.

Het was zondag 3 november. Marian spreidde de oude kranten en verhoorverslagen uit over de tafel in de ruimte met het whiteboard en keek naar Cato Isaksen. Vandaag had de interneteditie van de VG het bericht naar buiten gebracht dat Aud Johnsen contacten onderhield met radicale moslims. Er stond een foto bij van de vrouw met het korte stekelhaar, de hoofdredacteur van de Osloavisen. Ze had verteld dat een rechercheur van een speciale eenheid bij de politie een paar vragen over het onderwerp had gesteld, maar dat er geen reden was om dat in verband te brengen met de moord op haar collega.

‘Laat ze naar de maan lopen,’ zei Cato Isaksen. ‘Het lek moet bij de B-52-groep zitten. Erik Haade zal blij zijn.’ Hij grijnsde meesmuilend.

Marian voelde dat ze rood werd, maar hij zag het niet. Ze zei: ‘Deze knipsels zijn allemaal uit 1984. Ik heb gisteravond ingelogd in het strafregister en ben tot diep in de nacht bezig geweest. Dit zijn een aantal artikelen.’

Asle Tengs kwam binnen met een laptop in zijn handen. ‘Kijk hier eens op de bewakingsvideo,’ zei hij. Ze zagen dat Aud Johnsen op 31 oktober precies om 19.55 uur was thuisgekomen. In de hoek lichtten tijdstip en datum rood op. Ze droeg een jas en laarzen en liep het beeld uit, in de richting van het fabrieksgebouw waar ze woonde. Het was onmogelijk om het nummer van de taxi te zien, daarvoor was het beeld te onscherp, maar ze hadden zich tot de taxicentrale gewend en wachtten op antwoord.

Asle Tengs liep de kamer weer uit, Cato Isaksen pakte een stapeltje oude krantenknipsels en keek ernaar. vermoordde echtgenote met een bijl, stak vervolgens huis in brand. drie kinderen moederloos. geen gevangenisstraf, psychisch ziek! Het ene artikel na het andere was verschenen over de zaak, vergezeld van korrelige zwart-witfoto’s van een kale Werner Hagg. Hij leek wel een gevangene uit een concentratiekamp.

‘Werner Hagg is hier halverwege de dertig,’ zei Marian. ‘We hebben geen documenten over zijn diagnose. Die zouden in Gaustad kunnen liggen. We moeten erheen, Cato.’

Ze keken elkaar een halve tel aan voordat Marian verder las: Hij is bijna twee meter lang en volgens zijn advocaat is het een gewone ruzie geweest, die eindigde in een catastrofe. De drie kinderen, twee zoons van twaalf en tien en een dochter van acht, worden opgevangen door de Kinderbescherming en zijn ondergebracht in een kindertehuis aan de Lillehageveien in Bærum.

Ze vervolgde hardop: ‘In Nederland had Werner Hagg ook al eens een vrouw in elkaar geslagen en op zijn twintigste is hij het land nagenoeg ontvlucht en naar Noorwegen verhuisd. Hij vond werk in een loods in de haven van Oslo, waar hij Elsa ontmoette, die in een kiosk werkte vlak bij het huis waarin hij een kamer had gehuurd. Ze werd zwanger en ze trouwden in 1972. Ze kregen drie kinderen. Jan werd nog hetzelfde jaar geboren, Piet in 1974 en Maike in 1976. Ze woonden in een klein huis net buiten Oslo. Elsa hield het niet vol en wilde hem verlaten, ze wilde de kinderen meenemen en vertrekken. Hagg liep naar de schuur, haalde een bijl en sloeg haar dood. Vervolgens stak hij de bank waarop ze lag in brand, maar die wilde niet echt vlam vatten, het werd niet meer dan een smeulend vuurtje. Hij wachtte de kinderen bij school op en ze reden naar de veerboot. Hij wilde naar huis, naar Nederland, heen was net zo ver als terug, maar in Kopenhagen liep de reis ten einde. Ze werden opgewacht door de politie. De buurvrouw was achterdochtig geworden toen Elsa niet bij het naaikransje kwam opdagen. Het huis was pikdonker, en de auto was verdwenen. De ramen waren zwart van het roet door de smeulende brand. Toen de politie de deur opende, laaiden de vlammen op en de hitte sloeg hun tegemoet. Werner Hagg beweerde eerst dat Elsa zichzelf van het leven moest hebben beroofd. Maar autopsie toonde aan dat ze was doodgeslagen. De bijl werd achter in de auto gevonden, waar hij hem had verstopt. Hij werd in hechtenis genomen en de kinderen werden in het kindertehuis ondergebracht. Getuigen omschreven hem als onhandelbaar. Hij werd veroordeeld tot gedwongen psychiatrische verpleging en opgesloten op de forensische afdeling in psychiatrisch ziekenhuis Gaustad. Daar is hij tot 2003 gebleven, toen moest hij worden ontslagen omdat de afdeling werd opgeheven.’

‘Dankjewel, dat is genoeg,’ zei Cato Isaksen. ‘Wat zou Werner Hagg tegenwoordig doen?’

‘Zijn vingerafdrukken hebben we nog. Ellen en de technische recherche kijken of hij op de plaats delict is geweest. We krijgen vast snel antwoord.’

