Overlevenden
SASHA MOEST MOEITE DOEN om niet te gaan gillen.
Het was nu een week geleden sinds ze waren gevlucht uit Biggenpoorte en bescherming hadden gevonden op de Streling. De laatste zeven dagen was ze bijna continu heen en weer geslingerd tussen zeeziekte en een onstilbare, angstaanjagende hunkering naar nog wat van dat gezegende zilverige poeder om in haar neus te douwen. Ze zou wie dan ook op dit scheepje hebben vermoord voor één enkel lijntje van dat spul. Sterker nog, ze zou er op zijn minst één willen vermoorden, zuiver en alleen omdat hij volslagen blind was voor het feit dat hij haar afgrijselijk op haar zenuwen werkte.
Alsof de duvel ermee speelde kwam Cole met zwierige passen op haar af. Hij had een brede grijns op zijn gezicht. ‘We hebben net bericht gekregen van de Witte Dame,’ zei hij. ‘Het is zover, Sash. Klaar met wachten. Het leger is onderweg.’
Sasha slaakte een zucht van opluchting. Eerst hadden ze de reactie uit Thelassa moeten afwachten, nadat Brianna had gemeld dat Magiban gevonden was. Toen was er een ander bericht naar een contactpersoon in Dorminia gestuurd en moesten ze weer op diens antwoord wachten. Nu hadden ze eindelijk bevestigd gekregen dat het leger in beweging kwam. Eindelijk leek het dan te gebeuren, en het was geen moment te vroeg. Ze had het gevoel dat ze gek zou worden.
‘Vrienden en bondgenoten,’ zei Brianna luid, om de aandacht van alle opvarenden te trekken. ‘Het moment is aangebroken om onze plannen uit te voeren.’
De twee Hooglanders stonden op van hun zitplaatsen tegen de grote mast. Jerek wierp Sasha een duistere blik toe. Ze keek kwaad terug. Ze wist maar al te goed dat die vent haar haatte, en dat was wederzijds. De donkere Shamaathaan kwam bij hen staan. Hij had staan praten met de al even vreemde, doodsbleke vrouw aan het roer. Die twee vormden een extreem contrast.
Maar geen van die lui maakte haar zo zenuwachtig als de schurftige, loerende kop van Coles nieuwe vriend. Ze had de gevangene meer dan eens naar haar zien gluren. De honger in zijn glinsterende staarogen had haar herinnerd aan dingen uit het verleden die ze diep begraven had. Het kind in haar wilde alleen maar voor hem op de vlucht slaan.
Maar ze ging mooi niet op de vlucht. Mannen als Drievinger en Jerek de Wolf keken juist uit naar tekenen van zwakte. Het verbaasde haar niet dat die twee zo te zien prima met elkaar overweg konden. Teleurstellender was dat Brodar Kayne zich blijkbaar had aangesloten bij de schijnbare kameraadschap die daar was ontstaan. Ondanks zichzelf was ze gehecht aan het raken aan die gehavende oude krijger met zijn vriendelijke blauwe ogen.
Brianna keek met half dichtgeknepen ogen uit over het gezelschap. De middagzon was warm en werd met de dag warmer. De lente had eindelijk plaatsgemaakt voor de zomer. ‘We wachten tot de avond valt,’ zei de raadsvrouw van de Witte Dame. ‘Dan zeilen we in het donker westwaarts over het Dodemanskanaal. Zo nodig zal ik het schip met magie omhullen om ongezien onze bestemming te bereiken. Davarus Cole zal vlak bij Dorminia van boord gaan. Wij varen zelf door en voegen ons op het afgesproken punt bij onze troepen.’
Brodar Kayne krabde aan zijn wang. Hij had eindelijk de tijd gevonden om zich te scheren en zag er meteen een stuk frisser uit. ‘Wie voert dat leger aan, als ik vragen mag?’
Brianna fronste. Ze zag er nogal gewoontjes uit, lang en mager, en gekleed in een onopvallend blauw gewaad. Maar Sasha had gezien wat ze kon toen ze de Wachters op de vlucht had gejaagd aan de andere kant van het kanaal. Er was niemand gestorven bij haar spectaculaire magische aanval, en eigenlijk vermoedde ze dat Brianna het ook precies zo bedoeld had. Een sterk staaltje van terughoudendheid dat scherp contrasteerde met de wreedheid van de tiran van Dorminia. In de loop der dagen merkte Sasha dat ze steeds meer bewondering voor Brianna kreeg.
