Een kostbaar geschenk

BARANDAS WREEF IN ZIJN VERMOEIDE OGEN, gaapte en richtte zijn blik weer op het dikke boek dat hij aan het bestuderen was. De cijfers begonnen door elkaar te lopen. Hij sloeg het boek met een zucht dicht en leunde achterover in zijn stoel.

      Er gleden vochtige lippen langs zijn nek en toen hij zich omdraaide, zag hij het bezorgde gezicht van Lena.

      ‘Nu ben je alweer de hele nacht opgebleven.’

      Hij keek uit het raam. De nacht had plaatsgemaakt voor een sombere dageraad. Loodgrijze wolken strekten zich uit over de hele horizon. Over de glazen panelen kropen regendruppels, die beneden op de stenen uiteenspatten. De laatste paar dagen had het onophoudelijk gemiezerd. Na de openlijke bekendmaking dat Dorminia in oorlog was met Thelassa leek het deprimerende weer vreemd ongepast. Het nieuws was door het volk ontvangen met een voorspelbaar gebrek aan enthousiasme.

      Hij kwam overeind en rekte de stijfheid uit zijn rug. Lena keek hem nog steeds zorgelijk aan. Hij boog zich voorover en gaf haar een vlugge kus.

      ‘Ik red me wel,’ zei hij. ‘De maarschalk is nog steeds niet genoeg hersteld om terug te keren naar zijn post. Zolang hij onwel is, moet ik een oorlog plannen en de aanstelling van nieuwe Augmentoren regelen.’

      Lena schudde geërgerd haar hoofd. ‘Wat is er precies mis met Halendorf? Je zou toch denken dat hij popelt om wraak te nemen op Thelassa. Hun moordenaars hebben tenslotte geprobeerd hem te vergiftigen.’

      Barandas gaapte nog eens. ‘Hij is ernstig van slag door zijn bijna-doodervaring. Hij heeft zo het zuur dat hij nauwelijks uit bed kan komen, of dat beweert hij althans.’

      ‘En Ardling? Is onze kanselier ook onwel door de recente aanslag?’

      ‘Ik stel me zo voor dat de kosten van een oorlog met ons buurland grotere implicaties hebben voor zijn welzijn dan alle opschudding in de grote raadszaal.’

      Lena’s gezicht werd ernstig. Ze leek niet in de stemming voor grapjes. Niet dat het echt grappig was. Met de kosten van de oorlog met Schaduwhaven en nu weer dit conflict verbaasde het hem dat de kanselier geen zelfmoord had gepleegd.

      ‘Ik heb een drukke dag voor de boeg. Ik moet de nieuwe bedienden inwerken en bezoekjes afleggen bij textielhandelaren en naaisters,’ zei zijn vrouw. ‘Ik laat ons nieuwe personeel niet voor hun eigen uniformen betalen en het maakt me niet uit wat Kyla en de anderen daarvan vinden. Hoe laat ben je vanavond thuis?’

      Barandas schuifelde ongemakkelijk heen en weer. ‘Ik ben vanavond in de Obelisk. Heer Salazar heeft me ontboden. Kijk me niet zo aan, Lena! De stad heeft veel magistraten verloren. Het is alleen maar goed dat de rest van ons zijn plicht doet. Vooral in tijden van oorlog.’

      Ze zuchtte en uiteindelijk knikte ze. Dat was precies de reden dat hij zo veel van haar hield. Medeleven, bezorgdheid en dan berusting, dacht hij. Je bent mijn rots in de branding, Lena. Je zorgt dat ik menselijk blijf in een wereld die anders een monster van me zou maken.

      ‘En Legwynd? Heb je zijn moordenaars gevonden?’

      Barandas schudde zijn hoofd. ‘Nog niet. Ze kunnen overal naartoe gevlucht zijn, misschien zelfs noordwaarts, naar de Wildernis. De mijn, Lena... Alle arbeiders in de Kloof zijn levend begraven.’

      ‘Wie dit ook gedaan hebben, ze moeten gestraft worden.’

      ‘Dat zal ook gebeuren, zodra de Garde genoeg mannen kan vrijmaken om een grote zoektocht op touw te zetten. In de tussentijd wachten we onze eerste levering van de Deining af. Al die moeite om nieuwe rekruten te trainen zal vergeefs zijn zonder de ruwe magie om meer Augmentoren te creëren.’

