.
Op zaterdag 2 november waren alle rechercheurs al vroeg op het werk. Er hing een hectische sfeer met een hoog adrenalinegehalte op de vierde verdieping, waar de afdeling Geweldsdelicten was ondergebracht. Om negen uur zou het team bij elkaar komen om de laatste informatie uit te wisselen. Ze wachtten op het voorlopig sectierapport. Irmelin Quist was om een uur of acht gearriveerd, hoewel ze in het weekend eigenlijk vrij was. Alle kranten hadden de Halloween-moord groot op de voorpagina staan. Natuurlijk hadden ze voor die benaming gekozen. De zaak vulde de ene na de andere kolom. Ook op internet en op alle televisiezenders en radiokanalen was de moord het gesprek van de dag. Een foto van de ingang van de sportschool met de beide pompoenlantaarns zonder lampje erin sierde de voorpagina van de vg. Het bleek dat de sportschool opnames had van de bewakingscamera bij de ingang. Alle materiaal was inmiddels overgedragen aan de technische recherche en de rechercheurs wachtten op de resultaten zodat de foto’s konden worden afgedrukt. John Johnsens laarzen waren in een speciale zak voor in beslag genomen goederen afgeleverd bij de landelijke recherche in Bryn.
Cato Isaksen had ook afgelopen nacht nauwelijks geslapen. Op zijn iPhone zocht hij informatie over psychiatrische ziekenhuizen. In de jaren veertig, vijftig en zestig kampten psychiatrische ziekenhuizen met een aanzienlijke overbezetting. De levensstandaard in de vervallen gebouwen was ver beneden de maat en te veel patiënten woonden samen in één ruimte. Van een goede behandelmethode was geen sprake. De krankzinnigengestichten, zoals ze toen werden genoemd, waren eerder een bewaarplek dan een plek voor behandeling. Vooral vrouwen waren vroeger erg kwetsbaar. Als een vrouw ook maar enigszins manziek leek te zijn, kon een vader of echtgenoot haar in het gesticht laten opnemen.
Het was kwart voor negen toen afdelingschef Ingeborg Myklebust Cato Isaksen vroeg om mee te lopen naar haar kantoor. Ze ging hem met over elkaar geslagen armen voor de gang door. Hij keek naar haar rode haar en had een slecht voorgevoel over wat hem te wachten stond. Ingeborg Myklebust ging zitten. Hij bleef staan.
‘We halen Marian Dahle tijdelijk terug,’ zei ze. ‘Ik heb al goedkeuring van de korpschef.’
‘We?’ vroeg Cato Isaksen. ‘Onrust is wel het laatste waaraan we op dit moment behoefte hebben.’
‘Erik Haade is van de zaak op de hoogte. Ik heb het met hem kortgesloten. Ga naar boven en praat met haar, Cato. Neem haar mee naar de bespreking.’
Cato Isaksen schudde zijn hoofd. ‘Die is al over tien minuten.’ Hij voelde zijn bloeddruk stijgen. ‘We moeten rust hebben bij het werk. Geef me iemand anders.’
‘Geef me iemand anders? Ze is de beste die je nu kunt krijgen, Cato, ze weet hoe ze een onderzoek aan moet pakken. Aud Johnsen heeft al de aandacht van de B-52-groep vanwege een aantal politieke artikelen die ze heeft geschreven. Ze hebben niets verdachts gevonden, maar ze heeft boven wel de aandacht getrokken, dus doen we nu een cross-over. Haal Marian Dahle!’ zei Ingeborg Myklebust.
Haar gezichtsuitdrukking werkte aanstekelijk en Cato Isaksen bootste min of meer bewust haar zure trekken na, draaide zich om en beende de kamer uit. Verbeten liep hij door de gang naar zijn eigen kantoor. Hij zette het raam wijd open; het geluid van de stad dreunde het kantoor binnen.
*
Marian Dahle zat in haar kleine, rommelige kamer op de vijfde verdieping en bladerde door een paar artikelen die Aud Johnsen had geschreven. Ze had een kort gesprek gehad met korpschef Erik Haade, dus ze was voorbereid. Cato kon elk moment komen. Haar hart ging als een razende tekeer. Ze stond op, pakte vier vuile koffiemokken die zich op haar bureau hadden opgehoopt en zette ze achter de deur op de grond. Toen haalde ze de oude kranten die op de vloer onder het bureau lagen weg. Als het ging om een moord op een journalist werd er automatisch versterking gevraagd van andere afdelingen, en de B-52-groep was speciaal geïnteresseerd in de mediawereld. ‘Tijdelijk uitgeleend,’ had Erik het genoemd. Toen strekte hij zijn grote hand uit en legde die op haar schouder. Ze hield er niet van.