‘De drie compagnieën huurlingen worden elk aangevoerd door hun eigen generaal,’ zei Brianna als antwoord op de vraag van de oude barbaar. ‘Maar generaal Zahn voert het opperbevel over het hele leger. Hij is een krijger die zijn weerga niet kent, en een uitstekend tacticus.’
De donkere sluipmoordenaar deed zijn mond open. ‘Generaal Zahn kan bij vlagen wispelturig zijn,’ waarschuwde hij met zijn zachte, slissende stem. Blijkbaar was hij op de een of andere manier aan de strop ontsnapt in zijn vaderland. Die ervaring had een duidelijk zichtbaar, onuitwisbaar merkteken achtergelaten.
Sommige littekens genezen nooit, dacht ze. We kunnen ze verstoppen en onszelf wijsmaken dat er niks aan de hand is, maar de hele wereld kan die wonden zien.
Ze had meer maanstof nodig. Ze had het zo hard nodig dat haar handen ervan begonnen te zweten.
‘Sumnische huurlingengeneraals ontlenen hun rang zuiver en alleen aan hun dappere optreden op het slagveld,’ zei de moordenaar. ‘Het staat iedere soldaat vrij om een gooi naar het leiderschap te doen. Daarvoor hoeft hij alleen de zittende generaal te verslaan in een gevecht van leven op dood. Generaal Zahn is al heel lang niet uitgedaagd...’ Die laatste zin liet hij onheilspellend in de lucht hangen.
‘Hij vecht graag zonder pantser,’ zei Cole. ‘En hij is gigantisch. Ik heb nog nooit iemand gezien die groter was.’
Drievinger fronste boos. ‘Hij dreigde me in mijn reet te naaien.’
De moordenaar wreef zijn hals. ‘De generaal heeft een onnavolgbaar gevoel voor humor. Maar hij is een geduchte aanvoerder. Doe wat hij zegt en trek zijn bevelen niet in twijfel.’
‘Ik hoop dat Salazars dood de strijd zal stoppen voor er aan welke kant dan ook veel doden vallen,’ zei Brianna. ‘Ik ben zelf afkomstig uit Dorminia. Ik zie mijn landgenoten niet graag sneuvelen bij de onttroning van een tiran voor wie ze geen liefde koesteren.’
‘Vrees niet, Vrouwe Brianna,’ zei Cole onnodig luid, gezien het feit dat de anderen maar een paar passen van hem af stonden. ‘Ik heb lang geleden een eed gezworen.’ Hij zweeg een paar tellen en keek de aanwezigen beurtelings aan. ‘En als Davarus Cole iets belooft, dan zal het gebeuren. Salazar zal sterven.’ Met een zwierig gebaar trok hij Magiban uit zijn gordel en zwaaide ermee door de lucht. Het zonlicht viel op de dolk, zodat er een mooie glinstering ontstond, waarmee hij duidelijk erg verguld was.
Sasha kreunde inwendig. Jerek was minder terughoudend. ‘Ik kan die kloterige dolk niet meer zien,’ gromde hij. ‘Weg met dat ding. Of beter nog, gebruik hem om je kin te scheren. Doe iets aan die kuttenkop.’
Ondanks haar grote hekel aan Jerek kon Sasha het alleen maar met hem eens zijn. ‘Je bent straks met heel veel mannen in dat legerkamp,’ zei ze. ‘Misschien kan iemand je herkennen. Die baard moet inderdaad weg. En knip gelijk ook je haar. Ik help je wel.’
Cole keek alsof hij wilde protesteren, maar Brianna bemoeide zich ermee. ‘Ja, een nieuw uiterlijk. Ietsje ruiger. Dat past wel bij een man van de daad,’ zei ze met een klein glimlachje.
Dat leek het ’m te doen. Cole keek bedachtzaam voor zich uit en knikte toen.
‘Je moet geen enkele verdenking wekken voor je in de stad bent,’ vervolgde Brianna. ‘Onze contactpersoon doet de rest.’
Sasha had Garrett en de andere Scherven bericht willen sturen, maar Brianna stond erop dat hun boodschapper zo kort mogelijk in Dorminia zou blijven. De Witte Dame had zich in de kaart laten kijken toen haar agenten Salazar probeerden te vermoorden en de tiran zou nu wel alert zijn op vreemde, bleke vrouwen. Als de boodschapper om wat voor reden dan ook werd onderschept, zou hun moordaanslag op de Oppermagiër mislukken.
