Het onverzoenlijke wapen
‘U MAG OPSTAAN.’
Barandas deed wat hem bevolen werd, diep geschokt door de uitputting die doorklonk in die oeroude stem. De onbetwiste heerser van Dorminia, de machtigste man van het noorden, had nog nooit zo afgeleefd geklonken. Het was een verontrustende observatie, zelfs voor de Eerste Augmentor van de stad.
Terwijl hij opstond waagde hij een snelle blik op de mannen die voor hem zaten. Heer Salazar zat voorovergebogen op zijn troon van obsidiaan en klemde zich met zijn oude, gevlekte handen vast aan de leuningen. De omvangrijke dieprode gewaden die hij altijd droeg hingen om zijn magere lijf als een lijkwade. De markante groeven in het tanige gezicht van de Oppermagiër werden geaccentueerd door vermoeidheid en zijn ogen lagen nog dieper in hun kassen dan gewoonlijk, met kringen eronder die bijna net zo zwart waren als de troon waarop hij zat. Zelfs de baard en snor die hij altijd zo nauwgezet oliede – een oude Gharziaanse gewoonte die hij nooit had afgezworen – leken slap te hangen van uitputting.
Grootmagistraat Timerus, die links van heer Salazar zat, straalde daarentegen van genoegen. Net als de heerser van de stad was Timerus niet van Andarraans bloed; de Grootmagistraat was weliswaar geboren in Dorminia, maar hij had de onmiskenbare trekken van de mannen en vrouwen uit Ishar in het oosten. De opperbeheerder van de stad legde zijn lange wijsvinger langs zijn haviksneus en keek Barandas taxerend aan.
Aan de andere zijde van de Oppermagiër zat maarschalk Halendorf van de Rode Garde met zijn handen in zijn schoot gevouwen en een zweem van een glimlachje op zijn corpulente gezicht.
Lach maar, heren, dacht Barandas geïrriteerd. Het wordt vast minder grappig als de Witte Dame ontdekt dat het Augmentorenkorps van de stad naar de haaien is.
‘Ik vertrouw erop dat u voldoende hersteld bent,’ zei Salazar ten langen leste. In feite voelde Barandas zich nog steeds verzwakt, maar dat zou hij nooit van zijn leven toegeven. Niet in het bijzijn van de Oppermagiër en de twee machtigste magistraten van de stad.
‘Ik voel me uitstekend, heer Salazar. Helaas moet ik u meedelen dat eenentwintig Augmentoren hun verbondsmagie hebben verloren. Gelukkig is er niemand bij gestorven.’
Salazar tuitte zijn dunne lippen. ‘Meer dan de helft van mijn Augmentoren,’ verklaarde hij met een zweem van ergernis in zijn stem. Barandas voelde een rilling van ongerustheid door zich heen gaan. De tiran van Dorminia mocht dan zo uitgeput zijn dat hij bijna van zijn troon viel, hij kon het licht in de ogen van iedereen in deze kamer nog altijd in een vingerknip uitdoven, en dat zou hij zeker doen als hij er reden toe zag. Het lot van Schaduwhaven was daar het bewijs van.
‘Ja, heer Salazar. Vooral de nieuwe, onervaren mannen. We hebben een of twee veteranen verloren, maar de harde kern van uw Augmentoren staat nog fier overeind.’
Timerus boog zich naar hem toe. ‘Ik verwacht dat uw voormalige collega’s iets nodig zullen hebben om het leed te verzachten. Ik begrijp dat het een traumatische ervaring kan zijn om afgesneden te worden van je verbondsmagie.’ De priemende ogen van de Grootmagistraat keken hem spottend aan. Hij voelde niets dan haat en minachtig jegens de Eerste Augmentor. Dat was wederzijds.
‘Ze zullen het een week of twee zwaar krijgen. De meesten zullen het wel overleven,’ antwoordde Barandas. ‘Als het ergste voorbij is, zou ik graag zien dat ze elders ondergebracht worden. Ik ben ervan overtuigd dat hun vaardigheden goed tot hun recht zullen komen in de Garde.’ Hij keek Halendorf doordringend aan.
