Somber nieuws
‘SCHIET EEN BEETJE OP. Ik heb nog meer te doen.’
Eremul wierp de vrouw met de kille ogen een blik vol onverholen woede toe. Haar enige reactie was een smalend lachje.
Je denkt dat je mijn gedachten kunt lezen, hè? dacht hij. Ik zie dat gloeiende prul wel aan je oor hangen. Maar ik heb zo mijn manieren om me te weren tegen onwelkome indringers, zelfingenomen kenau.
De inspanning die het vergde om een mentaal schild op te richten tegen het gegraaf van de Augmentor had hem een knallende koppijn bezorgd. Maar om eerlijk te zijn was dat bijna een welkome afleiding van de bonkende bult in zijn reet, die inmiddels de omvang van een sinaasappel had. Al met al had hij betere dagen gekend.
De recente ontwikkelingen in de stad hadden het humeur van de Halfmagiër er niet beter op gemaakt. De tiran van Dorminia was al een week weg en hij had die vermaledijde Eerste Augmentor tijdelijk het bevel over de stad gegeven, zolang Grootmagistraat Timerus nog herstellende was. De goudblonde commandant van Salazars elitetroepen had Eremul spoorslags aan het werk gezet en nu vervulde hij een soort dubbelrol als adviseur en boodschappenjongen. Zijn laatste opdracht was het verzamelen van alle boeken die hij maar kon vinden met informatie over het verre Sumnia. Eerst was hij heimelijk blij geweest met de opdracht, omdat hij verwachtte dat hij een paar uurtjes ongestoord plat zou kunnen in het archief, maar hij had er niet op gerekend dat hij bij alles wat hij deed geschaduwd zou worden door Vrouwe Cyreena, wier gezelschap ongeveer net zo welkom was als een gloeiende pook in zijn reet.
Maar hoe hij dat kwaadaardige wijf met haar dreigende gegluur ook haatte, hij verachtte zichzelf nog tien keer meer.
Salazars leven had in zijn handen gelegen. Hij had zijn stad en zijn volk kunnen bevrijden uit de greep van zijn tirannieke, moordzuchtige heer en een nieuw tijdperk van rechtvaardigheid en welvaart voor allen kunnen inluiden. Natuurlijk zou de stad binnen de kortste keren worden ingenomen door Thelassa, daar twijfelde hij niet aan, maar het leven onder de vlag van de Witte Dame kon alleen maar beter zijn dan de willekeurige executies en de systematische terreur die aan de orde van de dag waren in deze walmende schijtstad.
Hij had een held kunnen zijn, of op zijn minst een miskende martelaar. Maar nee, hij had ervoor gekozen om zijn eigen huid te redden, als de lafaard die hij ongetwijfeld was. Hij hoopte alleen dat de Oppermagiër van Thelassa dit nooit te weten zou komen. Hij had haar plan om de Grijze Stad zonder bloedvergieten te bevrijden in één klap tenietgedaan.
De voorbereidingen voor de verdediging van Dorminia waren in volle gang. De Rode Wachters waren de arme wijken al aan het afschuimen om jonge mannen te ronselen voor het samengeraapte leger dat Dorminia moest verdedigen tegen de huurlingen van Thelassa. Eremul betwijfelde of het veel nut zou hebben om het schuim met geweld onder de wapenen te brengen. Als je kon kiezen tussen een verstokte tiran of een mogelijke bevrijder zou alleen een stommeling zich doodvechten voor de tiran.
In de verlaten vuurtoren had de Halfmagiër genoeg van de agenten van de Witte Dame gezien om te durven voorspellen dat de strijd snel voorbij zou zijn, vooral nu de helft van de Augmentoren van de stad met harde hand met pensioen was gestuurd en vermoedelijk rondliep met zelfmoordplannen. Salazar raakte zijn greep op Dorminia kwijt en er was niet veel wat die gewetenloze oude klootzak daaraan kon doen. Zelfs een Oppermagiër heeft zo zijn grenzen en Salazar had zichzelf uitgeput toen hij Schaduwhaven vernietigde. En niemand wist waartoe de Witte Dame precies in staat was.
‘Wat hebben we tot dusver?’ vroeg hij geïrriteerd. Naast Vrouwe Cyreena lag een stapeltje boeken op tafel. Ze tuurde naar de ruggen.
‘Voor de val: Een geschiedenis van de opmaat van de Godenoorlog. Rondreis door de Zonnelanden. Oprijzende torenspitsen: Een analyse van de Thelassaanse samenleving. De krijgshaftige prinsen van Sumnia. En wat is dit?’ Ze pakte een in paars leer gebonden boekje op. ‘Een blik in de afgrond: De dimensionale convergentie. Wat heeft dat met de oorlog te maken?’
