Vuur en bloed
DE OCHTEND GLOORDE op de tweede dag. De lucht voelde dik en stil aan, alsof de hele wereld verwachtingsvol de adem inhield.
Sasha moest bijna overgeven. Ze had geen oog dichtgedaan, maar haar zenuwen waren tot het uiterste gespannen en ze voelde zich wakkerder dan ooit, sinds ze in Biggenpoorte de laatste kruimels van dat kostbare poeder in haar neus had gepropt. In de verte kon ze de gigantische gaten zien die de grote aanvalswapens in de muren van Dorminia hadden geslagen. De schade was veel te ernstig om gerepareerd te worden in het korte respijt dat de steenwerpers de verdedigers van de stad hadden gegund. De poort zelf stond nog overeind, al was dat geen toeval.
Er had vannacht een tovenaar op de muur gestaan. Twee ballista’s waren in vlammen opgegaan en een van de steenwerpers was een arm kwijt. Brianna had geconcludeerd dat de tovenaar in kwestie de Halfmagiër moest zijn. Daarna hadden ze de bombardementen verplaatst, ver van het poortgebouw. Blijkbaar was die vreemde, invalide magiër die hun groepje ruim een maand geleden had geholpen om ongezien de haven uit te komen niemand minder dan Coles mysterieuze contactpersoon. Die onthulling kon haar angst niet echt wegnemen.
De manschappen van generaal Zolta waren in het donker om de heuvels ten noorden van de stad heen getrokken. Ze hadden het grootste deel van de onbeschadigde katapulten en ballista’s meegenomen. De steenwerpers waren te groot en te lomp om ze het heuvelachtige terrein over te slepen. Zolta’s compagnie zou een salvo afvuren vanaf de oostkant, zodat de verdediging van Dorminia zich in tweeën zou moeten splitsen. Generaal D’rak zou zijn mannen achterhouden totdat er een bres in de muren viel.
‘Ben je er een beetje klaar voor, meiske?’
Brodar Kayne was blijkbaar vastbesloten om in Sasha’s buurt te blijven. Ze zou liegen als ze zei dat ze dat niet op prijs stelde. Ze voelde tientallen paren ogen prikken, die over haar hele lichaam kropen. En het waren niet alleen de huurlingen, van wie dat misschien alleen al te verwachten viel omdat haar aanwezigheid in het kamp een bizar gezicht was. Drievinger zat haar ook te beloeren wanneer hij maar kon en kleedde haar zowat uit met zijn duistere, dierlijke blik. Jerek staarde ook, maar in zijn ogen was alleen maar eerlijke haat te zien. Ze putte er bijna een vreemd soort troost uit.
‘Ik ben er klaar voor,’ antwoordde ze terwijl ze haar kruisboog stevig omklemde met haar linkerhand. Ze had een kort zwaard aan haar riem gegespt, al betwijfelde ze of ze er iets aan zou hebben. Ze wist nauwelijks hoe ze zo’n ding moest gebruiken en als het even kon zou ze ver bij het handgemeen vandaan blijven.
Sasha had allerlei onwaarschijnlijke verhalen gelezen over vrouwen die nog nooit een zwaard in handen hadden gehad, maar toen ineens legers gingen aanvoeren en soldaten neermaaiden als brandhout. Maar dat was allemaal fantasie, waanideeën van verwende idioten die nog nooit de gruwelijke kracht hadden gevoeld van een man die je tegen de grond drukt.
Zij was geen idioot. Zij wist wel hoe ze in leven moest blijven.
Ze botste aan alle kanten tegen donkere mannen aan. De compagnie zou tien aan tien oprukken naar de poort. Sasha liep zij aan zij met Brodar Kayne, Jerek en een hele groep huurlingen die ze niet kende. Drievinger was vlak in de buurt. De Shamaathaanse moordenaar was vertrokken met de strijdmacht van generaal Zolta.