‘Ik zal het in overweging nemen,’ zei de maarschalk. ‘Al vermoed ik dat de Rode Garde weinig heeft aan verslaafden.’
‘Dat is precies de reden waarom ze hun magie niet zullen inruilen voor verdovende middelen,’ antwoordde Barandas met een stekelige blik naar Timerus. De Grootmagistraat zei niets en glimlachte alleen als een reptiel.
Salazar hief zijn hand om hun de mond te snoeren. ‘U zult doen wat de Eerste Augmentor vraagt, maarschalk. Ik wil geen discussie over dit onderwerp meer horen.’ Hij knipte met zijn vingers en er kwam een dienstmeid aandribbelen met een gouden bokaal die gevuld was met de favoriete rode wijn van de Oppermagiër. Hij liet de bloedrode vloeistof bijna verstrooid ronddraaien in de kelk en staarde erin alsof hij gebeurtenissen en plaatsen uit lang vervlogen tijden zag.
‘Schaduwhaven is niet meer,’ zei hij. ‘Hoewel ik pas zal geloven dat Marius dood is als ik zijn lijk te zien krijg. Hij was altijd al een voortreffelijk strateeg, die complotten in complotten wist te verpakken. Zijn sluwheid kwam goed van pas toen de Alliantie het land begon te zuiveren van hen die de gave bezaten.’ Hij nipte van zijn wijn en sloot zijn ogen. Even dacht Barandas dat Salazar in slaap was gesukkeld. Toen schoten zijn ogen open en weerklonk in zijn stem weer het ijzeren gezag dat ze zo goed van hem kenden. ‘Nu Schaduwhaven is uitgeschakeld, zal de Witte Dame zeker iets tegen mij ondernemen. Thelassa zal nooit een beter moment kennen om haar macht in het Drieënland te consolideren.’
Maarschalk Halendorf schraapte zenuwachtig zijn keel. ‘Heer Salazar, is een oorlog met de Stad van de Torens echt niet te vermijden? Na wat er gebeurd is met Schaduwhaven heeft de Witte Dame alle reden om voorzichtigheid te betrachten.’
Er sloop een zweem van ergernis in Salazars stem. ‘De vernietiging van de Stad der Schaduwen was geen kleinigheid, maarschalk. Het ritueel heeft meer dan een maand in beslag genomen, een maand waarin ik niet heb geslapen. Het heeft me de helft van mijn Augmentoren gekost, boven op de ruwe magie die we de laatste drie jaar hebben opgeslagen. Mijn persoonlijke reserves zijn uitgeput. Zonder ruwe magie om af te tappen zal het maanden duren voor mijn krachten in hun oude glorie hersteld zijn.’
De commandant van het stadsleger keek erg ongemakkelijk, maar hij waagde het er toch op. ‘Heer Salazar, de Hemeleilanden... Kunnen die niet opgedeeld worden tussen de twee stadstaten? De Witte Dame zou veel op het spel zetten door ons de oorlog te verklaren. Zijn de eilanden echt zo belangrijk?’
Barandas was zowaar een beetje onder de indruk. Halendorf was wel dapper tegenover zijn ondergeschikten als hij zijn kapiteins en luitenants achter zich wist, maar hij was een stuk minder zeker van zichzelf ten overstaan van de grimmige Oppermagiër van de stad.
Nu lichtte er een gevaarlijke glans op in de ogen van Salazar. ‘De Hemeleilanden zijn een fragment van de hemel zelf. Er is op die eilanden meer magie dan waar dan ook ten oosten van de Schemerlanden. Uw voorstel komt erop neer dat ik de Witte Dame genoeg macht geef om het Drieënland en alles daaromheen te veroveren.’
Halendorf zakte terug in zijn stoel. Zijn gezicht was bleek.
Salazar nam nog een slok wijn. Barandas en de twee magistraten hielden hun adem in. ‘We hebben meer Augmentoren nodig,’ zei de Oppermagiër ten slotte.
Nu was het de beurt van Timerus om ongemakkelijk heen en weer te schuifelen op zijn stoel. ‘Heer Salazar,’ begon hij. ‘Onze mijnoperatie in de Jammerkloof is zo efficiënt als maar kan. We kunnen onmogelijk sneller...’
