De waarheid

HIJ RENDE MET BONKEND HART door de Obelisk en zijn gedachten draaiden maar om één ding.

      Hij moest Garrett zoeken.

      Hij gleed op zijn achterste omlaag over de hellende berg puin en schaafde zijn handen aan alle kanten, maar het kon hem niet schelen. Hij sprong met drie treden tegelijk de trap naar de toonzaal af, sprong over het afgeslachte lijk van de Augmentor en gleed bijna uit op het gladde marmer. Hij hervond zijn evenwicht en rende verder, vurig biddend dat er geen wachtposten opdoken die zijn roekeloze vlucht uit de toren konden hinderen.

      Zelfs het Stasiseum kon Cole niet vertragen, hoewel de vloer bezaaid lag met glas en hij zag dat er twee vitrines stukgeslagen waren. De woest uitziende mensachtige met de groene huid en het onnatuurlijk grote ei waren verdwenen, in rook opgegaan. Terwijl hij de zaal door rende, hoorde hij de vallende bloeddruppels van de priester die in de middelste vitrine hing. Een haastige blik op de gedaante in de toga bevestigde dat hij dood was.

      De bibliotheek zoefde als een vage vlek voorbij en toen rende hij al door de gang waar de grote raadszaal was. Net toen hij de gigantische dubbele deuren naderde, hoorde hij stemmen door de deur heen komen. De linkerdeur begon te rammelen en ging krakend open, maar hij werd tegengehouden door het lijk van de Wachter die daar languit op zijn rug lag. Cole haalde dankbaar adem en sprintte op de trap af, zonder acht te slaan op het lijk dat in een hoekje van het trappenhuis verstopt lag.

      De hal was leeg, op de Halfmagiër na, die zijn tanden in een pruim zette. Hij keek verrast op en veegde het sap van zijn kin met een puntje van zijn wijde mouw. ‘En?’ vroeg hij. ‘Wat gebeurt er allemaal?’

      ‘Salazar is dood,’ zei hij terwijl hij de tovenaar zo hard voorbijstoof dat die zijn pruim liet vallen. Hij spatte uiteen op de vloer, waar een bergje rode pulp bleef liggen.

      ‘Wat? Waar ga je naartoe? Laat je mij hier achter?’

      ‘Ik moet nog iets doen,’ schreeuwde Cole terug. ‘Zorg dat de hele stad het weet. Salazar is dood.’

      Hij wierp een blik op het zakje aan zijn riem. Tik tak tik tak. Elk tikje van het uurwerk bezorgde hem een nieuwe golf van angst. Hij klemde zijn tanden opeen en rende verder.

      Het schemerde al toen hij de verborgen ingang naar de tempel van de Moeder bereikte. Hij trok de kronkelende klimopranken opzij en zag met groeiende angst dat ze al een tijdje niet aangeraakt waren. Hij wilde zich net door de smalle doorgang wurmen, toen hij ineens talloze marcherende voetstappen hoorde. Ze leken zijn kant op te komen. Hij aarzelde, sloop terug naar de vervallen zijmuur van de tempel en gluurde om een hoekje in de richting van de Handelsweg.

      Een ellenlange colonne Sumnische huurlingen marcheerde op naar de Haak. Aan het hoofd van het kleine leger liep de dikste man die Cole ooit had gezien. Zijn enkels waren zo dik als de bovenbenen van de meeste andere mannen en zijn drie onderkinnen hobbelden op en neer bij elke waggelende stap. Achter de moddervette kolos liepen lachende soldaten, die hebzuchtige blikken naar de noordkant van de stad wierpen, waar de landgoederen van de rijke edellieden boven de beschermende muren uit rezen. Sommigen maakten obscene gebaren, anderen grijnsden alleen maar als roofdieren.

      Cole dook weer weg achter de tempel. Het leek erop dat een complete compagnie Sumnische huurlingen de oostelijke poort had ingenomen, zonder één enkel gevecht. Misschien hebben de verdedigers het nieuws over Salazars dood vernomen en de wapens neergelegd, dacht hij. Hij zou iets van trots bij die gedachte moeten voelen, maar het lukte niet. Niet met dat getiktak dat zich in zijn oren had genesteld als een insect. Niet met dat vreemde, zware gevoel in zijn borst.

