.
Carl Hammer zat in een donkerblauwe fluwelen fauteuil. De bovenkant van de stoel was verbleekt door de zon, die door het raam naar binnen scheen. Hij droeg een grijze broek. Cato Isaksen herkende zijn gezicht van het schilderij in het auditorium in Gaustad. Voor de kleine ramen met uitzicht op het bos stond een beige bank met een glazen tafel ervoor. Solveig Hammer had mooi gepermanent haar en een jurk die tot halverwege haar benen kwam. Ze begroette hem terughoudend, trok een stoel voor hem bij en serveerde thee.
‘Jullie moeten op onze Emmy passen. Dit is verschrikkelijk.’ De handen van de psychiater trilden toen zijn vrouw hem een kopje aanreikte.
‘Het is een ernstige zaak,’ begon Cato Isaksen, maar hij besloot het oudere echtpaar niet direct op de hoogte te brengen van het feit dat de man die had geschoten waarschijnlijk dezelfde man was die Aud Johnsen had omgebracht.
‘Dit is een enorme schok, maar ik ben eraan gewend om rampspoed het hoofd te bieden.’ Hammer praatte langzaam en hing vanwege zijn gewicht een beetje met zijn bovenlichaam voorover. ‘Ik ben gisteren gevallen, maar heb niets gebroken. Mijn vrouw is ook niet gewond geraakt.’ Ze knikte en ging met de theepot naar de keuken. ‘En Philip, niet te vergeten,’ ging de psychiater door. ‘Hij is in zijn kamer. Emmy heeft niet veel ruimte, dus verblijft hij hier. Toen ik in Gaustad werkte, hoefde ik maar tien minuten door het bos te wandelen. Die vrouw die vermoord is…’
‘Die vrouw, zoals u haar noemt, was de dochter van een van uw patiënten, John Johnsen.’
‘Dat heb ik inmiddels begrepen. Johnsen werd gediagnosticeerd met een psychische stoornis van querulante en religieuze aard.’
Cato Isaksen vertelde van de afspraak van hun dochter met Aud Johnsen en de informatie die ze had gekregen van haar vroegere vriendin, dat Jan Hagg zijn moeder en zus zou hebben vermoord. Hij vertelde ook over de man die bij Emmy had aangebeld op de avond dat Aud was vermoord. ‘Kunt u een reden bedenken waarom iemand Emmy van het leven zou willen beroven?’
Hammer keek verbaasd. ‘Dit is je reinste waanzin. Patiënt nummer 414, Werner Hagg, had zijn vrouw vermoord. Waarom vertelde Emmy niet dat ze die Aud zou ontmoeten?’ Hammers stem klonk beschuldigend. ‘Ik heb er altijd moeite mee gehad dat Emmy omging met de kinderen van de patiënten.’
Cato Isaksen schoof wat verder naar voren op zijn stoel. ‘Kunt u mij een analyse geven van de situatie zoals u die ziet?’
Carl Hammer zette zijn halve bril op zijn neus. ‘Ik begrijp het verband niet. Gedragsproblemen hebben vaak te maken met opvoeding en genen, maar degene die jullie nu zoeken is waarschijnlijk iemand die extreem veel last heeft van allebei. Op mijn afdeling hadden we bijlmoordenaars, brandstichters en iemand die zijn slachtoffers vergiftigde en volhield dat hij moordde uit barmhartigheid. De moord van een paar dagen geleden op die vrouw lijkt mij erg hardvochtig en onbarmhartig.’
‘Wij dachten aan haat,’ zei Cato Isaksen. ‘Er moet een onderliggend motief zijn, iets wat als aanzet dient. Maar waarom?’
Hammer leunde iets naar voren. ‘In de VS wordt aangenomen dat er op elk moment ongeveer veertig seriemoordenaars actief zijn.’
‘We zijn niet op zoek naar een seriemoordenaar. We hebben een moord, een poging tot moord en een kind dat in 1988 overleed. De dochter van Werner Hagg. Ze was nog maar twaalf jaar.’
‘Maike Hagg.’ Hij leunde weer achterover. ‘Dat was een verschrikkelijk ongeluk, maar het heeft vast niets te maken met wat er nu gebeurt.’
‘Hoe weet u dat?’