      Lena keek naar hem op. Het groene kristal aan het platina kettinkje om haar nek kleurde perfect bij haar ogen. Na vijf jaar huwelijk benam haar schoonheid hem nog steeds de adem. ‘Het staat je prachtig,’ zei hij terwijl hij het kristal optilde in zijn handpalm.

      ‘Je hebt me nog steeds niet verteld waar je het hebt gevonden.’

      Haar toon ontlokte hem een brede glimlach. Ze zei altijd dat hij een jongensachtige lach had. ‘Waar ik het gevónden heb? Wie zegt dat ik niet naar de duurste juwelier van de stad ben gegaan om het speciaal voor jou te laten maken?’

      Ze trok een wenkbrauw op als antwoord. ‘Alsof jij je lang genoeg los kunt rukken van je plichten om uit winkelen te gaan en mooie prulletjes te kopen voor je verwende vrouwtje. Serieus, Ran, waar heb je het gevonden?’

      Zijn glimlach trok weg. Hij herinnerde zich het lugubere resultaat van Thurbals slachterswerk, spartelend in plassen bloed, en de schelle gloed van de vlammen die aan de stapel lijken likten om ze te verteren tot verkoolde skeletten.

      ‘Vraag dat maar liever niet,’ zei hij. ‘Ik heb het in beslag genomen terwijl ik mijn plicht deed voor heer Salazar en de stad. Als je het niet wilt, weet ik wel iemand anders die...’

      Ze trok weer een wenkbrauw op. ‘Wat, die Sirenevrouw of hoe ze zichzelf ook noemt?’

      ‘Vrouwe Cyreena,’ verbeterde hij. ‘Al vraag ik me eerlijk gezegd af of ze wel echt een vrouw is. Maar een man kan natuurlijk altijd een poging wagen om dat uit te zoeken...’

      Ze siste afkeurend en hij glimlachte weer en trok haar naar zich toe voor een kus. ‘Ik moet nu weg,’ zei hij. ‘Ik weet niet hoe lang ik vanavond in de Obelisk blijf. Blijf maar niet op.’

      ‘Je kent me toch,’ zei ze met een frons.

      ‘Jazeker. En ik zou je niet anders willen hebben.’ Hij gaf haar nog een laatste kus en ging toen zijn gezicht wassen en iets te eten zoeken voor hij de deur uit ging, de aanhoudende regen in. Hij had een drukke dag voor de boeg.

 

‘Hou je wapen omhoog,’ zei Barandas terwijl hij bovenhands uithaalde naar de nek van zijn tegenstander. Hij hield zijn zwaard op het allerlaatste moment in en liet het een haarbreedte van de keel van de man in de lucht hangen.

      ‘Ik snap ’m, meneer,’ zei Gorm met een geknepen stem. Hij bleef doodstil staan. ‘Misschien zou u uw zwaard nu kunnen weghalen?’

      Barandas liet zijn wapen zakken en keek de andere man aan. Gorm was lang en dun en leek meer op een klerk of een boekhouder dan op een krijger. Desondanks kon hij aardig overweg met de speer en hij diende al bijna tien jaar bij de Wachters. Hij stond hoog op de lijst van mannen die Halendorf hem had aanbevolen. Tot dusver blonk hij niet overdreven uit, maar hij was ook niet de slechtste kandidaat die Barandas de laatste dagen had beproefd.

      ‘Vertel eens, Gorm, waarom wil jij Augmentor worden?’

      De lange Wachter krabde met zijn magere hand aan zijn stompe neus en schraapte nerveus zijn keel. ‘Ik wil onze heer en de stad dienen. Wat voor andere reden kan ik hebben?’

      Barandas knipperde regenwater uit zijn ogen. Rondom het binnenplaatsje stonden mannen die gretig, nieuwsgierig of bezorgd toekeken. Er stond hier en daar een Augmentor tussen. Thurbal streelde het gevest van zijn magische kromzwaard en glimlachte gemeen naar de hoopvolle kandidaten. Garmond torende dreigend boven de anderen uit bij de poort van de binnenplaats en stond er roerloos bij, als een standbeeld van obsidiaan in zijn licht verslindende harnas.

