.
De laarzen van de oude conciërge stonden naast de ijzeren schildersezel. Eronder lag een grote rol canvas en ernaast een scherp behangmes en een fles terpentine. Er vloog een spin over de vloer weg achter enkele schilderijen die tegen elkaar aan langs de ene wand stonden. De schildersezel was leeg. Aan de wand erachter hing het duivelsmasker. En de sikkel. Boven een werkbank hing gereedschap op een rij. Emmy deed nog een lamp aan, een soort zaklamp die aan de bakstenen muur hing. Het licht straalde op haar gezicht. Marian keek naar haar lichtblauwe ogen. Ze glommen alsof het licht uit haar hoofd kwam. In een glimp zag ze hoe knap Emmy Hammer eigenlijk was.
‘Vroeger werkten de patiënten in de landbouw,’ zei ze en ze volgde de ogen van Marian. ‘Ja, die sikkel heb ik gebruikt.’ Hij had hetzelfde formaat als een stuk keukengereedschap. In het glimmende ronde blad zag Marian heel even een weerspiegeling van haar eigen gezicht, die daarna overging in een gebogen, huidkleurige streep.
‘Het kost me geen moeite om je nu dood te schieten.’ Emmy’s knokkels waren wit rond het wapen. Ze liep weg en schopte het houten luik met haar voet dicht. Toen stak ze de oven aan en legde er één plank in.
Marian voelde de angst ijskoud door haar borst glijden.
‘Maar ik schiet je niet dood. Dat geeft te veel bloed, en bloed laat sporen achter.’
‘Waarom heb je de sikkel teruggehangen? Die had je toch weg kunnen gooien?’ Haar hart sloeg als een hamer achter haar borstbeen.
‘Hier komt toch niemand. Bovendien heb ik hem schoongemaakt en in een oplossing van terpentine en spiritus gelegd. Er zit geen kras of deuk op, geen vingerafdruk en ook geen restje bloed. Hij is ook niet meer roestig, gewoon glimmend en mooi. Je moet niet denken dat ik me nu goed voel. De angst baant zich een weg door mijn lichaam als een zwart web. Ik ben natuurlijk geen moordenaar, niet echt.’ Ze liep de ruimte erachter in en zette een schakelaar in een meterkast om. De ventilator begon te draaien. Marian zag hem glimmen door het luik van de grote ovendeur. In de hoek achter de oven stond een gevlochten kist op zijn kant, zonder deksel. Er ging een ijskoude rilling door Marian heen. Een grijze bruidskist, zo een als waarover Deidrée had gesproken. Ze slikte. ‘Je arme zoon,’ zei ze met een bevende stem.
‘Hou je bek over Philip!’ Emmy pakte de grijze tas, droeg hem naar binnen en zette hem op een ouderwetse, paarse pluchen bank in een ruimte achteraf. ‘Ik probeerde mezelf voor te houden dat ik de vader van Philip op een feest had ontmoet, maar ik ging nooit naar een feest. Ik was gewoon thuis.’
‘Wat bedoel je?’
*
Vanja keek haastig om zich heen. De kou verdampte voor zijn mond. De zachte sneeuwvlokken bleven in zijn haar zitten en voelden ijskoud aan op zijn handen. De patrouillewagen die de wacht had gehouden, was zojuist weggereden. Nu moest het gebeuren. Er brandde licht in het huis en de gordijnen zaten niet dicht. Hij zag binnen iets bewegen en liep dichter naar het huis toe. Helemaal naar de muur, erlangs en de hoek om. Hij vond iets waarop hij kon staan, een stapel planken; materialen die misschien gebruikt moesten worden om een terras van te bouwen. Hij keek de woonkamer in. De vrouw met het gepermanente haar zat op de bank televisie te kijken met de rug naar hem toe. Ze was alleen in de woonkamer. De man met het grijze haar was niet te zien, maar even later kwam hij met zijn dikke buik binnen. Hij had alleen een handdoek om zijn bierpens en zijn haar was nat. Vanja sloeg het raam met de hamer in. Het glas rinkelde. Hij stak de Glock door het gat, richtte en schoot twee keer. Er sprong een bloem van bloed op uit de borst van de man. Toen viel hij. Vanja klom van de stapel planken, er vielen een paar houten ski’s om. Hij smeet de hamer en het wapen bevend in de tas. Hij tilde hem op en begon te rennen. Een paar meter door de tuin, het pad op en verder door het witte bos. Er verscheen een harde glimlach om zijn lippen. Zijn hart bonkte. Zijn longen bewogen op en neer in zijn borstkas. De sneeuw leek op wit schuim op de grond.
*
Emmy Hammer stroopte de mouwen van haar hoodie op en liet de dikke witte littekens zien die ze op haar onderarmen had. Marian keek ernaar. ‘Wat bedoel je?’ herhaalde ze.
‘Mijn vader zei dat de pijn in je geest wel overging. Hij heeft er immers verstand van. Ik denk dat Norma het in de gaten had, maar predikanten hebben zwijgplicht, weet je... ze...’
‘Is hij de vader van je... Ik zal je helpen, Emmy. Dit is niet jouw schuld.’
‘Jij gaat mij niet helpen,’ zei Emmy Hammer. ‘Ik kan me gewoon nog herinneren dat ik in foetushouding op mijn kamer lag. Dat ik vijf maanden zwanger was. Ik vertelde aan mama wat papa had gedaan. Ze werd hysterisch woedend. Mama werd een paar weken opgenomen en daarna was ze rustiger. Het was een schok voor me toen het kind in mijn armen werd gelegd, want ik had het niet gezien als een levend wezen. Ik heb sinds de dood van Maike geen vriendin meer gehad. Ik voelde me ongelukkig. Ik wil dit niet, Marian. Wanneer jij dood bent, is het afgelopen. Dan zal iedereen denken dat de moordenaar jou gepakt heeft en dat ik kon ontsnappen. En ik heb hem natuurlijk niet gezien en het gebeurde niet hier, maar op een andere plek in de stad. Ik moet iets bedenken, maar hij leek misschien wel een beetje op Jan. Of op Ole Porat. Of op Piet Hagg. De moordenaar reed er met jou vandoor.’
‘Beste Emmy...’
‘Hou je bek, Marian. De politie zal mooie woorden over je spreken, je bedanken voor je inzet. Ik zal gebroken zijn om je.’
Marian slikte.
Emmy Hammer liep naar de korfkist en trok hem over de vloer. ‘Wil je er vrijwillig in gaan liggen of moet ik je eerst doodschieten?’
‘Je moet me doodschieten,’ zei Marian rustig.
‘Ze zullen een herdenkingsdienst houden,’ zei Emmy. Er trok een spastische beweging door haar gezicht. ‘Maar je lichaam zal spoorloos verdwenen zijn. Het zal een pompeuze gebeurtenis worden.’
‘Je bent slecht,’ fluisterde Marian.
‘Slechtheid is veel gevaarlijker vóórdat je erin meegaat.’ Emmy bleef haar in de ogen kijken.