Ineens leek ze iets te bedenken. ‘Waar is Isaac?’ vroeg ze. De dienstknecht had zich opvallend stil gehouden sinds de Streling hen had bevrijd van hun achtervolgers. Cole had om de een of andere reden meteen een hekel aan hem gekregen.
‘Hier,’ klonk de stem van de knecht gedempt. Hij zat gehurkt naast een stapel kisten en krabbelde als een razende iets op een stuk perkament. ‘Ik zit een klein dingetje te componeren. Een ode aan onze helden, zou je kunnen zeggen.’
Sasha fronste haar wenkbrauwen. ‘Is dat een luit?’
Isaac keek naar het kleine houten instrument naast hem. ‘Ja, inderdaad. Ik kan bijna niet geloven dat hij onze avonturen heeft overleefd.’
Brianna leek nogal onder de indruk. ‘De luit is een van de lievelingsinstrumenten van mijn meesteres. Speel je goed?’
‘Redelijk,’ antwoordde de knecht bescheiden. ‘Ik heb nog veel te leren.’
Brodar Kayne schudde zijn hoofd en liet een scheef glimlachje zien. ‘Isaac kennende betekenen die woorden dat hij stenen kan laten huilen met zijn spel. Zijn er ook dingen die je niet kunt, jong?’
De knecht haalde zijn schouders op en keek wat weemoedig om zich heen. ‘Mijn streven is om alles een beetje te leren. Maar er zijn vreselijk veel dingen waar ik niets van weet.’
‘Zo is het leven nou eenmaal,’ antwoordde de oude barbaar op ernstige toon. ‘Je bent een meer dan handige metgezel, Isaac. En je hebt ons meer dan eens het leven gered, dacht ik zo.’
Jerek knikte. ‘Jawel,’ zei hij. ‘Niet slecht.’ Uit de mond van zo’n sociopaat, dacht Sasha, was dat ongeveer de hoogste lof die je kon verwachten.
Cole leek steeds onrustiger te worden. ‘Alles goed en wel, maar wij hebben ook zo onze avonturen beleefd, of niet, Drievinger?’
De lelijke gevangene haalde zijn schouders op. ‘Ja hoor. Als je het een avontuur noemt om in het ene rothok na het andere opgesloten te zitten en bijna te verdrinken.’
‘En onze grote ontsnapping dan? Weet je niet meer hoe ik Soeman heb gered?’
‘Ja, maar die ging alsnog dood. Die vliegende Augmentor heeft een pijl in zijn uitgeteerde knar geschoten.’
‘En ik heb hem daarvoor laten boeten,’ zei Cole koppig.
‘Nee, dat was ik.’
Coles gezicht betrok. ‘En hoeveel Wachters heb je voor je rekening genomen? Eens kijken.’ Hij stak een hand op en begon af te tellen op zijn vingers. ‘Een. Twee. Was dat het alweer? Grappig, ik kan me er niet meer herinneren. Terwijl er minstens tien in die boot zaten die ik aan flarden heb...’
‘Ik geloof gerust dat we nog lang niet zijn uitgesproken over je heldendaden,’ interrumpeerde Brianna op beleefde toon, ‘maar je grootste daad ligt nog voor je. Bij zonsondergang varen we uit.’
‘Misschien kunnen we een paar uur aan land doorbrengen,’ opperde Isaac. ‘Dit gebied behoorde ooit toe aan het Schemervolk. Ik geloof dat er in de buurt nog ruïnes zijn. Die zou ik graag eens bekijken.’
‘Ik zou ook wel even van het schip af willen,’ zei Sasha hoopvol. Ze hadden de laatste week maar één keer aangemeerd. Brianna wilde dat ze elk moment konden vluchten, mocht dat nodig zijn.
De tovenares fronste. ‘Ik denk niet dat dat kwaad kan. Kapitein, we gaan de rest van de middag voor anker.’ De bleke vrouw aan het roer stak bevestigend haar hand op en stuurde het schip naar de kust.
Brodar Kayne hief zijn knieën een voor een. ‘Ik wil de benen ook wel even strekken,’ zei hij. ‘Een beetje leven in de poten lopen.’ Hij wendde zich tot Isaac. ‘Ik zou dat lied van je wel eens willen horen als het klaar is.’
