Dag 34

Katie stak haar hoofd om de deur van de zitkamer. ‘Hoi, pap.’

Robert Richmond leefde op toen hij haar zag en schoof de krant van zijn schoot op het kleedje voor de open haard. ‘Hé, ouwe vrijster, hoe is het ermee?’

‘… Heb je het over mij?’

‘Ach, Katie, Katie, wat heb je je toch in je hoofd gehaald? Hij komt midden in de nacht bij je langs, volgens alle verhalen behoorlijk in de lorem, laat zich op zijn knie vallen en jij denkt dat hij het echt meent?’

In stilte vervloekte Katie het feit dat ze aan iedereen had verteld dat Conall ’s nachts langs was geweest. En dan met name aan die vervelende Naomi, die altijd beweerde dat ze zo’n hekel had aan haar moeder, maar toch alles doorklepte. In het huis van de familie Richmond was nooit een plekje te vinden waar je in stilte je wonden kon likken.

‘Ik dacht helemaal niet dat hij het echt meende.’ Ze moest echt moeite doen om te voorkomen dat haar stem trilde. ‘Ik heb geen ja gezegd.’

‘Ik heb gehoord dat hij alweer een oogje op een jong grietje heeft,’ zei Robert bijna opgewekt. ‘Volgens Naomi heeft hij haar bloemen gestuurd en was jij daar helemaal overstuur van.’

Op een rare, misselijkmakende manier was paps wreedheid een vorm van bezorgdheid. Robert en Penny Richmond hadden hun uiterste best gedaan om hun kinderen een krachtig waarde-sy-steem mee te geven: als je het te hoog in je bol kreeg, zou dat op tranen uitdraaien, overmoed werd altijd gestraft. Een laag verwachtingspatroon was de sleutel tot geluk.

Penny schoot uit de keuken tevoorschijn, een toonbeeld van huishoudelijkheid in haar Simpsons-schortje. Ze had kennelijk staan luisteren. ‘Je had bij hem uit de buurt moeten blijven.’

‘Waarom?’

Katies moeder rekte haar nek uit tot tien keer de normale lengte en deinsde vol afschuw achteruit. ‘Geef je me een grote mond?

Robert, die nooit een kans voorbij liet gaan om ergens aanstoot aan te nemen, kwam half overeind uit zijn stoel. ‘Geef jij je moeder een grote mond? In haar eigen huis? Terwijl ze bezig is met de zondagse lunch?’

Er viel een lange gespannen stilte. Katie hoorde Naomi in de keuken vragen: ‘Wat is er binnen aan de hand?’

‘Volgens mij heeft tante Katie oma net een grote mond gegeven,’ antwoordde de negenjarige Nita.

En Ralphs stem zei: ‘O jezus, weer die familie van jou, Naomi. Waar is de wijn?’

Penny bleef Katie woedend aankijken, zo gekwetst dat haar mond ervan trilde. Haar nek was nog steeds abnormaal lang en ze had haar kin op haar borst getrokken, waardoor ze op een beledigde gans leek.

‘En waarom moest ik bij hem uit de buurt blijven?’ Katie hoorde zelf hoe haar stem trilde. Daarna beantwoordde ze haar eigen vraag. ‘Omdat ik niet goed genoeg was.’

‘Ik weet niet wat je bezielt.’ Penny bleef Katie met grote ogen aanstaren.

‘Ach, trek je van haar maar niets aan, lieverd,’ raadde Robert zijn vrouw aan. ‘Ga maar gewoon verder met de lunch.’

De regen kletterde tegen de ramen en verder was het getik van bestek tegen de borden het enige andere geluid dat er tijdens de lunch te horen was. Penny bleef meer dan een uur lang de marte-lares uithangen en de sfeer was zo verziekt dat zelfs de kinderen van Naomi, Nita en Percy, hun mond hielden. De enige fles wijn was al binnen seconden verdwenen en toen het tot Katie doordrong dat er niet meer was, biggelden er ineens tranen over haar wangen die op haar bord terechtkwamen.