‘Zwijg,’ beval Salazar voordat de Grootmagistraat zijn zin kon afmaken. Er verschenen op slag zweetdruppels op ’s mans smalle voorhoofd. ‘We zullen het verder van huis zoeken. Drie dagen zeilen ten westen van hier, aan de rand van de Gebroken Zee, ligt een opeenhoping van magie die mijn macht zal kunnen aanvullen, zodat ik nieuwe Augmentoren kan creëren en de stad kan verdedigen als de Witte Dame haar kaarten op tafel legt.’
Maarschalk Halendorf slikte moeizaam. ‘Heer Salazar, hebt u het over de Déíning?’ Zijn stem haperde bij dat laatste woord.
‘Ja,’ antwoordde de Oppermagiër op kille toon. ‘Laat admiraal Kramer weten dat hij een unieke kans krijgt om zijn eer te redden. Hij zal de expeditie leiden en uitzeilen naar de Deining, waar hij een nieuwe mijn zal opzetten.’
Timerus likte zijn lippen. ‘Heer Salazar, de Deining is de reden dat de Azuren Zee nu de Gebroken Zee heet. Zelfs na zijn dood straft de Heer van de Diepte hen die zijn rustplaats ontheiligen. Een normaal mens waagt zich niet in de buurt van de Deining, nog niet voor al het goud in Dorminia.’
Salazar fronste. ‘Dan sturen we de abnormalen, de wanhopigen, mannen die al ter dood veroordeeld zijn. Ik vertrouw erop dat u mij niet zult teleurstellen, Grootmagistraat.’
Timerus boog gehoorzaam het hoofd. Heel verstandig, dacht Barandas.
‘Geen zorgen, Eerste Augmentor,’ vervolgde de Oppermagiër. ‘We zullen uw korps weer op volle sterkte krijgen. Maar intussen is er iets anders wat uw aandacht vergt. De Grootmagistraat zal u verder inlichten.’
De Oppermagiër stond wankelend op van zijn troon. ‘Nu moet ik rusten. Zorg dat ik niet gestoord word.’ En nadat Salazar de laatste slok van zijn wijn had genomen, schuifelde hij langzaam de kamer uit.
Barandas verliet de Obelisk in de kleine uurtjes van de nacht. Er woedde nog steeds een felle storm, die zijn blonde haar in zijn gezicht sloeg en zijn vuurrode mantel alle kanten op blies. De regendruppels rolden van zijn gouden pantser en wurmden zich geniepig in zijn laarzen. Hij trok zijn mantel zo dicht mogelijk om zich heen en boog zijn hoofd voor de storm. Als hij opschoot, kon hij nog een paar uur slaap meepikken voor de zon opkwam. Morgen werd het een drukke dag en bovendien zou Lena op hem wachten. Hij dacht aan de geur van haar haar en glimlachte, ondanks het smerige weer en het soppen van zijn laarzen.
Barandas was niet blind voor het leed van mensen die het minder goed hadden getroffen en hij wist dat het leven in de stad voor velen keihard was, maar het werkte in elk geval. Salazar had hem lang geleden geleerd dat een sterke man doet wat nodig is, en niet altijd wat goed is. Barandas had daar door de jaren heen veel over nagedacht en hij was tot de conclusie gekomen dat de Oppermagiër, zoals altijd, gelijk had gehad. Wie kon de noodzaak van moeilijke beslissingen beter begrijpen dan een man die de goden zelf ten val had gebracht?
Argushaviken, de Zwarte Loterij, de creatieve middelen die werden ingezet om informatie los te krijgen uit potentiële opstandelingen en verraders... Allemaal heel betreurenswaardig, maar hoe moest de stad anders overleven en floreren ten overstaan van bedreigingen van binnen én van buiten?
Een trouweloze bevolking, zo had Salazar ooit verklaard, was als een blad dat wordt meegevoerd door de wind en alle kanten op draait en dwarrelt die de wind toevallig op waait. Er konden vreemde ideeën ontstaan, die zich konden verspreiden als bosbranden. In de afwezigheid van goden gaat een ziel zijn heil elders zoeken en onder dergelijke omstandigheden was er maar één vastberaden demagoog voor nodig om een opstand te veroorzaken. Het was beter om gehoorzaamheid af te dwingen met terreur dan om Dorminia ten onder te laten gaan.
