.
Vanja liep over het smalle pad van het ziekenhuisterrein. De gebouwen gingen in duisternis gehuld. Er reed een auto van het beveiligingsbedrijf het terrein af. Hij keek omhoog naar de lucht. De Grote Beer was niet te zien. Dezelfde Grote Beer als thuis in Litouwen. Hij liep langs het kleine huis met de hoge pijp en verder langs de grote huizen richting het bos. Het was helemaal stil en duivels koud. Er zat weer regen in de lucht, die weldra zou worden omgetoverd tot sneeuw. En sneeuw maakte sporen zichtbaar. Hij droeg de tas op zijn rug met een hamer en de Glock erin. Hij voelde een beklemming op de borst toen hij over de brug het bos in liep en bleef staan bij het grote witte huis. Voor de ramen hingen dikke gordijnen. Hij liep over het grasveld naar het kleinste huis en liet zijn nagel over zijn zilveren tand glijden. Nu zag hij twee blonde vrouwen door het raam die proostten. Een ervan stond op en trok de gordijnen met een ruk dicht. De regen ging geleidelijk over in sneeuw. De witte draden daar boven in al het zwart kwamen zijdelings omlaag en smolten op de dakpannen. Nu hoorde hij een hond blaffen op de hoofdweg en het geluid kwam dichterbij. Hij was bang voor honden.
*
Emmy Hammer sliep in de slaapkamer. Marian bleef naar het witte schilderij staan kijken. Ze zette de gekke pruik af en deed het geluid van de tv zachter. Dat was het laatste journaal. Ze legde de afstandsbediening op tafel en keek naar de lege borden die op de salontafel stonden met langs de rand een streep opgedroogde saus. Ze liet Birka naar buiten. Het was donker in de tuin. De hond liep een paar rondjes op het grote terrein. Hij blafte driftig en kwam hard grommend teruglopen met opstaande nekharen. Marian legde haar hand op het wapen en liep voorzichtig naar buiten. De rotspartijen in de tuin waren door het vocht begroeid met mos. De bomen en struiken belemmerden een deel van het zicht. Tot hoe laat gingen mensen hardlopen op het pad? In de hoofdwoning waren alle ramen donker. Ze greep de hond vast aan de halsband, trok haar mee naar binnen en gooide de deur dicht. ‘Je bent een stadshond, Birka. Kalm maar.’ Ze meldde aan Cato dat het allemaal rustig was, maar er kwam geen reactie. De gedachte aan hem voelde ze in haar lichaam. Niet dat ze van hem hield, dat was waarschijnlijk niet zo. Het was eerder een gevoel van onmacht, dat de trein was vertrokken. Ze deed de tv en de lamp uit en ging met haar kleren aan op de bank liggen. Het was doodstil. Lang. Ze was in slaap gevallen, maar heel licht. Nu hoorde ze een geluid, iets wat zacht kraakte en daarna weer ophield. Er was geen beweging in de tuin. Het was ongeveer half een. Ze liep naar de slaapkamerdeur van Emmy en deed hem voorzichtig open. De contouren van Emmy onder de deken lichtten wit op. Ze deed de deur dicht, liep terug naar het woonkamerraam en trok het ene gordijn voorzichtig opzij. In de verte, helemaal rechts achter de struiken, kon ze vaag een dunne, onduidelijke streep waarnemen: de verlichte kerktoren van Riis.