‘Waarom huil je, tante Katie?’ vroeg Nita.

‘Omdat de wijn al helemaal op is.’

Nita gaf haar een klopje op haar knie.

Zodra de folterende maaltijd achter de rug was, trok Naomi haar mee naar de tuin.

‘Ik heb je nog zo gezegd dat je haar niets moest vertellen,’ zei Katie.

Naomi keek verontschuldigend, maar ze wisten allebei dat als Penny Richmond iets wilde weten, iedereen bij het verhoor door de mand viel.

‘Je kunt aan dat gedoe met dat taxigrietje met één telefoontje een eind maken,’ zei Naomi.

‘Waarom zou ik dat doen?’ Wat schoten ze daarmee op? Diep in haar hart had Katie best geweten dat ze dat aanzoek van Conall niet serieus moest nemen. Ze had ook geprobeerd zich dat in te prenten. Weliswaar had ze haar vrienden dusdanig bewerkt dat ze hun best deden om haar om te praten, maar eigenlijk had ze het altijd geweten. En toch…

‘… Waarom moest hij zo nodig iemand oppikken die op hetzelfde adres woont?’

Naomi zoog haar adem in en kneep haar ogen tot spleetjes. ‘Hij is een valse klootzak.’ Ze zwaaide met haar opgestoken sigaret naar Katie.

‘Hij is gewoon stom. Maar het is wel een hele puinhoop geworden. In het begin was het een keurige, schone incisie, maar die is inmiddels behoorlijk gaan ontsteken.’

‘Jij ook altijd met je medische beeldspraak. Dan heb je nu dus een echte pijnstiller nodig.’ Naomi hield haar de sigaret weer voor. ‘Pak aan, alsjeblieft. Ik heb hem voor jou opgestoken.’

‘Voor een intelligente man kan hij behoorlijk dom… Hou nou toch op met dat ding. Ik rook helemaal niet.’

‘Vandaag wel.’

Katie pakte de sigaret aan. Liefdevol gedrag bij de Richmonds? Verder dan dit kwamen ze niet.

‘Zorg ervoor dat ze ons niet ziet,’ zei Naomi.

‘Je bent tweeënveertig.’ Katie inhaleerde. Dat bleek geen goed idee. Ze had zich toch al misselijk gevoeld, nu wist ze zeker dat ze zou gaan kotsen. ‘Hoe oud moet je zijn voordat je van je moeder mag roken?’

Ze bleven zwijgend op de natte tuinstoelen zitten en luisterden naar de regen die van de natte takken drupte.

‘Dood als gevolg van een zondagse lunch,’ zei Naomi somber.

‘Het is verdomme een kwelling.’

‘Hoe slaagt Charlie er toch altijd in om niet bij deze verrekte gelegenheden op te hoeven dagen?’

Katie zweeg even, bang dat ze het geheim over Charlie er in-eens uit zou flappen, daarna pakte ze de draad op. ‘Omdat hij een sterkere overlevingsdrang heeft dan wij tweeën. Hij weet dat mam hem een ellendig gevoel zal bezorgen, dus hij geeft haar gewoon de kans niet.’

‘Ja.’

‘Ik haat haar,’ zei Katie ineens. ‘Ik haat ze allebei. Waarom konden wij geen ouders krijgen die ons vertelden hoe fantastisch we zijn?’

‘Nou ja, je hebt ze zelf uitgezocht.’

‘Pardon?’

‘Volgens dat boek dat ik nu lees. Het is van jou, trouwens. Louise L. Hay. Ik heb het op je verjaardag uit de kast gehaald. Er staat in dat we alles wat het leven ons biedt zelf hebben gekozen. Ook onze ouders.’

‘Hebben wij onze ouders zélf uitgekozen? Voor onze geboorte?’

‘Nog voordat we verwekt werden.’

‘Maar hoe hebben we dat dan voor elkaar gekregen? Dat is gewoon pure… lulkoek.’

‘Weet ik. Dat geldt voor al die boeken. Ik geef het alleen maar door.’