      Cole haalde diep adem, wrong zich door de spleet aan de achterkant van de tempel en liep het korte gangetje door, tot hij bij de trap naar boven was, net als bijna zes weken geleden. Destijds was hij – bont en blauw en bloedend – te laat komen opdagen na Garretts oproep, puur vanwege zijn eigen stupiditeit. Toch zou hij, terwijl hij langzaam de treden naar het heiligdom beklom, alles geven om terug te keren naar die tijd, die zo veel onschuldiger was.

      Toen hij zag dat de deur uit zijn hengsels was gerukt, wist hij het eindelijk.

      De lichamen waren opgestapeld in het middenschip en toen in brand gestoken.

      Cole strompelde naar de geblakerde resten van de brandstapel en bleef roerloos staan. Door zijn tranen heen keek hij naar de donkere vlekken op de vloer, de rode vegen op de muren.

      Hij bukte zich en trok een gescheurd lapje blauwe stof los. Aan de rand zat nog een flinter goudborduursel. Het was het wambuis dat Garrett had gedragen tijdens de bijeenkomst van de Scherven. Die avond dat hij was weggestormd en de hanger die zijn pleegvader hem gegeven had in het vuur had gegooid dat hier had gebrand.

      Hij hurkte neer en graaide wanhopig in de as en de geblakerde botten. Zijn paniek steeg toen hij niet vond wat hij zocht.

      De hanger lag er niet.

      Met een plotselinge, onbeheersbare snik liet hij zich op de vuile vloer vallen en kroop achteruit tot hij met zijn rug tegen een pilaar zat.

      En toen huilde hij, en hij hield niet op met huilen tot zijn borst er pijn van deed en zijn ogen rauw waren en er geen tranen meer wilden komen.

      Het spijt me, Garrett, dacht hij. Het spijt me dat ik ben weggelopen. Het spijt me dat ik te arrogant was om te luisteren toen je me op het juiste pad wilde zetten.

      Hij knoopte het zakje aan zijn riem open en haalde het zakhorloge van zijn mentor tevoorschijn. Hij staarde ernaar en dacht terug aan alle goede momenten die ze samen hadden gehad.

      Cole veegde een nieuwe lading tranen van zijn beroete gezicht en kwam wankelend overeind. Hij liep naar het altaar en legde het uurwerk plechtig in het midden. De godin mag dan dood zijn, dacht hij, maar misschien kan de Schepper hun zielen meevoeren.

      Hij sprak een gebed uit, voor Garrett en Vicard en alle anderen, zelfs voor de gebroeders Urich, die hij nooit echt had gemogen. Ze waren zijn broeders geweest, stuk voor stuk.

      Hij had in elk geval Sasha nog. Het nieuws zou haar verscheuren, en zijn hart schrijnde nog erger bij de gedachte aan haar verdriet dan door zijn eigen leed.

      Hij slikte moeizaam en probeerde zijn kalmte te hervinden. Garrett had zijn leven lang gestreden om Dorminia te bevrijden van een tiran, en nu was zijn droom eindelijk uitgekomen. Cole en Sasha zouden samen meemaken dat de Grijze Stad een vurig baken van hoop zou worden in een land dat aan alle kanten omringd werd door duisternis. Zo zou Garrett het gewild hebben.

      Met een laatste vaarwel aan zijn vrienden, zijn kameraden en zijn mentor verliet Davarus Cole de tempel van de Moeder.

      Hij zou er nooit meer terugkeren.

 

De avondbries kwam als de adem van een godin na de lijkenstank van de vervallen tempel. Het nieuws over Salazars dood had zich verspreid, te oordelen naar het groepje feestvierders dat juichend en zingend op het plein stond. De kooien waren neergehaald en de gevangenen blijkbaar vrijgelaten, hoewel Cole betwijfelde of hun toestand zou toelaten dat ze zich in de schamele feestvreugde mengden.

      Het grootste deel van Dorminia hield zich nog gedeisd. Hun tirannieke Opperheer was dood, maar er waren nog talloze anderen die het leven hadden gelaten. Er zou een rivier van tranen geplengd worden in de maanden van smartelijke rouw die de nabestaanden wachtten.

      Cole was zelf misselijk van verdriet en hij wilde de weg naar het westen al volgen om op zoek te gaan naar Sasha, toen een kleine optocht zijn aandacht trok. Een magere man met een uitgesproken haviksneus, gekleed in het gewaad van een stadsmagistraat, liep naast de monsterlijk dikke Sumniër die hij eerder had gezien. Er liepen een stuk of tien donkerhuidige huurlingen achter hen aan. Tussen de soldaten en het vreemde stel dat aan kop ging, liep een van de bleke dienaressen van de Witte Dame, en naast haar liep een man die Cole heel goed kende. Hij liep een beetje gebogen en hij zag eruit als een toneelspeler in opzichtige magistraatskledij die te groot was voor zijn schriele lijf.

