.

De taxichauffeur keek in de achteruitkijkspiegel naar de donkere vrouw met het doorleefde gezicht. Hij had haar opgepikt bij het Theatercafé. Ze maakte een gespannen indruk. De klok op het dashboard stond op 19.47 uur. ‘Breng me naar de Sandakerveien 22 G,’ herhaalde ze.

‘Ik weet waar het is: de oude fabrieksgebouwen aan de oever van de Akerselva. Die tot appartementen zijn verbouwd,’ zei hij en hij reed langs het parlementsgebouw.

*

Aud Johnsen ontmoette de blik van de taxichauffeur in de achteruitkijkspiegel. De verwarming maakte een zoemend geluid. Niemand wachtte thuis op haar, alleen haar hond. Over drie jaar was ze veertig, haar mondhoeken waren dieper dan ze zouden moeten zijn, over de bleke huid op haar voorhoofd liepen twee horizontale rimpels, haar lippen waren niet meer dan een streep dwars boven haar kin. Emmy had er vanavond mooi uitgezien, in een lange broek en een lichte blouse. Haar bijna witte haar viel over haar schouders, de lichtblauwe ogen straalden onder de blonde wenkbrauwen en een dun laagje lippenstift had haar nog mooier gemaakt. Zelf droeg ze een sportieve gele jurk met zakken onder haar dunne jas. De jurk stond mooi bij haar pikzwarte, kortgeknipte haar.

Het was vanavond precies zo gegaan als ze had verwacht. Het werd te veel voor Emmy. Ze voelde dat het voor haarzelf ook te veel werd. Het woord ‘dissociatief’ speelde door haar hoofd. Geheugenverlies als gevolg van grote beproevingen en stress in haar jeugd. Emmy had een verloren indruk gemaakt. Behalve toen ze over haar zoon Philip vertelde, toen ontdooide ze. Hij was eenentwintig en studeerde medicijnen in Polen. Dat Emmy kunstenaar was, had haar een tikje verrast, het had voor de hand gelegen dat ze het verder had geschopt, ze was tenslotte de dochter van de psychiater.

De taxi reed over de Alexander Kiellands plass en verder langs het Hønse-Lovisa Huis. De oude arbeiderswoning was nu een cultureel café en droeg de naam van een personage uit een roman van Oskar Braaten. Op haar iPhone zocht ze het nummer van Berit Adamsen op en ze belde voor de derde keer. De telefoon ging eindeloos over. Ook nu nam ze niet op. Aud dacht aan Berit Adamsen en voelde de woede die ze al die jaren had onderdrukt en ingekapseld. Berit had in Gaustad gewerkt. Samen met de predikant had ze de Kinderdagen georganiseerd. Hun vaders zaten in het rode stenen gebouw, aan het eind van het ziekenhuisterrein. Ze hadden gehinkeld, Maike, Emmy en zij, met Maikes broers Jan en Piet als toeschouwers. Soms speelden ze landjepik, met het mes van Piet.

Maike werd vermoord. Over drie weken verliep de verjaringstermijn. Morgen had ze een afspraak met Norma Winther in het parochiehuis. Natuurlijk wist ze iets. Ze zou zich waarschijnlijk verschuilen achter haar zwijgplicht. Ze wilde ook Ole Porat te pakken krijgen; hij zou zich wel zorgen maken over zijn carrière. Maar ze ging hoe dan ook dat artikel schrijven. En dan zou ze contact opnemen met de politie. Vanavond echter niet. De situatie was niet acuut, het was niet nodig het alarmnummer te bellen. Maike kwam toch nooit meer terug. Morgen was vroeg genoeg.

