Dag 5 (heel vroeg in de ochtend)
Andrei draaide zijn kussen nog maar eens om. Heel even voelde het katoenen kussen heerlijk koel aan tegen zijn gloeiende gezicht, maar dat was al snel weer over. De nacht had nog nooit zo lang geduurd. Er was kennelijk iets misgegaan met de tijd, want hij had het gevoel dat het al een week lang zondag was. Werd het dan nooit licht? Hij bleef maar woelen, zonder dat hij de gedachten die hem kwelden van zich af kon zetten. Alles draaide om het volgende: hij had geen flauw idee of zijn marshmellowachtige mislukking een beschamend incident was, of dat hij er nu vaker mee geconfronteerd zou worden. Hij was zo bang dat het misschien nog erger met hem zou worden dat hij niet meer wist of hij het wel aandurfde om ooit nog met iemand tussen de lakens te duiken.
Niet dat Rosie er echt op zou aandringen… Zelfs als hij haar weer opnieuw zou kunnen veroveren, had ze duidelijk een weerzin tegen het hele idee van seks… Wat was ze toch een preuts bloempje. Zoveel ingetogenheid kwam je nog maar zelden tegen, maar desondanks had ze zich aan hem aangeboden als een altaaroffer. Plotseling voelde hij zich zo nederig bij het idee dat een fatsoenlijke vrouw zich uit naam der liefde slecht had moeten gedragen, dat hij tranen plengde in zijn warme kussen.
O, als het nu alleen maar dag wilde worden!
Maar toen de zon langzaam maar zeker aan de hemel rees, begon Andreis schaamte over zijn onvermogen om het met Rosie voor elkaar te krijgen af te nemen en om te slaan in een nieuwe en onverwachte emotie: dankbaarheid. Natuurlijk had hij zijn kleine bloempje een dergelijke onbetamelijkheid moeten besparen! Ze moesten wachten tot ze getrouwd waren.
Toen het paarlemoeren ochtendlicht onder de gordijnen door begon te gluren welde een gevoel van hoop in hem op dat hem vertelde wat hem te doen stond: een gewaagd voornemen dat tegelijkertijd onvermijdelijk was. Aan dat gedoe met Lydia moest een eind komen. Hij moest ervoor zorgen dat ze hem niet meer te pakken kon nemen. Terwijl dat idee langzaam maar zeker uitgroeide tot een soort zekerheid werd zijn last steeds lichter, alsof de druk helemaal was weggevallen. Heel voorzichtig, om Jan niet wakker te maken, haalde hij een rol bankbiljetten uit een sok die op de bodem van de kast lag. Hij nam een douche, kleedde zich aan, dronk twee koppen koffie en stond al in de hal – bijna weg, bijna in veiligheid – toen zijn hart oversloeg bij het geluid van een sleutel in het slot. Lydia had haar werk erop zitten. De deur ging open en ze kwam naar binnen. Ze keek hem aan, hij keek haar aan en de wederzijdse seksuele aantrekkingskracht voelde als een zwiepende zweepslag.
‘Nee,’ riep hij volslagen wanhopig uit. Hij sprong naar de open deur om te ontsnappen voordat ze hem kon verleiden weer naar binnen te gaan en een einde te maken aan al zijn plannen. Hij rende halsoverkop de trap af en toen liep hij ineens op straat, waar hij er stevig de pas in zette tot hij buiten haar bereik was.
Hij was een man met een doel, hij wist precies waar hij naartoe ging. Een kleine juwelier in South Anne Street. Hij had op een avond samen met Rosie voor de etalage gestaan en toen hadden ze elkaar de ringen aangewezen die ze mooi vonden, als een stell-etje in een soap uit de jaren zestig.
Hij had nog even de tijd voordat hij ernaartoe kon – de winkel ging pas om negen uur open en het was nu vijf over half-zeven – maar hij bleef helder en vastberaden en toen de juwelier eindelijk het metalen luik voor de deur omhoogrolde en hem naar binnen liet, wist hij zeker dat hij de juiste keus had gemaakt.
Andrei wist ook precies welke ring Rosie wilde hebben. Maar die kon hij zich niet veroorloven. Dus kocht hij een andere, de op een na goedkoopste ring in de winkel. Het was een simpele band met één enkele diamant, even lief en bescheiden als Rosie zelf. Daarna ging hij rechtstreeks naar haar huis, waar hij aanbelde en voor de deur knielde.
Godzijdank was het Rosie die opendeed en niet een van haar huisgenoten.
‘Rosie,’ zei hij, zonder de opluchting te zien die in haar ogen verscheen toen hij haar het kleine fluwelen doosje aanbood. ‘Wil je met me trouwen?’
‘Dit hou je niet voor mogelijk.’ Fionn kwam met grote passen Katies flat binnen en gooide een fax op de keukentafel. ‘Moet je dit zien.’
Katie streek het verfrommelde velletje glad en nam de meest in het oog springende feiten in zich op. Verdorie! Kanaal 8 had Fionns programma vier weken uitgesteld. Ze waren er net in geslaagd om de rechten te kopen van DOA, een opwindende Amerikaanse misdaadserie, en ze hadden besloten om die uit te zenden op het tijdstip dat ze voor Je Eigen Privéparadijs hadden gereserveerd.
‘Ze hebben Grainne in plaats daarvan de maandagavond aangeboden, maar volgens haar krijg je op maandagavond de slechtste kijkcijfers van de week. Dus toen kwamen ze met zondagavond om negen uur aandragen, maar dan moeten we wel wachten tot Ierland in een ovenschaal is afgelopen.’
