Het was al laat in de middag toen de boot van de kustwacht het eiland Stora Karlsö naderde. Het was meteen voelbaar dat er iets aan de hand was. De Bescherming Burgerbevolking en het vrijwilligerskorps waren met hun eigen boten uitgevaren om mee te helpen zoeken naar Sam Dahlberg en Jakob Ekström. Er werd een zoektocht op touw gezet waar iedereen op het eiland aan deelnam. Het strand naast het haventje beneden bij het enige restaurant op het eiland stond vol mensen. Het was zaak snel actie te ondernemen, voordat het te donker werd. Ze hadden nog een paar uur tijd.
Het feit dat Sam Dahlberg diabetes had en misschien zijn insuline was vergeten deed vermoeden dat er weleens een heel simpele verklaring voor zijn verdwijning kon zijn. Hij kon heel goed ergens bewusteloos liggen.
Dat er tegelijkertijd een windsurfer was verdwenen baarde de politie zorgen.
De boot van de kustwacht legde aan bij het strand en Wittberg en Karin begroetten gehaast een gids die de kustwacht zo meteen verder zou loodsen naar het strand bij de klip waar Sam Dahlbergs rugzak was gevonden. Het ergste werd gevreesd, namelijk dat hij van een rots naar beneden tussen de stenen was gevallen. Zo’n val overleefde je niet, dat was uitgesloten. Karin vroeg hun op haar te wachten. Wittberg en zij gingen van boord en liepen naar het gebouw waarin de receptie en het restaurant waren ondergebracht en waar een menigte luisterde naar de instructies van de eilandopzichter. Toen hij klaar was verspreidden de mensen zich naar verschillende kanten. Hij wenkte de beide politiemedewerkers.
‘Dag, fijn dat jullie zijn gekomen. Het is een beetje chaotisch hier.’
Ze schudden elkaar de hand.
‘Is Andrea Dahlberg in de buurt?’ vroeg Karin. ‘Zouden we haar even kunnen spreken?’
‘Natuurlijk. Ik geloof dat ze in het restaurant zit. Kom maar mee.’
Ze volgden de opzichter, die met grote passen naar de ingang liep, alsof hij wilde voorkomen dat iemand hem tegen zou houden. Het restaurant was leeg, op een tafeltje achter in een hoek na. Daar zat een vrouw met haar handen voor haar gezicht. Een grote man hield troostend een hand vast.
‘Sorry, dat we storen,’ zei Karin. Ze stelde zichzelf en Wittberg voor. ‘Kunnen we even met u praten?’
De man verontschuldigde zich en verdween. Andrea Dahlberg begon te trillen en sloeg haar armen om zich heen; ze wiegde zachtjes heen en weer.
‘Ik ben zo verschrikkelijk ongerust.’
‘Dat begrijp ik,’ zei Karin meelevend. ‘Maar probeert u toch zo goed mogelijk antwoord te geven op onze vragen. Het is belangrijk, zodat we Sam zo snel mogelijk kunnen vinden.’
‘Natuurlijk, dat snap ik,’ zei zijn vrouw. ‘Ik zal het proberen,’ voegde ze eraan toe, en ze kuchte.
‘Wanneer hebt u uw man voor het laatst gezien?’
‘Gisteren, toen we naar bed gingen.’
‘Wat hebt u ’s avonds gedaan?’
‘We hadden zeekoetkuikens gevangen en daar waren we allemaal zo opgewonden van dat niemand zin had om naar bed te gaan. We hebben buiten op het terras van de huisjes gezeten waar we logeren, hebben naar de zee gekeken en wijn gedronken.’
‘Jullie zijn dus tegelijk naar bed gegaan?’
Andrea knikte bevestigend.
‘Hoe laat was dat?’
‘Rond een uur of drie, denk ik.’
‘Sliepen jullie meteen?’
‘Ja, ik geloof het wel. Ik wel in elk geval.’
‘Kan het zijn dat Sam weer is opgestaan nadat u in slaap was gevallen?’
Andrea leek onzeker.
‘Ja, dat kan.’
‘Zou u daar niet wakker van zijn geworden?’
‘Nee, dat denk ik niet. Ik slaap erg diep.’
‘Er bestaat dus een mogelijkheid dat hij gisternacht al is verdwenen?’