      ‘Remy!’ riep Cole. De arts hield verbaasd zijn pas in. Cole wilde al op hem af rennen, maar hij werd tegengehouden door de scherpe punten van tien speren, die recht op zijn gezicht werden gericht.

      De stoet stond op slag stil. De oude arts keek hem nerveus aan, met kleine oogjes die omlijnd werden door kraaienpootjes.

      ‘En wie mag dit wezen?’ vroeg de magistraat die het troepje aanvoerde op sarcastische toon. Cole keek hem achterdochtig aan. Hij kende hem ergens van.

      ‘Grootmagistraat Timerus, dit... dit is niemand anders dan Davarus Cole,’ zei Remy. Het kwam er behoorlijk zenuwachtig uit.

      Grootmagistraat Timerus? Cole keek verward om zich heen. Wat moesten de huurlingen van Thelassa met het hoofd van Salazars ministerraad? En waarom was Remy verkleed als magistraat?

      De corpulente Sumniër naast Timerus was de eerste die iets zei. ‘De jongen die de tiran heeft gedood, ja? Mijn soldaten zijn je dankbaar voor de gulle giften die de avond ons zal brengen!’ Hij begon te lachen dat zijn bolle wangen ervan trilden. ‘Iedereen weet: wie zijn zwaard aan mij verbindt, gaat een verbintenis aan met Vrouwe Fortuna zelf. De dobbelstenen rollen, en zoals altijd lachen ze generaal Zolta toe.’

      ‘Zeker, generaal,’ zei Grootmagistraat Timerus. Hij legde een lange vinger op zijn kin en bekeek Cole zoals een hagedis een kakkerlak zou bekijken. ‘Je hebt je rol in deze kwestie perfect gespeeld, jongeman.’

      ‘Mijn rol?’ herhaalde Cole. Hij begreep er niets van.

      Timerus trok een wenkbrauw op. ‘Het heeft me heel wat moeite gekost om de Obelisk zo goed als onverdedigd achter te laten. Ik was het die het burgerleger bij de oostelijke poort de wapens liet neerleggen nadat de Eerste Augmentor zo droevig aan zijn einde was gekomen.’

      ‘U hebt de stad overgegeven aan de huurlingen? Maar u bent de machtigste magistraat van de Hoge Raad!’

      Timerus klakte zachtjes met zijn tong. ‘Je denkt toch niet dat een coup zou kunnen slagen zonder steun van invloedrijke figuren in Dorminia zelf? Die imbeciele halfman vindt zichzelf vast heel wat, maar uiteindelijk was hij ook maar een pion. En wat mijn macht betreft... Mijn ambities werden akelig ingeperkt door de voormalige Oppermagiër van de stad. Het heeft geen zin om te wachten tot een onsterfelijke overlijdt van ouderdom. Er was een actievere aanpak nodig. De Witte Dame heeft zich erg ontvankelijk betoond voor mijn voorwaarden.’

      ‘Zij zal zich aan de overeenkomst houden,’ zei de bleke vrouw op effen toon. ‘U zult Dorminia regeren als haar regent. Zolang u tenminste uw plaats niet vergeet.’

      ‘Uiteraard,’ antwoordde Timerus met een soepele buiging. ‘Ik wens niets meer dan onze meesteres te mogen dienen.’

      Coles hoofd duizelde. Het viel allemaal perfect in elkaar, behalve...

      ‘Garrett en de rest... Ze zijn dood. Vermoord.’ Hij keek Remy fronsend aan. ‘Hoe heb jij kunnen ontkomen? Je was in de tempel. Je hebt mijn neus gezet. Ik weet het nog.’

      Timerus glimlachte, maar zijn glinsterende ogen bleven even kil. ‘Ach. Hij is nog niet op de hoogte, hè?’

      Remy schuifelde ongemakkelijk heen en weer, keek naar links en toen naar rechts en krabde uiteindelijk aan zijn grijze stoppels. ‘De Scherven, nou ja... Het schoot niet echt op. Ik was het zat om te moeten leven als een bedelaar en om altijd maar te moeten luisteren naar Garretts grote plannen, terwijl er nooit iets veranderde, behalve dat zijn zakken steeds dieper werden. Dus ben ik wat gaan vissen. En ik kreeg beet, al was het niet helemaal de vis die ik verwachtte.’