Hij keek op. ‘Ik begrijp dat de politie op zoek is naar puzzelstukjes, maar jullie moeten in de goede richting zoeken. De politici kunnen vinden wat ze willen, maar ik ben ervan overtuigd dat het reduceren van het aantal bedden in de psychiatrie een negatief effect heeft. De laatste jaren is ongeveer tweeëntwintig procent van alle moorden gepleegd door psychisch labiele personen. Jullie zullen het vast ontdekken, maar het zou me niet verbazen als John Johnsen achter de moord op zijn dochter zit.’
‘Waarom denkt u dat?’
‘Ik heb met de man gewerkt. Zulke types worden nooit meer gezond. Als je het ruim ziet zou je kunnen zeggen dat ieder mens wel ergens aan lijdt. Er waren destijds veel stromingen in de psychiatrie die daarvan uitgingen.’
‘Er werd lippenstift rond Maike Haggs mond aangetroffen.’
‘Wat? Dat is nieuw voor mij. Ik heb mezelf vaak verweten dat ik de Kinderdagen heb toegestaan.’
‘Werners zoon, Jan Hagg, is vrijmetselaar,’ ging Cato Isaksen door.
‘Ik ben zelf vrijmetselaar, maar niet in dezelfde loge. Ik ken hem verder niet. Ik wil geen contact met vroegere patiënten of hun kinderen. Je ziet waar dat toe kan leiden. Waar moeten we precies bang voor zijn? Het lukt mij echt niet om een verband te zien.’ Hij zag er plotseling vertwijfeld uit, alsof hij probeerde een masker op te houden, maar daar niet in slaagde.
Cato Isaksen kreeg medelijden met hem. ‘Dat zijn we nu aan het uitzoeken. Kunt u iets vertellen over Ole Porat?’
‘Ole Porat? Ik herinner me hem maar vaag. Een geneeskundestudent. Ik kan er verder niets aan toevoegen.’
Cato Isaksen keek hem aan. ‘We hebben met uw toenmalige secretaresse gesproken, Berit Adamsen.’
‘Laat Berit Adamsen met rust.’
‘Waarom? Wat voor rol speelde zij?’
‘Berit was degene die de psychofarmaca uitdeelde. Ze regelde veel. Ze is gediplomeerd verpleegkundige, hoewel ze was aangesteld als secretaresse. Maar ze had de baan nooit moeten aannemen.’
‘Waarom niet? Jan Hagg noemde haar een ruimhartig persoon. Na de dood van Maike Hagg heeft ze plotseling ontslag genomen.’
‘Ja.’ Hij vouwde zijn bleke handen in zijn schoot. ‘Ik heb mezelf verweten dat ik haar die idiote Kinderdagen heb laten organiseren. Het was ook in strijd met de regels. Maar ze wisten het door te drijven. Norma en zij.’
‘Wat bedoelt u precies?’
‘Ik heb niets meer toe te voegen.’
Cato Isaksen liep naar het raam en tilde het gordijn een stukje omhoog. Het groepje nieuwsgierigen was verdwenen.
*
Philip Hammer had zich verschanst in de logeerkamer. Hij rookte heimelijk bij het open raam. Eerder op de dag was een technisch rechercheur in een witte overall langs geweest om een dna-monster van hem te nemen. De man had een wattenstaafje in zijn mond gestopt en het daarna in een plastic zakje gedaan. Door de gesloten deur hoorde hij de politieman die met zijn grootvader zat te praten. Hij zou eigenlijk vandaag teruggegaan zijn naar Polen, maar hij moest wachten. Er werd op de deur geklopt. Het was de politieman. Het bleek een aardige man te zijn, die zei te begrijpen dat het erg tragisch voor hem was. Maar het stond hem tegen dat de man bleef doorzeuren over waarom hij uit Polen hierheen gekomen was.
*
Toen Cato Isaksen langs de portierswoning reed, terug naar de Trosterudveien, dacht hij aan wat Marian had gezegd, dat Jan Hagg de vader van Philip kon zijn. Maar Philip Hammer was hoogblond en niet bijzonder lang. Over een paar dagen kon hij terugkeren naar Polen, maar eerst moest de uitslag van de dna-test binnen zijn. Toen hij de Trosterudveien op draaide, kreeg hij een bericht door van iemand van de technische recherche: Ben op de chirurgische afdeling van het Ullevål Ziekenhuis geweest en heb divers onderzoeksmateriaal verzameld: operatiekleding en laarzen die worden gebruikt in de operatiekamer. Porats collega’s waren geschokt en Porat komt morgen terug uit Valdres. Toen Cato Isaksen bij de afslag naar Tåsen was, belde Marian.