De knecht glimlachte en knikte hem toe. Cole fronste boos. Sasha deelde zijn ergernis, zij het om heel andere redenen. Ze veegde haar zweterige handpalmen af aan haar broek en wreef haar neus. Het duister kwam omhoog en sloeg zijn klauwen uit naar haar bewustzijn, maar ze liet het niet toe.
Ze zag Drievinger kijken en wierp hem een kwaaie blik toe. Hij likte zijn lippen en wendde zich af, maar er ging een koude rilling door haar heen die ze niet helemaal kon onderdrukken.
Zo ver ten noorden van Thelassa was het land onbebouwd en verbazend kaal. Ze bevonden zich officieel nog op het grondgebied van de Stad van de Torens, maar de dorre grond en de nabijheid van de oeroude Schemerruïnes had de mensen ervan weerhouden zich hier te vestigen.
De zon was een rode cirkel aan de hemel, die een vurige gloed over hen uit stortte, die zelfs voor de vroege zomer ongewoon heet was. Sasha werkte Coles haar nog wat bij en zag de donkerbruine lokken in het gras vallen. Hij zat op een ton en staarde bezorgd voor zich uit, alsof ze elk moment een jaap over zijn hoofdhuid kon geven. Ze was erg in de verleiding gekomen, maar haar zelfbeheersing had het gewonnen. Ternauwernood.
‘Klaar,’ zei ze terwijl ze de laatste strengen haar van het mes blies. Cole sprong van de ton en draaide zich naar haar om met een angstige uitdrukking op zijn gezicht. ‘Je ziet er een stuk beter uit,’ zei ze, en gek genoeg meende ze het ook nog.
Cole haalde een hand over zijn gekortwiekte kop. Hij trok Magiban en hield het wapen voor zich om zijn spiegelbeeld te bewonderen in het gladde staal. ‘Goed gedaan, Sasha,’ zei hij met een grijns. ‘Ik vraag me af of Garrett en de anderen me straks nog herkennen.’
Ze sloeg haar armen over elkaar en keek hem strak aan. ‘Je mag van geluk spreken als hij je nog binnenlaat,’ zei ze. ‘Je hebt hem diep gekwetst, Cole. Hij hield van je alsof je zijn eigen zoon was. Hij deed alleen maar wat hem het beste leek.’
Coles grijns verdween. Hij staarde naar de grond. ‘Ik weet het. Ik wilde me al verontschuldigen. Misschien... Misschien zat ik wel fout.’
Sasha’s mond viel bijna open. Ze kende Cole al sinds ze allebei nog klein waren. Ze kon de keren dat hij die woorden had uitgesproken op één hand tellen, en dan had ze nog vingers over.
‘Misschien heb je toch het een en ander geleerd,’ zei ze.
Cole knikte. ‘Ik heb een hoop doorgemaakt,’ antwoordde hij. ‘Maar ik ben er alleen maar beter van geworden...’ Zijn stem stierf weg en hij fronste toen Isaac kwam aankuieren.
De dienstknecht was op onderzoek uitgegaan bij de ruïnes die een halve mijl ten oosten van hen lagen, en had allerlei schetsjes en aantekeningen gemaakt. Sasha was meegegaan en had een paar minuten naar de oude relieken staan staren, voor ze terugging naar de anderen. Niet dat de resten van de Schemerbeschaving saai waren – integendeel, wat er over was van de vreemde, kronkelige architectuur was wonderbaarlijk om te zien – maar er hing een vreemde, drukkende sfeer omheen. Die leek naar de duisternis in haar te tasten en eraan te trekken, en ze kon het niet verdragen om er lang te blijven.
‘Veel gebouwen staan nog overeind,’ zei Isaac blij. ‘De moderne bouwkunde is er niets bij. Het Schemervolk was zo geavanceerd dat zelfs de beste ambachtslieden en architecten van Schaduwhaven erbij afsteken als kinderen die met blokken spelen.’
Brianna, die met de kapitein van de Streling stond te praten, keek op. ‘Je hebt een ongewone belangstelling voor oude geschiedenis,’ merkte ze op. ‘Ik heb begrepen dat het Schemervolk dit gebied heeft verlaten toen de Gouden Eeuwen aanbraken.’