‘Niks,’ snauwde hij terug. ‘Dat is iets waarin ik me in mijn vrije tijd verdiep. Dat boek hoort niet op de stapel.’
De Augmentor bladerde het door. Haar lippen rimpelden van concentratie. Hij had haar mooi gevonden, herinnerde hij zich ineens, totdat duidelijk werd dat ze een totale sociopaat was die op het menselijke vlak nauwelijks functioneerde. Dat had het laatste beetje begeerte, voor zover hij dat voelde, wel de das omgedaan.
Niet dat mijn begeerte ook maar een stuiver waard is, dacht hij. Hij was al zo lang als hij zich kon herinneren hoogstens intiem geweest met zijn rechterhand.
‘Geloof je dit echt? Al die flauwekul over demonen en boemannen?’ Het klonk smalend.
Eremul slaakte een geïrriteerde zucht. ‘Mijn magisch begaafde voorgangers hebben het hemelrijk zelf bestormd, weet je nog? Daaruit volgt dat er een duistere tegenhanger van de goddelijke dimensie moet bestaan.’
‘Je kunt je tijd beter besteden met onderzoeken hoe we onze noordgrenzen kunnen beschermen tegen de gruwelen die ons land teisteren. Dat zijn échte bedreigingen, en geen kinderachtige onzin.’
Hij kon zich niet bedwingen en wierp de vrouwe een geringschattende blik toe. ‘Voor zover ik het heb begrepen is het júllie plicht om de monsters te bestrijden die Dorminia bedreigen. Maar misschien hebben jullie daar wel niet genoeg tijd voor. Jullie hebben het zo vreselijk druk met het terroriseren van de bevolking.’
Cyreena keek hem strak aan. Haar gezicht had iets vaag bekends, maar op dat moment kon hij alleen maar kijken naar de ziedende haat die in haar ogen brandde. ‘Ik doe wat me wordt opgedragen,’ zei ze. ‘Meer niet. Precies wat jij ook zou moeten doen.’
‘O, maak je over mijn toewijding maar geen zorgen,’ beet hij haar toe. ‘Heb ik niet eigenhandig Salazars leven gered? Ik zou nu eigenlijk moeten poseren voor een beeldhouwer. Ik verdien toch wel een standbeeld in deze stad, zou je zeggen. Het wordt toch maar een half standbeeld. Ik weet zeker dat Ardling een interessante korting zal weten te bedingen.’
De stem van de Augmentor werd zachter. ‘Je klinkt verbitterd. Ik zou het je niet kwalijk nemen als je onze meester haatte.’
Haar woorden verrasten hem. Hij keek haar achterdochtig aan. ‘Zo ga jij te werk, hè?’ zei hij op beschuldigende toon. ‘Je verleidt onnozele zielen tot staatsgevaarlijke uitspraken, zodat je ze later kunt arresteren voor hoogverraad. Weerzinwekkende succubus!’
Ze staarde hem zonder een woord aan.
‘Jij bent nog erger dan de rest,’ ging hij verder. Hij wist wel dat hij beter zijn mond kon houden, maar de gebeurtenissen van de laatste dagen en het feit dat hij werd behandeld als een dienstmeisje door die onberispelijke blonde smeerlap die de lakens uit liep te delen in de Obelisk hadden hem woest gemaakt. ‘Hoeveel onvoorzichtige sukkels heb je naar de galg geleid met je smaakvol geëtaleerde tieten en je slangentong? Beleef je hier een ziekelijk soort genoegen aan?’
Vrouwe Cyreena liet een hatelijk lachje zien waarin zo veel minachting doorschemerde dat Eremul onwillekeurig onder de indruk was. ‘Dat klinkt wel erg mooi uit jouw mond, Halfmagiër. Jij voorziet onze heer al jaren van inlichtingen. Het enige verschil tussen jou en mij is dat ik het uit eigen vrije wil doe, niet omdat ik te laf ben om een andere keuze te maken. Je bent net een mishandelde hond die de kont van zijn meester blijft likken omdat hij nog steeds hoopt op een aai.’
Haar woorden staken hem als een dolk. Ze had zijn allergevoeligste punt geraakt. Hij voelde het bloed in zijn hoofd bonzen, kneep zijn ogen dicht en omklemde de zijkanten van zijn stoel zo hard dat zijn vingers er pijn van deden. Vuil secreet, dacht hij. Vuil, genadeloos, opmerkzaam secreet.