Ze had de dossiers gekopieerd. Ze ging weer zitten en keek vlug de twee artikelen door die Aud Johnsen had geschreven over jonge jihadisten die naar Syrië waren vertrokken om daar te strijden. Het was een nieuw fenomeen. Radicalisering, ongetwijfeld gestimuleerd in moskeeën, was het probleem van de toekomst. De B-52-groep zou de volgende dag een gesprek hebben met de Veiligheidsdienst. Daar kon ze nu dus niet bij zijn. Marian was verantwoordelijk voor een nieuw decoderingsprogramma dat interne datacommunicatie zichtbaar zou maken, vergelijkbaar met afgeschermde Facebook-accounts. Ze wist nu al zeker dat dit waarschijnlijk niets te maken had met de moord op Aud Johnsen.
Cato Isaksen stond ineens in de deuropening. Ze keek op en draaide haar stoel naar hem toe. Dwars door de kamer kon ze zijn woede voelen. Ze had gisteren aan het eind van de middag de dossiers weer teruggebracht naar het Rijksarchief. ‘Ik heb ze teruggebracht,’ flapte ze eruit.
‘Je hebt wat?’
‘Niets.’ Ze friemelde wat aan het zilveren hartje dat ze om haar hals droeg. ‘Sorry, ik zit midden in een zaak over gegevens op internet die beveiligd hadden moeten zijn en alleen toegankelijk voor justitie,’ loog ze en ze schoof de papieren onder een paar andere documenten. ‘Alles komt tegelijk hier. Hoe gaat het?’
Hij gaf geen antwoord, keek uit het raam achter haar. ‘Waar is je hond?’
‘Birka zit beneden in de auto.’
Hij richtte zijn ogen opnieuw op haar. ‘Ik heb begrepen dat jullie onderzoek hebben gedaan in de zaak Aud Johnsen. Weet jij iets wat wij niet weten?’
Ze schudde automatisch haar hoofd. Het oude gevoel was terug. Ze hoefde niet beter te zijn dan hij. Het was een vorm van camouflage, om haar eigen kwetsbare kant te beschermen. ‘Onze groep doet automatisch onderzoek wanneer er een journalist wordt vermoord. Vooral omdat ze artikelen heeft geschreven die direct te maken hebben met het werk dat wij doen, maar we hebben niets gevonden,’ loog ze. ‘Hoewel dat nog kan veranderen.’
‘Jij kunt en weet altijd alles, je zou aan een quizprogramma mee moeten doen.’
Marian glimlachte. ‘Ik had alles gewonnen.’
‘Niet als er vragen over mannen worden gesteld.’
‘Nee, maar wel als het over honden zou gaan. Je weet wel, van die beesten met vier poten en een vacht.’
Hij glimlachte. Hij voelde zich vanbinnen warm worden. ‘Myklebust staat erop jou te betrekken bij het onderzoek door Geweldsdelicten. Ze heeft met de korpschef gesproken.’
‘I know. Maar ik ben geen apparaat dat dan weer hier en dan weer daar kan worden ingezet.’
‘Ja, toch wel. Kom naar beneden, naar de vierde. De bespreking is voor jou al een kwartier uitgesteld.’ Hij probeerde zijn gezicht in de plooi te houden, maar dat lukte niet. Hij barstte in lachen uit.
Ze merkte de verandering, voelde een opluchting, die overging in een emotioneel neutrale staat. ‘Dan ben ik er klaar voor,’ zei ze. ‘Je ziet er moe uit, Cato.’
‘Ik ben moe.’ Hij lachte niet meer. ‘Ik woon niet meer thuis, bij Bente.’
‘Ik weet het,’ ontsnapte haar. Cato mocht niets weten over Erik. ‘Ik moet alleen nog een paar e-mails beantwoorden, dan kom ik.’
‘De vergadering begint zo. We wachten op je.’ Hij draaide zich om en liep weg.
*
Er zaten negen mensen in vergaderruimte B3, maar Marian was niet gekomen. Hij voelde de irritatie prikken tot in zijn vingertoppen. Stoelpoten schraapten over de vloer toen iedereen ging zitten.
‘We geven vanmiddag om één uur een persconferentie. Dan maken we ook de naam bekend.’ Cato Isaksen schreef Gaustad bovenaan op het whiteboard. Met twee dikke strepen eronder. ‘Aud Johnsens laptop stond opengeslagen op de salontafel. Ze had gegoogeld op “dissociatieve amnesie”,’ begon hij zijn verhaal. ‘Geheugenverlies na heftige problemen en stress. Als kind. Dat zat ze te lezen toen ze werd vermoord. De moordenaar heeft niets meegenomen, geen zilveren bestek, geen sieraden, geen computerapparatuur. Alleen haar mobiel, zoals het nu lijkt.’
‘Richten we ons in eerste instantie op de jeugdjaren van het slachtoffer?’ Roger Høibakk nam een slok uit een flesje water.
De boxer Birka kwam kwispelend en proestend de kamer binnen. Vlak achter haar liep Marian Dahle. Ze knikte naar iedereen, pakte een stoel en ging zitten.