Isaac knikte. ‘Pakweg tweeduizend jaar geleden, en nog is hun invloed te voelen. Dat wil wel wat zeggen, vindt u niet?’
Sasha wist niet veel meer over het Schemervolk dan wat iedereen wist. Volgens de verhalen woonden ze duizenden mijlen naar het westen, aan de overkant van de Eindeloze Oceaan. Zo’n reis was voor de Godenoorlog al een kolossale onderneming. Toen de Heer der Diepten was omgekomen en de Azuren Zee de Gebroken Zee was geworden, werd het nog moeilijker. De laatste decennia hadden schepen uit alle stadstaten van het Drieënland geprobeerd de Eindeloze Oceaan over te steken naar de Schemerlanden, en de meeste waren nooit teruggekeerd. Zij die wel terugkeerden, hadden hun nederlaag moeten erkennen, want zelfs als een schip de uitgestrekte watervlakte over wist te steken, maakte een vreemd soort magie het onmogelijk om aan te meren.
‘De legenden zeggen dat het Schemervolk onsterfelijk is,’ zei Brianna. ‘Ze worden niet oud en ze sterven niet, zoals wij. Ik denk dat ze wat dat betreft op Oppermagiërs lijken.’
Isaac schudde zijn hoofd. ‘Zelfs Oppermagiërs zijn als mens geboren. Het Schemervolk is anders. Wat moeten zij met goden, of goud, of de menselijke obsessie voor, eh, voortplanting? De tijd heeft geen betekenis voor ze. Geen wonder dat ze zijn vertrokken over zee toen de mensen hun macht gingen uitbreiden.’
‘Vertrokken, of gevlucht?’ vroeg Brianna met één opgetrokken wenkbrauw.
Isaac glimlachte op zijn gebruikelijke fletse manier. Maar er was nog iets te zien, dacht Sasha. Iets wat ze nooit eerder had gezien. Het leek bijna... spottend. ‘Het Schemervolk zou nooit vluchten voor mensen. Net zomin als wij zouden vluchten voor een rattenplaag. Wij zijn de gevangenen van onze sterfelijkheid. Neem de muren van die gevangenis weg en wat kan een mens dan worden? Alles wat hij maar wil, als hij de tijd krijgt. Kunt u zich een heel volk van zulke wezens voorstellen?’
‘Magie is een sterke kracht,’ antwoordde Brianna. ‘Zelfs het Schemervolk zal daar respect voor hebben.’
Isaac was even stil. Toen hij weer begon te praten was die vreemde bijklank in zijn stem verdwenen. ‘Dat is vast waar. Er is alleen niet meer zo veel magie. En de legenden zeggen dat het Schemervolk zelf ook over grote krachten beschikt.’
Er bewoog iets op de plek waar de twee Hooglanders, Drievinger en de Shamaathaan zaten. Voor zover Sasha kon zien, hadden de mannen elkaar om het hardst vuil aan zitten kijken. Ze vermoedde dat Jerek aan de winnende hand was, maar die nieuwe, donkere zuiderling kon het hem wel eens moeilijk maken.
‘Me dunkt dat het tijd wordt voor een lied,’ zei Brodar Kayne. ‘Het is lang geleden dat ik iets gehoord heb wat mijn oude botten kon ontroeren.’
‘Ik kan niet geloven dat dat gebeurt,’ antwoordde Isaac. ‘Maar ik zou het een eer vinden om voor jullie te spelen. Waar is mijn luit?’
Cole leek een paar stappen opzij te schuifelen. Hij had een schuldige uitdrukking op zijn gezicht. Sasha keek hem achterdochtig aan. ‘Cole, jij hebt de luit meegenomen van het schip. Waar heb je hem neergelegd?’
‘Daar,’ antwoordde Cole, wijzend op de stapel kleren, voedsel en andere spullen die ze mee aan land hadden genomen.
Isaac liep naar de voorraadstapel. ‘Het viel niet mee om een passende titel te bedenken,’ zei hij. ‘Uiteindelijk heb ik gekozen voor “Ode aan de overlevenden”.’
‘De overlevenden?’ zei Brodar Kayne, die een wenkbrauw optrok.
Isaac bukte zich om zijn luit te pakken. ‘Ja, het lijkt me zo dat de weg naar dit punt voor jullie allemaal een lijdensweg is geweest. Ik bedoel, jullie hebben allemaal vreselijke dingen meegemaakt, maar jullie kunnen het nog navertellen. Heel inspirerend, eigenlijk... Wat is dit nu?’ De ogen van de dienstknecht werden groot van afschuw. ‘Mijn luit... Er zijn twee snaren gebroken! En hij zit vol water!’