Toen de taxi over de klinkerstraat naar de voormalige fabriek van Myrens Verksted reed, was het al vijf voor acht. Ze betaalde, zei dat ze geen kwitantie hoefde en stapte uit. Door de grote verlichte ramen van de sportschool zag ze mensen op de loopband trainen. Bij de ingang stonden twee flinke uitgeholde pompoenen met lichtjes erin. De rode achterlichten van de taxi verdwenen uit het zicht toen de auto de helling op reed. Ze liep vlug de donkere steeg tussen de gebouwen in en sloeg de hoek om naar de deur in de hoge muur; ze wilde naar binnen, de warme vacht van de hond onder haar handen voelen en de ruis in haar hoofd kwijtraken. De straatlantaarn verlichtte zwak de binnenplaats aan de achterkant van het fabrieksgebouw.

Ze had eerder vandaag geprobeerd contact te krijgen met haar vader, om hem te waarschuwen voor wat er komen ging, maar hij nam de telefoon niet op. Ze wist zeker dat hij in haar huisje op de volkstuin in Sogn was. Hij had weer een slechte periode. Haar vader had de diagnose ‘schizofrenie’ gekregen en was een groot deel van haar jeugd opgenomen geweest. Ze herinnerde zich dat hij, toen ze klein was, vertelde over vogels met diamanten ogen die hem in de gaten hielden. En over God en Jezus en engelen. De engel is een duivel. Mensen denken dat engelen goed zijn. Ze hoorde zijn trage stem in haar hoofd. Hij was op medicijnen ingesteld en kon zich nu goed redden, maar hij dacht nog steeds dat mensen achter hem aan zaten. Nu was hij weer begonnen met de reclamefolders; hij verzamelde stapels reclame uit de postbussen, stopte alles in grote enveloppen en stuurde ze terug aan de afzender.

*

De middelgrote bruine hond, een vuilnisbakkenras, kwam haar kwispelend tegemoet. Ze had hem al zeven jaar. Haar eigen Bruff. Ze gaf de hond een aai, deed het licht aan, trok haar laarzen uit en gooide haar jas op een stoel. Ze keek op naar de staande klok. Bij het grote fabrieksraam bleef ze staan kijken naar de rivier, naar de lichten in de oude arbeiderswoningen aan de overkant. De huizen stonden daar al honderdvijftig jaar. Ze belde weer naar haar vader. Nu nam hij op.

‘Vader,’ zei ze. Ze zag zijn smalle grijze gezicht voor zich. ‘Ik weet dat je in het huisje bent.’ Het bleef stil aan de andere kant van de lijn. Ze hoorde hem een krant opvouwen. Hij ploos hem waarschijnlijk helemaal na op nieuws over misdaden en ongelukken die zijn kijk op de wereld onderschreven. Er gebeuren overal vreselijke dingen. Je moet overal op voorbereid zijn. Ze wierp een blik op de rij coniferen, draaide zich om en staarde naar de ingelijste posters aan de wand zonder ze te zien. ‘Het is goed, vader, het is goed dat je daar bent. Ik heb het druk de komende tijd, maar ik moet je iets vertellen. Herinner je je Maike nog, de dochter van Werner Hagg, dat meisje dat is gestorven?’

‘Jaaa…’

‘Toen jij was opgenomen speelde ik met haar en met de dochter van dokter Hammer. Buiten, bij de gebouwen, weet je nog? ’s Zomers. En we waren ook in de kelder, en op de zolder. Ik wil dat je mijn dagboek leest. Het ligt onder de losse vloerplank bij de tuindeur. Ik heb vanavond met Emmy Hammer gesproken.’

Haar vader zweeg, dus ging ze verder: ‘Ik probeer contact te krijgen met Berit Adamsen, en morgen heb ik een afspraak met Norma Winther, die predikant was in Gaustad. Kun je je haar nog herinneren?’

‘Jawel.’

Ze zag haar vader weer voor zich; zijn ongekamde haar en zijn dwaze, afwezige blik. ‘Als je het dagboek hebt gelezen, begrijp je alles, vader. Leg het daarna weer terug onder de vloer. Oké? Goed, vader?’

Hij mompelde iets.

