Lydia viel haar kamer binnen en bleef abrupt staan. Alles was veranderd. Haar korte, versleten bed ging schuil onder de Poolse vlag en op haar muur hing de poster van de Poolse paus die normaal gesproken met punaises op de muur naast Jans bed was vastgeprikt. Aan haar kledingrek hingen onbekende kleren: mannenspijkerbroeken en -T-shirts.
‘Waar zijn mijn spullen?’ riep ze.
Ze holde naar de andere slaapkamer, waar de twee eenpersoonsbedden tegen elkaar aan geschoven waren om een tweepersoonsbed te vormen met twee niet bij elkaar passende dekbedovertrekken. Erbovenop lag een verlepte, rottende gerbera die nog over was van een boeket dat Conall had gestuurd. Het leek op een beschuldiging. Een smeerboel.
‘Wat is hier aan de hand?’ riep ze.
Jan dook op.
‘Dus je hebt gezien dat ik wat spullen verhuisd heb?’ Hij klonk verbitterd en dat was niets voor Jan.
‘Heb jij dat gedaan?’
‘Zo stom ben ik niet. Jij hebt seks met Andrei.’
‘Ik heb helemáál geen seks met Andrei.’
‘Ik weet wel beter. Lieg niet.’
Terwijl ze haar hersens pijnigde, begon Lydia snel te praten. ‘Hoor eens, Jan, je bent gewoon een beetje overstuur.’ Omdat Andrei zijn held was en hij Lydia niet goed genoeg voor hem vond. Ze wist dat het laatste wat Jan wilde, was dat Andrei en Lydia een kamer deelden. Hij had alleen geprobeerd zijn gevoelens kenbaar te maken – misschien was hij wel beledigd omdat ze hem niets verteld hadden – maar Jans gevoelens konden de boom in, daar had ze nu geen tijd voor.
‘Jan, wil je alsjeblieft naar me luisteren? Dit is heel belangrijk. Ik geef toe dat het een paar keer is gebeurd, maar dat waren ongelukjes.’
Ze kon geen kamer met Andrei delen. Het idee alleen al vervulde haar met grenzeloze afschuw. Dan zat ze eraan vast. Onherroepelijk. Nee, nee, nee!
‘Rosie is een lief meisje. Een braaf meisje.’
‘Help me nou maar die dingen terug te brengen, Jan.’ Gauw, voordat Andrei thuiskomt en het misschien wel een goed idee vindt.
‘Nee. De liefdesduifjes mogen van mij bij elkaar blijven.’
‘Helemaal niet. En je bedoelt tortelduifjes.’
‘O ja?’ Hij haalde een tikje minachtend zijn schouders op. ‘Zijn jullie dat dan?’
‘Hup! Vooruit met de geit! En schiet een beetje op! Breng al mijn spullen terug!’
Ze slaagde erin om Jan zoveel schrik aan te jagen dat hij gehoorzaamde en binnen vijftien minuten was ze terug in haar eigen kamer, met haar eigen spulletjes. Maar ze voelde zich niet echt lekker. Dit begon een echte puinzooi te worden. Ze zou moeten verhuizen.
Nee, ik ben iets anders met haar van plan. Ze mag niet verhuizen.