‘Nog steeds geen spoor van Isaac,’ fluisterde ze tegen de oude Hooglander naast zich. ‘Het lijkt wel alsof hij van de aardbodem is verdwenen.’
Brodar Kayne fronste. Hij zweette nu al als een otter. Het zag ernaar uit dat dit de heetste dag van het jaar zou worden. ‘Isaac is een rare. Die zal vanzelf wel weer opduiken.’
‘Ik krijg hier echt koppijn van,’ bromde Jerek. ‘Al dat gezeik. Je ziet de vijand, je stormt eropaf en je hakt hem in de pan. In plaats van een beetje met je lul te staan zwaaien.’
‘Ja,’ zei Kayne. ‘Het lijkt erop dat die Sumniërs het iets anders aanpakken. Wacht maar af, Wolf. Voor je het weet mag je vechten.’
Jerek spuugde op de grond. Sasha wendde haar blik af om haar afschuw te verbergen. Helaas keek ze per ongeluk naar Drievinger, die obsceen naar haar knipoogde. Ze keek strak terug, met haar vinger op het afschietmechanisme van haar boog, maar ze kreeg meteen een douw in haar rug en voor ze het wist rukten ze verder op naar de stad.
Net buiten het bereik van de boogschutters hield het leger halt. Sasha zag in de verte gezichten naar hen loeren vanachter de kantelen. Haar handen zweetten en het handvat van haar kruisboog voelde glibberig aan, alsof het elk moment uit haar hand kon glippen. De zon stond als een vuurrode smeltoven boven hen.
Brianna’s stem klonk plotseling op in de voorste rijen, zo hard dat Sasha’s oren er halverwege de stoet pijn van deden. Het was duidelijk te zien dat de verdedigers op de muren de magisch versterkte woorden van de tovenares ook konden horen.
‘Stadgenoten! Dorminianen! Ik vraag u uw wapens neer te leggen. We zijn niet gekomen om de stad in te nemen, maar om hem te bevrijden. Om u te verlossen van een dictator. Leg uw bogen en zwaarden neer en er zal u geen haar gekrenkt worden.’ Er volgde een stilte, terwijl ze wachtten wat voor effect Brianna’s oproep zou hebben. Sasha sloeg een vlieg weg bij haar gezicht en staarde omhoog naar de wolken. Hoog boven hen cirkelde een argushavik.
De boogschutters op de muren waren geen soldaten, dat wist ze. Het waren boeren en handelaren die het leger in gedwongen waren door Salazar en de Garde. De meesten koesterden waarschijnlijk niets dan haat jegens de Oppermagiër van de stad, maar het was een trieste waarheid dat de vertrouwde overheersing door een despoot het volk vaak liever was dan het onbekende.
Nu hadden ze een unieke kans om alles beter te maken en om een genadeloze tiran te vervangen door een goedaardige beschermvrouwe, die Dorminia vrijheid en bescherming zou bieden. Sasha wist niet veel van Thelassa, maar de tovenares Brianna, voor wie ze de laatste weken veel respect had gekregen, gaf haar redenen te over om te vertrouwen op de mysterieuze Witte Dame.
Ze hield haar adem in. De verdedigers waren zichtbaar van hun stuk gebracht. Heel even dacht ze dat ze de wapens neer zouden gooien om zich over te geven, maar plotseling werd de orde blijkbaar hersteld. Na een korte stilte kreeg de raadsvrouw van de Witte Dame haar antwoord.
De regen van pijlen landde vlak voor de magiër. Brianna schudde haar hoofd en wendde zich tot generaal Zahn, die naast haar stond. Ze sprak een paar woorden. De kale reus, die nog steeds geen moeite had gedaan om zich in een wapenrusting te hijsen, sloeg zijn armen over elkaar voor de vele littekens op zijn borst en richtte zich tot zijn mannen. ‘We vallen aan!’ bulderde hij. De generaal had geen magie nodig om zijn galmende stem over de rangen te laten weerklinken.