‘Ik doe mijn mobiel nu uit, vader. Ik ben moe. Ik spreek je morgen.’

De hond volgde haar toen ze een fles rode wijn openmaakte, een groot glas volschonk en het leegdronk. Ze ging op de bank liggen, trok een deken over haar voeten en staarde naar het hoge plafond. Doe gewoon wat je van plan bent, schrijf het artikel, dan kun je daarna instorten. Ze sloot haar ogen. Ze was terug in Gaustad; de lange gangen met de goudkleurige verf, de stilte achter de gesloten deuren, het servies in de eetzaal, wit porselein. Veel te dik, zodat het niet kon breken – de gehaktballen met bruine saus en gebonden kool. Al na het eerste bezoek wist ze dat ze nooit meer dezelfde zou zijn. Alsof de plek een eindstation vormde; zelfs als het zomer was, en de hemel blauw. Zelfs als ze veilig in haar bed lag te slapen, later, bij haar moeder thuis, wist ze dat de aarde was vergaan; iets moest in de doofpot gestopt en verloochend. Keer op keer ging ze terug om haar vader te bezoeken. Zo leerde ze de andere kinderen kennen. Ze zag ze nu voor zich, ze zweefden voor haar uit in het bruine licht in de kelder, Emmy en Maike. Ze kon op elk moment de lucht van koude steen en de vage geur van schimmel van de muren in de ondergrondse gangen weer oproepen. Het tunnelstelsel liep in alle richtingen onder de gebouwen door. Water sijpelde door de leidingen langs de muren, het klonk alsof er een beekje stroomde, maar het was geen beek. En de stemmen van de jongens: het hoge geluid van Jan en het zachte van Piet. Ze ging rechtop zitten. Haar geest voelde als een vergrootglas waarin alle zonnestralen uit haar jeugd bij elkaar kwamen, waardoor een wereldkaart vlam vatte. Toen Emmy vanavond het Theatercafé uit liep, had ze nagedacht over het verdriet en de zekerheid dat er een draad liep van het ene universum naar het andere. Het verhaal dat ze zou vertellen was gitzwart en gevaarlijk, met een initiator die gedwongen voor het voetlicht zou moeten treden om een beetje te sterven.

Doodsbruid
Cover.html
e4e.html
Section0001.html
Section0002.html
Section0003.html
Section0004.html
Section0005.html
Section0006.html
Section0007.html
Section0008.html
Section0009.html
Section0010.html
Section0011.html
Section0012.html
Section0013.html
Section0014.html
Section0015.html
Section0016.html
Section0017.html
Section0018.html
Section0019.html
Section0020.html
Section0021.html
Section0022.html
Section0023.html
Section0024.html
Section0025.html
Section0026.html
Section0027.html
Section0028.html
Section0029.html
Section0030.html
Section0031.html
Section0032.html
Section0033.html
Section0034.html
Section0035.html
Section0036.html
Section0037.html
Section0038.html
Section0039.html
Section0040.html
Section0041.html
Section0042.html
Section0043.html
Section0044.html
Section0045.html
Section0046.html
Section0047.html
Section0048.html
Section0049.html
Section0050.html
Section0051.html
Section0052.html
Section0053.html
Section0054.html
Section0055.html
Section0056.html
Section0057.html
Section0058.html
Section0059.html
Section0060.html
Section0061.html
Section0062.html
Section0063.html
Section0064.html
Section0065.html
Section0066.html
Section0067.html
Section0068.html
Section0069.html
Section0070.html
Section0071.html
Section0072.html
Section0073.html
Section0074.html
Section0075.html
Section0076.html
Section0077.html
Section0078.html
Section0079.html
Section0080.html
Section0081.html
Section0082.html
Section0083.html
Section0084.html
Section0085.html
Section0086.html
Section0087.html
Section0088.html
Section0089.html
Section0090.html
Section0091.html
Section0092.html
Section0093.html
Section0094.html
Section0095.html
Section0096.html
Section0097.html