‘Ja, maar waarom zou hij...’
Ze keek verward van de een naar de ander.
‘Dat weet je nooit,’ zei Karin. ‘Misschien kon hij niet slapen en is hij naar buiten gegaan om een luchtje te scheppen. Is hij toen een eindje gaan lopen. Of kwam hij iemand tegen.’
‘Maar waarom zou hij zijn rugzak met de schildersspullen dan meenemen? Midden in de nacht?’
‘Wat is er gebeurd toen u wakker werd?’
‘Ik merkte meteen dat hij niet meer in de kamer was. Ik heb me aangekleed, ben naar buiten gegaan en heb wat rondgekeken. Ik dacht dat hij misschien bij de steiger of ergens anders buiten zat, of een duik had genomen. Maar hij was nergens te bekennen.’
‘Hoe laat was dat?’
‘Ik weet het niet... Halfelf, elf uur misschien. Ik heb niet zo op de tijd gelet.’
‘Hebt u zijn spullen ook nagekeken? Ik bedoel, wat hij heeft meegenomen?’
‘Ja, dat zag ik meteen. Daarom werd ik niet ongerust. Maar toen het weer zo slecht was geworden en het begon te stortregenen, en hij laat in de middag nog steeds niet terug was, toen begon ik me pas echt zorgen te maken. Sam is diabeet en het is ontzettend belangrijk dat hij op vaste tijden eet.’
‘Wat hebt u toen gedaan?’
‘Ik ben met Beata gaan zoeken. Het eiland is niet zo groot; we waren er vrij zeker van dat we hem wel zouden vinden. Ik was bang dat hij een laag bloedsuikergehalte had gekregen; dat kan levensgevaarlijk zijn als hij geen hulp krijgt.’
‘En had iemand van de mensen met wie jullie hebben gesproken hem gezien?’
‘Nee, niemand. Ik snap niet waar hij kan zijn!’
‘En zijn mobiele telefoon?’
‘Die heeft hij meegenomen. Dat is op zich niet zo vreemd, ook al is het bereik hier op het eiland superslecht. Sam gaat nooit op pad zonder zijn mobieltje. Hij neemt het zelfs mee naar de wc.’
Er gleed een vluchtige glimlach over haar gezicht.
‘Wat denken jullie dat er gebeurd kan zijn?’
‘Op dit moment denken we nog niets,’ zei Karin. ‘We weten niets. Allereerst moeten we uw man zien te vinden. Zou het kunnen zijn dat hij het eiland heeft verlaten zonder u daarvan op de hoogte te stellen?’
Andrea Dahlberg keek oprecht verbaasd.
‘Waarom zou hij dat doen?’
‘We kunnen op dit moment niets uitsluiten. U hebt kinderen – wanneer heeft hij voor het laatst met ze gesproken?’
‘Dat weet ik niet.’
‘Hebt u hun verteld dat hun vader is verdwenen?’
‘Nee, ik wilde ze niet ongerust maken,’ zei Andrea met gesmoorde stem. Ze sloeg haar handen voor haar gezicht.
‘Waar zijn de kinderen?’
‘Bij hun opa en oma in Mjölkö, in de archipel van Stockholm.’
‘Misschien is het een goed idee om hen te bellen.’
‘Ja... dat zal ik doen – straks.’
‘Nog een laatste vraag. Hoe is de relatie tussen u en uw man?’
Andrea keek zelfverzekerd toen ze antwoordde.
‘Die is fantastisch. Beter kan het niet. We houden van elkaar. Dat hebben we altijd gedaan.’
‘Oké.’
Karin stond op en gaf Andrea een hand.
‘Dat was voorlopig alles. Ik vind dat u uw kinderen meteen moet bellen. Mocht uw man toch tegen alle verwachtingen in met hen of met zijn ouders contact hebben gehad, dan moet u ons dat onmiddellijk vertellen. Op dit moment is alle informatie belangrijk. Probeer na te gaan hoe Sam de laatste tijd was. Hoe gedroeg hij zich? Was er iets anders dan normaal? Is er iets nieuws in jullie leven gekomen? Een nieuwe persoon? Een nieuwe gewoonte? Denk erover na, we komen erop terug.’
Ze klopte de ongeruste vrouw vriendelijk op haar schouder voordat ze de kamer verliet.