De rij huurlingen pal achter de generaal droeg een enorme stormram met zich mee. Het tiental maakte zich los van de colonne en richtte de zware last op de westelijke poort. Ze begonnen te rennen.
Sasha voelde haar ademhaling versnellen. De huurlingen voor haar zetten het op een draven en toen op een sprinten en voor ze het wist werd ze meegesleurd. Brodar Kayne bleef naast haar rennen. ‘Blijf in mijn buurt,’ zei hij.
Er daalde een regen van pijlen op hen neer en haar hart sprong in haar keel. Ik ga dood, dacht ze wezenloos toen ze de zwerm pijlen omlaag zag komen, maar hij leek op een onzichtbare barrière te stuiten. Er daalde een tweede golf pijlen op hen neer en ook die werden tegengehouden voor ze op de harde grond neerkletterden. Ze wierp een blik op Brianna. De tovenares concentreerde zich tot het uiterste en het zweet droop uit haar haren. Ze mompelde een soort spreuken, duidelijk een bezwering die het leger moest beschermen tegen de boogschutters.
De stormram had de stad bereikt. Hij beukte tegen de poort met een klap waar haar botten van trilden, en de houten barrière kraakte lichtjes. De huurlingen holden achterwaarts, rechtten de stormram en stoven weer voorwaarts, waarbij ze de boomstam zo hard tegen de poort beukten dat een van de deuren een stukje meegaf.
Achter hen maakten verscheidene groepjes huurlingen zich los uit de colonne om op de bressen in de stadsmuren af te gaan. De rest wachtte met geheven wapens af tot de poort zou vallen, zodat ze de stad in konden stromen. Sasha vertraagde haar pas en hapte toen naar adem.
Er was iets mis. Er hing iets vreemds in de lucht, een bonzende, angstaanjagende spanning die haar spieren verlamde en gal opstuwde in haar keel. Overal om haar heen schreeuwden huurlingen het uit van schrik. Sommigen lieten hun wapens vallen. Brodar Kaynes slagzwaard beefde niet eens, maar de oude Hooglander klemde zijn kiezen zo hard op elkaar dat Sasha ze hoorde knarsen. ‘Magie,’ wist hij fluisterend uit te brengen. ‘Salazar.’
Er klonk een akelig, jankend geluid. Het was afkomstig van Brianna. Ze kromp met krampachtige bewegingen in elkaar, terwijl ze naar iets in de verte staarde. Sasha volgde haar gekwelde blik, zag de top van de Obelisk boven de muren uittorenen en wist dat de tiran van Dorminia zijn krachten in de strijd wierp. Er droop rood speeksel over Brianna’s kin en haar ogen puilden uit alsof ze elk moment uit hun kassen konden barsten. Hij vermoordt haar! dacht Sasha.
‘Zo... sterk...’ bracht Brianna uit.
‘Nee!’ gilde Sasha. De stervende tovenares keek naar haar. Uit haar ogen lekten druppels bloed, die als tranen over haar wangen liepen.
Toen richtte ze zich ongelooflijk genoeg op. Haar botten versplinterden en staken uit haar gebroken lichaam terwijl ze het met geweld rechtop dwong. ‘Zorg dat jullie... de stad in komen...’ zei ze. Haar gezicht was één bloederige massa. Ze maakte weer een schokkerige beweging toen er iets knapte in haar rug. ‘Salazar,’ wist ze nog uit te brengen, terwijl ze de helft van haar tong uitspuugde. ‘Deze... is voor jou.’
En ze explodeerde. Haar bloed en ingewanden spatten over de huurlingen die het dichtstbij stonden, maar er kwam nog iets anders uit het lijk van de magiër: een pijl van laaiend rood vuur, die een tel of twee zoemde en toen met verblindende snelheid op de Obelisk af schoot. Hij raakte de top van de hoge toren in een explosie van vallend metselwerk en vlammen. Toen het stof optrok, was er een rokend gat te zien, ter grootte van een huis.