Zijn magie bloeide op in zijn binnenste. Hij stond al op het punt om die op te roepen en los te laten op die Augmentor, toen hij een prikje in zijn hand voelde. Hij keek omlaag.
Er zat een piepklein bloeddruppeltje op zijn hand. Het mens was op hem af gelopen en had hem gestoken met de haarspeld die ze verborgen hield in haar kapsel. Hij was vergeten dat die daar zat. Hij voelde zijn lichaam gevoelloos worden. Toen hij zijn vingers op en neer probeerde te bewegen weigerden ze mee te werken.
Vrouwe Cyreena hield hem nauwlettend in het oog met haar haarspeld in de aanslag om hem desnoods nog eens te prikken. Toen ze er zeker van was dat hij geen vin meer kon verroeren, haalde ze weer adem en stak ze de speld weg in haar haar.
Hij probeerde zijn magie weer op te roepen, maar het was zinloos. De betovering die zijn lichaam verlamde, dempte ook zijn vermogen om zijn magische reserves aan te spreken. Hij was zo machteloos als een pasgeboren zuigeling.
Geweldig, dacht hij. Het kan gewoon niet op vandaag. Hij kon zijn mond niet eens bewegen om dat vervloekte wijf verrot te schelden.
‘Ik wil je iets laten zien,’ zei de Augmentor. Ze pakte zijn stoel, draaide hem om naar de deur en duwde hem naar buiten. Op straat stond een kind tegen een steen te schoppen. Het jongetje keek nieuwsgierig op toen ze naar buiten kwamen in de middagzon.
De wolken die de laatste dagen als een lijkwade over Dorminia hadden gehangen waren eindelijk opgetrokken. Nu had de stad weer een nieuw probleem. Er begonnen lichamen aan te spoelen, bij honderden tegelijk, opgezwollen lijken die binnenkwamen op het tij, helemaal uit de overspoelde resten van Schaduwhaven. De Stad der Schaduwen braakte stukje bij beetje zijn doden over hen uit.
Eremul keek naar de opruimwerkzaamheden in de haven terwijl de Vrouwe hem langzaam naar de kade rolde. Hij had geen idee wat dat mens met hem van plan was, maar het was vast niet veel goeds.
Misschien gooit ze me wel in de haven, dacht hij. Zal mijn stoel me regelrecht naar de bodem sleuren, als een steen, of blijf ik nog even drijven en kan ik ongestoord en ongehaast genieten van mijn eigen verdrinking? Ik weet niet eens wat ik liever heb. Misschien wordt ik opgevist door een net en wordt mijn lijk uitgestort op het dek van een van die vissersboten.
Hij voelde zich vreemd kalm. Als hij dan toch dood moest, was verdrinken misschien niet eens zo slecht.
Maar zijn kwelgeest bleek andere bedoelingen te hebben. Vlak voor de kade hield ze in en sloeg ze links af, een smal straatje in dat aan beide kanten bezaaid lag met stinkende rotzooi en bevolkt was met ruw uitziende mannen en vrouwen. Misschien lag het aan Vrouwe Cyreena’s houding, of misschien gewoon aan het absurde schouwspel van een mooie vrouw die een stakker zonder benen door een van de goorste wijken van de stad duwde, maar niemand nam de moeite om hen lastig te vallen in die steeg. Uiteindelijk stopten ze voor een vervallen huis, niet meer dan een hutje, met een kapotte deur en een dak dat in het midden doorzakte en wit zag van de vogelpoep.
De Augmentor bleef een tijdje staan staren naar het bouwvallige pandje. ‘Hier ben ik geboren,’ zei ze. Haar stem was angstvallig neutraal, maar haar woorden schokten hem evenzogoed. Hij merkte dat hij zijn wenkbrauwen weer kon bewegen. Een van de twee ging verbaasd omhoog.
‘Je herinnert je vast niets van de rellen die hier plaatsvonden tijdens de Decimering,’ ging ze verder. ‘Ik neem aan dat je toen niet in de beste gezondheid verkeerde.’
Hoe raad je het zo, wilde hij zeggen, maar zijn lippen weigerden nog steeds dienst. Hij behielp zich met een frons.
‘De stad was één grote chaos. De magiërs vochten terug, zoals te verwachten viel, wat genoeg mensen op de been bracht voor een opstand. Dit deel van de stad was een broeinest van verzet.’ Ze keek uit over de gore straten. ‘Ik was een van de mensen die het hardst om verandering riepen. Ik was toen begin twintig en verliefd op een van de leiders van de opstand.’