Cole schraapte zijn keel. ‘Hij, eh, viel per ongeluk in het kanaal toen ik hem van het schip haalde.’ Iedereen staarde hem nu aan. Hij leek ineen te krimpen onder hun kritische blikken. ‘Wat nou? Het ging per ongeluk.’
Brodar Kayne schudde langzaam zijn hoofd. Jerek wendde zich af en kwatte op de grond. Brianna keek hem aan met een afkeurende frons. De donkere zuiderling sloeg zijn ogen ten hemel. Isaac staarde naar zijn geruïneerde instrument. Een rimpeling van woede dreigde door zijn permanente masker van gelijkmatigheid heen te breken.
‘Dat heb je expres gedaan!’ zei Sasha beschuldigend tegen Cole. ‘Het is echt niet te geloven. Net toen ik dacht dat je misschien aan het veranderen was.’
‘Maar het ging per ongeluk! Echt waar, hij glipte uit mijn handen en...’
‘Ach, hou toch op, man.’ Dat was Drievinger. ‘Per ongeluk of per ongeluk expres, je bent een hopeloze knuppel. Dat is het hele punt. We hebben ons allemaal rot gelachen toen jij ineens de held ging spelen op de Verlossing, wist je dat?’ Hij boog zich naar Cole toe en zijn schilferige gezicht vertrok in een spottende grijns. ‘Waarom vertel je dat meisje niet gewoon wat je voor haar voelt? Volgens mij heb je nog meer kans om je lul in de Witte Dame te steken. Dat meisje van je houdt haar benen stijf dicht. Net als dat mooie kontje van d’r.’
Brianna’s blik werd ronduit akelig en Brodar Kayne keek de gevangene dreigend aan. Sasha voelde haar hart bonzen. Drievinger keek naar Jerek en verwachtte blijkbaar bijval van de nurkse Hooglander. Het gezicht van de Wolf bleef ondoorgrondelijk.
Cole stapte op Drievinger af. In zijn ogen was te lezen hoe gekwetst hij was, maar zijn gezicht liep rood aan van woede. ‘Ik sta niet toe dat je zo over Sash praat.’
‘Of wat?’ zei de gevangene schamper. ‘Kom nou, jochie. We weten allemaal wat voor waanideeën jij in je kop hebt. Ik prik je zo lek. Ondanks dat mooie dolkje van je.’
‘Genoeg!’ Dat kwam van Brianna. Ze keek Drievinger hooghartig aan. Ondanks haar bescheiden uiterlijk straalde de tovenares een tastbaar aura van macht uit, dat de grijns van Drievingers gezicht joeg. ‘Ik tolereer geen onenigheid in dit gezelschap. En beledigingen aan het adres van mijn meesteres duld ik al helemaal niet. Waag het nog eens en je zult het bezuren.’
Drievinger keek met een boze frons naar de grond. Cole staarde hem nog een tel of twee aan. Toen draaide hij zich om en liep naar de waterkant, met zijn rug naar hen toe.
Sasha keek hem na. Kayne en de Shamaathaan zagen eruit alsof ze elk moment op konden springen om Cole en Drievinger zo nodig in toom te houden. Nu namen ze weer hun oude zithouding aan, met een grimmige uitdrukking op hun gezicht.
Jereks blik kruiste vluchtig de hare. Zijn blik verried niets, maar ze twijfelde er niet aan dat hij had genoten van Drievingers vernederende opmerkingen. Ze wierp hem een woeste blik toe, wendde zich af en ging achter Cole aan.
‘Ik beschouwde hem als een vriend.’
Sasha schudde haar hoofd en beet op haar onderlip. De hunkering was terug, erger dan ooit, maar ze probeerde er geen aandacht aan te schenken. ‘Mannen als Drievinger hebben geen vrienden. Hij heeft je gewoon gebruikt.’
Cole keek uit over het water. Hij zag er best knap uit zonder dat stomme baardje en met zijn gemillimeterde haar. Ruiger vooral. Zijn pas genezen neus was niet helemaal recht meer, maar dat versterkte het effect alleen maar. ‘Het ging echt per ongeluk, hoor,’ zei hij.