Sasha zou het liefst wegrennen en nooit meer terugkomen, maar ze haalde diep adem en hief haar kruisboog. De druk in haar binnenste was verdwenen. Salazars sinistere magie was gebroken door Brianna’s laatste offer. Ze zag overal mannen die hun wapens weer van de grond pakten. De huurlingen voor de beschadigde stadspoort hieven de grote stormram weer op. Ze deden een paar stappen naar achteren, stootten een luide strijdkreet uit en vlogen naar voren. Het hout versplinterde en de poortdeuren vlogen uit hun hengsels.
Onmiddellijk kwam er een stroom Rode Wachters met geheven zwaard door de bres naar buiten. De huurlingen smeten de stormram opzij en trokken eveneens hun wapens, terwijl hun kameraden hen te hulp schoten. Brodar Kayne knikte, gaf een geruststellend kneepje in haar schouder en toog op het strijdgewoel af.
Sasha haalde nog eens diep adem en ging hem achterna.
De kruisboog klikte. De pijl miste doel en vloog zonder schade aan te richten weg. Sasha vloekte, greep naar haar riem en trok haar zwaard toen de potige Wachter zwaaiend met zijn eigen exemplaar over de lijken van twee van zijn kameraden heen sprong. Voor hij haar kon bereiken mikte een Sumniër een speer in zijn zij. Hij drong diep door, dwars door zijn maliënkolder, en hij wankelde op zijn benen. De huurling zat meteen boven op hem en stak zijn lange dolk in de hals van de soldaat, die stikkend in het bloed op de grond viel. De zwarte krijger rukte zijn speer uit het lijk en richtte zich weer op het massale gevecht recht voor hen.
Sasha had geen idee hoe lang het geleden was dat de slag was begonnen. Ze waren door de Garde teruggedrongen van de poort en nu vormden de soldaten een muur van rood voor de ingang van de stad. Achter hen wachtte, zoals ze wist, een onbekend aantal burgersoldaten.
Er zaten nog een paar boogschutters op de kantelen en nu en dan werd een loslopende huurling omgelegd door een pijl, maar het merendeel van de dienstplichtigen was blijkbaar ingezet bij de verdediging van de bressen in de muur. Voor zover zij kon zien, konden de boogschutters totaal niet mikken. Nu de strijdende partijen zo dicht op elkaar zaten, raakten ze net zo makkelijk hun eigen mannen als de vijand.
Ze tuurde voor zich uit en probeerde wijs te worden uit de chaos. De Sumniërs waren duidelijk de sterkere strijders, sneller en behendiger, maar hun leren wambuizen boden weinig bescherming tegen de zwaarden van de Wachters en de pijlen van boven. Generaal Zahn brulde instructies vanaf een nabije heuveltop, afgeschermd door een vierkoppige lijfwacht. In de verte zag ze de compagnie van generaal D’rak, die stond te trappelen om ingezet te worden. Ze wachtten op het signaal van Zahn, maar het zag er niet naar uit dat dat snel zou komen. De westelijke poort en de drie grote bressen in de stadsmuur waren knelpunten waar grotere aantallen krijgers niet snel doorheen konden komen en het had geen nut om de boogschutters nog meer doelwitten te bieden.
Ze was alweer opgemerkt door een Wachter, die aan kwam rennen op het moment dat ze haar kruisboog herlaadde. Dit keer schoot ze een pijl in zijn buik, en de man stond meteen stil. Hij wankelde weg, klauwend naar zijn middel, en zijn kreten deden pijn aan haar oren waar ze zat in haar ondiepe greppel. Enkele boogschutters hadden ook al op haar aangelegd, maar ze zat buiten hun bereik en hun pijlen waren niet eens in de buurt gekomen.
