De volgende ochtend was Karin de eerste op de afdeling. Dat was op zich niet ongewoon. Nu Knutas niet werkte was ze meestal tenminste het eerste uur van de werkdag alleen. Anders waren het altijd zij en Knutas, allebei vroege vogels. Ze miste hem meer dan ze had verwacht, zowel professioneel als privé.
Ze haalde voor ze naar haar werkkamer ging een kop koffie uit de automaat op de gang. Op de drempel bleef ze plotseling staan en ze kon haar ogen niet geloven: op haar bureau stond een enorme bos rode rozen. Langzaam liep Karin ernaartoe. Er stak een envelop in het boeket. De tekst op het eenvoudige kaartje luidde: Heb je zin om binnenkort weer eens met me uit eten te gaan? Liefs van Janne uit Terra Nova.
Karin liet zich op haar stoel zakken. Ze bleef maar glimlachen. Probeerde hij haar te versieren? Ze kon zich amper herinneren hoe het voelde als iemand belangstelling voor haar toonde, dat was ongelooflijk lang geleden. En ze kon zich helemaal niet herinneren dat ze ooit een bos rode rozen had gekregen.
Ze keek weer naar de bloemen. Langstelige, grote bloedrode rozen waren het. Erg mooi. Maar rode rozen, dacht ze toen – is hij gek? Stuur je die al als je elkaar nog maar twee keer hebt gezien? Rode rozen stonden toch voor liefde? Was dit niet een klein psychopatenalarm? Nee, verweet ze zichzelf het volgende moment, waarom denk je toch altijd slecht over degene die een beetje waardering voor je toont? Karin was zich terdege bewust van haar onvermogen cadeautjes en complimentjes in ontvangst te nemen. Ze geneerde zich dan gewoon en dacht dat mensen maar deden alsof, dat het niet echt gemeend was. Ze had er geen verklaring voor waarom ze zo was geworden. Tegenwoordig was ze zich er in elk geval van bewust.
Ze pakte het kaartje en las het nog een keer.
Er werd op de deur geklopt. Wittberg verscheen in de deuropening. Hij stond op het punt om iets te zeggen, maar bedacht zich toen zijn oog op de bloemen viel.
‘Wat is er aan de hand? Heb je een bijzondere verjaardag? Ach nee, dat is ook zo, je bent natuurlijk al veertig plus.’ Hij grijnsde breed. Wittberg plaagde haar altijd met haar leeftijd. ‘Ah, nu weet ik het: je hebt een lover! Dat werd tijd – gefeliciteerd!’
‘Hou je mond,’ zei Karin chagrijnig en ze zette de vaas aan de kant. ‘Waarom ben je zo vroeg? Wat moet je?’
‘Serieus, heb je iemand leren kennen?’
‘Nee, maar zelfs al was dat zo, dan was jij de laatste aan wie ik het zou vertellen. Nou, wat moet je?’
‘Ik ben hier zo vroeg omdat ik helemaal niet naar huis ben gegaan. Kihlgård en ik en nog een paar lui van de landelijke recherche zijn de hele nacht in touw geweest en hebben geprobeerd Andrea Dahlberg te vinden, terwijl jij lekker op één oor lag. We hebben alle mogelijkheden nagetrokken die we konden bedenken, maar ze is nergens te vinden. Niet thuis, niet in haar boetiek, geen van haar vrienden weet waar ze is, de buren in Terra Nova ook niet, en niemand anders uit haar gigantische kennissenkring. Een paar mannen zijn bij haar thuis geweest en zijn naar binnen gegaan. Het was er verlaten en er waren ook geen aanwijzingen dat ze ergens naartoe is gegaan. Het begint echt heel vervelend te worden. Inmiddels is het al twee dagen geleden dat iemand haar voor het laatst heeft gezien.’
Karin voelde de ongerustheid in haar maag branden. Alsjeblieft niet nog een slachtoffer!
‘En Sten Boberg? Nog nieuws over hem?’
‘Nou en of. We hadden toch een adres van hem buiten Stockholm? Onze vrienden daar zijn afgelopen nacht in zijn appartement geweest, maar daar was hij niet. En we zijn er net achter gekomen dat we het verkeerde adres hadden. Hij woont niet meer in Stockholm, maar hier op Gotland.’
Karin sprong op uit haar stoel.
‘Verdomme, wat zeg je daar?’
‘En ook nog eens heel dicht bij Andrea. Hij woont in Gråbo – in de Jungmansgatan. Hij is er een halfjaar geleden komen wonen.’
Karin pakte haar jas en haar dienstwapen, en was de deur al uit.