vind je wel aardig.’
‘Nou, ik jou niet.’ Hoewel dat eigenlijk ook niet de strikte waarheid was.
‘Toen we net met elkaar lagen te vrijen, had je toen hetzelfde gevoel als bij… hoe heet die vent?’
‘Andrei.’ Nee. Niets kon vergeleken worden met de manier waarop zij en Andrei seks hadden. ‘Luister nou eens goed, Conall. Andrei en ik, dat heeft niets met de werkelijkheid te maken.’
‘Dus je gaat er helemaal van uit je dak?’ vroeg Conall.
Ze wachtte even voordat ze antwoord gaf, omdat ze niet wist wat ze moest zeggen. Maar waarom zou ze liegen? ‘Ja, eigenlijk wel. Maar ik mag hem niet eens. Het is niets. Helemaal niets,’ herhaalde ze. ‘En laten we nu maar gaan slapen. Ik moet al vroeg op.’
‘Ik ook.’
‘Hoe vroeg moet jij op?’
Hij keek haar aan. ‘Halfzes. Ik moet naar Milaan.’
‘Zo laat? God, dan heb ik er al een halve werkdag op zitten. Wat ga je in Milaan doen?’
‘Een bedrijfsovername.’
‘Dat is voor sommigen een makkie.’
‘Maar ik blijf niet in Milaan. Daarna ga ik naar Vietnam.’
‘Moet je daar ook een bedrijf overnemen?’
‘Hetzelfde bedrijf. Hun hoofdkantoor is in Milaan, maar het meeste werk gebeurt in Zuidoost-Azië.’ Hij zette zich schrap voor een stortvloed van bezorgde vragen: hoe lang zou hij wegblijven? Wanneer kwam hij terug? Wat moest zij doen als hij zo lang wegbleef?
‘Conall?’
‘Mmm?’ Daar gaan we dan.
‘Hoe kan ik dat stomme licht hier uitdoen?’
‘… Eh… door twee keer in je handen te klappen.’
‘Nee. Dan zou ik me stom voelen. Doe jij het maar.’
Conall klapte twee keer in zijn handen en het werd donker.
‘Mag ik iets zeggen?’ vroeg Lydia in de stilte die volgde.
‘Wat?’
‘O niets. Alleen dat je er zo stom uitzag, zoals je daar in je blootje als een idioot in je handen lag te klappen.’
‘Welterusten.’
O, wat een heerlijk laken, dacht Lydia terwijl ze er keer op keer haar hand over liet glijden. Zo koel, zo glad en zo mooi onder mijn vingers. O, en al die zalige ruimte om mijn armen en mijn benen languit te leggen, o, en die heerlijke zachte kussens en zoveel op de koop toe…
‘Hoe oud is hij?’ onderbrak Conalls stem haar dagdroom.
‘Wie… o, Andrei. Weet ik niet.’
‘In de twintig of in de dertig?’
‘In de twintig. Een jaar of zevenentwintig. Ga nou maar slapen.’
‘Wat doet hij voor de kost?’
‘Iets met computers. Ik geloof dat hij ze repareert. Ik weet het niet. Ik zei toch dat we nooit met elkaar praten.’
‘Heeft hij zijn eigen bedrijf of zo?’
‘Nee.’
‘In een of ander bedrijfsbusje. Maar dat is niet eens van hem.’
‘Een bedrijfsbusje.’ Conall klonk tegelijkertijd minachtend en tevreden.
‘Maar hij heeft een enorme pik.’
Naast haar werd Conall zo stram als een houten plank.
‘Grapje.’ Hoewel Andrei inderdáád een enorme pik had. ‘Ga nou maar slapen.’
Het was de meest verrukkelijke droom die je je kon voorstellen. Ze deinde op en neer in een zee van veren, de zachtste, de fijnste… maar ineens gebeurde er iets. Iemand schudde haar. De verrukkelijke droom verdween en ze lag verdorie klaarwakker in Conall Hathaways ronduit schitterende bed.
‘Hoe ziet hij eruit?’ vroeg een stem. Conall Hathaway.
‘Wie? O lieve hemel nog aan toe. Heb je dan helemaal geen trots?’
‘Ik moet weten hoe hij eruitziet.’
‘Blauwe ogen. Heel kort haar, een beetje blond.’
‘Lang?’
‘Ja.’
‘Gespierd?’
‘Heel erg. Welterusten.’