De commissaris van de rijksrecherche, Martin Kihlgård, landde vroeg de volgende ochtend. Kihlgård had de politie in Visby al verschillende keren geholpen en het was overduidelijk dat hij meer dan welkom was. Iedereen leek ervan op de hoogte te zijn dat de luidruchtige en populaire collega uit Stockholm was gearriveerd, want telkens kwamen er mensen aanlopen om hem te begroeten. Knutas moest bekennen dat hij onder de indruk was van het aantal vriendschappen dat Kihlgård had weten aan te knopen op het bureau tijdens de perioden dat hij daar had gewerkt. Hij leek meer mensen te kennen dan Knutas zelf, en dat zat hem een beetje dwars. Hij had altijd een bepaalde concurrentie gevoeld ten opzichte van Kihlgård, ook al probeerde hij dat niet te laten merken. Eigenlijk vond hij de verwelkoming pathetisch, omdat het precies ging zoals te verwachten was wanneer de hoge heren van de rijksrecherche naar dit gat kwamen om te helpen. Ondanks de zestigduizend inwoners op het eiland was hun district maar peanuts vergeleken met Stockholm. Kihlgård was een aardige vent, dat viel niet te ontkennen. Hij was altijd goedgemutst en in voor een grapje, en daarnaast energiek, eigenwijs en totaal niet bang. Bovendien bezat hij een groot inlevingsvermogen en had hij veel begrip voor andere mensen, waar hij als ondervrager erg veel profijt van had. Een van Kihlgårds meest opvallende eigenschappen was dat hij ongelooflijk dol op eten was. Met hem in de buurt hoefde je niet bang te zijn dat er een maaltijd werd overgeslagen of dat er veel tijd tussen de maaltijden zat. Knutas merkte op dat er bij de gebruikelijke ochtendkoffie een grote mand met verse kaneelbroodjes op tafel stond. En dat allemaal om ervoor te zorgen dat Kihlgård zich welkom zou voelen.
Kihlgård had twee medewerkers bij zich, en zodra alle begroetingsrituelen achter de rug waren, namen ze allemaal plaats in de vergaderruimte.
Knutas begon met een korte uiteenzetting van de zaak en de nieuwe ontwikkelingen.
‘We richten ons nu volledig op de vrouw die een week geleden is verdwenen: Stina Ek.’
Kihlgård schoof zijn bril op zijn voorhoofd en leunde achterover in zijn stoel.
‘Dus zij is de hoofdverdachte, als ik het goed begrijp?’
‘Zoals het er op dit moment uitziet wel. Maar we pinnen ons nergens op vast.’
‘Verstandig. Ze kan ook net zo goed slachtoffer zijn. Wat is er tot nu toe gedaan wat betreft de zoektocht naar Stina Ek? Hebben jullie trouwens een foto?’
‘Natuurlijk.’
Erik Sohlman stond op en klikte een foto van Stina Ek tevoorschijn op het witte doek dat vooraan in de vergaderruimte hing. Ze was mooi. Haar haar was in een paardenstaart bijeengebonden, en ze was gekleed in een witte blouse, een roze vest en een blauwe spijkerbroek.
Peinzend bekeek Kihlgård de foto.
‘En zij is zevenendertig? Mijn hemel, ze lijkt nauwelijks ouder dan twintig.’
‘De foto is een paar jaar geleden genomen,’ mompelde Sohlman. ‘Maar inderdaad, ze ziet er jong uit.’
‘Sinds ze op Fårö op haar fiets is verdwenen heeft niemand haar meer gezien, behalve die jongeman die op de veerboot naar Stora Karlsö werkt,’ vervolgde Karin. ‘Hij dacht dat hij haar gezien had, maar hij was er niet echt zeker van.’
Kihlgård bleef hoofdschuddend naar de foto kijken.
‘We hebben een spoor van haar,’ bracht Knutas in herinnering. ‘De handtas, en de haarband die we laatst hebben gevonden op Stora Karlsö.’
‘Vaststaat nu wel dat haar man Håkan de laatste is geweest die Stina Ek in levenden lijve heeft gezien, op zaterdagmiddag 28 juni, op Fårö. Toen is ze op de fiets vertrokken voor een ritje. Daarna heeft niemand haar meer gezien, haar niet en haar fiets niet. Volgens mij moeten we vanaf dat punt beginnen. Waar is Stina naartoe gefietst? Wie is ze tegengekomen? Wat is er gebeurd? Wie is die man, die oude klasgenoot?’ Kihlgård keek Knutas doordringend aan. ‘Hebben jullie met hem gesproken?’
‘Nee,’ verzuchtte de commissaris. ‘We weten namelijk niet wie het is en hoe hij heet.’
‘Wanneer zaten ze in dezelfde klas? Op de lagere school? De middelbare school? De kleuterschool misschien?’
‘Håkan Ek denkt de lagere school.’
‘En jullie hebben dat niet nagetrokken?’
De kleur van Knutas’ gezicht was aanmerkelijk donkerder geworden tijdens Kihlgårds kruisverhoor.
‘Nee,’ zei hij bits. ‘Dat hebben we niet gedaan omdat we het niet bijzonder urgent vonden. We verdenken Stina Ek er namelijk van dat ze ook daarover loog. Snap je?’
‘Maar wat als het wel waar is? Als ze die oud-klasgenoot wél heeft ontmoet? En daarna is verdwenen?’
‘Aan de telefoon zei ze dat ze in een restaurant op Fårö zaten, in Kuten,’ vervolgde Knutas geïrriteerd. ‘En omdat dit haar laatste telefoontje was, de laatste keer dat iemand direct contact met Stina Ek heeft gehad, hebben we dit natuurlijk zorgvuldig nagetrokken. Niemand van het personeel kan zich herinneren dat er die zaterdagmiddag een vrouw met een Aziatisch uiterlijk in het restaurant zat. Alles wijst er nu op dat Stina Ek de dader is. De haarband die op de schuilplaats op Stora Karlsö werd aangetroffen is van Stina. De mysterieuze verdwijning, de leugenachtige sms’jes – alles.’
‘En het motief?’
Knutas maakte een wanhopig gebaar.
‘Geen idee! Joost mag weten wat voor intriges zich daar in die groep afspelen. Het lijkt wel een sekte – de ideale achtergrond voor wraak en bloederige taferelen.’
Kihlgård reikte naar zeker zijn derde kaneelbroodje, nam een hap en zei toen hij eindelijk zijn mond leeg had: ‘Samenvattend kunnen we vaststellen dat we nog helemaal niets weten. We hebben in feite niets waar we mee verder kunnen. Met andere woorden, de vraag wie in deze warboel de dader is en wie het slachtoffer staat nog volledig open. Ik stel voor dat de mensen van de rijksrecherche onmiddellijk aan de slag gaan met Stina’s verdwijning.’
‘Wordt het niet eens tijd voor een opsporingsbericht? We hebben het hier tenslotte over moord,’ stelde Wittberg voor. ‘Ik bedoel, een bericht voor het publiek? Omdat er zoveel mensen in het gebied zijn geweest, zowel op Fårö als op Stora Karlsö, is de kans groot dat een bericht in de media tips oplevert.’
Het bleef stil in de kamer. Iedereen dacht over het voorstel na.
‘Je hebt gelijk,’ zei Knutas ten slotte. ‘Dat is precies wat we moeten doen.’
Zijn blik viel opnieuw op de glimlachende vrouw op de foto.