      ‘Je zegt dat je onze heer en Dorminia wilt dienen, maar is dat nu al niet je taak, als lid van de Rode Garde? Een Augmentor worden houdt meer in dan enkel dienen. De magie die een Augmentor verleend wordt, verbindt hem met geest, lichaam en ziel aan heer Salazar. Ben je daartoe bereid?’

      De lange man leek even na te moeten denken, maar hij knikte. ‘Ik geloof van wel,’ zei hij. ‘Mag ik zelf kiezen wat voor magie ik krijg? Ik heb altijd al een riem gewild die me zo sterk maakt als een reus, zoals de riem waarmee Dronin van Gharzia de paardenmeesters van de steppen weerstond voor de Godenoorlog. Mijn oude grootvader vertelde daar altijd verhalen over.’

      Barandas zuchtte. Duidelijk een dromer, dacht hij, helemaal opgewonden bij het vooruitzicht om magie te krijgen. Hij wierp een blik op Thurbal. Dromers zijn lang niet zo betrouwbaar als de sociopaten zodra het nieuwtje eraf is, dacht hij. Maar liever een dromer dan een idealist. Die gaan meestal niet lang mee.

      ‘Het antwoord op je vraag is nee,’ zei hij. ‘Je krijgt de verbondsmagie toegewezen die het best aansluit bij je natuurlijke vaardigheden.’

      Heel even verscheen er een teleurgestelde uitdrukking op Gorms gezicht.

      ‘Als ik je waardig bevind zou een hellebaard of zoiets wel passend zijn. Er zijn verschillende mogelijkheden,’ zei Barandas. ‘Een bliksemende punt, misschien, of een schacht waarmee de drager de winden naar zijn hand kan zetten...’

      De Wachter fleurde direct op. Ja hoor, dacht Barandas. Duidelijk een dromer.

      Bij de poort ontstond ineens opschudding. ‘Ga godverdomme aan de kant, Garmond,’ bromde een boze stem. De gigantische Augmentor blokkeerde zijn zicht op de nieuwkomer, maar Barandas herkende de spreker onmiddellijk.

      ‘Laat hem door,’ beval hij. Hij haalde diep adem. Dit zou onaangenaam worden.

      Garmond ging opzij. Rorshan kwam op hem af benen.

      ‘Commandant!’ blafte hij. ‘Mijn magie...’ Hij gebaarde naar de zweep die links aan zijn riem hing en toen op de dolk aan de andere kant. ‘Mijn magie is weg en ik voel me alsof... alsof er iets in me is afgestorven. Zorg dat ik nieuwe verbondsmagie krijg. Alsjeblieft.’

      Barandas keek zijn voormalige kameraad in de ogen. ‘Rorshan, je hebt Dorminia jarenlang trouw gediend. Je dapperheid heeft onze vazalsteden en -dorpen talloze malen behoed voor gevaar. Ik heb getreurd toen ik hoorde dat het ritueel van onze heer je magie heeft opgebruikt. Van alle mannen die ik die avond verloor was jouw onteigening de grootste tragedie.’

      ‘Maar ik kan nog steeds dienen,’ zei Rorshan. ‘Ik was onderweg naar Biggenpoorte om een gruwel het hoofd te bieden, toen ik naar de Obelisk werd ontboden. Vervang mijn wapens en ik zal teruggaan en mijn best doen om het dorp te beschermen, zoals ik altijd heb gedaan!’ De wanhoop droop van zijn stem.

      Barandas schudde zijn hoofd. ‘Je vraagt het onmogelijke,’ zei hij zacht. ‘De verbondsbezwering kan maar één keer worden uitgesproken. Een tweede poging overleeft niemand. Het is geprobeerd, vele malen, en het is altijd fataal afgelopen. Het spijt me, Rorshan, maar je moet dat deel van je leven achter je laten. Ik heb je voorgedragen voor een officiersfunctie in de Garde...’

      ‘De Garde kan de tyfus krijgen!’ riep Rorshan. Hij hield zijn wapens nu zo stevig vast dat zijn handen wit wegtrokken. ‘Je weet gewoon niet hoe het is. Ik kan niet slapen. Soms begin ik te trillen en het houdt gewoon niet op. Er is iets uit me gescheurd en als die leegte niet snel opgevuld wordt, dan zweer ik je dat de klootzak die daar verantwoordelijk voor is het zal bezuren.’

