Onder aan de trap naar de bovenverdieping blijft ze plotseling staan. Haar blik is strak naar boven gericht, ze bijt nerveus op haar onderlip. Haar gezicht verstrakt, is gefocust, haar lichaam tot het uiterste gespannen als dat van een opgejaagd dier, luisterend, afwachtend. Het is doodstil. Ze is bleek, mooi, met rood gestifte lippen. Haar donkere dikke haar reikt tot aan haar stuitje. Haar lichaam is fijn gebouwd, gekleed in een hemdje en korte broek. Haar schoenen heeft ze uitgeschopt. Haar voorste voet boven de traptrede van Gotlands kalksteen, roodgelakte teennagels als verse wilde aardbeitjes. Een fraai contrast met het grijs. Het licht valt van opzij naar binnen en vormt een suggestief schaduwspel.
Net als ze op het punt staat om haar voet op de eerste tree neer te zetten hoort ze een zwiepend geluid achter haar nek en midden in de beweging verstijft ze. Het volgende moment is de man boven op haar; hij grijpt haar lange haar en trekt haar bruusk naar achteren. Ze valt achterover op de vloer.
‘Cut!’
Sam Dahlberg keek op van zijn monitor, ontspande en streek het haar van zijn voorhoofd. Vragende blikken van de acteurs. Was hij nu eindelijk tevreden? Dit was de twaalfde take van dezelfde scène. Hoofdrolspeelster Julia Berger voelde hoofdpijn opkomen.
‘We doen het nog een keer.’
Gesmoorde zuchten, berustende gezichten. Iemand had de moed om zijn hoofd te schudden. Die verdomde regisseur was ook nooit tevreden. De cameraman net zo. In het huis in Bungeviken waar de allerlaatste take van de film werd opgenomen, was het benauwd warm. Het geduld van het team begon op te raken. Het was zeven uur geweest en ze waren al sinds vanochtend vroeg bezig. Iedereen was doodop en had honger. Julia Berger haalde haar schouders op en maakte een protesterend gebaar naar de regisseur.
‘Dan moet ik eerst een sigaret en een glas water hebben. En dat is geen vraag!’
Ze verdween samen met haar tegenspeler naar de veranda, die uitkeek op zee. De opnameassistente bracht haar snel ijswater. Het was zaak om de steractrice in een goed humeur te houden. Ze was een wispelturige diva en het was meer dan eens voorgekomen dat ze zomaar ineens de hele filmcrew had laten zitten wanneer ze haar geduld verloor en niet op haar wenken bediend werd.
Sam Dahlberg trok zich daar niets van aan. Zijn onderbuikgevoel zei hem dat dit goed werd. Echt goed. Daarom wilde hij geen enkel risico nemen. De herhalingen waren noodzakelijk. De cameraman en hij waren het erover eens dat wanneer ze eenmaal achter de montagetafel zaten ze ruim voldoende materiaal voorhanden moesten hebben om uit te kiezen.
Sam sloeg een fles mineraalwater achterover. Hoewel er regen in de lucht hing, was het vreselijk warm. De leden van de crew ontspanden en stonden wat met elkaar te praten; iemand rende naar de wc of nam een paar trekjes van een sigaret. Iedereen begreep dat de pauze niet langer dan een paar minuten zou duren.
Toen Sam weer plaatsnam in zijn regisseursstoel had dat onmiddellijk effect.
‘Oké, we beginnen weer,’ riep de regieassistent.
In een oogwenk verstomde het geroezemoes. Alle ogen richtten zich eerst op de regisseur, daarna op elkaar. Lichaamshoudingen en gezichtsuitdrukkingen werden aangenomen. De lucht vulde zich met concentratie. Sam bekeek de mensen om hem heen goed. Elke keer leek het een droomspel. De acteurs, de scriptgirl, de cameraman en de rest van de crew – iedereen had een betekenisvol aandeel in het volbrengen van de scène. Hij hield ervan hoe in een geconcentreerd ogenblik alles en iedereen bij elkaar kwam. Het was pure magie. De onvoorspelbaarheid. Je wist nooit wat er ging gebeuren, regelmatig gebeurde er iets onverwachts. Hoe goed hij de regie ook plande, het script minutieus doornam met alle betrokkenen, weken van tevoren met de cameraman op pad ging om de opnameplekken te bekijken, de lichtval op de verschillende tijdstippen van de dag, met welke eventuele geluiden ze rekening moesten houden, hoe de plaats praktisch gezien voor alle betrokkenen zou functioneren. Hij was graag goed voorbereid. Pas dan was er ruimte voor spontaniteit. Het had hem jaren gekost om zich die methode eigen te maken. Sam Dahlberg hield van zijn werk. Het betekende zuurstof, ruimte om te ademen. Nog één keer liet hij zijn blik over de set gaan. Alles was klaar. Een draaierig gevoel in zijn maag, iedereen wachtte op zijn teken. Al deze mensen: ze wachtten op hem en op niemand anders. Een snelle blik op de regieassistent.
‘Stilte. Take. Camera.’
Dezelfde scène werd opnieuw gespeeld. Ter verdediging van Julia Berger moet gezegd worden dat ze, hoe geïrriteerd ze ook was, elke keer dat de camera draaide alles gaf, ongeacht het aantal opnames. Hij bewonderde haar om haar professionaliteit. Toen ze klaar waren met de scène, hing er een gespannen stilte. Nu dan. Alle aandacht was op Sam Dahlberg gericht. Hij verborg zijn gezicht in een zakdoek en veegde het zweet en een eenzame traan weg die in zijn ooghoeken opwelde. Daarna keek hij naar zijn medewerkers en brak er een brede grijns door op zijn gezicht.
‘Verdomd goed gedaan. Ik geloof verdorie dat we de laatste scène van de film hebben. Een moment.’
Hij gebaarde naar de cameraman en met z’n tweeën bestudeerden ze al hummend de sequentie op de monitor. Ze knikten en klopten elkaar op de schouders. Iedereen wachtte gespannen. Sam Dahlberg keek op.
‘Ik geloof dat we een film hebben.’
Er barstte een dankbaar gejoel los op de set. De hoofdrolspelers die zopas nog in een gevecht verwikkeld waren omhelsden elkaar net iets te lang om het puur professioneel te noemen. Als iemand van de crew al de moeite nam om te kijken. Iedereen werd volkomen in beslag genomen door het links en rechts uitdelen van felicitaties, omhelzingen en schouderklopjes.
‘Ongelooflijk,’ riep Sam Dahlberg blij uit. ‘We zijn klaar. De opnametijd van twee maanden is voorbij. Jullie zijn fantastisch geweest. En dat gaan we vieren!’