‘Ik denk niet dat dat nog veel uitmaakt,’ antwoordde ze. ‘Hoewel Isaac wel een verontschuldiging verdient. En een nieuwe luit.’
De jonge Scherf slaakte een zucht en knikte toen.
‘Wat heb je toch tegen Isaac? Je hebt van het begin af aan al een hekel aan hem.’
Cole fronste. ‘Ik vertrouw hem niet.’
‘Jaloezie is geen aantrekkelijke eigenschap.’
‘Ik ben niet jaloers!’ antwoordde hij net iets te snel. Ze stonden nog even zwijgend naast elkaar en keken naar het water dat tegen de rotsen klotste. De zon was al aan het ondergaan. Binnen het uur zouden ze westwaarts zeilen, om Dorminia heen varen en zich verderop langs de kust bij het leger voegen. Behalve Cole, die van boord zou gaan om naar het legerkamp te gaan, waar hij zou doen alsof hij een laatkomer uit een van de kleinere stadjes was. Zodra het vechten begon, zou hij zijn contactpersoon opzoeken en de Obelisk in gesmokkeld worden.
‘Ben je hier wel klaar voor?’ vroeg ze zachtjes. ‘Ben je bereid om Salazar te doden?’
Cole rechtte zijn schouders. ‘Ik ben geboren om...’
‘Even geen gelul, Cole. Dit is serieus. Als je faalt, kan Salazar ons allemaal verpletteren. Het hele leger.’
‘Ik heb het een en ander geleerd,’ zei hij. ‘De Donkere Zoon heeft me alles bijgebracht wat hij weet. Bovendien kan Salazars magie me niet raken. Niet zolang ik Magiban heb.’
Ze keek even opzij. Hij had een vastberaden blik in zijn ogen. Ze aarzelde en legde toen een hand op zijn arm. ‘Fijn dat je daarnet voor me opkwam. Bedankt.’
Hij keek naar haar hand, en vandaar gingen zijn grijze ogen omhoog naar de hare. ‘Ik zal niet toelaten dat iemand je iets aandoet, Sash.’
Ze trok een wenkbrauw op. ‘Je hebt niet echt veel keus. Ik ben op weg naar het slagveld.’
Cole keek haar bekommerd aan. ‘Ik weet het. Probeer... probeer gewoon aan de veilige kant te blijven. Ik weet niet wat ik moet doen als jou iets overkomt.’
Ze wilde geërgerd met haar ogen rollen, maar ze kreeg het op de een of andere manier gewoon niet voor elkaar. ‘Ik zal mijn best doen om niet dood te gaan,’ zei ze toen maar.
‘Ik heb je gemist,’ zei Cole, en nu raakte ze pas echt in de war van zijn woorden. ‘Ik dacht dat ik je nooit meer zou zien.’
Ze staarde naar haar voeten, verscheurd door een mengeling van gêne en de plotselinge neiging om te lachen om de absurditeit van dit alles. ‘Je bent maar een maand weggeweest. Hoewel het veel langer lijkt... Wat doe je nou!’
Cole boog zich naar haar toe en zijn lippen gleden langs de hare. In een vlaag van paniek gooide ze haar hoofd naar achteren en sloeg hem met de vlakke hand hard in zijn gezicht. Het geluid leek zich voort te planten als een aardverschuiving. Hij bracht een hand naar zijn wang en staarde haar diep gekwetst aan.
‘Ik dacht...’ begon hij, maar ze kapte hem grauwend af.
‘Je dacht dat je me hier wel even naartoe kon lokken en dat ik wel medelijden met je zou krijgen, hè? Dacht je dat? Heb je dit allemaal zo bedacht?’
‘Wat? Nee, Sash, natuurlijk niet...’
‘Jij verandert echt nooit, hè?’ Ze staarde hem aan, ziedend van woede. De duisternis leek zich op slag uit te breiden en haar hele hoofd te vullen en tegen haar schedel te bonken om eruit te ontsnappen en alles wat hij tegenkwam op te slokken. ‘Je bent een grote klootzak, Cole,’ beet ze hem toe. ‘Je vader zou zich doodschamen. En Garrett ook.’
Ze draaide zich bruusk om en beende terug naar de anderen. Hij bleef alleen achter, met open mond.
En dat waren de laatste woorden die ze tegen hem zei voor hij hun donkere broederschap verliet en op weg ging naar het legerkamp bij Dorminia.