      ‘Rustig, Rorshan,’ zei Barandas. ‘Je hebt het zwaar. Dat is normaal als een Augmentor zijn verbondsmagie verliest. Ik kan je helpen...’

      ‘Ik hoef je hulp niet,’ beet Rorshan hem toe. Hij rukte zijn wapens uit zijn riem. ‘Vijftien jaar. Ik was al een Augmentor toen jij nog maar een jochie was. En nu wil je me vertellen dat het afgelopen is? Dat ik word afgedankt? Ik dacht het niet.’ Hij deed een stap naar voren.

      Toen Rorshan op hem af kwam, voelde Barandas een wanhoop opkomen die hem dreigde te overspoelen. Zijn zwaard woog zo zwaar als een berg.

      Hij klemde zijn kaken op elkaar. Een man moest doen wat nodig was.

      Ineens stond Garmond tussen hen in. Hij gaf Rorshan zo’n harde duw dat hij een voet of tien achteruitvloog. De gewezen Augmentor kwam met een woedende kreet overeind en stormde op de reus af. Hij ontweek met gemak een uithaal met rechts, maakte een snelle polsbeweging en zijn zweep wikkelde zich om Garmonds andere hand. Hij trok.

      Als de magie in Rorshans wapen nog aanwezig was geweest, had zelfs Garmond met zijn buitengewone kracht machteloos gestaan. Dan was de kolos onverwijld naar voren gesleurd, recht naar de punt van de dolk in Rorshans andere hand, die zo scherp was dat hij zelfs door het betoverde harnas van de enorme man zou dringen.

      Maar Rorshan moest radeloos van woede aanzien dat hij Garmond geen duimbreed van zijn plek kreeg. De gigantische Augmentor greep het slappe gedeelte van de zweep en trok Rorshan naar zich toe. Rorshan was niet snel genoeg om de verpletterende handen om zijn keel te ontwijken. Ze sloten zich en toen begonnen ze te knijpen.

      Barandas wendde zijn blik af. De regen roffelde omlaag en overstemde de geluiden van een man die werd gewurgd bijna, maar niet helemaal. Uiteindelijk stierven de geluiden weg. De mannen langs de muren van de binnenplaats zwegen en keken gekweld naar de grond of naar de hemel.

      Hij keek naar Gorm. De lange jongen had een geschokte uitdrukking op zijn gezicht. ‘Dus,’ zei Barandas. ‘Even voor de zekerheid: wil je je nog steeds laten inwijden tot Augmentor?’

      Gorm deed zijn mond open, maar er kwamen geen woorden uit.

 

‘En hoe verloopt de rekrutering van potentiële nieuwe Augmentoren?’

      ‘Gestaag, heer Salazar. Helaas heeft een veelbelovende kandidaat zich eerder op de dag teruggetrokken.’

      Heer Salazar wuifde het ongelukkige nieuws weg met een benige hand. ‘Er zijn wel meer kandidaten, daar ben ik zeker van. Blijf zoeken.’

      Barandas knikte. De gebeurtenissen van die ochtend hadden hem diep geraakt. Rorshan had geen familie, maar de Eerste Augmentor had toch een eerzame begrafenis voor zijn oude kameraad gearrangeerd. Dat was wel het minste wat hij kon doen, ondanks de manier waarop Rorshan was gestorven.

      ‘Heer Salazar, we hebben grofweg duizend Rode Wachters,’ zei hij toen hij eindelijk een onderwerp aan durfde te snijden dat hem al dagen dwarszat. ‘Ik denk dat we nog vijfduizend man in de weerbare leeftijd op de been kunnen brengen, merendeels ongeoefend of slecht geoefend. Dat is een behoorlijke legermacht, maar als de berichten kloppen, heeft Thelassa maar liefst drie compagnieën huurlingen uit Sumnia aangetrokken.’

      De Oppermagiër kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Dan moeten we meer soldaten rekruteren in onze vazalsteden. Thelassa heeft geen leger van enige betekenis en die klootloze mannen van ze zijn minder waard dan een Dorminiaanse vrouw.’