Ze staarde naar de kapotte deur die scheef in zijn hengsels hing. Nu klonk er ook vaag iets van emotie door in haar stem. ‘Mijn ouders waren loyalisten. Ze wilden geen problemen. Toen de rebellie in volle gang was en er werd gevochten in de straten, hier waar wij nu staan’ – ze zwaaide met een hand naar de smerige huizenrijen – ‘overreedde mijn geliefde me om zijn bende in mijn huis te laten. Hij wist dat ik voor de rebellen was en nam aan dat mijn familie er net zo over dacht. Ze eisten dat mijn vader en mijn broer zich bij hen aansloten om mee te vechten tegen de soldaten.’
Eremul hoorde haar zwijgend aan. Hij had wat dat betreft ook niet veel keus, maar het was vreemd en fascinerend om die harteloze Augmentor over haar verleden te horen praten. Bovendien leek het haar goed te doen om dit alles te onthullen. Hij hoopte maar dat dat gunstig zou uitpakken voor zijn voortbestaan, als het er straks op aankwam wat ze met hem ging doen.
‘Mijn familie... wisselde harde woorden uit met de rebellen. Mijn broer kreeg een mes in zijn keel. Mijn vader werd razend. Hij werd ook vermoord, terwijl mijn geliefde me in bedwang hield. Ik schreeuwde en schopte om me heen, maar hij liet me niet los.’
Vrouwe Cyreena bleef een tijdje stil. Er blonk een vreemde glans in haar ogen. ‘Mijn geliefde sleepte me het huis uit terwijl zijn vrienden mijn zusje verkrachtten. Ze was nog bijna een kind.’
Eremul dacht even dat hij een traan zag, hoewel dat misschien alleen maar een speling van het licht was. Eigenlijk mag ik wel dankbaar zijn dat ik verlamd ben, dacht hij. Anders zou ik nog moeten opstaan uit mijn stoel om een troostende arm om haar heen te slaan. Dat zou maar ongemakkelijk zijn voor ons allebei.
De Augmentor knipperde met haar ogen en haar vluchtige kwetsbaarheid was op slag verdwenen. ‘Mijn geliefde werd neergestoken door soldaten zodra we over de drempel stapten. Ik werd gearresteerd en een paar weken later vrijgelaten. Toen ik thuiskwam, hoorde ik dat mijn moeder zelfmoord had gepleegd. Mijn zusje was nergens te bekennen. Ik ben er nooit achter gekomen wat er van haar geworden is.’
Ze wendde zich tot hem en kruiste haar armen voor haar omvangrijke boezem. ‘Een beschaving kan alleen functioneren als sterke mannen niet toestaan dat zwakkere mannen hun lage instincten volgen. Vrijheid leidt tot anarchie en anarchie is de natuurlijke staat waarin mannen vrijelijk uiting kunnen geven aan het kwaad dat in hen huist. In hen allemaal. In jóú,’ zei ze, en ze keek op hem neer met een blik waarvan zijn bloed in zijn aderen bevroor.
Dat mens is krankzinnig, dacht hij.
‘Ik was jong en naïef. Maar nu niet meer. Ik luister niet meer naar dezelfde naam. Er is maar één man in wie ik geloof en hij is niet eens een man. Hij is een god!’
Ze boog zich zo diep voorover dat haar gezicht vlak bij het zijne kwam. ‘Treur niet om de mensen die je verraadt,’ zei ze zachtjes. ‘Accepteer wat je doet. Je dient Salazar, wiens wijsheid ver boven de onze uitstijgt. Beklaag jezelf niet om het verlies van je benen. Verheug je liever over het feit dat ze je hebben bevrijd van het kwaad dat je anders gedaan zou hebben. Je bent maar een halve man, maar dankzij dat simpele feit heb je ook maar half zo veel kwaad in je als andere mannen.’
Ze wendde zich af van Eremul, zodat ze – gelukkig voor hem – de door en door giftige blik niet zag die hij haar toewierp. Stapelkrankzinnig, dacht hij. Ze is echt stapelkrankzinnig.
De Augmentor keek omhoog naar de dalende zon. Het was bijna avond. ‘Ik zal de boeken die we hebben verzameld naar de Obelisk brengen,’ zei ze. ‘Jij kunt straks op eigen houtje naar huis. De verlamming zou niet lang meer moeten aanhouden.’
En Vrouwe Cyreena liep weg zonder nog om te kijken.