Ze probeerde haar zenuwen tot bedaren te brengen toen ze zag hoe Kayne en Jerek zich een bloedig pad door de Rode Garde baanden. Die twee waren net oerkrachten, Jerek een wervelwind van bijlen die uithaalden naar armen en benen, terwijl zijn oudere compagnon zo sereen bewoog als een wolk, voordat hij toesloeg als een bliksemflits. Hij leek elke slag van tevoren te kunnen voorspellen. Terwijl ze toekeek, stapte Kayne opzij voor een zwaardstoot en ramde de knop van zijn slagzwaard recht in het gezicht van zijn belager, die als een zak aardappelen op de grond viel, waarna Kayne zich omdraaide om het zwaaiende zwaard van een andere Wachter te ontwijken. Een pijl raakte de soldaat in de rug op bijna hetzelfde moment dat hij voor de Hooglander kwam staan.
Sasha schudde haar hoofd. Die oude barbaar had een griezelig talent om op het juiste moment op de juiste plek te zijn.
Haar aandacht werd getrokken door een luid gekreun, iets dichter bij haar schuilplaats. Drievinger was in gevecht met een van de verdedigers van de stad en stak herhaaldelijk op hem in door een gat in zijn pantser. Het bloed spatte over zijn schilferige kop, maar hij bleef steken, ook toen de soldaat allang niet meer bewoog. Hij zag haar kijken en grijnsde haar toe met zijn gele tanden, tot de grijns in een brul van pijn overging doordat er plotseling een pijl door zijn schouder vloog.
Ze tuurde omhoog naar de kantelen. De burgersoldaten waren en masse terug op de muur en lieten een lukrake regen van pijlen neerdalen op huurlingen en Wachters. Donkerhuidige Sumniërs en Dorminianen in het rood vielen bij bosjes, doorboord door pijlen.
Ergens opzij zag ze ineens iets vaags voorbijschieten. De bleke dienaressen van de Witte Dame kwamen onnatuurlijk snel langsschuiven, als verdoemde zielen die de poorten van de hel ontvluchten. De vrouwen lieten de strijdende partijen volkomen links liggen, negeerden het slagveld vol lijken en pijlen, en begonnen met hun blote handen tegen de muren op te klimmen.
Sasha’s mond viel open van afgrijzen. Ze kropen als spinnen tegen de stenen op, een aanblik die zo onnatuurlijk aandeed dat het haar vervulde van een plotselinge doodsangst.
Een van de vrouwen had de top al bereikt en verdween over de rand. Twee tellen later viel het geknakte lichaam van een burgersoldaat over de muur, met zijn hoofd in een krankzinnige hoek ten opzichte van zijn nek. Er volgden nog meer dienstplichtigen. Ze vielen als vliegen.
Sasha wierp weer een blik op het heuveltje en zag generaal Zahn woest gesticuleren naar generaal D’rak en zijn compagnie. De duizend huurlingen hieven hun wapens en begonnen aan hun opmars.
Ze greep naar een nieuwe pijl, maar haar hand greep in het niets. Ze aarzelde even, gooide de lege pijlkoker toen weg en trok haar zwaard. De huurlingen en de Wachters waren buiten de muren in een fel gevecht verwikkeld en net binnen de muren was de hel losgebroken. De dienaressen van de Witte Dame waren schijnbaar onstuitbaar. Ze bewogen met duizelingwekkende snelheid en sloegen toe met blote handen die aankwamen als mokers. Ze draaiden en wervelden en vielen aan vanuit onmogelijke hoeken, terwijl ze bliksemsnel opzij bogen om de wanhopige uithalen en zwaardslagen van Wachters en burgersoldaten te ontwijken. De soldaten vielen omlaag met verbrijzelde schedels, gebroken nekken, gekraakte ruggengraten.
Ze kon het niet meer aanzien. Zelfs de Wachters verdienden niet zo’n lot. Salazar was de echte vijand. Brianna’s laatste wanhoopsdaad had zijn magie verstoord, maar ze wist dat hij nog steeds boven in de Obelisk zat en toekeek, wachtend tot hij weer voldoende op krachten was om een tweede dodelijke bezwering op hen los te laten.
Kom op, Cole, dacht ze. Je mag niet falen. Als je faalt, blijft er niets van de stad over dan lijken.
Je mag niet falen.