‘Arme Fionn.’
‘Ik sta nu volop in het nieuws,’ zei Fionn, die kennelijk herhaalde wat Grainne had gezegd. ‘Ik timmer aan de weg. Maar nu moeten we weer vier weken wachten. En dan is het misschien te laat.’
Katie wist niet wat ze daarop moest zeggen. De media haalde aan één stuk door de raarste toeren uit. Daar had ze zich al ontelbare keren de vingers aan gebrand. Hoe vaak had ze een krant niet een exclusief interview gegeven om promotie te maken voor een concert in Ierland, met als enige resultaat dat het stuk uitbleef en pas lang na het concert opdook, als de artiest al lang en breed weer was vertrokken? Zij was er wel aan gewend, maar Fionn was een onschuldige nieuwkomer. Hij zou diep teleurgesteld zijn.
Als een zender begon te rotzooien met uitzenddata was dat meestal het gevolg van een gebrek aan vertrouwen en prioriteiten die opnieuw op een rij werden gezet. En zelfs als het vertrouwen in het programma ongeschonden was, zou deze onderbreking in het succesverhaal betekenen dat er iets was verdwenen dat nooit teruggehaald zou kunnen worden.
‘Trek nou maar een vrolijk gezicht,’ vleide Katie. ‘We moeten over drie kwartier in het Merrion zijn, om ons te warmen aan de glorie van Bob Geldoff.’
‘Ik heb geen zin.’ ‘Ach, Fionn…’
‘Ik heb het gevoel dat iedereen me zal uitlachen. Ik ben de tvtuinman zonder programma.’
‘Je hebt wel een programma.’
Maar tot het ook uitgezonden werd, was dat eigenlijk niet zo.
‘En wat moet ik nu doen? Vrijdag waren de laatste opnamen.’
Katie begreep precies wat hij bedoelde: tot het programma werd uitgezonden hadden ze bij Excellent Little Productions geen flauw idee of het ook zou worden voortgezet. Moest Fionn nu in de stad blijven hangen en afwachten wat er ging gebeuren? Of moest hij teruggaan, al was het maar tijdelijk, naar Pokey om in ieder geval zijn vaste klanten te houden? Katies maag draaide zich om toen ze besefte dat er onzekere tijden aanbraken. Voor Fionns bankrekening. Voor Fionns ego. En zou dat ook gelden voor Fionns romance?
Matts mobiel piepte. Een sms’je.
kltzk.
Het was van Russ. Matt had nog steeds het geld niet overgemaakt voor de vlucht naar Vegas die Russ voor hem had geboekt. Hij had bij hoog en bij laag volgehouden dat Russ het vandaag zou krijgen, maar dat kreeg Matt niet voor elkaar. Maeve zou meteen weten dat het geld van hun rekening was afgeschreven en dan had je de poppen aan het dansen, want waar het in feite op neerkwam, was dat Matt niet mee kon naar Las Vegas voor het vrijgezellenfeest van zijn broer. Geen sprake van. Een hele week weg? Maeve kon niet alleen in de flat blijven en een andere mogelijkheid was er niet. Ze hadden geen vrienden meer. Haar vader en moeder waren de enige mensen die nog over waren en die zaten in Galway, veel te ver weg.
Matt vond het rot voor Russ, rot omdat hij hem financieel in de prut liet zitten en ook omdat hij hem al zo vaak in de steek had gelaten. En die ene keer dat hij zich wel aan de afspraak had gehouden bezorgde hem een nog vervelender gevoel, omdat daarbij besproken zou worden wat ze precies voor Alex in Vegas zouden organiseren en hij geen enkel voorstel had gedaan.
Over een maand zou de de dag aanbreken dat ze met z’n allen op het vliegtuig moesten stappen en Matt had echt geen flauw idee wat hij dan zou moeten doen.
Maar voordat hij dat onder ogen zag, was er nog iets ergers: de toestand met zijn werk. De dag waarop hij zijn eerste afspraak had met een bank in Shanghai kwam met de snelheid van een buitenaards projectiel op hem af stormen en hij wist niet hoe hij eronderuit moest komen.
Hij zat aan handen en voeten gebonden in een uitzichtloze positie en hij kon geen kant op. Het deed hem denken aan een krijgsgevangene in een van die jongensboeken die hij vroeger altijd las. De man had twee gebroken benen en was in een kooi gestopt waarin hij niet kon staan en ook niet kon zitten. Matt had het gevoel dat het met hem net zo belazerd ging.
Het leven begon donkere trekjes te vertonen. Hij had het gevoel dat hij in een tunnel zat die steeds nauwer werd en steeds donkerder en benauwder en dat het niet lang meer zou duren tot hij geen lucht meer kon krijgen en zich ook niet meer zou kunnen bewegen.
Lydia’s telefoon ging. Het was Conall.
‘Hathaway? Waar zit je nu?’
‘In Djakarta.’
‘Waar is dat ook alweer?’
‘De hoofdstad van Indonesië. Hoor eens, ik weet eigenlijk niet hoe ik je dit moet vertellen, Lids, en het spijt me echt ontzettend…’
‘Ben je met een hoer naar bed geweest?’
‘Nee.’
‘Heb je me besmet met chlamydia?’
‘Ik red het niet om komende woensdag terug te zijn voor Poppy’s bruiloft. Maar ik zweer dat ik het weer goed zal maken.’
‘Maak je niet druk, Hathaway. Jij bent degene die per se wilde komen.’