      ‘Desondanks, heer, drieduizend huurlingen zullen ongeoefende mannen neermaaien als korenhalmen. De krijgers uit de Zonnelanden zijn vermaard om hun discipline en efficiëntie. Ze zullen ons onder de voet lopen, hoeveel burgers we ook onder de wapenen brengen.’

      Salazar trommelde met zijn vingers tegen de zijkanten van zijn troon. Barandas keek zwijgend naar hem. De raadszaal voelde groot, hol en leeg aan nu er maar twee man vergaderden. Timerus was nog steeds herstellend van het gif en had het alleen overleefd omdat hij de wijn had uitgespuugd die hij net wilde doorslikken. Maarschalk Halendorf was nog steeds onwel. Zelfs de grauwe aanwezigheid van kanselier Ardling zou de sfeer iets verlichten.

      ‘We hebben geen goud meer om zelf huurlingen aan te trekken,’ zei de Oppermagiër ten langen leste. ‘De Witte Dame heeft veel op het spel gezet door haar oorlog uit te besteden aan Sumniërs. Ik heb achteraf spijt dat ik Schaduwhaven niet heb verwoest voordat admiraal Kramer onze marine liet zinken met zijn geklungel.’

      Barandas knikte. De Sumniërs waren gevierde krijgers op het land en in de woestijnen van hun vaderland aan de andere kant van het continent, maar ze hadden geen enkele ervaring met zeeslagen.

      ‘Ik geloof dat het Sumnische leger spoedig zal opmarcheren,’ zei hij. ‘Ze weten dat we geen aanval kunnen inzetten. Niet zonder marine. De Witte Dame is ongetwijfeld op de hoogte van uw... vergeef me, uw verzwakte staat, heer Salazar. Dit is voor haar het juiste moment om toe te slaan.’

      De tiran van Dorminia kneep zijn ogen dreigend dicht. ‘Ik ben niet zo zwak als ze vermoeden, noch zal ik me andermaal laten overrompelen. De dienaressen van de Witte Dame zijn bedreven in de kunst van de sofistiek, maar ditmaal ben ik voorbereid. Als ze het wagen hier binnen te dringen, zal ik ze doden.’

      ‘Sofistiek, heer Salazar?’ vroeg Barandas.

      ‘Een vorm van magie die gericht is op subtiele deceptie en mentale manipulatie. De inwoners van de Schemerlanden waren er meesters in toen ze nog in deze streken rondwaarden. Ze konden zich tientallen jaren ongezien in een stad ophouden. Dat was nog maar een van de vele raciale kenmerken die ze zo onvoorstelbaar gevaarlijk maakten.’ De stem van de Oppermagiër werd zachter onder het spreken, alsof hij door iets werd gekweld. Barandas stelde geen vragen. Hij wist wel beter.

      Heer Salazar stond onverwacht op van zijn troon. ‘Ik moet Dorminia enige tijd verlaten. Ik heb een eeuwenoude schuld uitstaan, al zal het niet prettig zijn die te innen. Er zijn dingen die de tijd nooit zal helen. Zoals ik inmiddels maar al te goed weet.’

      Barandas schrok van het verdriet in de stem van zijn meester. ‘Heer Salazar... U verlaat de stad? Wie moet er in uw naam regeren? Grootmagistraat Timerus is nog steeds niet voldoende hersteld.’

      ‘Ik blijf niet lang weg, Eerste Augmentor. Ik ben er zeker van dat u mijn zaken kunt bestieren in mijn afwezigheid. De Halfmagiër zal u bijstaan. Hij heeft een scherp intellect, maar ook een zekere sluwheid. Hou hem in de gaten.’

      Barandas boog zijn hoofd. ‘Ik zal eraan denken, heer.’

      Salazar knikte. ‘Ik zal u niet langer ophouden.’ Hij zweeg even. ‘Uw toewijding wordt zeer op prijs gesteld, Eerste Augmentor.’

      Barandas hapte bijna naar adem. Hij had mettertijd geleerd dat je van alles kon verwachten van een Oppermagiër, maar niet per se dankbaarheid. Voor de tweede keer in zijn leven had de meester van Dorminia hem een kostbaar geschenk overhandigd.