Er hing een zware barbecuelucht in de villawijk. De mensen die niet met vakantie waren hielden hun verplichte buiten-etenavond. Op elk terras, elke veranda en in elke tuin stonden barbecues in verschillende uitvoeringen te walmen. Er klonk gelach van spelende kinderen tussen de hagen en bloemperken. De volwassenen op de buitenmeubelen nipten van hun wijn en genoten volop van de zwoele zomeravond.
Andrea zat op haar beschutte veranda een sigaret te roken. De kinderen waren bij hun opa en oma. Beata had net weer gebeld; ze hield de hele tijd contact. Natuurlijk uit bezorgdheid, maar ze kwam nu zo vaak langs dat het irritant begon te worden. Toch had ze het aanbod van die avond aangenomen. Beata had voorgesteld dat zij en John bij haar zouden komen koken. Het was niet goed dat Andrea alleen thuiszat, stelde Beata vast. Alsof zij daar iets van wist! Håkan zou ook komen. Hij was één brok zenuwen en maakte zich doodongerust over Stina. Het was maar goed dat ook zijn kinderen bij familie waren ondergebracht. Zijn gemoedstoestand had natuurlijk ook invloed op hen en hij kon zich absoluut niet ook nog eens bekommeren om hun vertwijfeling, boven op die van hemzelf. Dat gold ook voor Andrea: ze was niet in staat om sterk te zijn tegenover haar kinderen en ze kon ze maar beter niet om zich heen hebben.
Er werd aangebeld. Ze kwam overeind om open te doen. Daar stond Håkan, ongemakkelijk met een bos bloemen in zijn ene hand en een fles wijn in de andere. Hij zag eruit alsof je hem zo omver zou kunnen blazen.
‘Het spijt me dat ik laatst zo fel reageerde.’
‘Het is oké,’ zei ze troostend, en ze omhelsde hem. ‘We zijn allemaal van slag.’
Beata en John kwamen kort na hem en namen spiesjes met lamsvlees en aardappelsalade mee. John en Håkan staken de barbecue aan. Beata was druk in de weer in de keuken, maar dat schoot niet erg op. Ze liet een schaal met hapjes op de grond aan diggelen vallen.
‘Sorry,’ riep ze uit. ‘Bah, wat maak ik er toch weer een puinhoop van.’
Andrea had de stofzuiger al gepakt. Ze ruimde de scherven en de hapjes op, terwijl Beata enigszins hulpeloos op een barkruk bij het kookeiland zat toe te kijken met een glas wijn.
Toen ze klaar was pakte ze Beata’s hand.
‘Kom mee.’
Ze gingen op het terras zitten, waar Håkan al had plaatsgenomen. Hij zag eruit als een trieste hond. Andrea schonk meer wijn in. John draaide de spiesen om. Ze bleven een tijdje zwijgend zitten. Ze hoefden elkaar niet te vragen hoe ze zich voelden, dat wisten ze zo ook wel. Ze kenden elkaar immers door en door. De scène van laatst was vergeten.
Het vlees was klaar.
‘Hier,’ zei John, die met de schaal aan kwam lopen. Ze reikten hun borden aan, schepten aardappelsalade op en namen van Beata’s zelfgebakken brood.
Niemand maakte een opmerking over het eten, maar uiteindelijk werd de stilte verbroken.
‘Wat zei de politie over dat nare telefoontje?’ vroeg Beata terwijl ze zich tot Andrea wendde.
‘Ze zijn hier gisteravond gekomen en hebben de hele nacht in een auto voor het huis gestaan. Maar ze kunnen me niet dag en nacht bewaken alleen omdat er een smeerlap in de telefoon staat te hijgen.’
‘Maar je man is vermoord!’ bracht Beata er tegenin. ‘Nemen ze het dan niet serieuzer?’
‘Volgens mij nemen ze het heel serieus. Ze vroegen of ik misschien ook vrienden of familie had waar ik eventueel naartoe kon.’
‘Maar natuurlijk! Je kunt wel zolang bij ons wonen,’ bood Beata snel aan.
Andrea maakte een afwerend gebaar.
‘Bedankt, maar dat hoeft niet. We hebben een goed alarm. Ik moet er alleen een gewoonte van maken om het ook in te schakelen als ik thuis ben.’
‘Heb je enig idee wie je gebeld heeft?’ vroeg John. ‘Kan het iemand zijn die je kent?’
‘Dat kan ik me niet voorstellen. Wie zou dat moeten zijn? Ik denk dat het misschien te maken heeft met de moord op Sam. Alle aandacht in de media. Zodra je hoofd in de krant verschijnt, trekt dat allerlei maffe types aan.’
Andrea stak een sigaret op. Normaal gesproken rookte ze niet, maar op dit moment had ze het gevoel dat ze iets nodig had wat verdoofde. En ze rookte liever dan dat ze begon te eten en ook nog eens dik werd.
‘Wie kan het dan verdomme zijn?’ John keek de anderen aan. Niemand had enig idee. ‘Het is in elk geval erg vervelend. Wil je voorlopig echt niet bij ons komen wonen? We hebben plaats genoeg voor jou en de kinderen.’
‘Nee, bedankt. Ik heb nu juist de behoefte om alleen te zijn.’
‘Håkan, wat doet de politie op dit moment wat betreft de zoektocht naar Stina?’ vroeg Beata.
‘Ze zijn weinig mededeelzaam. Ik bel een paar keer per dag om te horen hoe het gaat, maar ze doen erg geheimzinnig. Ze zoeken natuurlijk naar een verband tussen Sams dood en Stina’s verdwijning.’
‘Wie hebben ze eigenlijk verhoord?’ vroeg Beata. ‘Ik bedoel, behalve ons.’
‘Ik weet het niet. Zoals gezegd: ze vertellen me bijna niets. Maar ik heb gezien dat ze hier in de wijk buurtonderzoek hebben gedaan. Ze hebben met alle buren gesproken.’
‘Weet je of...?’ vroeg Beata voorzichtig.
‘Nee, ik geloof het niet,’ onderbrak Andrea haar scherp voordat Beata haar zin had kunnen afmaken.