Als de wet van heer Salazar moest worden opgelegd aan hen die de stad wilden schaden, dan was de Eerste Augmentor zijn onverzoenlijke wapen.
Barandas naderde zijn villa aan de zuidwestkant van het Edelenkwartier en knikte naar de portier die schuilde onder de veranda. De man groette hem haastig en opende de rijkversierde toegangspoort. Barandas schreed de hal in en liep de wenteltrap op, zonder acht te slaan op de modderige voetstappen die zijn laarzen achterlieten op het nieuwe kleed.
Er scheen een zacht flakkerend licht door de kier onder de slaapkamerdeur aan het eind van de gang. Hij liep ernaartoe en klopte zachtjes, omdat hij niet wilde dat Lena wakker zou schrikken als ze sliep.
Hij had geen moeite hoeven doen. De deur ging bijna op slag open en toen stond ze voor hem. Haar mooie gezicht stond vreselijk bezorgd. Ze trok hem de kamer in en sloeg onbeheerst haar armen om hem heen.
‘Ik was doodsbang, Ran,’ fluisterde ze met haar lippen tegen zijn borst. ‘Kyla heeft me verteld wat er is gebeurd. Hoe kon je dat goedvinden? Het is anders voor jou. Je had wel dood kunnen zijn!’
Barandas liet zijn vingers door haar haren glijden. Ze roken naar jasmijn, zoals altijd. ‘Ik had geen keus. Wat zou ik voor commandant zijn als ik een stap achteruit deed terwijl mijn eigen mannen het gevaar trotseren?’ Hij maakte zijn armen los uit Lena’s omhelzing en reikte naar zijn rug om zijn borstkuras los te gespen. Lena trok het van zijn borst en liet het voorzichtig naar de vloer zakken. Toen hielp ze hem uit het gewatteerde jak dat hij eronder droeg. Ze staarde even naar zijn naakte borst en streek met een vinger over het kartelige litteken dat vlak onder zijn sleutelbeen begon en zijn gespierde torso in tweeën deelde tot onder zijn borstbeen. Toen trok ze haar hand weg, alsof ze bang was dat ze hem per ongeluk pijn zou doen.
Barandas glimlachte naar haar. ‘Echt, ik voel me uitstekend,’ zei hij zacht. Hij boog zijn hoofd en kuste haar hartstochtelijk. Haar mond smaakte naar pruimenwijn. Hij wierp een blik op het nachtkastje, waar een kaars zijn licht op een kan en een halfleeg glas wierp. ‘Ben je zo lang voor me opgebleven?’ vroeg hij.
‘Dat weet je best,’ antwoordde ze. ‘Ik probeerde het gedicht af te maken waar ik al de hele week aan werk, maar het had geen zin. Ik was misselijk van bezorgdheid.’ Ze leek nog iets te willen zeggen, maar veranderde op het laatste moment van gedachten. Haar blik werd ernstig. ‘Ran, vertel me alsjeblieft of het waar is, van Schaduwhaven.’
Barandas knikte somber. ‘Ze waren onze vijanden,’ zei hij als antwoord op haar geschokte blik. ‘Het is beter om er nu een eind aan te maken dan nog meer Dorminiaanse soldaten te laten sterven.’
Lena leek niet erg overtuigd, maar ze knikte en hielp hem met de rest van zijn wapenrusting.
‘Ik heb morgen een drukke dag,’ zei hij. ‘Maar ik beloof je dat we wat tijd voor elkaar kunnen vrijmaken. Ik hou van je Lena,’ zei hij, terwijl hij toekeek hoe ze zich uitkleedde. ‘Alles wat ik doe, doe ik voor jou.’
‘Ik weet het,’ antwoordde ze. ‘Ik hou ook van jou.’ Ze blies de bijna opgebrande kaars uit en kwam naast hem onder de dekens liggen. Hij voelde hoe haar warme lichaam zich tegen het zijne vlijde.
Een man doet wat nodig is. Voor zijn meester. Voor zijn stad. Voor de liefde.