      ‘Wat Remy je probeert te vertellen, is dat hij dat rebellenclubje van jullie heeft verlinkt,’ zei Timerus. ‘Het was een geluk voor alle betrokkenen dat ik degene was bij wie hij dat deed. Als het iemand anders was geweest, was alles wellicht heel anders gelopen.’

      ‘Ik had nooit verwacht dat...’ begon Remy, maar Timerus hief een hand om hem het zwijgen op te leggen.

      ‘Om de schijn op te houden, en om Remy als een geloofwaardige overloper te kunnen presenteren, moest iedereen die met de rebellen van doen had sterven. Ik heb het bevel laten uitvoeren door de Eerste Augmentor. Ik zie aan het geknars van je tanden dat deze onthulling je niet bijster bevalt. Maar helaas, jongeman, er moesten offers gebracht worden.’

      Er moesten offers gebracht worden... Coles vingers schoven dichter naar het gevest van Magiban toe.

      ‘Garrett was toch al stervende,’ zei Remy. ‘Hij had de eerste symptomen van een zwartlonginfectie.’

      ‘Als je een stad niet met geweld kunt innemen, moet je de economie verwoesten. We zijn vorig jaar begonnen met het vergiftigen van Dorminiaanse kooplieden.’ Timerus zweeg even en bekeek zijn nagels. ‘Zwartlong is een uiterst krachtig middel, onmogelijk te detecteren en onvoorstelbaar veelzijdig. Het kan binnen enkele minuten doden – zoals het incident in de grote raadszaal zo prachtig heeft gedemonstreerd – of binnen een jaar, afhankelijk van de dosis. Ik wil maar zeggen: het verscheiden van maarschalk Halendorf kwam keurig op tijd, en dat was geen toeval.’

      ‘Wat dat aangaat,’ zei Remy. ‘Ik geloof dat het gif zijn weg naar de sloppenwijken heeft gevonden. De laatste tijd zijn er heel wat straatkinderen overleden.’

      Timerus haalde zijn schouders op. ‘Zolang het binnen de perken blijft, zie ik geen reden voor bezorgdheid. Het lijkt me zelfs wel gunstig. Ik heb begrepen dat de Witte Dame weinig opheeft met uitschot. In de nabije toekomst zullen we iets grondiger gaan zuiveren.’

      Cole had genoeg gehoord. Hij trok Magiban en beende op Remy af. ‘Vuile verrader!’ schreeuwde hij. ‘Je hebt ze allemaal vermoord! Mannen die je al jaren kende! Mijn familie!’ Hij hief de gloeiende dolk, maar zag zich op slag geconfronteerd met de bleke vrouw. Ineens stond ze dreigend voor hem en versperde hem de weg.

      Remy schudde zijn hoofd. ‘Doe niet zo idioot, jochie. Dit wil je echt niet.’

      Cole spuugde hem in het gezicht.

      Het bekommerde gezicht van de arts vertrok van woede. ‘Familie?’ sneerde hij. ‘Sasha was de enige die ooit een goed woord voor je over heeft gehad. Zelfs Garrett werd wanhopig van je.’

      ‘Hij hield van me!’ schreeuwde Cole terug.

      ‘Wat ben je toch een verdwaasde idioot. Denk je dat Garrett rijk is geworden met sentimenteel gedoe? Hij was een koopman! Hij heeft je in huis genomen vanwege Magiban. Al dat geklets over je vader, en jij als de enige hoop der natie, dat was allemaal gelul. Je was een investering, dat was alles.’

      ‘Leugenaar! Vuile hoerenzoon!’ riep Cole met overslaande stem.

      Ineens begon Remy te lachen, een ijl, schril geluid dat desondanks droop van minachting. ‘Jij bent hier de enige hoerenzoon. Als Garrett ooit een zoon heeft gehad, dan was het Sasha. En van wat ik heb gehoord, heeft die meer tussen haar benen gehad dan jij ooit zult krijgen.’

      Er viel een korte stilte. Daarna begon generaal Zolta te grinniken, een scherp, joelend geluid dat aanstekelijk werkte op zijn mannen. Plotseling leek iedereen hem uit te lachen. Remy gierde het uit en het snot droop van zijn kin. Zelfs Timerus keek geamuseerd.

      Cole begon te beven. Hij keek woest om zich heen naar al die spottende gezichten, die hem maar al te duidelijk maakten wat hij eigenlijk was. Hij draaide zich om en ging ervandoor. Het bulderlachen van de mannen achter hem stak hem als een dolk in zijn rug.