Het werd al donker tegen de tijd dat hij weer genoeg gevoel in zijn armen had om zichzelf het zijstraatje uit te rijden en terug te gaan naar het archief. Dit was de ergste dag die hij zich kon herinneren sinds de kerkers van de Obelisk zijn leven hadden veranderd, en dat wilde wel iets zeggen. Hij was bijvoorbeeld een keer uit zijn stoel gevallen toen hij zat te schijten en toen had hij zes uur lang in zijn eigen uitwerpselen gelegen voordat Isaac thuiskwam, om maar iets te noemen.
Hij vroeg zich af wat er geworden was van Isaac en de rest van het groepje dat twee weken eerder was vertrokken naar de Jammerkloof. Het schip dat het Dodemanskanaal op was gestuurd om de ingestorte mijn te onderzoeken had geen enkel teken van leven van de saboteurs opgevangen. Dat gaf hem een beetje hoop dat ze nog leefden. Ondanks zijn gekmakende enthousiasme en zijn irritante hebbelijkheid om moeiteloos nieuwe vaardigheden op te pikken was Isaac een trouwe assistent geweest.
Hij was zo verzonken in zijn plotselinge melancholie, dat hij pas besefte hoe dicht hij de haven genaderd was toen hij het geluid van klotsende golfjes hoorde. Uit pure nieuwsgierigheid rolde hij zijn stoel de kade op tot hij uit kon kijken over de immense watervlakte. Het ruimen van de lijken werd gestaakt nu de avond viel. Overal gingen matrozen van boord. Hij keek uit over het water en vermaakte zichzelf met de gedachte aan Isaac en de anderen, die zich steels een weg door de drijvende lijken baanden in hun kleine zeilbootje en zich afvroegen wat voor ramp de stad had kunnen treffen tijdens hun afwezigheid.
Ineens werd zijn aandacht getrokken door een vreemd geluid. Het klonk bijna als een huilende baby en het kwam van ergens onder hem. Hij tuurde omlaag naar het troebele water.
Daar. Een klein bundeltje ellende dat zat te trillen op een klein stuk wrakhout dat op hem af kwam dobberen. Hij gluurde om zich heen om te kijken of er niemand keek en liet het rillende ding met een korte uitbarsting van magie zachtjes opstijgen en naar zijn armen zweven.
Het was een hond, een broodmager scharminkel met vlekkerig grijs haar en hangende oren. Hij keek hem zenuwachtig aan vanuit waterige bruine ogen.
Eremul voelde iets vreemds in zijn binnenste opkomen. Dit arme beest had op de een of andere manier de totale vernietiging van zijn thuisstad overleefd. En wat nog wonderlijker was, was dat hij levend de Gebroken Zee over was gekomen op een breekbaar stuk huisraad.
De hond stak zijn kop naar voren en likte zijn neus. Hij deinsde terug, maar stak toen zijn hand uit en klopte het dier op de kop. Jij bent er net zo een als ik, dacht hij. Twee bastaarden op drift die zich vastklampen aan alles wat er maar voorhanden is om de dag door te komen.
Hij herinnerde zich wat Vrouwe Cyreena tegen hem had gezegd. Je bent net een mishandelde hond die de kont van zijn meester blijft likken omdat hij nog steeds hoopt op een aai.
Dat had de Augmentor toch verkeerd gezien. Hij had Salazars leven alleen gered omdat zijn eigen leven ervan afhing. Hij zou zijn wraak nog wel krijgen als de tijd daar was, als die oude klootzak het het minst verwachtte. Hij was niet zoals zij, een gebroken mens, vals tot op het bot, door en door slecht. Goed, misschien was hij wel een gebroken mens en soms een beetje vals, maar slecht? Hij klopte de hond weer op zijn kop.
Zou een slecht mens een gestrand dier redden van een wisse dood? dacht hij. Ik neem je mee naar mijn archief. Hopelijk is dat gestoorde wijf inmiddels weg. Er ligt wat vleesafval in de voorraadkamer, als ik erbij kan. Misschien heb ik zelfs nog een lekkere varkenspoot liggen. Als je een brave hond bent, mag je...
‘Aaah!’
Hij schoot overeind toen een warme straal pis tussen de poten van de hond vandaan spoot, recht in zijn gezicht. Het droop over zijn kin en op zijn kleren. Hij duwde het dier in een impuls van zich af. Het glipte uit zijn handen en hij hoorde de plons toen het in het water viel. Hij veegde zijn gezicht af met de rug van zijn hand en tuurde omlaag, zoekend naar een teken van leven van het dier.
Het was weg.
Hij bleef nog een tijdlang zitten en staarde wezenloos voor zich uit. Toen draaide hij heel langzaam zijn stoel om en begon aan de eenzame weg terug naar het archief.