De hond liep rond en begroette iedereen. Cato Isaksen voelde de woede weer door zijn lijf stromen. Dit deed ze alleen om hem te ergeren. Iedereen glimlachte. Marian commandeerde de hond onder de tafel, en Cato Isaksen liep naar het raam. ‘Marian Dahle zal ons in deze zaak helpen,’ zei hij stijf. ‘Als we niet snel vooruitgang boeken, komen er meer rechercheurs,’ voegde hij eraan toe. ‘Deze moord ziet eruit als een zuivere terechtstelling. Niets wijst op een ruzie of vechtpartij. We hebben enkel een dode vrouw. Randi, jij gaat verder met het verzamelen van informatie over haar privéleven. Hebben Irmelin en jij al meer ontdekt over die predikant met wie het slachtoffer een afspraak had?’
‘Nee,’ zei Randi Johansen. ‘We hebben nog geen enkele predikant met haar in verband kunnen brengen. En ze lijkt ook geen minnaar of partner te hebben. Ik zoek verder.’
‘Asle, jij gaat verder met iedereen die al in ons systeem staat.’
Hij knikte.
Technisch rechercheur Ellen Grue kwam de kamer binnen met in haar ene hand een draagtas en een vel papier in de andere. De hond kwam weer tevoorschijn en begon een nieuw begroetingsrondje. Iedereen keek vol spanning naar de technisch rechercheur, die de draagtas op de vloer zette. ‘Ik heb hier het voorlopig sectierapport van professor Wangen,’ zei ze. ‘Het staat waarschijnlijk ook al op je Mac, Cato, maar ik heb een kopie meegenomen. Wangen gaat ervan uit dat de moord tussen negen en tien uur ’s avonds is gepleegd. Het lijkt erop dat iemand haar in een wurggreep heeft genomen voordat haar keel werd doorgesneden. De halsslagaders worden dan dichtgedrukt en dat kan leiden tot een snelle dood,’ zei Ellen Grue. ‘In dit geval is de wurggreep gebruikt om het slachtoffer onschadelijk te maken voordat de keel werd doorgesneden.’ Ze boog over de tafel naar voren. ‘Professor Wangen benadrukt dat er geen gebruik is gemaakt van een gewoon mes. De incisie is te breed.’
Marian hoorde in haar hoofd de stem van haar zelfverdedigingsinstructeur. Wees tijdens arrestaties voorzichtig met de wurggreep. Als je je arm strak om een hals klemt, worden de slagaders aan beide kanten van de hals dichtgedrukt en krijgen de hersenen te weinig zuurstof. De persoon kan binnen vijfentwintig seconden sterven.
Ellen Grue ging verder: ‘Buiten het appartement van Aud Johnsen hebben we voetsporen aangetroffen, ongeveer maat vijfenveertig. Waarschijnlijk niet van een gewone schoen of laars, maar van schoeisel met een uitermate gladde zool.’
‘Wat wil dat zeggen?’ Cato Isaksen kneep zijn ogen tot smalle spleetjes.
‘Tja, zeg het maar. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat er plastic hoezen overheen waren getrokken. Of het kunnen oude, versleten schoenen zijn, of rubberlaarzen. Waarschijnlijk dat laatste. De afdruk van John Johnsens laarzen komt niet overeen. Ik heb ze hier bij me.’ Ze knikte naar de draagtas op de vloer. ‘Ze mogen terug.’
‘Het tijdstip van de moord wijst in de richting van Johnsen,’ zei Roger Høibakk. ‘De buurman vertelde dat hij om tien uur thuiskwam.’
Cato Isaksen keek hem aan. ‘Zijn dochter heeft hem ’s avonds om acht uur nog gebeld. Heb je verder nog iets gevonden op zijn mobiel, Roger?’
‘Niets bijzonders, nee. Hij heeft naar een bibliotheek gebeld. En naar een reclamebureau. Ik heb met ze gesproken. Hij belde om ergens over te klagen.’
‘Oké. We moeten zijn flat controleren. Nu meteen. En we moeten zoeken naar kleding. Wat hij gisteren aanhad, was smetteloos schoon. Hij heeft vast ook een kelderbox. We moeten zijn vingerafdrukken nemen. Roger, zorg jij ervoor dat hij hier komt. Marian en Ellen, neem wat mensen mee en controleer zijn huis.’
Ellen Grue ging nog even door. ‘De meeste vingerafdrukken in het appartement zijn van het slachtoffer zelf. Maar de sigarettenpeuken die we hebben gevonden zijn niet van haar. We checken nu het dna in de database, het ziet ernaar uit dat we te maken hebben met een dader die kennis van zaken heeft.’
Cato Isaksen legde het papier met de notitie over Maike midden op tafel. ‘Dit komt van de redactie van de Osloavisen,’ zei hij. ‘Het is ons nog niet gelukt om meer over die naam te vinden.’
Marian voelde haar bloeddruk stijgen. Maike was het twaalfjarige meisje dat in 1988 in Gaustad was gestorven.