.
De laatste seconden voor de schoten vielen, was Emmy Hammer in gedachten verzonken. Het was donker. Het waaide een beetje, de takken van een wintergroene struik fladderden als vleugels in de wind. Ze liep naar haar auto met de sleutelbos in haar hand, ze droeg een mantel en laarzen en haar haar stond in een krans om haar gezicht. Ze dacht aan Jan, en dat hij het witte schilderij wilde hebben. Morgen zou ze het afmaken en naar de uitvaartonderneming brengen. Ze hief haar hoofd op en zag Philip met haar vader aan de arm door de tuin lopen. Haar moeder wandelde langzaam naast hen mee. Het laatste wat ze hoorde voordat ze om de auto heen liep en het eerste schot de stilte doorsneed, was de stem van haar vader: ‘Het wordt een mooi concert, Philip, niet van die popmuziek.’ Toen kwam de knal. De duisternis explodeerde. Er klonk een hard metalen geluid toen het projectiel de auto raakte. Het lawaai deed zeer aan haar trommelvliezen. Emmy viel op de grond, maar kwam snel overeind en kroop op handen en voeten langs de auto naar de huisdeur. Ze probeerde op te staan, maar viel en sloeg met haar schouder op het stoepje. Een nieuw schot knalde. Glas spatte uit elkaar. Een ijzige kilte schoot door haar heen. Nu was het haar beurt. Alles was afgelopen.
Philip Hammer stond als vastgevroren. De angst werd een fysieke pijn. Iemand schreeuwde, maar hij wist niet waar de schreeuw vandaan kwam. De echo van de schoten duurde voort, een zwarte vlakte in zijn oor. Daarna een ijskoude stilte. Grootvader hing in zijn armen. Hij kon het gewicht nauwelijks houden. Toen viel hij. Grootvader bleef op de grond liggen. Philip snakte naar adem, draaide zich met een ruk om en keek naar het zwarte bos. Iets verspreidde zich als gif door zijn lichaam. In het licht van de lamp aan de buitenmuur van het hoofdhuis zag hij een glimp van een lichaam dat bewoog. Een legergroene gedaante. Aan de bosrand. De helling af. Weg. Toen hoorde hij weer een schreeuw. Het was zijn moeder. Achter de auto. Grootmoeder stond onbeweeglijk, op dezelfde plek, in haar lichtblauwe mantel en met beide handen om het hengsel van het tasje geklemd.
*
Emmy snikte. Haar knieën knikten, een allesoverheersend gevoel van verlorenheid. Ze strekte zich uit naar de deur. Ze trilde. Ze stak de sleutel, die ze steeds in haar hand had gehouden, in het slot, draaide hem om en rolde het tochtportaal binnen. Ze kroop verder naar de kamer. Haar knieën deden pijn. Ze kroop langs de schildersezel met het witte schilderij naar de kleine werkkamer. Op haar zij schoof ze over de schildersdoeken, haar ter dood veroordeelde kunst. Ze voelde de scherpe randen langs haar hele lijf. Tussen de schilderijen bleef ze liggen hyperventileren. Iemand wilde haar vermoorden. Nu.
*
Vanja rende, de zware Glock in zijn hand. Op zijn rug bonkte de rugzak op en neer. Het licht van de maan viel in kille strepen over de bosgrond. In het donker waren ze diffuus geweest, het licht van de buitenlamp scheen een krans om hun hoofd. Hij had drie schoten afgevuurd, maar hij wist niet zeker of hij raak had geschoten. Hij rende. De bomen kwamen op hem af. Zijn gezichtsveld werd kleiner door het bloed dat in zijn ogen stroomde. Hij was gewond geraakt toen hij het pad af wilde rennen, toen hij uitgleed op de gladde ondergrond was hij met zijn hoofd tegen een boomstam geslagen. Hij dacht dat hij raak had geschoten. Zijn hart bonkte zo hard dat het pijn deed. Hij dacht aan het geld. Hij zou het krijgen, had de jasman gezegd. Zodra hij had gedood. Hij had het beeld in zijn hoofd, naar huis, naar het tochtige houten huis in Litouwen. Hij zou het repareren. Het huis stond vlak bij een school; de herinneringen aan de kinderstemmen van het schoolplein werden gillende geluiden in zijn hoofd. Het was nog honderd meter naar de houten huisjes. Daarheen, en dan de helling af. Niet over de Tyskerbrug, had de man in de jas gezegd. Daar lopen mensen.
*
Philip Hammer had de autosleutel. Hij had grootvader overeind geholpen van het gazon. Hij was zwaar. Nu zaten zijn doodsbange grootouders in de auto. Hij had gezegd dat ze voorover moesten buigen. Hij dacht dat dat het veiligste was. Hij keek voortdurend over zijn schouder. Moeder was het huis in gegaan. Hij liep vlug naar binnen en vond haar in de kleine werkkamer. Haar voorhoofd bloedde, ze keek hem met waterige ogen aan en brabbelde hysterisch over een andere vrouw die was vermoord. Philip Hammer rende weer naar buiten, ging op zijn hurken achter de auto zitten en toetste het alarmnummer in. Verderop blafte een hond. Toen werd het volslagen stil in het donker. Een stilte die van deze plek in één lijn door de tuin naar de bosrand liep.