*

Vanja trok de schuifdeur naar het magazijn open. De wanden waren aan de onderkant bekleed met blikken platen om ze te beschermen tegen de vorkheftruck. Er was niemand te zien op het plein achter het winkelcentrum. Vanaf station Kolbotn hoorde hij luidkeels een mannenstem door de omroepinstallatie. Hij trok de deur achter zich dicht en liep de donkere hal in. Voorzichtig ging hij de stalen trap op; bij elke stap die hij zette klonk een zingend geluid. Op de zolder van het magazijn lagen kratten van piepschuim op elkaar gestapeld, waardoor hij nauwelijks zicht had. Hij voelde zich niet op zijn gemak. In zijn zak had hij geld. Plotseling dook een magere, blonde man in een hoodie op. Zijn benen leken wel luciferhoutjes. Hij kauwde driftig op een stukje kauwgom. In zijn ene hand hield hij een wapen. Een Glock, zag Vanja en hij pakte het wapen aan. Het staal voelde ijskoud in zijn handpalm. De man met de hoodie kreeg het geld en gaf hem een zak met munitie. Ze wisselden geen woord. Vanja draaide zich om en ging de stalen trap weer af. Buiten op het industrieterrein stopte hij het wapen in een zak en liep snel voorbij een geparkeerde vorkheftruck. Hij sloeg de hoek om, vervolgde zijn weg langs het oranje gebouw en wandelde door het hek naar buiten.

*

Cato Isaksen en Roger Høibakk zaten in de civiele politieauto en waren onderweg naar Ski. Cato Isaksen reed. ‘Er ligt nog helemaal geen sneeuw. Het is al november.’

Roger vloekte hardop. ‘Hoe is het verdomme mogelijk dat zo’n man op een kleine boerderij tussen gewone mensen kan wonen.’

Cato Isaksen sloeg af naar een tankstation, waar ze een broodje worst en iets te drinken kochten. Daarna draaiden ze de snelweg weer op en reden ze vlug verder.

‘We moeten nog grondiger onderzoek doen naar de vraag of ze via internet iemand heeft leren kennen, Roger.’ Er vielen wat gebakken uitjes op zijn schoot.

‘We zijn bezig alles op sociale media, in e-mails en op mobiele telefoons te controleren. Is er overigens iets gebeurd tussen jou en Marian?’

‘Waarom vraag je dat?’ Cato Isaksen fronste zijn voorhoofd.

Roger stopte het laatste stuk van zijn broodje in zijn mond, haalde zijn schouders op en zei cryptisch: ‘Je bent zo vriendelijk tegen haar. Dat wat vrouwen bang maakt voor mannen is hetzelfde als wat vrouwen angstwekkend maakt. Heb je nog met Bente gepraat?’

‘Dit is voor mij te moeilijk, Roger. Ik had je niet over Bente moeten vertellen. Vraag me er niet meer naar.’

Roger pakte een kauwgompje uit zijn zak en stopte het in zijn mond. ‘Wil jij ook?’

Cato Isaksen schudde zijn hoofd.

‘Vrouwen zijn tegenwoordig niet op zoek naar mannen om een hogere status te krijgen. Het is nu bijna het tegenovergestelde. Kijk naar Marian en Erik Haade.’

‘Waar heb je het over?’

‘Er gaan geruchten. We zijn er, het is hier naar beneden.’

Cato Isaksen draaide de modderige weg op, waar de gaten vol met bruin water stonden, en reed langzaam naar het lage, halfvervallen witte woonhuis en de rode schuur. Achter het erf strekten de zwarte velden zich uit, op het omgeploegde land lagen grote brokken klei. Naast het huis stond een kennel van gaas, maar er was geen hond. En er hing een lange waslijn van één boom naar een andere, zonder wasgoed. In zijn maag schrijnde de zekerheid over wat Roger over Marian en de korpschef had gezegd. Buiten scheen de zon zo fel als maar kon in deze tijd van het jaar. De geploegde voren op de akkers wierpen schaduwen in horizontale lijnen over het landschap. Toen ze het huis naderden, zagen ze de Volvo, half achter de schuur geparkeerd.

Doodsbruid
Cover.html
e4e.html
Section0001.html
Section0002.html
Section0003.html
Section0004.html
Section0005.html
Section0006.html
Section0007.html
Section0008.html
Section0009.html
Section0010.html
Section0011.html
Section0012.html
Section0013.html
Section0014.html
Section0015.html
Section0016.html
Section0017.html
Section0018.html
Section0019.html
Section0020.html
Section0021.html
Section0022.html
Section0023.html
Section0024.html
Section0025.html
Section0026.html
Section0027.html
Section0028.html
Section0029.html
Section0030.html
Section0031.html
Section0032.html
Section0033.html
Section0034.html
Section0035.html
Section0036.html
Section0037.html
Section0038.html
Section0039.html
Section0040.html
Section0041.html
Section0042.html
Section0043.html
Section0044.html
Section0045.html
Section0046.html
Section0047.html
Section0048.html
Section0049.html
Section0050.html
Section0051.html
Section0052.html
Section0053.html
Section0054.html
Section0055.html
Section0056.html
Section0057.html
Section0058.html
Section0059.html
Section0060.html
Section0061.html
Section0062.html
Section0063.html
Section0064.html
Section0065.html
Section0066.html
Section0067.html
Section0068.html
Section0069.html
Section0070.html
Section0071.html
Section0072.html
Section0073.html
Section0074.html
Section0075.html
Section0076.html
Section0077.html
Section0078.html
Section0079.html
Section0080.html
Section0081.html
Section0082.html
Section0083.html
Section0084.html
Section0085.html
Section0086.html
Section0087.html
Section0088.html
Section0089.html
Section0090.html
Section0091.html
Section0092.html
Section0093.html
Section0094.html
Section0095.html
Section0096.html
Section0097.html